Robert Herrick

De Engelse dichter en priester Robert Herrick werd geboren in Londen en gedoopt op 24 augustus 1591. Herrick kwam ter wereld in het Londense Cheapside als zevende kind van een goudsmid. Zijn vader overleed toen Robert een jaar oud was als gevolg van een val uit het raam. In 1607 ging hij in de leer bij zijn oom William Herrick, die ook goudsmid was. Zes jaar later, op 22-jarige leeftijd, besloot hij alsnog te gaan studeren. In 1620 studeerde hij af van Trinity Hall, Universiteit van Cambridge, en keerde hij terug naar Londen, waar hij kennismaakte met onder meer Ben Jonson, van wie hij een groot bewonderaar (en navolger) was. In deze periode werd hij ook bekend als dichter, hoewel hij nog niet publiceerde. Ergens tussen 1623 en 1625 werd hij geestelijke en vergezelde George Villiers als kapelaan tijdens diens slecht afgelopen expeditie naar het Île de Ré. In 1629 schonk Karel I hem een positie als priester in Dean Prior in het diocees Exeter. Hier leidde hij 18 jaar lang een rustig bestaan en schreef hij zijn beste werk. Toen hij echter weigerde de Solemn League and Covenant te onderschrijven, die een verdere hervorming van de kerk op presbyteriaanse grondslag beoogde, verloor hij zijn positie. Hij keerde weer terug naar Londen, waar hij door familieleden werd onderhouden en zich bezighield met de voorbereiding van zijn eerste publicatie. In 1662, na het herstel van het koningschap kreeg hij op verzoek zijn positie terug van Karel II. Robert Herrick bracht de rest van zijn leven door in zijn parochie, waar hij in 1674 op 83-jarige leeftijd overleed. Hij is altijd ongetrouwd gebleven. Enkele gedichten van Herrick verschenen verspreid tijdens zijn eerste periode in Devon, maar in 1648 verscheen zijn belangrijkste werk onder the titel “Hesperides; or the Works both Human and Divine of Robert Herrick Esq”., opgedragen aan de Prince of Wales. Naast zijn wereldse poëzie is hierin vervat een verzameling religieuze gedichten onder de aparte titel Noble Numbers. Herricks werk raakte lange tijd in de vergetelheid, maar de belangstelling ervoor nam weer toe, toen in 1823 zijn complete werk opnieuw verscheen.

 

To The Virgins, Make Much Of Time

Gather ye rose-buds while ye may:
Old Time is still a-flying;
And this same flower that smiles to-day,
To-morrow will be dying.

The glorious lamp of heaven, the Sun,
The higher he’s a-getting,
The sooner will his race be run,
And nearer he’s to setting.

That age is best, which is the first,
When youth and blood are warmer;
But being spent, the worse, and worst
Times, still succeed the former.

– Then be not coy, but use your time,
And while ye may, go marry;
For having lost but once your prime,
You may for ever tarry.

 

A Hymn To Love

I will confess
With cheerfulness,
Love is a thing so likes me,
That, let her lay
On me all day,
I’ll kiss the hand that strikes me.

I will not, I,
Now blubb’ring cry,
It, ah! too late repents me
That I did fall
To love at all–
Since love so much contents me.

No, no, I’ll be
In fetters free;
While others they sit wringing
Their hands for pain,
I’ll entertain
The wounds of love with singing.

With flowers and wine,
And cakes divine,
To strike me I will tempt thee;
Which done, no more
I’ll come before
Thee and thine altars empty.

 
Robert Herrick (24 augustus 1591 – 15 oktober 1674)