Saskia Noort, Samuel Beckett, Stephan Hermlin,Orhan Veli, Seamus Heaney, Nachoem Wijnberg, Jean-Marie Gustave Le Clézio

De Nederlandse schrijfster, freelance journaliste en columniste Saskia Noort werd geboren in Bergen op 13 april 1967. Na de havo in Utrecht journalistiek en theaterwetenschap te hebben gestudeerd is zij sinds begin jaren negentig actief als journaliste voor een groot aantal bladen waaronder Viva en Marie Claire. Noort debuteerde in 2003 als auteur met de literaire thriller Terug naar de kust. Haar tweede thriller, De eetclub, verscheen in 2004. Voor beide boeken werd zij genomineerd voor de Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige misdaadboek. In Duitsland, Rusland, Denemarken en Noorwegen verschenen vertalingen van De eetclub en Terug naar de kust. In mei 2006 verscheen Nieuwe buren.

 

Uit: Nieuwe buren

 

Hij werkte al ruim twee jaar op het park De Kempervennen en het kwam wel vaker voor dat de gasten hun broodjes ‘s morgens gewoon aan de deur lieten hangen. Doorgaans duidde dit erop dat zij het huisje voortijdig hadden verlaten en dat de receptie was vergeten dit aan hem door te geven. Dus toen hij de broodjeszak nog aan de klink van vipcottage Eekhoorn 1553 zag bungelen, begon hij onmiddellijk in zichzelf te mopperen op de meiden achter de balie, die zich klaarblijkelijk liever bezighielden met roddelen en nagels lakken dan met de organisatie. Hij stapte uit zijn groene Kempervennenbus, smeet de deur chagrijnig achter zich dicht en liep naar de grijze, betonnen bungalow, om de broodjes en de krant van gisteren weg te halen. Hij griste de witte plastic zak van de deurklink terwijl hij met zijn rechterhand zijn mobilofoon van zijn riem nam, en gluurde door het zijraam naar binnen. Hij zag jassen aan de kapstok hangen. Het leek erop dat de gasten er nog waren. Hij keek op zijn horloge. Zeven uur. Hij pakte de krant uit de zak. Het was de krant van de vorige dag. Hij stapte opzij en drukte zijn neus nogmaals tegen het zijraam. Jassen. Openhaardhout. Een paar damesschoenen onder de kapstok. Hij haalde zijn schouders op, besloot zich er verder niet mee te bemoeien en liep terug naar zijn busje, waar hij de oude zak op de passagiersstoel wierp en een verse broodzak meepakte. Hij haastte zich, struikelde bijna over zijn eigen voeten, hield de zak voor zich uit alsof die vol braaksel zat. Hij wilde hier zo snel mogelijk weg.”

 

Noort

Saskia Noort (Bergen, 13 april 1967)

 

De Ierse (toneel)schrijver en dichter Samuel Barclay Beckett werd geboren in Foxrock, Dublin op 13 april 1906. Zie ook mijn blog van 13 april 2007 en mijn Blog van 13 april 2006.

Uit: The Unnamable: A Novel

They say I suffer, perhaps they’re right, and that I’d feel better if I did this, said that, if my body stirred, if my head understood, if they went silent and departed, perhaps they’re right, how would I know about these things, how would I understand what they’re talking about, I’ll never stir, never speak, they’ll never go silent, never depart, they’ll never catch me, never stop trying, that’s that, I’m listening. Well I prefer that, I must say I prefer that, that what, oh you know, who you, oh I suppose the audience, well well, so there’s an audience, it’s a public show, you buy your seat and wait, perhaps it’s free, a free show, you take your seat and you wait for it to begin, or perhaps it’s compulsory, a compulsory show, you wait for the compulsory show to begin, it takes time, you hear a voice, perhaps it’s a recitation, that’s the show, someone reciting, selected passages, old favourites, a poetry matinée, or someone improvising, you can barely hear him, that’s the show, you can’t leave, you’re afraid to leave, it might be worse elsewhere, you make the best of it, you try and be reasonable, you came too early, here we’d need Latin, it’s only beginning, it hasn’t begun, he’s only preluding, clearing his throat, alone in his dressing-room, he’ll appear any moment, he’ll begin any moment, or it’s the stage-manager, giving his instructions, his last recommendations, before the curtain rises, that’s the show, waiting for the show.”

