In memoriam Oskar Pastior


De Duits-Roemeense schrijver Oskar Pastior is gisteren, 4 oktober 2006, overleden.

Oskar Pastior werd in 1927 in Hermannstadt (Transsylvanië, Roemenië) geboren. Als Duitser werd hij al vroeg geconfronteerd met het probleem van het spreken van een minderheidstaal. Van 1945 tot 1949, na zijn middelbare school, werkte hij in Russische arbeidskampen in Oekraïne en in de Doblas. Na zijn terugkeer werkte hij o.a. als machineconstructeur en maakte hij houten doosjes.

Van 1955 tot 1960 studeerde hij Duits in Boekarest; nadien werkte hij als redacteur voor de Roemeense televisie. Sinds1969 leeft hij als schrijver in Berlijn. Hij kende veel succes, vooral na 1990, en kreeg een aantal onderscheidingen, bv. het eredoctoraat van de Lucian-Blaga-Universiteit Hermannstadt.

“Een methodische tovenaar van de taal” noemt de Duitse Akademie voor Taal en Literatuur de schrijver. Pastior staat bekend om zijn moeilijke dadaïstische lyriek en proza. Pas vanaf 1990 werd hij ontdekt. Hij schreef onder meer “Eine kleine Kunstmaschine” en “Jetzt kann man schreiben, was man will”, en vertaalde ook de 33 sonnetten van Francesco Petrarca.

sie ißt den leiermann

wenn es sie nicht gäbe
wo es sie nicht gibt
weil sie es nicht gäbe
wenn es sie nicht gibt

nicht auf diese weise
weil es die nicht gibt
die es so nicht gäbe
und nicht anders gibt

weil wenn es sie gäbe
da es sie nicht gibt
es sie nur so gäbe
die es nicht so gibt

nicht auf diese weise
nicht in diesem sinn
wo es vieles gäbe
und es viel nicht gibt

weil sie dies nicht gäbe
weil es dies nicht gibt
weil es diese weise
nie auf diese gibt

 

 

Jetzt kann man schreiben was man will

das durchsichtige gedicht plaudert aus der schule es befindet sich auf einer INNENSEITE etwa des klassenfensters wird aber von AUSSEN unter umständen d h wenn es nicht schon beim schreiben spiegelverkehrt abgefaßt wurde ehestens beim lesen als PALINDROM empfunden so nämlich heißt das fenomen dieses fenomen ermöglicht es dem gedicht aus
der ELUSCH zu plaudern das ist nicht immer NÖSCH denn schon in der sechsten zeile macht das wort AHA alles wieder fraglich denn wie ist es konzipiert? verstehen sie AHA oder AHA? mit anderen worten haben es die lehrer oder die schüler geschrieben lesen es die lehrer oder lesen es die schüler lesen sie es in der klasse oder auf der straße wer liest wo wie? AHA oder AHA? oder ist alles noch palindromischer? war auf der INNENSEITE die absicht ein für die INNENSEITE spiegelgleiches AHA abzufassen nicht etwa mit dem zweck betrieben von AUSSEN zwar ein spiegelverkehrtes gleichwohl aber von der absicht der abfassung her spiegelgleiches die verkehrung von außen miteinbezweckendes und somit in der tat doppelt spiegelverkehrtes also logisch spiegelgleiches AHA abzufassen? der gedankengang läßt sich mit ähnlichen resultaten mehrfach durchspielen verliert aber an relevanz wenn man bei näherer betrachtung auf eine scheinbar vorgegebene symmetrie im AHA selber stößt die andererseits wieder die dinge noch viel verzwickter macht oder nicht? aber richtig brisant wird das gedicht erst in der achten zeile wo im wort REGEN die rassendiskriminierung und im wort BEIL faschistoide elemente im deutschen volkslied angesprochen werden oder nicht? fabelhaft vielschichtig in seiner schlichten pseudo-irreversibilität der schluß SUSE AM SEIL OH EINE MEISE AH EIN HASE

 

 

 

 

OSKARPastior
Oskar Pastior (20 oktober 1927 – 4 oktober 2006)

 

 

