Václav Havel

Václav Havel werd op 5 oktober 1936 in Praag geboren uit rijke ouders. Toen de communisten in 1948 aan de macht kwamen, bleek zijn bourgeois-afkomst een nadeel. Hij had problemen om zich in te schrijven voor een goede hogere opleiding. Na de middelbare school 1951 werkte hij als laboratoriumassistent. Ondertussen volgde hij avondcursussen. Van 1954-1956 studeerde hij kort aan de Technische Universiteit, gevolgd door het vervullen van de militaire dienstplicht (1957-1959). Vanaf zijn 15de interesseerde hij zich voor poëzie, en kwam in contact met de latere Nobelprijswinnaar Jaroslav Seifert.  Vanaf 1959 werkte hij in verschillende theaters, eerst als toneeltechnicus, later ook als toneelschrijver. Ondertussen studeerde hij aan de Hogeschool voor Drama. In 1963 vond de eerste openbare opvoering van een toneelstuk van zijn hand plaats (Het Tuinfeest – Zahradní slavnost). Het is een satire op de moderne bureaucratie. Zijn toneelstukken staan in de traditie van het absurde theater met belangrijke invloeden van Franz Kafka. In 1964 trouwde hij met Olga Šplíchalová. In 1967 rondde hij zijn studie af. Na de beëindiging van de Praagse Lente in 1968 kreeg Havel een publicatieverbod opgelegd en werd zijn paspoort ingetrokken omdat zijn publicaties de overheid onwelgevallig waren. Tussen 1970 en 1989 zat hij drie maal gevangen en bracht in totaal vijf jaar in gevangenschap door. In 1989, tijdens de fluwelen revolutie, speelde Havel een belangrijke rol in het Burgerforum (Obèanský Forum of OF) en op 29 december werd hij door het parlement gekozen als president van Tsjecho-Slowakije. Op 5 juli 1990 werd hij bij de vrije verkiezingen door het volk tot president gekozen. In 1992 werd Tsjecho-Slowakije tegen de zin van Havel gesplitst in Tsjechië en Slowakije. In februari 1993 werd Havel voor 5 jaar gekozen als president van Tsjechië. In 1998 volgde zijn herverkiezing voor een tweede termijn van 5 jaar. Toen de tweede termijn is 2003 afliep, was een derde termijn grondwettelijk onmogelijk.

 

Ter gelegenheid van het in ontvangst nemen van zijn eredoctoraat in de rechtsgeleerdheid aan Harvard University te Cambridge, Massachussetts, op 8 juni 1995, sprak Václav Havel, president van de Tsjechische Republiek, de openingsrede uit  Enkele fragmenten uit De wereld in onze handen:

 

Onlangs zat ik op een avond bij een restaurant buiten aan het water. Mijn stoel was vrijwel gelijk aan de stoelen die ze in de restaurants aan de Vltava Rivier in Praag hebben. Er werd dezelfde rockmuziek gespeeld als in de meeste Tsjechische restaurants. Ik zag reclames die me vertrouwd zijn van thuis. Bovendien was ik omgeven door jonge mensen die net zo gekleed waren, die bekende drankjes dronken, en zich even nonchalant gedroegen als hun tijdgenoten in Praag. Alleen waren hun huidskleur en gelaatstrekken verschillend – want ik was in Singapore….

 

… Het is mijn overtuiging dat deze toestand een duidelijke uitdaging inhoudt, niet alleen voor de Euro-Amerikaanse wereld, maar voor onze hedendaagse beschaving als geheel: te beginnen zichzelf te beschouwen als een multiculturele en multipolaire beschaving, waarvan de zin niet ligt in het ondermijnen van de individualiteit van de verschillende sferen van cultuur en beschaving, maar om ze toe te staan vollediger zichzelf te zijn. Dit zal alleen mogelijk zijn, of zelfs maar denkbaar, als we met z’n allen een basiscode van gemeenschappelijk naast elkaar bestaan aanvaarden, een soort gemeenschappelijk minimum waaraan we allemaal deel kunnen hebben en dat ons in staat stelt met elkaar verder te leven. Maar een dergelijke code heeft geen schijn van kans als hij slechts het voortbrengsel is van enkelen, die vervolgens besluiten hem aan de overigen dwingend op te leggen. Hij moet een uitdrukking zijn van de oprechte wil van iedereen, een expressie die voortkomt uit de authentieke geestelijke wortels die zich verschuilen onder de huid van onze gemeenschappelijke wereldbeschaving. Als zo’n code alleen maar verspreid wordt door de haarvaten van die huid, zoals dat gaat met Coca-Colareclames – als een artikel door sommigen aan anderen aangeboden – dan kan moeilijk worden verwacht dat hij een diepe of universele acceptatie zal vinden.