 

beckett

Samuel Beckett (13 april 1906 – 22 december 1989)

 

De Duitse dichter en schrijver Stephan Hermlin werd als zoon van joodse immigranten geboren op 13 april 1915 in Chemnitz. Zie ook mijn blog van 13 april 2007.

Die Vögel und der Test

Zeitungen melden, daß unter dem Einfluß der
Wasserstoffbombenversuche die Zugvögel über
der Südsee ihre herkömmlichen Routen ändern.

Von den Savannen übers Tropenmeer
Trieb sie des Leibes Notdurft mit den Winden,
Wie taub und blind, von weit- und altersher,
Um Nahrung und um ein Geäst zu finden.

Nicht Donner hielt sie auf, Taifun nicht, auch
Kein Netz, wenn sie was rief zu großen Flügen,
Strebend nach gleichem Ziel, ein schreiender Rauch,
Auf gleicher Bahn und stets in gleichen Zügen.

Die nicht vor Wasser zagten noch Gewittern
Sahn eines Tags im hohen Mittagslicht
Ein höhres Licht Das schreckliche Gesicht

Zwang sie von nun an ihren Flug zu ändern.
Da suchten sie nach neuen sanfteren Ländern.
Laßt diese Änderung euer Herz erschüttern…

 

Hermlin

Stephan Hermlin (13 april 1915 – 6 april 1997)

 

De Turkse dichter Orhan Veli (eig. Orhan Veli Kanık) werd geboren op 13 april 1914 in Izmir. Zie ook mijn blog van 13 april 2007.

ALL OF A SUDDEN

Everything happened all of a sudden.

All of a sudden daylight beat down on the earth;

There was the sky all of a sudden;

All of a sudden steam began to rise from the soil.

There were tendrils all of a sudden, buds all of a sudden.

And there were fruits all of a sudden.

All of a sudden,

All of a sudden,

Girls all of a sudden, boys all of a sudden.

Roads, moors, cats, people…

And there was love all of a sudden,

Happiness all of a sudden.

 

AS DEATH APPROACHES

 

Toward the coming on of evening, in winter time,

At the window of a sick man’s bedroom-

I’m not the only one to be so alone;

It’s dark on the sea, the sky is dark, too.

Funny, how the birds are behaving tonight!

Don’t mind that I’m poor, that I’m alone in the world;

-Toward the coming on of evening in winter time-

I too in my time have had my love affairs.

To be famous, to have women, to make money-

In time one gets to know the world as it is.

 

Is it because we’re to die that we have these regrets?

What were we, what happened to us in this world,

In this mortal old world, except evil?

We shall be rid of our dirt at our death,

With death we’ll get to be good men at last.

Being famous, having women, making money, and all-

We’ll forget all that when we die.

 

 

 

SADNESS

 

I might have got angry

With those I love

If love

Hadn’t taught me

To be sad.

 

Vertaald door Anil Mericelli

 

OrhanVeli

Orhan Veli (13 april 1914 – 14 november 1950)

 

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook mijn blog van 13 april 2007.

 

Exposure

It is December in Wicklow:
Alders dripping, birches
Inheriting the last light,
The ash tree cold to look at.

A comet that was lost
Should be visible at sunset,
Those million tons of light
Like a glimmer of haws and rose-hips,

And I sometimes see a falling star.
If I could come on meteorite!
Instead I walk through damp leaves,
Husks, the spent flukes of autumn,

Imagining a hero
On some muddy compound,
His gift like a slingstone
Whirled for the desperate.

How did I end up like this?
I often think of my friends’
Beautiful prismatic counselling
And the anvil brains of some who hate me

As I sit weighing and weighing
My responsible tristia.
For what? For the ear? For the people?
For what is said behind-backs?

Rain comes down through the alders,
Its low conductive voices
Mutter about let-downs and erosions
And yet each drop recalls

The diamond absolutes.
I am neither internee nor informer;
An inner émigré, grown long-haired
And thoughtful; a wood-kerne

Escaped from the massacre,
Taking protective colouring
From bole and bark, feeling
Every wind that blows;

Who, blowing up these sparks
For their meagre heat, have missed
The once-in-a-lifetime portent,
The comet’s pulsing rose.