Cynthia Mc Leod, George Cosbuc, Jurek Becker

De Surinaamse schrijfster Cynthia Henri Mc Leod werd geboren op 4 oktober 1936 in Paramaribo als Cynthia Ferrier. Zij is een dochter van Johan Ferrier, de eerste president van Suriname.Zij volgde de middelbare school in Suriname, en vertrok daarna naar Nederland om te worden opgeleid tot lerares kinderverzorging en -opvoeding. Vervolgens keerde ze terug naar Suriname. Mc Leod haalde daar de akte MO Nederlands, en gaf van 1969 tot 1978 Nederlands aan een middelbare school in Paramaribo. Inmiddels was zij getrouwd met Donald Mc Leod. In 1987 verscheen haar debuut Hoe duur is de suiker bij uitgeverij Vaco in Paramaribo. De eerste druk was binnen enkele maanden uitverkocht. Deze historische roman over de suikercultuur in de 18e eeuw, werd later opnieuw uitgegeven door de Nederlandse uitgeverij Conserve. Mc Leod schreef verder een studie over Elisabeth Samson, de eerste niet in slavernij geboren vrije negerin en succesvol zakenvrouw, die zij later bewerkte tot een roman, en enkele historische romans over Suriname in de 19e eeuw.

Enkele fragmenten uit Elisabeth Samson, gevangene van kleur:

 “Elisabeth”, klonk een stem achter haar. Elisabeth draaide zich om. In de deuropening naar de gang stond haar vijf jaar oudere zus Nanette. “Nanette”, zei Elisabeth, “ben je al lang hier? Ik stond bij het raam en ik heb je niet zien aankomen.”. “Ik eeh, wel, eeh, ik heb door de negerpoort gelopen.”, antwoordde Nanette nogal aarzelend. “Door de negerpoort, viel Elisabeth meteen uit, “alweer door de negerpoort. Hoe vaak heb ik je niet gezegd dat je dat niet meer moet doen. Waarom blijven jullie je toch als slaven gedragen!”

Net in de week toen Creutz’ leven aan een zijden draadje hing kwam een van Maria’s slaven de misi roepen. Ze moest meteen naar haar zus want die lag op sterven. Elisabeth wist niet wat ze moest doen. Ze wilde Creutz niet alleen laten, maar sisa Maria was veel meer dan een zus, was eigenlijk d’r moeder. Nestor reed haar naar de Waterkant waar ze nog juist op tijd kwam want een half uur later stierf Maria.

 

McLeod

Cynthia Mc Leod (Paramaribo, 4 oktober 1936)

 

(Twee nagekomen berichten)

George Cosbuc werd geboren op 20 september 1866 in Hordou, Bistriþa-Nãsãud, in Roemenië.  Hij was dichter, vertaler, leraar en journalist. Hij is nog steeds bekend om zijn beschrijvingen van en lofzangen op het landelijke leven. Zijn vader, Sebastian Cosbuc, een Grieksorthodoxe  priester die in hoog aanzien stond bij zijn parochie, stamde uit een geslacht van priesters af dat veertien generaties terug ging. In 1884, toen George Cosbuc al een gewaardeerde leraar was, publiceerde hij zijn eerste gedichten in de almanak van het literaire genootschap. Al snel verscheen het werk dat als zijn eerste meesterwerk te boek zou komen te staan, Nunta Zamfirei (Zamfira’s bruiloft), en dat enthousiast ontvangen werd in de Roemeense literaire kringen. In 1893 volgde Balade ºi idile (Baladen en Pastoralen), een werk dat zijn roem nog verstevigde. Na meer dan tien jaar van geweldige successen als schrijver sloeg het noodlot toe in zijn persoonlijke leven, toen zijn zoon Alexander in 1915 de dood vond in een auto-ongeluk. Voor Coºbuc was het een klap die hij niet meer te boven kwam. Hij legde al zijn werk neer

The shadow

Your burnt offspring’s smoke will wind
Peacefully towards the skies
Only if you bear in mind
That when you go to the sun,
Your dark shadow is behind.

Silent slave whom the grim lord
Summons by a silent gesture,
He takes heed, humble and awed,
Of the slightest beckoning,
And keeps everything well scored.

