De Nederlandse schrijver Antoon Coolen werd geboren in Wijlre in Zuid-Limburg op 17 april 1897. Zie ook mijn blog van 17 april 2007 en ook mijn blog van 17 april 2008 en ook mijn blog van 17 april 2009 en ook mijn blog van 17 april 2010.
Uit: Uitvaart
“De schaduwen van zomerwolken ijlden breed en groot over de neerbuigende halmen, de korenbloemen dansten mee, en langs de bermen en akkerzoomen vlamde, bij de rossige zuring en bij de windbewogen kamillen, het vuren rood van de klaproos.
Eens kwam Anna, de vrouw van Martien Deysselbloem thuis, toen was er een telegram voor haar gekomen. Daar hadden de anderen nieuwsgierig bijgestaan. Toen Anna het telegram gelezen had, was zij doodsbleek geworden. Zij gaf het aan Martien. Zij was naar de opkamer gegaan. Zij had zich daar aangekleed, om te vertrekken. Haar vader had een beroerte gekregen. Ze ging naar huis. Voor ze de deur open deed hoorde ze Martien zeggen:
– Gij, in jouw omstandigheden …
De anderen zaten verlegen en met een bitteren trek op het gezicht. Anna keek haar man aan, want zij had nu duidelijk iets gevoeld. Zij sloot de oogen. Zij stond in ’t open deurgebint, het zomerlicht lag warm op haar gesloten oogen. Zoo kon zij de anderen niet zien. Zij wist, dat Martien daar stond. Zij zei:
– Net op het oogenblik voor het eerst voel ik leven. Zij wachtte even. Ze zei zijn naam er nog achter:
– … Martien.
Haar schoonzuster Nel zei:
– Hè, hè toch ja, dat is nog al een mooi zeggen, dat ge u niet schaamt!
Toen Anna op den drempel stond en de boomen zag en de velden en het koren der wereld en een windstroom door de verre populieren, voelde zij de zwaarte in zich stroomen van een zekerheid, die zij uitsprak:
– Vader komt er niet meer bovenop. Hij zal sterven. Zij hoorde Nel tegen Martien zeggen:
– Gij moet meegaan. Dat is voor alles en voor een goede regeling het beste, dat ge er maar direkt bij bent. Toen vluchtte Anna schreiend weg.”
Antoon Coolen (17 april 1897 – 9 november 1961)
Borstbeeld in Deurne
Lees verder “Antoon Coolen, Ida Boy-Ed, Nick Hornby, Thornton Wilder, David Wagner”