De Nederlandse dichter, schrijver, songwriter en vertaler Pé Hawinkels werd geboren op 29 september 1942 in Heerlen. Zie ook alle tags voor Pé Hawinkels op dit blog.
Haydngedichten I
(Menuet uit de 94e Symfonie)
Hier dansen zij; misschien zijn het boeren
of matrones als kastelen. Ze glimlachen wellicht,
maar het is net zo goed mogelijk dat ze huilen,
of elkaar doodgemoedereerd vermoorden.
Wie zal dat uitmaken? Bij Bruegel kun je ze zien,
maar ik wed, dat, als je de pijn van honderd avonden doorstaat,
een rivier leegdrinkt en bergen als watjes in je oren steekt,
je ze dan ook zèlf kunt zien dansen,
alsof jouw leven op het spel staat,
en zonder stem kunt horen zingen… – was de dood maar zo!
Grijze mist en schaduwen van dingen
Grijze mist en schaduwen van dingen;
witte vuile druppels hingen
stil in de grauwe vieze lucht.
Over het trottoir, geel en vuil
van afgevallen bladeren,
kwam gewoon een meisje aangestapt
gewoontjes, bleek, haar jas was bruin.
Over de straat met bruine vegen
kwam, met een man erin, aangereden
een heel klein autootje van blik
door de miezerige regen.
Het meisje keek, en eventjes
werd haar bleek gezicht
door een lachje verlicht.
Zij was éen moment een engel
heel vertederd en heel teer.
De vent keek niet.
Toen lachte ze niet meer.
Grijze mist en schaduwen van dingen,
witte vuile droppels vielen
op de grijze vuile stenen neer.
schaatsen
we zien aan onze linkerhand
haasjes met wollige achterwerkjes rondwippen
en omdat het winter is het bos bestaan
uit vuilpoezen, bonestaken en bezemstelen
door de kleumende boodschap der twijgen vereend
de zon staat tranend in de nevel een opkomende
neiging tot niezen te dwingen
in represailles op de ijsvlakte te sublimeren
ik schop verongelijkte schoonheidskoninginnen
en eksters in hun paasbeste nozempakjes
het dorre knettergras in, waar vuilnis er voor uitkomt
en gescheurd nylon en sprokkelhout op hun beurt wachten
en in mijn lichaam zo zacht als een bokshandschoen
schaats ik als kwam ik voor de televisie
mijn gezonde vriendjes huldigen mijn sprongen
en ik word onwel als ik aan mogelijke beloningen denk
maar met de jaren wordt mijn honorarium
moeilijker denkbaar
Pé Hawinkels (29 september 1942 – 16 augustus 1977)
De Nederlandse dichteres Ankie Peypers werd geboren op 29 september 1928 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Ankie Peypers op dit blog.
Verhaal
Ook was er een fontein. En zomerbloemen
verklapten toch elkaar, wie deze nacht
het voorrecht had, haar lieveling te noemen
en wie haar ’s morgens bloemen had gebracht.
Of de fontein verbood, dat zij zo praatten,
zij babbelden en lachten om zijn dreigen
want onderwereld noch verdelging baten
om bonte bloemenmonden te doen zwijgen.
Gepijnigd hoorde het fonteinbeeld aan
dat zij hem caro mio noemde en de lippen bood.
De bloemen zeiden: ‘Zie haar voeten gaan,’
en ‘zagen jullie hoe het kleed strak om haar heupen sloot?’
Toen voer een siddering door de draineringsbuizen.
De bloemen keken op naar de fontein.
Hij slingerde zijn stralen rond in machtig suizen
en had een man, een graaf, een koning kunnen zijn.
‘Sinds zij in mijn schoot hals en borsten waste,’
riep de fontein wijd over marmersteen
en bloemen uit, ‘sinds ik haar naakt verraste,
is zij van mij, la cara mia, en van mij alleen.’
De bloemen zwegen en de stilte beefde.