He’s your bondman when your flight
Is directed to the sun;
He hurts not, he’s out of sight;
Holy rays surround your forehead,
And you do advance in light.

But your shadow councils ill
When you leave the sun behind;
He will cloud your face until
Your keen eyes become purblind —
He is nothing but ill-will!

Shadow, sun, shrine, smoke, and glow!
Useless is my tale, unless
You have understood it. So —
You may choose! You are just starting;
I have long been on the go.

 

 

The poet

A soul in the soul of my people am I
And sing of its sorrows and joys,
For mine are your wounds and I cry
Whenever you do, drinking dry
That chalice of poison that’s meant for Fate’s toys.
Whatever your pathway, toge
ther we’ll ail,
We’ll bear the same cross and we’ll feel the same nail;
Your banner and creed will be mine;
The shrine of my hopes I shan’t fail
To set by the side your shrine.

A heart of my people’s great heart;
I sing of its love and its hate;
The part that you play is the fire’s; my part
Is that of the wind; you’re mate
In all that’s decided by Fate.
You’re the source and the aim of whatever I sing
And if at times say a thing
That’s not in your Scriptures, you can,
Most holy celestial King,
Lock up with a lightning the mouth of a man.

Some people hold dear and supreme
What’s vain in the other men’s eye;
But he who can scan both the earth and the sky
And set up a bridge ’tween the low and the high,
Will always distinguish “to be” from “to seem”.
My heart is all yours and your heart is in me
Whatever your place on the chart
Of forth-coming ages, whatever they decree,
For you, mine own people, of your soul I will be
For ever and ever a part.

 

cosbuc

George Cosbuc (20 sepember 1866 – 9 mei 1918)

 

De Duitse schrijver, draaiboekauteur en DDR-dissident Jurek Becker werd geboren op 30 september 1937 in  £ódŸ, Polen. Zijn geboortedatum werd willekeurig gekozen omdat zijn vader hen in het ghetto ouder had gemaakt om hem te behoeden voor deportatie. Later kon hij zich de juiste datum niet meer herinneren. Waarschijnlijk was Becker jonger dan overal wordt aangegeven. In 1960 begon hij in Babelsberg aan een opleiding voor het schrijven van filmscenario’s en schreef hij verschillende teksten voor het cabaret. In 1962 kreeg hij een vaste aanstelling als draaiboekauteur bij de DEFA en schreef hij enkele televisiespelen en draaiboeken. Toen Jakob der Lügner in 1968 werd afgewezen schreef hij het om tot een roman die verscheen in 1969 en die in 1974 toch nog werd verfilmd. In 1971 kreeg hij de Heinrich-Mann-Preis en de Charles-Veillon-Preis. In 1977 trad hij uit protest tegen de uitburgering van Reiner Kunze uit de Schriftstellerverband en vertrok hij met toestemming van de DDR-autoriteiten naar het westen, omdat zijn boeken in de DDR niet meer werden uitgegeven en zijn filmprojekten werden afgewezen.

Uit: Jakob der Lügner

“Ich möchte gerne … ein paar Worte über meine Information verlieren, bevor der eine oder andere Verdacht sich meldet. Mein wichtigster Gewährsmann ist Jakob, das meiste von dem, was ich von ihm gehört habe, findet sich hier irgendwo wieder, dafür kann ich mich verbürgen. Aber ich sage das meiste, nicht alles, und das liegt diesmal nicht an meinem schlechten Gedächtnis. Immerhin erzähle ich die Geschichte, nicht er, Jakob ist tot, und außerdem erzähle ich nicht seine Geschichte, sondern eine Geschichte. (…)

Einiges weiß ich noch von Mischa, aber dann gibt es ein großes Loch, für das einfach keine Zeugen aufzutreiben sind. Ich sage mir, so und so muß es ungefähr gewesen sein, oder ich sage mir, es wäre am besten, wenn es so und so gewesen wäre, und dann erzähle ich und tue so, als ob es dazugehört. … Die Wahrscheinlichkeit ist für mich nicht ausschlaggebend.”

Werk o.a.:  Irreführung der Behörden (1973), Der Boxer, 1976, Aller Welt Freund, 1982, Bronsteins Kinder, 1986, Amanda herzlos, 1992.

