Louis Th. Lehmann, geboren op 19 augustus 1920 te Rotterdam is dichter, prozaïst, vertaler, meester in de rechten, archeoloog, doctor in de letteren en natuurlijk de swingende d.j. die elke vrijdagavond op VPRO Radio 5 het luistervolk vergast op fraaie muziek Op de HBS werkte hij met zijn vriend en klasgenoot Anton George Kloppers(1919-1974) mee aan de schoolkrant Confetti. Samen met hem kwam hij in contact met zijn stadgenoot Adriaan van der Veen, die in 1939 met Hoornik, Daisne en Schepens het nieuwe tijdschrift ‘Werk’ redigeerde, waar Lehmann in 1939 in debuteerde. In 1939 werd hij al tweemaal gebloemleesd: in Dichters van dezen tijd. Zijn Verzamelde gedichten verschenen in 1947 bij de vermaarde uitgever Alexander Stols en een ge-update versie hiervan Gedichten 1939-1998 verscheen in december 2000 bij De Bezige Bij
Een gracht, waar eend en waterhoen
Een gracht, waar eend en waterhoenvoortdurend watertrappenom voort te gaan, niet om te drijvenzoals de watervreemde mens. Als zij vooruitgaanmaken zij een dubbelspoorvan kleine kolken,en boegwater als de verticaledoorsnee van een pannendak,negentig graden omgeklapt.
* Een kind te zijn is triest zijn en ontgoocheld.Wanneer wij ons vervelen,zegt men ons te spelen;en wij weten niet wat spelen is. Als de padvindersfluit,waarvan gezegd is,dat hij echt is,die is beloofden daarom gevraagd,eindelijk is gegeven,wordt hij afgenomenom het geluid. Wij weten ook wel dat het maar één toon is,zo hard, zo koud,door geen manier van blazen te vermurwen. Maar wij zoeken muzieken blazen hoewel het haast pijn doet.Wij wachten tegen beter wetenop een melodie die komen moetzo maar vanzelf,zo licht en zwevend.
* Als ik in mijn tuin aan ’t werk ben,met de heuvels achter mij,komen neer vanaf de heuvels:Bargaluut, met zijn drie harenen zijn stem als van een zaag;Schorkenool, die steeds wijdbeens looptom zijn buik te laten slepenachter hem over de grond;Kraddewimpel, met één oogen zijn manden vol met pruimen,die hij neerzet op de drempelsvan de huizen van zijn dochters.En daarachter nog de kleintjesmet hun puntmuts en hun hooivork,die vannacht mij komen prikken,
mij en iedereen in ’t dorp.
Louis Th. Lehmann (Rotterdam, 19 augustus 1920)Frederic Ogden Nash werd geboren in Rye, New York, op 19 augustus 1902. Zie ook het blog van 19 mei.
The Wasp
The wasp and all his numerous family
I look upon as a major calamity.
He throws open his nest with prodigality,
But I distrust his waspitality.
What’s the use?
Sure, deck your limbs in pants,
Yours are the limbs, my sweeting.
You look divine as you advance . . .
Have you seen yourself retreating?
Ogden Nash (19 augustus 1902 – 19 mei 1971)
De Engels toneelschrijver, dichter en criticus John Dryden werd geboren op 19 augustus 1631. Met Astraea Redux (1660) maakte hij enige naam. Daarna volgden zijn gedichten Coronation (1661), To Lord Clarendon (1662), To Dr. Charleton (1663), To the Duchess of York (1665) en het zeer succesvolle Annus Mirabilis (1667), dat hoofdzakelijk gaat over de oorlog met de Verenigde Nederlanden en de Grote brand van Londen in 1666.
In Religio laici (1664) verdedigde hij de Anglicaanse Kerk, maar onder Jacobus II ging hij over tot de Rooms-Katholieke Kerk. Hij verdedigde zijn overstap in het allegorisch gedicht The hind and the panther uit 1687. Na de val van Jacobus in de Glorious Revolution van 1688 verloor Dryden het ambt van Poet Laureate.
Hidden flame
I feed a flame within, which so torments me
That it both pains my heart, and yet contains me: ‘
Tis such a pleasing smart, and I so love it,
That I had rather die than once remove it.
Yet he, for whom I grieve, shall never know it;
My tongue does not betray, nor my eyes show it.
Not a sigh, nor a tear, my pain discloses,
But they fall silently, like dew on roses.
Thus, to prevent my Love from being cruel,
My heart’s the sacrifice, as ’tis the fuel;
And while I suffer this to give him quiet,
My faith rewards my love, though he deny it.
On his eyes will I gaze, and there delight me;
While I conceal my love no frown can fright me.
To be more happy I dare not aspire,
Nor can I fall more low, mounting no higher.
John Dryden (19 augustus 1631 – 12 mei 1700)
De Iers-Amerikaanse schrijver Frank McCourt werd geboren op 19 augustus 1930 in Brooklyn, New York. Hij werd wereldberoemd met het boek over zijn Ierse jeugd: Angela’s Ashes. Het gaat om een autobiografisch verslag van een door katholicisme, armoede en vocht geteisterde jeugd. Als jonge Ierse jongen groeit Frank op in New York. Maar vanwege de crisisjaren en de dood van zijn zusje keert Frank met zijn Ierse familie terug naar het regenachtige Limerick in Ierland om het daar nog slechter te hebben. Zo blijft Franks vader (Robert Carlysle, o.a. Priest, The Full Monty) werkeloos en aan de drank. En zijn moeder lijdt, zoals alleen een moeder lijden kan. Met soms ironische, dan weer schrijnende ondertoon worden via scherpe observaties de wonderlijke, morele regels der volwassenen getoond. Frank intussen heeft de rest van zijn jeugd maar één droom: terugkeren naar Amerika.
Na zijn jeugd in Ierland te hebben doorgebracht keerde McCourt terug naar New York. Om les te geven. Hij was 27 jaar leraar op het Stuyvesant-college.
Uit: Hoofdstuk 1 van Angela’s Ashes
“My father and mother should have stayed in New York where they met and married and where I was born. Instead, they returned to Ireland when I was four, my brother, Malachy, three, the twins, Oliver and Eugene, barely one, and my sister, Margaret, dead and gone. When I look back on my childhood I wonder how I survived at all. It was, of course, a miserable childhood: the happy childhood is hardly worth your while. Worse than the ordinary miserable childhood is the miserable Irish childhood, and worse yet is the miserable Irish Catholic childhood. People everywhere brag and whimper about the woes of their early years, but nothing can compare with the Irish version: the poverty; the shiftless loquacious alcoholic father; the pious defeated mother moaning by the fire; pompous priests; bullying schoolmasters; the English and the terrible things they did to us for eight hundred long years. Above all — we were wet.”
Frank McCourt (New York, 19 augustus 1930)