Godfried Bomans, Multatuli, Thom Wolfe, John Irving, Michael Salinger

De Nederlandse schrijver Godfried Bomans werd geboren in Den Haag op 2 maart 1913. Zie ook mijn blog van 2 maart 2007 ook mijn blog van 2 maart 2008. en ook mijn blog van 5 december 2009 en eveneens mijn blog van 2 maart 2009.

 

Uit: Spookjes (De bramenplukker)

 

“En zij trokken een donker woud door, zwommen twee rivieren over, sprongen over sloten en heggen, en waren bij de bramenplukker. “Bramenplukker!” riep de reiziger, “hier zijn we!” “Wat aardig!” riep de bramenplukker, “u laat er geen gras over groeien, dat moet ik zeggen. Hemeltje lief, wat hebt u daar een mensen bij u! Het zijn er wel een paar duizend! Wat gaat u daarmee beginnen?” “Wij komen de parels halen,” sprak de burgemeester, naar voren tredend, “en wij gaan in het paleis wonen waar de zoldering van beweegbaar mozaïek is en de zuilen van groen smaragd. Wij komen luisteren naar de muziek en de spiegels moeten we ook hebben.” “Wel, dat is heerlijk!” riep de bramenplukker, hem omhelzend, “ik ben zo blij dat jullie het ook waarderen! Dat jullie inziet hoe mooi dat alles is! Welkom, welkom! Ontbijtkoek heb ik niet zoveel, maar wel goed brood en fris water.”

“Wij moeten geen ontbijtkoek,” sprak de burgemeester langzaam, “wij moeten parels.” “Die krijgen jullie!” riep de bramenplukker, “zoveel als je dragen kunt. Wacht tot morgen!” “Kan het niet vanavond?” vroeg de burgemeester bezorgd, “tijd is geld!” “Nee,” hernam de bramenplukker hoofdschuddend, “nu is het donker. En in het donker ziet men de parels niet. Maar morgenochtend vroeg zult u eens wat zien! Gaan jullie nu wat slapen, we hebben alle tijd.” “Goed,” sprak de burgemeester, “slapen, mannen! We hebben alle tijd!”
De volgende morgen lagen de velden glinsterend en flikkerend onder de rode hemel; aan elke grashalm, ook de kleinste, hingen prachtige, zilveren diamanten, en toen de zon opging, veranderden deze in topazen, smaragden en blauwe saffieren, stralend van licht, flonkerend van zuiverheid, schitterender dan aardse juwelen. En daartussen stonden de mensen en spraken over de parels die nu weldra gevonden zouden worden, hele grasvelden vol. Werd nu de bramenplukker maar wakker; zij hielden de ogen strak gevestigd op de kleine deur.
Eindelijk ging zij open; de bramenplukker trad naar buiten en schouwde zwijgend over de velden; zijn ogen stonden vol tranen. “Jullie treffen het wel,” sprak hij zachtjes. “Wat zegt ie?” mompelde de burgemeester. “Ik zeg: jullie treffen het wel,” hernam de bramenplukker glimlachend, “zoveel parels liggen er anders nooit.” “Ik zie geen parels,” sprak de burgemeester. “Zien jullie geen parels?” vroeg de bramenplukker verbaasd. “Wij zien niets,” riepen de mensen, “wij zien helemaal niets.”

 

Sculptuur_Godfried_Bomans

Godfried Bomans (2 maart 1913 – 22 december 1971)
Sculptuur van Wim Jonker in de Janstraat te Haarlem

 

De Nederlandse schrijver Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker werd geboren in Amsterdam op 2 maart 1820. Zie ook mijn blog van 2 maart 2007  en ook mijn blog van 2 maart 2008. en eveneens mijn blog van 2 maart 2009.

 

Uit: Ideën I

 

Wees door de Natuur bedeeld met zucht naar kennis… maak van ’t streven naar waarheid uw hoofddoel, uw eenig doel… offer alles op aan dat streven… verwaarloos alle belangen om dat ééne belang… betaal de geringe kans op slagen met uw rust, met uwe gezondheid, met uw welvaart, met alles wat een mensch offeren kàn… verlaat vrouw en kind, zeggende: Vrouwe, wat heb ik met u te doen? Kind, wat heb ik met u te doen? Ik zoek de waarheid… ziedaar myne vrouw, ziedaar het kind van m’n hart.