 

Maar is de mensheid in staat tot zo’n onderneming? Is het niet een hopeloos utopisch idee? Hebben we de controle over onze bestemming niet zodanig verloren dat we gedoemd zijn tot een geleidelijk uitsterven door steeds krassere high tech-botsingen tussen de culturen ten gevolge van ons noodlottige onvermogen om samen te werken, ondanks dreigende catastrofes, hetzij van ecologische, sociale of demografische aard, of voortkomend uit gevaren die werden geschapen door de toestand van onze beschaving als zodanig?

 

Lees de hele toespraak  

 

VaclavHavel

Václav Havel (Praag, 5 oktober 1936)

In memoriam Oskar Pastior


De Duits-Roemeense schrijver Oskar Pastior is gisteren, 4 oktober 2006, overleden.

Oskar Pastior werd in 1927 in Hermannstadt (Transsylvanië, Roemenië) geboren. Als Duitser werd hij al vroeg geconfronteerd met het probleem van het spreken van een minderheidstaal. Van 1945 tot 1949, na zijn middelbare school, werkte hij in Russische arbeidskampen in Oekraïne en in de Doblas. Na zijn terugkeer werkte hij o.a. als machineconstructeur en maakte hij houten doosjes.

Van 1955 tot 1960 studeerde hij Duits in Boekarest; nadien werkte hij als redacteur voor de Roemeense televisie. Sinds1969 leeft hij als schrijver in Berlijn. Hij kende veel succes, vooral na 1990, en kreeg een aantal onderscheidingen, bv. het eredoctoraat van de Lucian-Blaga-Universiteit Hermannstadt.

“Een methodische tovenaar van de taal” noemt de Duitse Akademie voor Taal en Literatuur de schrijver. Pastior staat bekend om zijn moeilijke dadaïstische lyriek en proza. Pas vanaf 1990 werd hij ontdekt. Hij schreef onder meer “Eine kleine Kunstmaschine” en “Jetzt kann man schreiben, was man will”, en vertaalde ook de 33 sonnetten van Francesco Petrarca.

sie ißt den leiermann

wenn es sie nicht gäbe
wo es sie nicht gibt
weil sie es nicht gäbe
wenn es sie nicht gibt

nicht auf diese weise
weil es die nicht gibt
die es so nicht gäbe
und nicht anders gibt

weil wenn es sie gäbe
da es sie nicht gibt
es sie nur so gäbe
die es nicht so gibt

nicht auf diese weise
nicht in diesem sinn
wo es vieles gäbe
und es viel nicht gibt

weil sie dies nicht gäbe
weil es dies nicht gibt
weil es diese weise
nie auf diese gibt

 

 

Jetzt kann man schreiben was man will

das durchsichtige gedicht plaudert aus der schule es befindet sich auf einer INNENSEITE etwa des klassenfensters wird aber von AUSSEN unter umständen d h wenn es nicht schon beim schreiben spiegelverkehrt abgefaßt wurde ehestens beim lesen als PALINDROM empfunden so nämlich heißt das fenomen dieses fenomen ermöglicht es dem gedicht aus
der ELUSCH zu plaudern das ist nicht immer NÖSCH denn schon in der sechsten zeile macht das wort AHA alles wieder fraglich denn wie ist es konzipiert? verstehen sie AHA oder AHA? mit anderen worten haben es die lehrer oder die schüler geschrieben lesen es die lehrer oder lesen es die schüler lesen sie es in der klasse oder auf der straße wer liest wo wie? AHA oder AHA? oder ist alles noch palindromischer? war auf der INNENSEITE die absicht ein für die INNENSEITE spiegelgleiches AHA abzufassen nicht etwa mit dem zweck betrieben von AUSSEN zwar ein spiegelverkehrtes gleichwohl aber von der absicht der abfassung her spiegelgleiches die verkehrung von außen miteinbezweckendes und somit in der tat doppelt spiegelverkehrtes also logisch spiegelgleiches AHA abzufassen? der gedankengang läßt sich mit ähnlichen resultaten mehrfach durchspielen verliert aber an relevanz wenn man bei näherer betrachtung auf eine scheinbar vorgegebene symmetrie im AHA selber stößt die andererseits wieder die dinge noch viel verzwickter macht oder nicht? aber richtig brisant wird das gedicht erst in der achten zeile wo im wort REGEN die rassendiskriminierung und im wort BEIL faschistoide elemente im deutschen volkslied angesprochen werden oder nicht? fabelhaft vielschichtig in seiner schlichten pseudo-irreversibilität der schluß SUSE AM SEIL OH EINE MEISE AH EIN HASE

 

 

 

 

OSKARPastior
Oskar Pastior (20 oktober 1927 – 4 oktober 2006)