Toen lachte zacht een stem en in het licht der maan
zag men een schaduw en een beeld dat leefde,
de schone en haar vriend, een huis ingaan. –
Met al zijn kracht nam de fontein zich op en bracht
zichzelf ten hemel en ontdaan van eer en rust
vloog hij als een versteende reuzenvogel door de nacht.
Omstreeks de dageraad wierp hij zichzelf te pletter op de Franse kust.
Taal
Ik ken de woorden alleen van horen zeggen.
Zij zijn mij verwant als de neven in Finland
die brede schouders hebben, kalme ogen,
waarin geruisloos bomen groeien, sleden rijden.
Ik denk aan hen in brieven vol rivieren,
wit hout stroomafwaarts, vol van sneeuw en liefde.
Omdat zij eenzaam zijn en onbereikbaar
als woorden.
Ankie Peypers (29 september 1928 – 24 oktober 2008)
De Bulgaarse dichter en schrijver Hristo Smirnenski werd geboren op 29 september 1898 in Kilkis, Macedonië. Zie ook alle tags voor Hristo Smirnenski op dit blog.
Uit: Le conte de l’escalier
“— Qui es-tu ? lui demanda le Diable.
— Je suis un fils du peuple et tous les miséreux sont mes frères. Oh ! Comme ce monde est injuste et combien malheureux sont les hommes !
L’adolescent, le front haut, serrait les poings. Il se tenait devant l’escalier, un escalier très haut, en marbre blanc strié de rose. Son regard se perdait dans le lointain où déferlaient, comme les vagues troubles d’une rivière en crue, les foules grises de la misère.
Soudain elles s’agitèrent, bouillonnèrent, levant une forêt de bras décharnés et noirs. Un tonnerre d’indignation et des cris de fureur firent trembler l’air, puis l’écho s’éteint lentement, solennellement comme de lointains coups de canon.
Les foules grossissaient, avançaient dans des nuages de poussière jaune, des silhouettes isolées s’en détachaient. Un vieillard approchait, courbé en deux, le regard rivé au sol comme s’il cherchait sa jeunesse perdue. Pendue à ses basques, une fillette aux pieds nus regardait l’escalier de ses yeux humbles et doux, comme des bleuets. Elle regardait en souriant.
Ils étaient suivis par des figures sèches, grises, déguenillées qui chantaient en chœur un vieux refrain, comme un chant funèbre. Quelqu’un poussait un sifflement strident, un autre, les mains dans les poches, riait d’une voix forte, éraillée, ses yeux brûlaient d’un regard dément.
— Je suis un fils du peuple et tous les miséreux sont mes frères. Oh ! Comme ce monde est injuste et combien malheureux sont les hommes ! Eh ! vous, là-haut, vous…
Le jeune homme, le front levé, tenait ses poings serrés et menaçants.
— Vous haïssez ceux qui sont là-haut ? lui demanda le Diable, en se penchant d’un air perfide vers le jeune homme.
— Oh ! Je me vengerai de ces ducs et de ces princes. Mes frères ont le visage pâle comme les sables, leurs gémissements sont plus lugubres que le vent glacé de l’hiver ! Ils seront cruellement vengés ! Vois leur souffrance, écoute leur plainte ! Je les vengerai ! Laisse-moi passer !
Hristo Smirnenski (29 september 1898 – 18 juni 1923)
Kilkis
De Britse schrijfster Elizabeth Gaskell werd geboren op 29 september 1810 in Londen. Zie ook alle tags voor Eilzabeth Gaskel op dit blog.
Uit: Wives and Daughters
“It was before the passing of the Reform Bill, but a good deal of liberal talk took place occasionally between two or three of the more enlightened freeholders living in Hollingford; and there was a great Tory family in the county who, from time to time, came forward and contested the election with the rival Whig family of Cumnor. One would have thought that the above-mentioned liberal-talking inhabitants would have, at least, admitted the possibility of their voting for the Hely- Harrison, and thus trying to vindicate their independence But no such thing. ‘The earl’ was lord of the manor, and owner of much of the land on which Hollingford was built; he and his household were fed, and doctored, and, to a certain measure, clothed by the good people of the town; their fathers’ grandfathers had always voted for the eldest son of Cumnor Towers, and following in the ancestral track every man-jack in the place gave his vote to the liege lord, totally irrespective of such chimeras as political opinion.