 

 

Rite of Spring

 

So winter closed its fist
And got it stuck in the pump.
The plunger froze up a lump

In its throat, ice founding itself
Upon iron. The handle
Paralysed at an angle.

Then the twisting of wheat straw
into ropes, lapping them tight
Round stem and snout, then a light

That sent the pump up in a flame
It cooled, we lifted her latch,
Her entrance was wet, and she came.

 

 

Lovers on Aran

The timeless waves, bright, sifting, broken glass,
Came dazzling around, into the rocks,
Came glinting, sifting from the Americas

To posess Aran. Or did Aran rush
to throw wide arms of rock around a tide
That yielded with an ebb, with a soft crash?

Did sea define the land or land the sea?
Each drew new meaning from the waves’ collision.
Sea broke on land to full identity.

 

seamus_heany

Seamus Heaney (County Derry, 13 april 1939)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Wijnberg studeerde Rechten en Economie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1990 promoveerde hij aan de Rotterdam School of Management. Sinds 2005 is hij verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij debuteerde als dichter in 1989 met de bundel ‘De simulatie van de schepping in poëziereeks De Windroos. Sindsdien volgden andere dichtbundels en romans. In 2004 kreeg hij de Jan Campertprijs voor Eerst dit dan dat. In 2008 kreeg hij de Ida Gerhardt Poëzieprijs voor Liedjes.

 

Ernstig

 

Hij zegt of hij ernstig is,

als iemand aan wie voor altijd is verdwenen,

of niet ernstig is

te laten willen door wie het meest dichtbij is,

 

nu en steeds weer,

als hij jong is of oud is.

Niemand zegt: ‘Dat is niet makkelijk.’

Het is duidelijk dat hij dit niet zomaar zegt.

 

Hij neemt een bad,

droogt zich af, zegt niet doen

wat hij eerder zei.

Niemand zegt: ‘Hij weet niet wat hij wil.’

 

 

 

Race

 

Mijn formule I-wagen van legostenen.

Mijn banden als draaiende vlammen

 

van een hemelwagen. Mijn benzine is op.

Ik duw mij over de finish als eerste.

 

Mijn doodschip ligt klaar in het riool.

Vergeet je lichtgevend badpak niet als je mee wilt komen.

 

Nachoen_Wijnberg

Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Franse schrijver Jean-Marie Gustave Le Clézio werd geboren op 13 april 1940 in Nice. Daar studeerde hij aan het Collège littéraire universitaire en promoveerde in de literatuurwetenschappen. Bekend werd hij met zijn roman Procès-verbal uit 1963, waarvoor hij in dat jaar de Prix Renaudot kreeg. Le Clézio heeft intussen meer dan dertig werken op zijn naam staan, waaronder romans, essays, verhalen, novellen en vertalingen. In 1980 kreeg hij als eerste de Prix Paul-Morand voor Désert.

Uit: Les Géants

 

« Bogo le Muet aimait construire des pyramides sur la plage. Quand il revenait, quelques jours plus tard, elles avaient disparu. Le vent les avait fait tomber, ou bien des enfants criards les avaient prises pour cibles. Mais ça n’avait pas d’importance. Bogo le Muet reconstruisait les pyramides. Il faisait aussi des alignements de pierres, et des cercles magiques. Les cercles magiques, ça lui plaisait beaucoup. Il fallait mettre des galets les uns à côté des autres autour de soi, en tournant jusqu’à ce que le cercle soit bouclé. Alors on mettait à l’endroit où on était un gros caillou triangulaire, et c’était comme si on ne s’en allait jamais de la plage. Les alignements et les cercles magiques duraient en général plus longtemps que les pyramides. Bogo le Muet reconnaissait en marchant sur la plage des figures de cailloux qu’il avait tracé depuis presque un an. Quelques fois aussi il apercevait des cercles de pierres qui n’étaient pas de lui, et ça lui plaisait, et en même temps tout ça l’inquiétait un peu, parce qu’il pensait aux inconnus qui étaient passés par là. Bogo le Muet marchait sur la plage, et il regardait tous ces sentiers sur les galets. Il y avait des endroits où les cailloux étaient très gros, comme des pavés ; puis un peu plus loin, il y avait des espèces de flaques de gravier inexplicables. Les galets changeaient de place à cause des tempêtes et des bulldozers. Les montagnes de pierre se déplaçaient, tantôt vers la mer, tantôt vers le haut de la plage, près de la route. On n’était jamais sûr de l’endroit où on était. Quand on marchait comme Bogo le Muet, les yeux plissés par la lumière, on pouvait se perdre. Heureusement il y avait les pyramides Navaho de loin en loin qui servaient de points de repère.