Trek naar de woestyn… sla u een kemelhuid om de lenden… omgord u met lederen riem… voed u met sprinkhanen en wilde honig.

Denk, peins, overweeg… twyfel… overweeg nogmaals, en weder, en nogeens… altyd door, altyd op-nieuw.

Rek uw begrip tot de uiterste grens der mogelykheid van kennen, kunnen, weten, en begrypen.

Schroef uw denkvermogen op tot de hoogste mate van bevatting.

Span uwe gedachten voor de logge vracht van alle onopgeloste vraagstukken… zweep ze voort met de kracht van uwen wil, tot raders en zeelen kraken…

Hebt ge dit alles gedaan?

Als ge dit zult gedaan hebben tot uwe ziel vermoeid is, tot uw vleesch zich afscheidt van ’t gebeente…

Als ge dan eindelyk meent iets te hebben geleerd, iets te weten, iets te begrypen…

Keer dan terug uit de woestyn. Volg de inspraak van uw hart dat aandryft tot meedeeling, en zeg:

– Broeders, ik geloof deze zaak is alzoo.

– Dan zal er afscheiding zyn tusschen wie u hooren.

Een gedeelte zal roepen:

– Deze mensch is slecht.

Dit zeggen zy die nadachten over de onderwerpen welke u bezighielden, maar die niet nadachten als gy in de woestyn. Zy noemen u slecht, wyl ze vreezen dat het volk offer zal schatten boven gebrek aan offer, en inspanning nemen tot maatstaf om ’t slagen te meten.

Antwoord denzulken door te wyzen op uw versleten kleed van kemelvel.

En een ander gedeelte zal bestaan uit hen die nooit hoorden van de dingen die ge overdacht, uit lieden die zich bezighielden met niets, al den tyd dien gy sleet in zoo zwaren arbeid.

En weder zullen dezen zich verdeelen.

Het eerste deel zal zeggen:

– M’nheer, net m’n idee.”

 

multatuli

Multatuli (2 maart 1820 – 19 februari 1887)

 

De Amerikaanse schrijver en journalist Thom Wolfe werd geboren op 2 maart 1930 in Richmond, Virginia. Zie ook mijn blog van 2 maart 2007 en eveneens mijn blog van 2 maart 2009.

 

Uit: The Painted Word

 

All these years, along with countless kindred souls, I am certain, I had made my way into the galleries of Upper Madison and Lower Soho and the Art Gildo Midway of Fifty-seventh Street, and into the museums, into the Modern, the Whitney, and the Guggenheim, the Bastard Bauhaus, the New Brutalist, and the Fountainhead Baroque, into the lowliest storefront churches and grandest Robber Baronial temples of Modernism. All these years I, like so many others, had stood in front of a thousand, two thousand, God-knows-how-many thousand Pollocks, de Koonings, Newmans, Nolands, Rothkos, Rauschenbergs, Judds, Johnses, Olitskis, Louises, Stills, Franz Klines, Frankenthalers, Kellys, and Frank Stellas, now squinting, now popping the eye sockets open, now drawing back, now moving closer–waiting, waiting, forever waiting for . . . it . . . for it to come into focus, namely, the visual reward (for so much effort) which must be there, which everyone (tout le monde) knew to be there–waiting for something to radiate directly from the paintings on these invariably pure white walls, in this room, in this moment, into my own optic chiasma. All these years, in short, I had assumed that in art, if nowhere else, seeing is believing. Well–how very shortsighted! Now, at last, on April 28, 1974, I could see. I had gotten it backward all along. Not “seeing is believing,” you ninny, but “believing is seeing,” for Modern Art has become completely literary: the paintings and other works exist only to illustrate the text.

Like most sudden revelations, this one left me dizzy. How could such a thing be? How could Modern Art be literary? As every art-history student is told, the Modern movement began about 1900 with a complete rejection of the literary nature of academic art, meaning the sort of realistic art which originated in the Renaissance and which the various national academies still held up as the last word.

 

tomwolfe

Thom Wolfe (Richmond, 2 maart 1930)

 

De Amerikaanse schrijver John Irving werd geboren op 2 maart 1942 in Exeter, New Hampshire. Zie ook mijn blog van 2 maart 2007 en ook mijn blog van 2 maart 2008. en eveneens mijn blog van 2 maart 2009.

