De Oostenrijkse schrijver en arts Arthur Schnitzler werd geboren in Wenen op 15 mei. Zie ook mijn blog van 15 mei 2007. Uit: Traumnovelle “Vierundzwanzig braune Sklaven ruderten die prächtige Galeere, die den Prinzen Amgiad zu dem Palast des Kalifen bringen sollte. Der Prinz aber, in seinen Purpurmantel gehüllt, lag allein auf dem Verdeck unter dem dunkelblauen, sternbesäten Nachthimmel, und sein Blick –” Bis hierher hatte die Kleine laut gelesen, jetzt, beinahe plötzlich, fielen ihr die Augen zu. Die Eltern sahen einander lächelnd an, Fridolin beugte sich zu ihr nieder, küßte sie auf das blonde Haar und klappte das Buch zu, das auf dem noch nicht abgeräumten Tische lag. Das Kind sah auf wie ertappt. “Neun Uhr,” sagte der Vater, “es ist Zeit, schlafen zu gehen.” Und da sich nun auch Albertine zu dem Kind herabgebeugt hatte, trafen sich die Hände der Eltern auf der geliebten Stirn, und mit zärtlichem Lächeln, das nun nicht mehr dem Kind allein galt, begegneten sich ihre Blicke. Das Fräulein trat ein, mahnte die Kleine, den Eltern Gute-Nacht zu sagen, gehorsam erhob sie sich, reichte Vater und Mutter die Lippen zum Kuß und ließ sich von dem Fräulein ruhig aus dem Zimmer führen. Fridolin und Albertine aber, nun allein geblieben unter dem rötlichen Schein der Hängelampe, hatten es mit einem Mal eilig, ihre vor dem Abendessen begonnene Unterhaltung über die Erlebnisse auf der gestrigen Redoute wieder aufzunehmen. Es war in diesem Jahre ihr erstes Ballfest gewesen, an dem sie gerade noch vor Karnevalschluß teilzunehmen sich entschlossen hatten. Was Fridolin betraf, so war er gleich beim Eintritt in den Saal wie ein mit Ungeduld erwarteter Freund von zwei roten Dominos begrüßt worden, über deren Person er sich nicht klar zu werden vermochte, obzwar sie über allerlei Geschichten aus seiner Studenten- und Spitalzeit auffallend genauen Bescheid wußten. Aus der Loge, in die sie mit verheißungsvoller Freundlichkeit geladen, hatten sie sich mit dem Versprechen entfernt, sehr bald, und zwar unmaskiert, zurückzukommen, waren aber so lange fortgeblieben, daß er, ungeduldig geworden, vorzog, sich ins Parterre zu begeben, wo er den beiden fragwürdigen Erscheinungen wieder zu begegnen hoffte. So angestrengt er auch umherspähte, nirgends vermochte er sie zu erblicken, statt ihrer aber hing sich unversehens ein anderes weibliches Wesen in seinen Arm; seine Gattin, die sich eben brüsk einem Unbekannten entzogen, dessen melancholisch-blasiertes Wesen und fremdländischer, anscheinend polnischer Akzent sie anfangs bestrickt, der sie aber plötzlich durch ein unerwartet hingeworfenes häßlich-freches Wort verletzt, ja erschreckt hatte.” De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865.Zie ook mijn blog van 15 mei 2006 en ook mijn blog van 15 mei 2007. Begeerte Zoolang mijn leven Luistert en fluistert, Mijn voet niet kluistert De donkre zoô, Zal ik van droomen Het web wel weven: Wind, water en boomen En rozen, wit en roô. Zoolang mijn adem Beweegt en warm is, Mijn hart niet arm is Aan bloed dat kleurt, Zij mij de wereld Die ik omvadem De aardsche die dauw-ompereld Altijd uit nacht zich beurt. Zoolang mijn oogen Lachen en schreien, Zoolang ik de zijen Huiden bemin, Zoolang geur en donzen Warmte en bewogen Harten die bonzen Heerschen op mijn bedwelmden zin, – Zoolang begeeren Niet zal verlaten De kronkelstraten Van aar en spier, Zal ik van aarde Noch