This was no unusual instance of the influence of the great landowners over humbler neighbours in those days before railways, and it was well for a place where the powerful family, who thus overshadowed it, were of so respectable a character as the Cumnors. They expected to be submitted to, and obeyed; the simple worship of the townspeople was accepted by the earl and countess as a right; and they would have stood still in amazement, and with a horrid memory of the French sansculottes who were the bugbears of their youth, had any inhabitant of Hollingford ventured to set his will or opinions in opposition to those of the earl. But, yielded all that obeisance, they did a good deal for the town, and were generally condescending, and often thoughtful and kind in their treatment of their vassals. Lord Cumnor was a forbearing landlord; putting his steward a little on one side sometimes, and taking the reins into his own hands now and then, much to the annoyance of the agent, who was, in fact, too rich and independent to care greatly for preserving a post where his decisions might any day be overturned by my lord’s taking a fancy to go ‘pottering’ (as the agent irreverently expressed it in the sanctuary of his own home), which, being interpreted, meant that occasionally the earl asked his own questions of his own tenants, and used his own eyes and ears in the management of the smaller details of his property. But his tenants liked my lord all the better for this habit of his. Lord Cumnor had certainly a little time for gossip, which he contrived to combine with the failing of personal intervention between the old land-steward and the tenantry.”
Elizabeth Gaskell (29 september 1810 – 12 november 1865)
Cover
De Spaanse dichter en filosoof Miguel de Unamuno y Jugo werd geboren op 29 september 1864 in Bilbao. Zie ook Miguel de Unamuno y Jugo op dit blog.
Uit: Nevel (Vertaald door Bart Peperkamp)
“En hij bleef staan bij de deur van een huis waar het knappe jonge meisje, dat hem als een magneet leek te hebben meegetrokken achter haar ogen aan, was binnengegaan. En toen gaf Augusto zich er rekenschap van dat hij achter haar aan was komen lopen. De portierster van het huis keek hem met schalkse oogjes aan en die blik bracht Augusto op het idee van wat hem vervolgens te doen stond. «Deze Cerbera, » zei hij bij zichzelf, «verwacht dat ik haar zal vragen naar de naam en de omstandigheden van deze juVrouw die ik heb lopen volgen, en dat is ongetwijfeld hetgeen me nu te doen staat. Iets anders zou betekenen dat ik mijn achtervolging zonder bekroning zou afsluiten, en dat moet niet,
een mens moet zijn werk afmaken. Ik heb een hekel aan dingen die onvolmaakt zijn!» Hij stak zijn hand in zijn zak en daarin vond hij alleen maar een munt van vijf peseta’s. Hij kon die nou bezwaarlijk gaan wisselen; daarmee zou hij tijd verliezen en zijn kans voorbij laten gaan. ‘Zegt u me eens, beste vrouw,’ vroeg hij de portierster om hulp zonder zijn duim en wijsvinger uit zijn zak te halen, ‘kunt u mij hier in vertrouwen en inter nos zeggen hoe deze juVrouw heet die zojuist is binnengekomen?’
‘Dat is helemaal geen geheim en er steekt ook geen kwaad in, mijnheer.’
‘Daarom juist.’
‘Nou, ze heet doña Eugenia Domingo del Arco.’
‘Domingo? Dat moet dan Dominga zijn…’
‘Nee, mijnheer, Domingo; Domingo is haar eerste achternaam, die van haar vader.’
‘Maar als het om een vrouw gaat, dan moet die achternaam toch veranderen in de vrouwelijke vorm, in Dominga. En als dat niet gebeurt, hoe zit het dan met de concordantie?’
Miguel de Unamuno (29 september 1864 – 31 december 1936)
Portret door Maurice Fromkes, 1925
Zie voor nog meer schrijvers van de 29e september ook mijn vorige blog van vandaag.