 

Uit: Last Night in Twisted River

 

„The young canadian, who could not have been more than fifteen, had hesitated too long. For a frozen moment, his feet had stopped moving on the floating logs in the basin above the river bend; he’d slipped entirely underwater before anyone could grab his outstretched hand. One of the loggers had reached for the youth’s long hair — the older man’s fingers groped around in the frigid water, which was thick, almost
soupy, with sloughed-off slabs of bark. Then two logs collided hard on the would-be rescuer’s arm, breaking his wrist. The carpet of moving logs had completely closed over the young Canadian, who never surfaced; not even a hand or one of his boots broke out of the brown water.

Out on a logjam, once the key log was pried loose, the river drivers had to move quickly and continually; if they paused for even a second or two, they would be pitched into the torrent. In a river drive, death among moving logs could occur from a crushing injury, before you had a chance to drown — but drowning was more common.

From the riverbank, where the cook and his twelve-year-old son could hear the cursing of the logger whose wrist had been broken, it was immediately apparent that someone was in more serious trouble than the would-be rescuer, who’d freed his injured arm and had managed to regain his footing on the flowing logs. His fellow river drivers ignored him; they moved with small, rapid steps toward shore, calling out the lost boy’s name. The loggers ceaselessly prodded with their pike poles, directing the floating logs ahead of them. The rivermen were, for the most part, picking the safest way ashore, but to the cook’s hopeful son it seemed that they might have been trying to create a gap of sufficient width for the young Canadian to emerge. In truth, there were now only intermittent gaps between the logs. The boy who’d told them his name was “Angel Pope, from Toronto,” was that quickly gone.

“Is it Angel?” the twelve-year-old asked his father. This boy, with his dark-brown eyes and intensely serious expression, could have been mistaken for Angel’s younger brother, but there was no mistaking the family resemblance that the twelve-year-old bore to his ever-watchful father. The cook had an aura of controlled apprehension about him, as if he routinely anticipated the most unforeseen disasters, and there was something about his son’s seriousness that reflected this; in fact, the boy looked so much like his father that several of the woodsmen had expressed their surprise that the son didn’t also walk with his dad’s pronounced limp.“

 

Irving

John Irving (Exeter, 2 maart 1942)

 

De Amerikaanse dichter en performer Michael Salinger werd geboren op 2 maart 1962 in Cleveland, Ohio. Zie ook mijn blog van 2 maart 2009.

 

Stingray (Fragment)

 

The young man believed

he had hooked an angel

shark

line ripping from his bait casting real

drag click whizzing away

a New Year’s Eve noisemaker

attached to an electric drill

the rest of the anglers

at his end of the pier

grabbing their gear

clearing way

to watch this fight

big fish

big fish

 

big fish on

passes

tide steady

down 600 foot fishing pier

as tackle lay abandoned

on wheather cured panks

so that the owners

could  catch this show

50 pound test line

stretching tight

gutteral cvat howling

like an out of tune violin

while the young man

repels down a mountainside

back leaning with all his weight

gaining three feet

giving up

two

towed from one rough hewn railing

to the other

for three tortuous quarters of an hour

before we even see

the fish

 

Salinger

Michael Salinger (Cleveland, 2 maart 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e maart ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Pascal Rannou, János Arany, Jevgeni Baratynski, Sholom Aleichem, Olivia Manning, Gerhard von Halem

De Franse schrijver en letterkundige Pascal Rannou werd geboren op 2 maart 1958 in Laval. Zie ook mijn blog van 2 maart 2009.

 

Uit: Noire la neige

 