droom ontberen De eens geopenbaarde Schoonheid, die ik vier. Onrust Dichter die uw laatste vragen Stellen zult wanneer gij sterft, Antwoord zonder zelfbehagen Welk een leed uw geest doorkerft Dat gij nooit tevree kunt zwijgen – Of ge uit iedre schemering Bleeke maan van angst ziet stijgen Die uw mond tot klachten dwing’. ‘Bleeke maan niet, maar het weten Dat mij, reizende in den nacht, ’s Morgens weer een ongeweten, Grijs of kleurig, landschap wacht, Maakt mij angstig niet, maar rustloos, Daar mijn droom vooruit wou zien En nu raadselblind en lustloos Mat wordt van ’t herhaald misschien. De ochtend komt: de klare stralen Leevren mij het ware beeld, Eindlijk kan ik ademhalen Heel den dag tot d’avond geelt.’ Het Sterrenbeeld Het dal was donker en de weg was eng, Hij wist dat uit de ruigten slangen loerden, De hemel was een dunne en bleeke streep. Hij was gedaald: nu steeg hij, slank en streng, Alsof de steenen hem naarboven voerden, Een knods van wingerd hield zijn vaste greep. En toen het scheen alsof op hoogste rand Zich oogen brandend in de zijne boorden, Hij toeslaan wilde op ’t monster dat hem zocht, Zag hij, zich neigend van de hemelwand ’t Gesternte slingren, dat zijn gulden koorden, Een labyrinth van licht, rondom hem vlocht. De Duitse schrijfster Judith Hermann werd geboren op 15 mei 1970 in Berlijn-Tempelhof. Zie ook mijn blog van 15 mei 2007. Uit: Sonja “…Sonja war biegsam – im Kopf. Es ist schwierig zu erklären. Vielleicht daß sie mir jede Projektion erlaubte. Sie erlaubte mir jede mögliche Wunschvorstellung von ihrer Person, sei konnte eine Unbekannte sein, eine kleine Muse, jene Frau, der man einmal auf der Straße begegnet und an die De Zwitserse schrijver en architect Max Frisch werd geboren in Zürich op 15 mei 1911. Zie ook mijn blog van 15 mei 2007. Uit: Homo faber “Ich habe mich schon oft gefragt, was die Leute eigentlich meinen, wenn sie von Erlebnis reden. Ich bin Techniker und gewohnt, die Dinge zu sehen, wie sie sind. Ich sehe alles, wovon sie reden, sehr genau; ich bin ja nicht blind. Ich sehe den Mond über der Wüste von Tamaulipas – klarer als je, mag sein, aber eine errechenbare Masse, die um unseren Planeten kreist, eine Sache der Gravitation, interessant, aber wieso ein Erlebnis? Ich sehe die gezackten Felsen, schwarz vor dem Schein des Mondes; sie sehen aus, mag sein, wie die gezackten Rücken von urweltlichen Tieren, aber ich weiß: Es sind Felsen, Gestein, wahrscheinlich vulkanisch, das müßte man nachsehen und feststellen. Wozu soll ich mich fürchten? Es gibt keine urweltlichen Tiere mehr. Wozu sollte ich sie mir einbilden? Ich sehe auch keine versteinerten Engel, es tut mir leid; auch keine Dämonen, ich sehe, was ich sehe: die üblichen Formen der Erosion, dazu meinen langen Schatten auf dem Sand, aber keine Gespenster. Wozu weibisch werden? De Britse toneelschrijver Peter Shaffer werd geboren op 15 mei 1926 in Liverpool. Zie ook mijn blog van 15 mei 2007. Uit: Amadeus „SCENE 1 Vienna [Darkness. The whispers overlap and increase in volume, slashing the air with wicked intensity. Then the light grows Upstage to reveal the silhouettes of men and women dressed in the top hats and skirts of the early nineteenth century–CITIZENS OF VIENNA, all crowded together in the Light Box, and uttering their scandal. ] WHISPERERS: Salieri! . . . Salieri! . . . Salieri! VENTICELLO 1: I don’t believe it. VENTICELLO 2: I