 

becker

Jurek Becker (30 september 1937 – 14 maart 1997)

Stijn Streuvels, Gore Vidal, Thomas Wolfe

Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur werd geboren in Heule op 3 oktober 1871. Hij werd geboren als derde levende kind van Kamiel Lateur en Marie-Louise Gezelle, een jongere zuster van priester-dichter Guido Gezelle. Vader Streuvels was kleermaker. Nadat hij school had gelopen bij de zusters en in de plaatselijke nonnenschool, stuurden zijn ouders hem in 1883 naar het St.-Jan-Berchmanspensionaat in Avelgem, waar zijn letterkundige begaafdheid voor het eerst tot uiting kwam. Van 1886 tot 1887 leerde hij de bakkersstiel in Avelgem, Kortrijk en Heule. In mei 1887 namen Streuvels’ ouders te Avelgem de bakkerij van Kamiel Lateurs ongehuwde broers over en ver­huisde heel het gezin naar de gemeente aan de Schelde. Zijn eerste schetsen en gedichten verschenen in 1895 in De Jonge Vlaming en in Vlaamsch en Vrij. In 1899 verscheen zijn eerste verhalenbundel Lenteleven. Veertig jaar lang zou Streuvels ieder jaar minstens één werk publiceren. In zijn laatste periode hield hij zich voornamelijk bezig met het schrijven van memoires. In 1962 werd hem voor zijn hele oeuvre de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend nadat hij reeds de vijfjaarlijkse staatsprijs (1906 en 1911), de grote Staatsprijs voor letterkunde (1935) en de prijs Scriptores Catholici (1950) had gekregen. Streuvels werd doctor honoris causa aan de universiteiten van Leuven, Münster en Pretoria.

Drie van zijn boeken werden verfilmd: De teleurgang van de waterhoek onder de titel Mira, De Vlaschaard en De blijde dag.

Uit: De Vlasschaard

De zaaidhede.

“De zware, grijze lucht bleef wegen over de wereld. Eendikte opgestapelde mist, van beneden tot in de opperste luchtlagen drukte die zware last als een onverroerbare weedom, een treurnis zonder einde of uitzicht. Dagen lang bleef alles dof en donker. Dan kwam de wind onverwachts losgelaten en zweepte wolken regenstof die rakelings langs den grond schoeren en de landen begispten en begeeselden. Het vlakke land lag er afgebakend in zijn nauwen einder, overwaterd met mist, onnuttig, zoppenat, eenzaam aan de onmeedoogenheid van de wreede elementen overgelaten, als een woestenij in den aanvang van den jongsten dag.

Alzoo sleepte de lange winter voort, zonder een krimmeltje klaarte, in blijvende eentonigheid. Het voorjaar was al ingezet aan den tijd, maar alles bleef gesloten, toegedekt met duisternis van lange nachten en dagen daartusschen die geen dagen waren. Hoe het te noemen ’t schemeren dat van al onder uit “

 

Streuvels

Stijn Streuvels (3 oktober 1871 – 15 augustus 1969)

 

De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925  in West Point, New York waar zijn vader Eugene les gaf in de luchtvaartkunde bij de United States Military Acadeyy.. Zijn opa was Thomas Gore, een Democratisch Senator. Vidal zelf groeide ook op in de omgeving van Washington D.C., en hielp daar zijn blinde opa met het voorlezen en als gids, en was dus al op jonge leeftijd bekend met het machtige Capitool. In 1943, na zijn middelbare school, liet Vidal zich inschrijven als reserve bij de United States Army. Na de oorlog koos hij voor het schrijveverschap. In 1960 zou hij een huis betrekken in Italië (Ravello) dat hij tot 2004 zou bezitten – de rest van de tijd spendeert hij in Los Angeles.