«Lavaida !… Non, Alvaida !… Zut, Valaida !…» Trois frimousses pouffent de rire et se cachent derrière leurs pupitres relevés. Maîtresse n’en peut plus. «Bon sang ! A-t-on idée de donner à trois soeurs des prénoms si semblables ! Je m’y perds, moi ! Lavaida !» Le pupitre se baisse et l’aînée apparaît, joli visage long et bien dessiné, petit nez mutin et tresses bouclées.
«Oui, m’dame !
– Viens donc me faire cette division, que les autres comprennent !»
Le groupe se tait, car Lavaida est la plus avancée, et son intelligence impose le respect. L’école est une baraque de planches et de tôles, située dans les bas quartiers de Chicounago, faubourg de Chattanooga. C’est même curieux qu’il y ait une école. Quand elle a ouvert, les blancs du coin ont haussé les épaules : «Une école pour nègres ! Ça sert à rien, sont incapables d’apprendre à lire… tout juste bons à tapiner et à brailler leur damné blues», a éructé Jim Crow. Sûr que si les blancs avaient dû cracher au bassinet, il y aurait eu des manifs, et même des lynchages. Mais l’école est financée par un couple de philanthropes, des blancs, Mr et Mrs Lawson, un pasteur presbytérien et sa femme qui se sont un peu enrichis en étant les premiers, dans le Tennessee, à proposer des spectacles de cinéma ambulant. Le public se rassemble dans ces granges qu’on appelle Odeon Nickel, puisqu’on y entre pour quelques sous, et assiste le plus souvent debout aux projections. Les plus chanceux s’asseyent sur des bottes de paille, les enfants s’accroupissent au premier rang. Vers 1910, le cinéma est encore balbutiant, mais le public en raffole. Le pasteur noir, Mr Cooke, et parfois aussi Ma’, quand les tournées familiales lui en laissent le temps, accompagnent au piano les images muettes : films burlesques ou sentimentaux, actualités ou dessins animés. Quand Ma’ joue, on a le droit d’y aller. On est accroupies auprès d’elle, et le rythme sautillant des ragtimes nous ravit.“

 

Rannou

Pascal Rannou (Laval, 2 maart 1958)

 

De Hongaarse dichter János Arany werd geboren op 2 maart 1817 in Nagyszalonta. Zie ook mijn blog van 2 maart 2007 en ook mijn blog van 2 maart 2009.

 

Auf dem Friedhof

Hier ist das stille Gräberfeld,
wo Pietät die Wache hält,
sie schützt den Schlaf der Toten.
Die Hügel grünen in der Au,
die Nachwelt zahlt den Zoll genau
auf wohlbestelltem Boden.

Wohl ein Jahrhundert ist es jetzt,
seitdem man hier die Bäumchen setzt,
die mit den Blütenkerzen.
Grabkreuze werden aus dem Wald,
sie mehren sich erstaunlich bald,
so wie gebrochne Herzen.
Vertaald door Géza Engl

 

Dieses Leben

Ein Gelage ist dies Leben:
Auch du mußt dein Glas erheben,
Freud und Leid gilt es zu grüßen,
sei’s vom Sauren, sei’s vom Süßen.

Trinke wie aus tiefster Brust,
Lust folgt Leid und Leid folgt Lust.
Viele schlürften wild das Naß,
wenige wie ich mit Maß.

Die mit mir beim Wein gesessen,
liegen drunten schon indessen,
ich, der stets den Rausch vermieden,
halt den Platz, der mir beschieden.

Blick ich auf die Trümmerreste,
scheinen öd mir solche Feste!
Trank ich denn nicht zur Genüge,
daß ich nicht dort unten liege?
Vertaald door Annemarie Bostroem

Arany

János Arany (2 maart 1817 – 22 oktober 1882)
Standbeeld in Boedapest

 

De Russische dichter Jevgeni Baratynski werd geboren op 2 maart 1800 in Sint Petersburg. Zie ook mijn blog van 2 maart 2007 en ook mijn blog van 2 maart 2009.

 

The Skull

 

Departed brother, who has disturbed your sleep

And trampled on the sanctity of the tomb?

Into your house, all dug up, I stepped down —

I took your skull in my hands, dusty and yellow.

 

The remnants of your hair — it wore them still.

I saw the slow course of decay upon it.

Horrible sight! How powerfully it struck

The sensible inheritor of that ruin.

 

Along with me a crowd of mindless youths

Above the open pit laughed mindlessly.

If only then, if only in my hands

Your head had burst forth into prophecy!

 

If only it had taught us — rash, in bloom,

And menaced hourly by the hour of death —

The truths that lie within the ken of tombs,

Uttering them in its impassive voice!

 

What am I saying? A hundred times is blessed

That law which has embalmed its lips in silence.

And righteous is that custom which demands

Respect for the solemn sleep of the departed.

 

Let the living live! Let the dead decay in peace!

O man, worthless creation of the Almighty,

Recognize finally that you were made

Neither for wisdom nor for omniscience!

 

We need our passions as we need our dreams.

They are the law and nourishment of our being:

You will not bring under the selfsame laws

The noise of the world and the silence of the graveyard.

 

Wise men will not extinguish natural feelings.

The answer they search for no grave shall supply.

Let life bestow its joys upon the living —

And death itself will teach them how to die.