 

Au fond c’était terrible de marcher seul sur la plage, parmi tous ces galets. Les pierres étaient dures, hermétiques, elles n’aimaient pas tellement les corps humains. Elles les repoussaient même, elles frappaient la chair fragile et cherchaient à briser les os. Bogo le Muet s’allongeait sur le dos, de tout son long sur les galets, et à travers sa chemise il sentait les pierres qui s’unissaient et formaient une plate-forme dure. Les pierres avaient de la force, beaucoup de force. Elles n’étaient pas tendres, elles ne s’effritaient pas comme la terre, elles ne flottaient pas le sable. Elles se soudaient les unes aux autres et elles se transformaient en plaque de ciment, une route impénétrable qui chassait le corps du petit garçon au-dehors.“

 

LeClezio_2

Jean-Marie Gustave Le Clézio (Nice, 13 april 1940)

Samuel Beckett, Stephan Hermlin, Orhan Veli, Seamus Heaney

Deze posting is wat beknopter dan hij geweest zou zijn zonder de vervelende ervaring met de “vernieuwde editor” van gisteren. Maar eerlijk is eerlijk: men heeft de klachten (natuurlijk niet alleen van mij) blijkbaar ter harte genomen, dus complimenten aan het blog-team.

 

De Ierse (toneel)schrijver en dichter Samuel Barclay Beckett werd geboren in Foxrock, Dublin op 13 april 1906. Hij studeerde Frans, Italiaans en Engels aan het Trinity College in Dublin van 1923 tot 1927. Vlak daarna werd hij aangenomen als leraar in Parijs. Daar ontmoette hij James Joyce die een enorme invloed op hem had. Beckett schreef zijn eigen verhalen terwijl hij ook secretaris was van Joyce. In 1929 bracht hij zijn eerste werk uit, een kritisch essay dat Joyce’s werk verdedigde. Zijn eerste korte verhaal Assumption werd hetzelfde jaar uitgebracht. In 1930 won hij een kleine literatuurprijs met zijn gedicht Whoroscope dat voornamelijk over René Descartes gaat, een andere grote invloed op zijn schrijven. In 1930 ging hij terug naar Ierland en werkte aan het Trinity College, maar vertrok weer na 2 jaar. Hij reisde door Europa en bleef uiteindelijk permanent in Frankrijk wonen. Hij publiceerde daar een kritische studie van het werk van Marcel Proust. Zijn bekendste boeken zijn waarschijnlijk de drie die bekend staan als “de trilogy”: Molloy (1951), Malone Dies (1951 in het Frans, in 1958 vertaald in het Engels) en The Unnamable (1953, vertaald in 1960). Beckett is het meest beroemd geworden door het toneelstuk Waiting for Godot (uitgebracht in 1952 in het Frans (En attendant Godot), Engelse vertaling uitgebracht in 1955). Omdat zijn stukken na 1947 vrijwel allen in het Frans geschreven zijn wordt hij samen met Ionesco gezien als de beste Franse toneelschrijver van de twintigste eeuw. Hij vertaalde zijn stukken zelf in het Engels. Hij kreeg de Nobelprijs voor de Literatuur in 1969.

Zie ook mijn Blog van 13 april 2006.

Uit: Murphy

“The sun shone, having no alternative, on the nothing new. Murphy sat out of it, as though he were free, in a mew in West Brompton. Here for what might have been six months he had eaten, drunk, slept, and put his clothes on and off, in a medium-sized cage of north-western aspect commanding an unbroken view of medium-sized cages of south-eastern aspect. Soon he would have to make other arrangements, for the mew had been condemned. Soon he would have to buckle to and start eating, drinking, sleeping, and putting his clothes on and off, in quite alien surroundings.