Werk: o.a.: The City and the Pillar (1948), Julian (1964), Lincoln (1984), Live from Golgotha: the Gospel according to Gore Vidal (1992), The Golden Age (2000)

Uit: The City and the Pillar

“They stood on the edge of the cliff and looked down at the brown river, muddy from spring rains and loud where it broke up on the black rocks in midstream. Below them, the cliff dropped steeply to the river, a wall of stone, dark green with laurel and wild grapevines.
“Must be a flood upstream. That old river looks mean,” said Bob.
“Maybe we’ll see a house come floating down.”
Bob chuckled. “Or a privy.” Jim sat on a rock and plucked a piece of long grass and chewed on the white sweet-tasting stem. Bob squatted beside him. Together they listened to the roar of the river and the noise of tree frogs and the rustle of bright new leaves in the wind.
“How was Sally?”
Bob growled. “Prick-teaser, like all the rest. Leads you on so you think, now I can lay her and then, just as you get all hot, she gets scared: Oh, what’re you doing to me? Oh, stop! You stop that now!” Bob sighed with disgust. “I tell you it makes a man so horny he could lay a mule, if it would just stand still.” Bob contemplated mules. Then: “Why didn’t you come to the dance last night? Lots of girls asked for you.”
“I don’t know. Don’t like dancing, I guess. I don’t know.”
“You’re too bashful.”
Bob rolled up a trouser leg and removed a large black ant, which was crawling up his calf. Jim noticed how white Bob’s skin was, like marble, even in the sun.
Then, to break the silence, they threw stones over the edge of the cliff. The sound of rock hitting rock was entirely satisfying. Finally Bob shouted, “Come on!” And they crawled over the edge of the cliff and cautiously worked their way downward, holding on to bushes, finding toeholds in the rock.
The hot sun shone in a pale sky. Hawks circled while small birds flashed between trees. Snakes, lizards, rabbits all scuttled for cover as the boys made their noisy descent. At last they reached the river’s muddy bank. Tall black rocks jutted from brown sand. Happily, they leapt from rock to rock, never once touching earth, stepping only on the relics of a glacier age.”

vidal

Gore Vidal (West Point, 3 oktober 1925)

 

De Amerikaanse schrijver Thomas Wolfe werd geboren op 3 oktober 1900 in Asheville, North Carolina. Wolfe kwam uit een grote familie in North Carolina. Hij studeerde Engelse literatuur en werkte als docent aan de universiteit van New York van 1924 tot 1929. Na het succes van zijn eerste roman, kon hij zich vestigen als zelfstandig schrijver en ondernam hij meerdere reizen naar Europa. Hij stierf aan een tuberculose-infectie een paar weken voor zijn 38ste verjaardag.  Wolfe’s literair werk, waarin zijn romans (“Look homewards, angel!”, 1929; “Of time and the river”, 1935; “The web and the rock”, 1939; “You can’t go home again”, 1940) centraal staan, is een poging om de eigen geschiedenis met de geschiedenis van zijn tijd te versmelten. In het middelpunt staat Eugene Gant, een alter ego van de auteur, en in diens ervaringen weerspiegelen zich de gebeurtenissen (wereldoorlog, economische wereldcrisis, hitler-fascisme) van de eerste drie decennia van de 20ste eeuw. De poëtiek van Wolfe’s werk wordt verduidelijkt in het boek dat twee jaar voor zijn dood verscheen: “The story of a novel” (1936).

Uit: Look Homeward, Angel

      “A destiny that leads the English to the Dutch is strange enough; but one that leads from Epsom into Pennsylvania, and thence into the hills that shut in Altamont over the proud coral cry of the cock, and the soft stone smile of an angel, is touched by that dark miracle of chance which makes new magic in a dusty world.

Each of us is all the sums he has not counted: subtract us into nakedness and night again, and you shall see begin in Crete four thousand years ago the love that ended yesterday in Texas.

The seed of our destruction will blossom in the desert, the alexin of our cure grows by a mountain rock, and our lives are haunted by a Georgia slattern, because a London cutpurse went unhung. Each moment is the fruit of forty thousand years. The minute-winning days, like flies, buzz home to death, and every moment is a window on all time. “

wolfetho
Thomas Wolfe (3 oktober 1900 – 15 september 1938)

Graham Greene en Andreas Gryphius

Graham Greene werd geboren op 2 oktober 1904 Berkhamsted, Hertfordshire als het vierde van zes kinderen. Na zijn afstuderen werd hij journalist in Nottingham, later bij The Times. Gedurende zijn tijd in Nottingham begon hij een correspondentie met Vivien Dayrell-Browning. Zij was tot het katholicisme overgegaan en had Greene geschreven om hem ten aanzien van een punt van de katholieke leer te corrigeren. Greene trad in 1926 eveneens toe tot de katholieke kerk en een jaar later trouwde hij met Vivien. Greenes eerste roman was The Man Within in 1929. Het succes van het boek bemoedigde hem om zijn baan bij de Times op te geven.