 

 

Vertaald door Ilya Bernstein

 

Baratynski

Jevgeni Baratynski (2 maart 1800 – 11 juli 1844)

 

De Russisch-joodse schrijver Sholom Aleichem werd geboren in Pereyslav bij Kiev op 2 maart 1859. Zie ook mijn blog van 2 maart 2009.

 

Uit: Wandering Stars (Vertaald door Aliza Shevrin)

 

After the meal, and after Sholom-Meyer’s little speech, and after the cantor’s wife had cleared the table and the cantor said grace, the director felt it was time to get to the matter for which they had come. First he lifted his top hat, revealing a large bald pate, smoothed his fringe of pomaded hair, and wiped the sweat from his forehead. Then he began speaking. By nature he was a man of few words, but once he got going, it was hard for him to stop himself. His tongue would carry him off God knew where, so that he often ended up saying things he didn’t intend. Sholom-Meyer, his right-hand man, knowing his weakness, would try to take over, but the director would persist in speaking in his own style.

“You must understand, dear cantor,” Shchupak began, “that this is the way it is. Listen, I myself was once a cantor’s chorister. Actually I carried the slop pot. I mean I sang. I had a true soprano voice and caught more than a few slaps — I helped out on the pulpit. Then I went out on my own, sang at weddings, circumcisions, and pidyon habens chanting a kol m’koydesh that I had actually composed by myself. You should see this book full of my songs with my portrait on the cover. My kol m’koydesh goes like this, just listen.”

 

He began to warble:

 

Kol m’koydesh [Tzipkele my wife],

Sh’vii [may the devil take you],

K’rui lo [this very night!]

 

Albert Shchupak was into his role. He was preparing to sing kol m’koydesh in another key when Sholom-Meyer signaled him with a kick under the table that the sooner he stopped the better. Then Sholom-Meyer began explaining in plain words to the cantor exactly why they had come.“

 

Sholem_Aleichem_Kiev

Sholom Aleichem (2 maart 1859 – 13 mei 1916)
Standbeeld in Kiev

 

De Britse schrijfster Olivia Manning werd geboren op 2 maart 1908 in Portsmouth. Zie ook mijn blog van 2 maart 2009.

 

Uit: The Balkan Trilogy (The spoilt city)

 

„„One morning, while the city quivered like a mirage in the August heat, Harriet came face to face with Bella in the Calea Victoriei. Bella gave a smile and hurried into a shop. So she had not gone to Sinai after all, but had remained here, like everyone else, the prisoner of uncertainty and fear.

The Rome Conference had broken down. This time no one imagined that that was the end of the matter. There would be another conference. When it was announced, there was no stir and no more talk of defiance. The new Cabinet had announced complete fealty to the Führer and the Führer required a peaceful settlement. A settlement of any kind could only mean Rumania’s loss. Around the cafés and bars this fact was beginning to be accepted with a half-humorous resignation. What else was there to do? Yakimov, inspired by the tenor of conversation about him, had thought up a little joke. “Quel débâcle!” he said whenever opportunity arose: “As you walk cracks appear on the pavement,” and even Hadjimoscos had not the heart to snub him.

The young men still stood with their banners on the palace pavement, supported now by an admiring crowd. As for the King, having made his speech, his declaration of constancy, he had retired into silence, and a song was being sung which David did his best to put into English verse:

 

“They can have Bes
sarabia. We don’t like corn.

The best wheaten bread’s the stuff in our New Dawn.

Let them have the Dobrudja. Ma’s palace, anyway,

Has been sold to the nation for a million million lei.

 

Who wants Transylvania? Give it ’em on a plate.

Let them take what they damn well like. I’ll not abdicate”

The last phrase “Eu nu abdic” was the slogan of the moment. Jokes were told and the point was “Eu nu abdic”. Riddles were asked and the answer was always “Eu nu abdic”. However recondite, it was the smartest retort to any request or inquiry. It always raised a laugh.“

 

Olivia_manning

Olivia Manning (2 maart 1908 – 23 juli 1980)

 

De Duitse dichter en schrijver Gerhard Anton von Halem werd geboren op 2 maart 1752 in Oldenburg. Zie ook mijn blog van 2 maart 2009.

Eifersucht

 

Du, Eifersucht, wärst Amors Kind?
So sei von mir bewundert.
Dein Vater, sagt man, ist blind;
Du hast der Augen hundert.

 

Von Halem

Gerhard Anton von Halem (2 maart 1752 – 4 januari 1819)