don’t believe it. V.1: I don’t believe it. V.2: I don’t believe it. WHISPERERS: Salieri! V.1: They say. V.2: I hear. V.1: I hear. V.2: They say. V.1: & V.2: I don’t believe it! WHISPERERS:Salieri! V.1: The whole city is talking. V.2: You hear it all over. V.1: The cafes. V.2: The Opera. V.1: The Prater. V.2: The gutter. V.1: They say even Metternich repeats it. V.2: They say even Beethoven, his old pupil. V.1: But why now? V.2: After so long? V.1: Thirty-two years! V.1: & v.2: I don’t believe it! WHISPERERS: SALIERI! V.1: They say he shouts it out all day! V.2: I hear he cries it out all night! V.1: Stays in his apartments. V.2: Never goes out. V.1: Not for a year now. V.2: Longer. Longer. V.1: Must be seventy. V.2: Older. Older. V.1: Antonio Salieri– V.2: The famous musician– De Amerikaanse dichter, schrijver, essayist, criticus, vertaler en literatuurwetenschapper Raymond Federman werd geboren in het Franse Montrouge op 15 mei 1928. Zie ook mijn blog van 15 mei 2007. AMERICAN DREAM every morning after breakfast the family gathers in the garage to mumble their daily quota of admiration & veneration to their two chevrolets while on the television an old wrinkled actor out of work pledges allegiance to Budweiser IN THE END Some die heroically on the battlefield others defiantly by jumping off a cliff but many die unexpectedly in their sleep without knowing it while a great number go in fear and cowardliness in hospital wards very few depart unashamedly without resisting but me I want to die just like that without enthusiasm A LITTLE TRIP De Nederlandse letterkundige, essayist en criticus W.J.M. Bronzwaer werd geboren op 15 mei 1936 in Heerleen. Daar bezocht hij het door de paters franciscanen geleide Bernardinus-College. In 1954 begon hij aan de studie Engels in Nijmegen. Tussen 1958 en 1962 was hij leraar Engels aan het R.K. Lyceum Onze Lieve Vrouw ter Eem in Amersfoort. In 1961 studeerde hij af met een een scriptie over Joseph Conrad. In 1962 werd hij wetenschappelijk medewerker aan het instituut Engels-Amerikaans van de Nijmeegse universiteit. Zijn eerste publicatie in boekvorm was de in 1969 verschenen essaybundel Vormen van imitatie. Tot 1968 schreef hij met grote regelmaat kritieken over Engelse en Amerikaanse literatuur in het dagblad De Tijd. In 1970 promoveerde hij op Tense in the Novel. In 1974 volgde zijn benoeming tot hoogleraar Algemene literatuurwetenschap aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Hij schreef o.a. over Vestdijk, Bordewijk en Koolhaas, nog vaker over Eliot, Hopkins, Thomas Mann en Rilke. Van de laatste heeft hij ook gedichten en proza vertaald. Zijn zeer grote kennis van de Nederlandse poëzie bleek uit zijn in 1993 verschenen Lessen in lyriek. De bloemlezing met vertalingen die hij maakte uit de poëzie van Gerald M. Hopkins (verschenen in 1984) was volgens kenners, vanwege de algemene inleiding en het commentaar bij de afzonderlijke gedichten, een hoogtepunt uit zijn oeuvre. Uit: De gehoorzaamheid aan het tweede gebod. Over de essays van Frans Kellendonk „Het strenge moralisme dat aan deze twee opstellen ten grondslag ligt, is wel bij uitstek de reden waarom De veren van de zwaan, dat de samenhang tussen de beide stukken zichtbaar maakte, zo’n indrukwekkend en tegelijk zo’n uit de toon vallend boek was. Indrukwekkend was het vanwege de ernst waarmee Kellendonk de grondslagen van zijn