Zijn werk kon oorspronkelijk verdeeld worden in twee genres: thrillers en “mystery/suspense” boeken zoals Brighton Rock, dat hij zelf onder “entertainments” classificeerde, maar wel vaak met een filosofische inslag, en het literaire werk zoals The Power and the Glory, waar hij zijn roem mee vestigde. Wereldwijde bekendheid kreeg zijn novelle The third man door de verfilming in 1949 met Orson Welles in een van de hoofdrollen. Greene zelf schreef het script voor de film.

 

Uit: A shocking accident

Jerome was called into his housemaster’s room in the break between the second and the third class on a Tuesday morning. He had no fear of trouble, for he was a warden – the name that the proprietor and headmaster of a rather expensive preparatory school had chosen to give to approved, reliable boys in the lower forms (from a warden one became a guardian and finally before leaving, it was hoped for Marlborough or Rugby, a crusader). The housemaster, Mr Wordsworth, sat behind his desk with an appearance of perplexity and apprehension. Jerome had the odd impression when he entered that he was a cause of fear.

‘Sit down, Jerome,’ Mr Wordsworth said. ‘All going well with the trigonometry?’

‘Yes, sir.’

‘I’ve had a telephone call, Jerome. From your aunt. I’m afraid I have bad news for you.’

‘Yes, sir?’

‘Your father has had an accident.’

‘Oh.’

Mr Wordsworth looked at him with some surprise. ‘A serious accident.’

‘Yes, sir?’

Jerome worshipped his father: the verb is exact. As man re-creates God, so Jerome re-created his father – from a restless widowed author into a mysterious adventurer who travelled in far places – Nice, Beirut, Majorca, even the Canaries. The time had arrived about his eighth birthday when Jerome believed that his father either ‘ran guns’ or was a member of the British Secret Service. Now it occurred to him that his father might have been wounded in ‘a hail of machine-gun bullets’.

Mr Wordsworth played with the ruler on his desk. He seemed at a loss how to continue. He said, ‘You know your father was in Naples?’

‘Yes, sir.’

‘Your aunt heard from the hospital today.’

‘Oh.’

Mr Wordsworth said with desperation, ‘It was a street accident.’

‘Yes, sir?’ It seemed quite likely to Jerome that they would call it a street accident. The police of course fired first; his father would not take human life except as a last resort.

‘I’m afraid your father was very seriously hurt indeed.’

‘Oh.’

‘In fact, Jerome, he died yesterday. Quite without pain.’

‘Did they shoot him through the heart?’

‘I beg your pardon. What did you say, Jerome?’

‘Did they shoot him through the heart?’

‘Nobody shot him, Jerome. A pig fell on him.’ An inexplicable convulsion took place in the nerves of Mr Wordsworth’s face; it really looked for a moment as though he were going to laugh. He closed his eyes, composed his features and said rapidly as though it were necessary to expel the story as rapidly as possible. ‘Your father was walking along a street in Naples when a pig fell on him. A shocking accident. Apparently in the poorer quarters of Naples they keep pigs on their balconies. This one was on the fifth floor. It had grown too fat. The balcony broke. The pig fell
on your father.”

 

Grahamgreene2

Graham Greene (2 oktober 1904 – 3 april 1991)

 

Andreas Gryphius (gelatiniseerde naam van Andreas Greif) werd geboren op 2 oktober 1616 in Glogau (Silezië). Hij was een Duits toneelschrijver uit de barok. Ook was hij een groot dichter die uitblonk in de sonnetvorm. Zijn jeugdjaren waren moeilijk door de Dertigjarige Oorlog. Na het gymnasium studeerde hij o.a. in Leiden. Hij beheerste wel 10 talen. Zijn werken zijn somber, en tonen de vergankelijkheid en ijdelheid van het aardse leven.