He sat naked in his rocking-chair of undressed teak, guaranteed not to crack, warp, shirnk, corrode, or creak at night. It was his own, it never left him. The corner in which he sat was curtained off from the sun, the poor old sun in the virgin again for the billionth time. Seven scarves held him in position. Two fastened his shins to the rockers, one his thighs to the seat, two his breast and belly to the back, one his wrists to the strut behind. Only the most local movements were possible. Sweat poured off him, tightened the thongs. The breath was not perceptible. The eyes, cold and unwavering as a gull’s, stared up at an iridescence splashed over the cornice moulding, shrinking and fading. Somewhere a cuckoo-clock, having struck between twenty and thirty, became the echo of a street-cry, which now entering the mew gave Quid quo pro! Quid quo pro! directly.

These were the sights and sounds that he did not like. They detained him in the world to which they belonged, but not he, as he fondly hoped. He wondered dimly what was breaking up his sunlight, what wares were being cried. Dimly, very dimly.

He sat in his chair in this way because it gave him pleasure! First it gave his body pleasure, it appeased his body. Then it set him free in his mind. For it was not until his body was appeased that he coud come alive in his mind, as described in section six. And life in his mind gave him pleasure, such pleasure that pleasure was not the word.”

 

BECKET

Samuel Beckett (13 april 1906 – 22 december 1989)

 

De Duitse dichter en schrijver Stephan Hermlin werd als zoon van joodse immigranten geboren op 13 april 1915 in Chemnitz. In 1931 trad hij toe tot het communistische jeugdverbond. Van 1933 tot 1936 volgde hij een opleiding tot drukker en was hij actief in het verzet (tegen de nazi’s). In 1936 emigreerde hij naar Palestina, Frankrijk en Zwitserland. Na terugkeer in Duitsland in 1945 werkte hij als redacteur bij de radio in Frankfurt am Main. Vanaf 1947 woonde hij in Oost-Berlijn en was hij lid van verschillende tijdschriftredacties, zoals Täglichen Rundschau“  „Ulenspiegel“, „Aufbau“,Sinn und Form“. Als schrijver van bekende hymnes op Stalin werkte Hemlin in verschillende commissies van de Russische bezetter en na 1949 werd hij snel een van de invloedrijkste schrijvers van de DDR. Hermlin was bevriend met Erich Honecker en zag zich zelf als protagonist van socialistische cultuurpolitiek, maar hij engageerde zich ook als bemiddelaar tussen literatuur en politiek. In 1976 hoord ehij bij de initiatiefnemers van het protest tegen de uitburgering van Wolf Biermann. Tegen de officiële politiek van oost – west confrontatieorganiseerde Hermlin, in opdracht van Honecker, in december 1981 een ontmoeting van schrijvers uit de BRD en de DDR ter bevordering van de vrede, de „Berliner Begegnung“.

 

 

Die Zeit der Wunder

Die Zeit der Wunder ist vorbei. Hinter den Ecken
Versanken Bogenlampensonnen. Ungenau
Gehen die Uhren, die mit ihrem Schlag uns schrecken,
Und in der Dämmerung sind die Katzen wieder grau.
Die Abendstunde schlägt für Händler und für Helden.
WIE DIESER VERS STOCKT DAS HERZ, und es erstickt der Schrei.
Die Mauerzeichen und die Vogelflüge melden:
Die Jugend ging. Die Zeit der Wunder ist vorbei.

Es war die gute Zeit der Schwüre und der Küsse.
Verborgen warn die Waffen, offen lag der Tod.
Die Schwalben schrien in einem Abend voller Süße.
Man nährte sich von Hoffnung und vergaß das Brot.
Die halben Worte, die im Dunkel sich verfingen,
Waren so unverständlich wie Orakelspruch.
Hörst Du es noch: Wenn wir die Zeit der Kirschen singen …
Ich weiß noch heut der blauen Nebel bittren Ruch.

Ich weiß die tückische Leere noch der Rückzugsstraßen
Und nachtschwarz die Minuten vor dem Drahtverhau.
Der Treue Farben brachen durchs Gewölk der Phrasen.
Zweitausendmal begann das Alphabet mit V.
Und der Bedrohten Rüstung schimmerte von Tränen.
Ich weiß noch, wie im Strom das Boot der Liebe sank.
Ich hab im Ohre noch die Lockung der Sirenen,
Wenn mit dem letzten Wein den Rest der Furcht man trank.