schrijverschap onderzocht, en niet minder vanwege de stilistische en retorische vorm waarin de boodschap was verpakt en dikwijls verhuld, achter felle polemische uitvallen en achter altijd waakzame, ook tegen zichzelf gerichte ironie. De ironie was het instrument waarmee de schrijver zijn moralisme behoedde tegen het gevaar van bemoeizucht, leerstelligheid of bekrompenheid. De ironie is echter niet bij machte te verhullen dat Kellendonks moralisme van fundamentele aard is. Dit moralisme is immers bepalend voor zijn schrijverschap en levert er de sterkste i (…) (…) In een wat vroeger confessioneel stuk, ‘Beeld en gelijkenis’ uit 1983, werkt Kellendonk het in deze gelijkstelling geïmpliceerde godsbeeld nader uit. God wordt hier letterlijk een kunstenaar genoemd, wiens maaksel de schepping is. Die kan echter niet als voltooid worden beschouwd; zij moet worden gezien als een voortdurend proces waarin het scheppen zich voltrekt en waarin de schepper zich dus pas constitueert. Op de vraag of hij ook werkelijk in zo’n godsbeeld gelooft, geeft Kellendonk geen positief of negatief antwoord. Met karakteristieke ironie ontloopt hij de vraag in anekdotes over zijn katholieke jeugd. Bij nader inzien blijken deze geenszins vrijblijvend, maar illustreren zij een schakel in de redenering“.
man sich noch Jahre später mit dem Gefühl eines ungeheuren Versäumnisses erinnert. Sie konnte dumm sein und bieder, zynisch und klug. Sie konnte herrlich sein und schön, und es gab Augenblicke, da war sie ein Mädchen, blaß im braunen Mantel und wirklich unwichtig; ich glaube sie war so biegsam, weil sie eigentlich nichts war.”
Savage whispers fill the theater. We can distinguish nothing at first from this snakelike hissing save the word Salieri! repeated here, there and everywhere around the theater. Also, the barely distinguishable word Assassin!
[Upstage, in a wheelchair, with his back to us, sits an old man. We can just see, as the light grows w little brighter, the top of his head, encased in an old red cap, and perhaps the shawl wrapped around his shoulders. ]
Salieri! . . . Salieri! . . . Salieri!
[Two middle-aged gentlemen hurry in from either side, also wearing the long cloaks and tall hats of the period. These are the two VENTICELLI: purveyors of fact, rumor and gossip throughout the play. They speak rapidly–in this first appearance extremely rapidly–so that the scene has the air of a fast and dreadful overture. Sometimes they speak to each other, sometimes to us–but always with the urgency of men who have ever been first with the news.
Flying Mexican Airlines
I go loco
and bite my lips
and blast a stick
to boot the gong
as I blow the roof
while burning one
and hit the hay
to mow the grass
that puffs the dragon
mpulsen aan. Het is zelfs fundamentalistisch in die zin, dat waar de kunstenaar in de beklaagdenbank staat, tegelijk de mens achter de kunstenaar er staat, want de menselijkheid van de kunst vormt de inzet van het geding. Onderworpen als hij is aan het tweede gebod, kan de mens immers de kunstenaar in zich niet anders dan als idolator zien. Aanklager en beschuldigde zijn één.
Boekomslag (Geen portret beschikbaar)
Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 15 mei 2007.
De Russische schrijver Mikhail Afanasjevitsj Bulgakov werd geboren op 15 mei 1891 in Kiev.
De Amerikaanse schrijver Lyman Frank Baum werd geboren in Chittenango op 15 mei 1856.