 

Es ist alles Eitel

VIII.

 

Du sihst / wohin du sihst nur Eitelkeit auff Erden.

Was diser heute baut / reist jener morgen ein:

Wo itzund Städte stehn / wird eine Wisen seyn /

Auff der ein Schäfers-Kind wird spilen mit den Herden:

Was itzund prächtig blüht / sol bald zutretten werden

Was itzt so pocht und trotzt ist Morgen Asch und Bein /

Nichts ist / das ewig sey / kein Ertz / kein Marmorstein.

Itzt lacht das Glück uns an / bald donnern die Beschwerden.

Der hohen Thaten Ruhm muß wie ein Traum vergehn.

Soll denn das Spil der Zeit / der leichte Mensch bestehn?

Ach! was ist alles diß / was wir vor köstlich achten /

Als schlechte Nichtikeit / als Schatten/ Staub und Wind;

Als eine Wisen-Blum / die man nicht wider find’t.

Noch will was Ewig ist kein einig Mensch betrachten!

 

gryphiu1

Andreas Gryphius (2 oktober 1616 – 16 juli 1664)

Truman Capote en Günter Wallraff

Truman Capote werd geboren op 30 september 1924 als Truman Streckfus Persons in New Orleans. Hij was een eenzaam kind en leerde zichzelf lezen voordat hij naar de basisschool ging. Op zijn vierde verhuisde hij naar Monroeville waar hij bevriend raakte met met Harper Lee, zijn buurmeisje. Met Harper Lee had hij een levenslange vriendschap en hij was van invloed op haar bekendste werk To Kill a Mockingbird. Capote begon te schrijven op zijn achtste en beweerde op zijn negende al een boek te hebben geschreven. Toen hij 11 werd begon hij serieus aan het schrijven van boeken. In 1933 verhuisde hij naar New York City om met zijn moeder en tweede echtgenoot, Joseph Capote, te gaan leven, wiens naam hij ook aan nam. Op school deed hij een IQ test waar uit bleek dat hij een IQ had van 215, het hoogste wat ooit op die school was gemeten. Zijn debuutroman was Other Voices, Other Rooms (1948) was gelijk een groot succes en werd een bestseller. Het boek stond meer dan negen weken bovenaan de literatuurlijst van de New York Times. Na Other Voices, Other Rooms volgden er meer werken. Breakfast at Tiffany’s was een succes, evenals In Cold Blood, een ‘non-fictie roman’ over een brute moord op een gezin in Holcomb, Kansas. Capote dook diep in de zaak en sprak met iedereen die te maken had de zaak, waaronder de twee, ter dood veroordeelde, moordenaars. Hij raakte bevriend met de moordenaars waardoor het voor hem zeer moeilijk werd om het boek af te maken. Dit conflict was de basis voor een verfilming van deze periode in zijn leven: Capote uit 2005. Capote wordt in deze film gespeeld door Philip Seymour Hoffman, die voor zijn rol een Oscar kreeg als beste acteur. (Zie ook blog van 8 mei) Capote was openlijk homoseksueel in een tijd waarin dat nog ongebruikelijk was. Hij stond bekend om zijn hoge, lispelende stem en aparte kleding. Hij was een beroemdheid in de literaire kringen van de Verenigde Staten en beweerde vele beroemdheden intiem te kennen, wat achteraf lang niet altijd waar bleek te zijn. In zijn latere leven leefde Capote teruggetrokken. Hij werd verslaafd aan alchohol en drugs en dit had grote gevolgen voor zijn gezondheid: hij had vaak hallucinaties door zijn afhankelijkheid van stimulerende middelen.

Capote overleed op 25 augustus 1984 op 59-jarige leeftijd als gevolg van een overdosis in het huis van Joanne Carson, voormalig echtgenote van de beroemde TV-presentator Johnny Carson.

 

Uit  Other voices other rooms

 

“The brain may take advice, but not the heart, and love having no geography, knows no boundaries: weight and sink it deep, no matter, it will rise and find the surface: and why not? any love is natural and beautiful that lies within a person’s nature; only hyprocrites would hold a man responsible for what he loves, emotional illiterates and those of righteous envy, who, in their agitated concern, mistake so frequently the arrow pointing to heaven for the one that leads to hell.”