Die Kinder kannten jäh den Sinn der alten Bücher.
Das Messer auf dem Tisch wurde an den Worten scharf.
Und Abende zog man sich ins Gesicht wie Tücher,
Wenn man das Stelldichein der Mörder suchte. Darf
… Man sich der bittren Racheschwüre noch entsinnen …
Ich hör im Nachtwind brausen noch den wilden Schwan.
Der Worte Wunden bluten heute nur nach innen.
Die Zeit der Wunder schwand. Die Jahre sind vertan.

hermlin

Stephan Hermlin (13 april 1915 – 6 april 1997)

 

De Turkse dichter Orhan Veli (eig. Orhan Veli Kanık) werd geboren op 13 april 1914 in Izmir. Tijdens zijn gymnasiumtijd in Istanboel leerde hij Oktay Rifat en Melih Cevdet kennen met wie hij de dichtergroep Garip (Vreemdsoortig) oprichtte. In 1935 brak hij zijn studie filosofie af en ging hij bij de posterijen werken in Ankara. Van 1942 tot 1945 was hij in diesnt. Daarna werkte hij op het vertaalbureau van het ministerie van onderwijs. In 1947 nam hij ontslag omdat hij daar het klimaat antidemocratisch vond. Vanaf 1949 gaf hij het literaire tijdschrift Yaprak (Bladeren) uit, waarin hij zijn gedichten publiceerde. Hij stierf in 1950 als gevolg van een val in een bouwput. Zijn bekendste gedicht is wellicht İstanbulu dinliyorum“, een homage aan Istanboel. Veli leverde een belangrijke bijdrage aan de vernieuwing van de Turkse poëzie.

Ich leide an etwas anderem

Glaub nicht, daß ich wegen der Sonne leide,

Was ist schon dabei, wenn der Frühling kommt

Und die Mandelbäume blühn.

An seinem Ende steht doch kein Tod.

Und wenn schon, hätte ich denn Angst

Vorm Tod, der mit der Sonne kommt?

Ich, der ich jeden April noch jünger,

Jeden Frühling voch verliebter bin,

Hätte ich denn Angst?
Ach, mein Freund, ich leide an etwas anderem.

 

 

 

Ich höre Istanbul

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

Zuers weht ein leichter Wind,

Leicht bewegen sich

Die Blätter in den Bäumen.

In der Ferne, weit in der Ferne.

Pausenlos die Glocke der Wasserverkäufer.

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

 

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

In der Höhe die Schreie der Vögel,

Die in Scharen fliegen.

Die großen Fischernetze werden eingezogen,

Die Füße einer Frau berühren das Wasser.

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

 

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

Der kühle Basar,

Mahmutpascha mit dem Geschrei der Verkäufer,

Die Höfe voll Tauben.

Das Gehämmer von den Docks her;

Im Frühlingswind der Geruch von Schweiß.

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

 

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

Im kopf den Rausch vergangener Feste.

Eine Strandvilla mit halbdunklen Bootshäusern,

Das Sausen der Südwinde legt sich.

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

 

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

Ein Dämchen geht auf dem Gehsteig.

Flüche, Lieder, Rufe hinter ihr her.

Sie läßt etwas aus der Hand fallen,

Es muß eine Rose sein.

Ich höre Istanbul, meine Augen geschlossen.

 

Ich höre Istanbul, mein
e Augen geschlossen.

Ein Vogel zappelt an deinen Hängen.

Ich weiß, ob deine Stirn heiß ist oder nicht,

Ich weiß, ob deine Lippen feucht sind oder nicht.

Weiß geht der Mond hinter den Nußbäumen auf,

Ich weiß es von deinem Herzschlag.

Ich höre Istanbul.

 

Veli

Orhan Veli (13 april 1914 – 14 november 1950)

 

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Hij verloor beide ouders op jonge leeftijd en groeide bij zijn oom en tante op. In 1963 werd hij leraar Engels aan St. Joseph’s College in Belfast. Onder leiding van Philip Hobsbaum volgde hij hier een poëzieworkshop, waar hij begon met schrijven. Onder het pseudoniem Incertus publiceerde hij werk in de universiteitstijdschriften. In 1966 verscheen zijn eerste werk, Death of a Naturalist, waarvoor hij de E.C. Gregory Award, de Cholmondeley Award (1976), de Somerset Maugham Award (1968) en de Geoffrey Faber Memorial Prize (1968) kreeg. Hierop volgden honderden publicaties. Zijn tweede werk, Door into the Dark (1969), werd door de Poetry Book Society tot keuze van het jaar verkozen. In 1995 kreeg Heaney de Nobelprijs voor de literatuur.

 

From Clearances 3

In Memoriam M.K.H., 1911-1984

When all the others were away at Mass
I was all hers as we peeled potatoes.
They broke the silence, let fall one by one
Like solder weeping off the soldering iron:
Cold comforts set between us, things to share
Gleaming in a bucket of clean water.
And again let fall. Little pleasant splashes
From each other’s work would bring us to our senses.

So while the parish priest at her bedside
Went hammer and tongs at the prayers for the dying
And some were responding and some crying
I remembered her head bent towards my head,
Her breath in mine, our fluent dipping knives–
Never closer the whole rest of our lives.

 

 

Casualty

I

He would drink by himself
And raise a weathered thumb
Towards the high shelf,
Calling another rum
And blackcurrant, without
Having to raise his voice,
Or order a quick stout
By a lifting of the eyes
And a discreet dumb-show
Of pulling off the top;
At closing time would go
In waders and peaked cap
Into the showery dark,
A dole-kept breadwinner
But a natural for work.
I loved his whole manner,
Sure-footed but too sly,
His deadpan sidling tact,
His fisherman’s quick eye
And turned observant back.

Incomprehensible
To him, my other life.
Sometimes on the high stool,
Too busy with his knife
At a tobacco plug
And not meeting my eye,
In the pause after a slug
He mentioned poetry.
We would be on our own
And, always politic
And shy of condescension,
I would manage by some trick
To switch the talk to eels
Or lore of the horse and cart
Or the Provisionals.

But my tentative art
His turned back watches too:
He was blown to bits
Out drinking in a curfew
Others obeyed, three nights
After they shot dead
The thirteen men in Derry.
PARAS THIRTEEN, the walls said,
BOGSIDE NIL. That Wednesday
Everyone held
His breath and trembled.

heaney

Seamus Heaney (County Derry, 13 april 1939)

Samuel Beckett

“… you would do better, at least no worse, to obliterate texts than to blacken margins, to fill in the holes of words till all is blank and flat and the whole ghastly business looks like what it is, senseless, speechless, issueless misery.”  (Molloy)

Samuel Beckett (13 april 1906 — 22 december 1989)

 

Samuel Barclay Beckett beweert geboren te zijn op Goede Vrijdag, 13 april 1906, maar er zijn aanwijzingen dat de geboorte een maand later plaatsvond. Vandaag wordt echter allerwegen zijn honderdste geboortedag herdacht.

Aan het eind van de jaren 20 begon Beckett met het publiceren van zijn eigen werk. “Assumption” , zijn eerste short story, verscheen in het invloedrijke avant-garde tijdschrift transition in 1929, In het daarop volgende jaar won zijn gedicht “Whoroscope” een prijs van The Hours Press.

In januari 1953 werd voor het eerst ‘En attendant Godot’ gespeeld. Het bleek een ongekend succes dat overal ter wereld volle zalen zou trekken. Beckett was eindelijk, op zevenenveertigjarige leeftijd, doorgebroken.

Twee gedichten (hij schreef zowel in het Frans als in het Engels) als hommage:

 

que ferais-je sans ce monde

que ferais-je sans ce monde sans visage sans questions
où être ne dure qu’un instant où chaque instant
verse dans le vide dans l’oubli d’avoir été
sans cette onde où à la fin
corps et ombre ensemble s’engloutissent
que ferais-je sans ce silence gouffre des murmures
haletant furieux vers le secours vers l’amour
sans ce ciel qui s’élève
sur la poussière de ses lests

que ferais-je je ferais comme hier comme aujourd’hui
regardant par mon hublot si je ne suis pas seul
à errer et à virer loin de toute vie
dans un espace pantin
sans voix parmi les voix
enfermées avec moi

 

Neither

to and fro in shadow from inner to outer shadow

from impenetrable self to impenetrable unself
by way of neither

as between two lit refuges whose doors once
neared gently close, once away turned from
gently part again

beckoned back and forth and turned away

heedless of the way, intent on the one gleam
or the other

unheard footfalls only sound

till at last halt for good, absent for good
from self and other

then no sound

then gently light unfading on that unheeded
neither

unspeakable home