 

Uit: Breakfast at Tiffany’s

 

“I am always drawn back to the places where I have lived, the houses and their neighborhoods. For instance, there is a brownstone in the East Seventies where, during the early years of the war, I had my first New York apartment. It was one room crowded with attic furniture, a sofa and fat chairs upholstered in that itchy, particular red velvet that one associates with hot days on a train. The walls were stucco and
a color rather like tobacco spit. Everywhere, in the bathroom too, there were prints of Roman ruins freckled with brown age. The single window looked out on a fire escape. Even so, my spirits heightened whenever I felt in my pocket the key to this apartment; with all its gloom; it was still a place of my own, the first, and my books were there, and jars of pencils to sharpen, everything I needed, so I felt, to become the writer I wanted to be.”

 

Uit: Answered prayer

 

“But what can you say,” inquired Mrs. Matthau of Mrs. Cooper, to someone who’s lost a good lover, weighs two hundred pounds, and is in the dead center of a nervous collapse? I don’t think she has been out of bed for amonth. Or changed the sheets. ‘Maureen’ — this is what I did tell her — ‘Maureen, I’ve been in a lot worse condition than you. I remember once when I was going around stealing sleeping pills out of other people’s medicine cabinets, saving up to bump myself off. I was in debt up to here, every penny I had was borrowed . . ‘ “

“Darling,” Mrs. Cooper protested with a tiny stammer, “why didn’t you come to me?”

“Because you’re rich. It’s much less difficult to borrow from the poor.”

“But, darling . . .”

 

Mrs. Matthau proceeded.”So I said, ‘Do you know what I did, Maureen? Broke as I was, I went out and hired myself a personal maid. My fortunes rose, my outlook changed completely, I felt loved and pampered. So if I were you, Maureen, I’d go into hock and hire some very expensive creature to run my bath and turn down the be

 

capote

Truman Capote (30 september 1924 – 25 augustus 1984)

 

De Duitse schrijver en undercoverjournalist.Günter Wallraff werd geboren op 1 oktober 1942 in Burscheid bij Keulen. Wallraff werd beroemd voor zijn bijzondere onderzoeksmethodes, waarbij hij zelf onder een fictieve identiteit deel werd van zijn onderzoeksdomein. Zo werkte hij in 1977 een tijd als journalist voor het roddelblad Bild-Zeitung onder de naam “Hans Esser”, en schreef over de soms mensonterende methodes in zijn boeken Der Aufmacher en Zeugen der Anklage.

Zijn boek “Ganz unten” (vertaald als “Ik, Ali”) maakte ophef in 1985 en ging over Wallraffs ervaringen vermomd als Turks gastarbeider in de Duitse industrie.

Wallraff kreeg kritiek voor zijn methodes, omdat ze soms de privacy zouden schenden of handelsgeheimen zouden onthullen. Hij werd meerdere malen voor de rechtbank gedaagd, maar nooit veroordeeld. Hij werd ook beschuldigd van plagiaat en vervalsing.

 

Uit: Der Aufmacher

„Jeder Mensch hat eine schützenwerte Sphäre intimen Lebens und Erlebens, in die kein maskierter Journalist sollte einbrechen dürfen. Kann eine Produktionsstätte von Meinungen und Informationen, die für die Öffentlichkeit bestimmt sind, andere »Geheimnisse« haben als solche, deren Entdeckung nur die Lauterkeit ihres Tuns unter Beweis stellen müssen? Und konnte der Springer-Konzern nicht gelassen davon ausgehen, daß Wallraff – anders als BILD, das es sich gefallen lassen muss, ein Werk professioneller Fälscher genannt zu werden – in seinem Bericht strikt bei der Wahrheit bleiben muss, wenn er eine Chance haben soll, juristische Auseinandersetzungen mit den Anwälten und dem Geld des Konzerns auch nur einigermaßen glimpflich zu bestehen?“

 

Wallraff

Günter Wallraff (Burscheid , 1 oktober 1942)