De Portugese schrijver José Saramago werd geboren op 16 november 1922 in het dorpje Azinhaga in de provincie Ribatejo. Zie ook alle tags voor José Saramago op dit blog.
Uit: Die portugiesische Reise (Vertaald door Karin en Nicolai von Schweder-Schreiner)
„Der Grenzbeamte kann sich nicht erinnern, so etwas schon einmal erlebt zu haben. Dieses ist der erste Reisende, der mitten auf dem Weg den Wagen anhält, mit dem Motor schon in Portugal, aber dem Tank noch in Spanien, und auf genau dem Zentimeter aus dem Fenster sieht, auf dem die unsichtbare Grenze verläuft. Und nun hört man über den dunklen, tiefen Wassern, zwischen den hohen Felswänden, die das Echo hin und her werfen, die Stimme des Reisenden, der zu den Fischen im Fluss predigt:
«Kommt her, Fische, ihr vom rechten Ufer, die ihr aus dem Rio Douro stammt, und ihr vom linken Ufer aus dem Rio Duero, kommt alle her und sagt mir: Welche Sprache sprecht ihr, wenn ihr die Unterwassergrenzen kreuzt? Und habt auch ihr dort unten Pass und Stempel? Hier stehe ich
und blicke von der Talsperre hier oben zu euch herab, und ihr hinauf zu mir, die ihr in diesen sich mischenden Wassern lebt und bald auf der einen, bald auf der anderen Seite seid, eine große Bruderschaft von Fischen, die einander fressen, weil sie hungrig sind, und nicht, weil es der Patriotismus verlangt.
Erteilt mir, Fische, eine klare Lektion, auf dass ich sie nicht beim zweiten Schritt, den ich auf dieser meiner Reise nach Portugal tue, vergesse, denn ihr müsst wissen: Von Ort zu Ort will ich darauf achten, was gleich ist und was verschieden, mit der Einschränkung, die nur allzu menschlich und
auch euch Fischen nicht fremd ist, dass auch der Reisende Vorlieben und Sympathien hat und nicht der universellen Liebe verpflichtet ist, welche das auch nicht von ihm verlangt.
Von euch schließlich, Fische, möchte ich mich verabschieden, bis irgendwann einmal, lebt euer Leben, solange die Fischer nicht vorbeikommen, schwimmt glücklich umher und wünscht mir eine gute Reise, auf Wiedersehen, Adieu.»
José Saramago (Azinhaga, 16 november 1922)
De Amerikaanse dichter Craig Arnold werd geboren op 16 november 1967 in Temple,Californië. Zie ook mijn blog van 16 november 2008 en ook mijn blog van 16 november 2009 en ook mijn blog van 16 november 2010.
Made Flesh
FALL creeps like a slow flame
over a maple limb by limb
leaves that once fanned their hands
open wanting to put themselves
all over everything begin to glow
brave vermillion and lively yellow
let at last their fingers curl
into the palm and let go
The same fire is touching us
around the edges licking wrinkles
into the corners of our eyes
making the skin inside our elbows
silky as old coins
And when we lie
together and I feel your bones
blaze and the rose of your face unfolds
and the incandescence of your skin
crackles like the paper at the tip
of a drawn-on cigarette and dies
in a final fluttering of ash
Then then we feel death
as the deepest coming then we ease unhurried
into the bud of body then we learn
little by little to relinquish
gracefully and less afraid
each time to let each other slip
slowly out of our clasp made
fire made flower made flesh.
Craig Arnold (16 november 1967 – 27 april 2009)
De Nederlandse schrijfster en journaliste Renate Rubinstein werd geboren op 16 november 1929 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Renate Rubinstein op dit blog.
Uit: Van Geel
„Ik ben natuurlijk geneigd te denken dat speciaal ik te dom ben om niet uit mijzelf te begrijpen wat Vasalis zo goed toelicht. Maar ik zie, ik ben de enige niet. Anthonie Donker, toch zelf eens een dichter, meent in zijn stuk dat in RAAM staat, dat Van Geel zozeer alleen over de natuur schrijft dat hij zelf wel natuur geworden lijkt. Hij citeert van Van Geel:
Ik hoorde lopen in de bladeren
of vechten om elkander vast te houden?
Stilzwijgende ronde nooit buiten adem.
En schrijft dan: ‘Er is in deze verzen geen verkeer meer met mensen en zelfs nauwelijks meer met zichzelf’. Het kost mij, na wat Vasalis schreef, geen moeite meer om te zien dat ook deze regels weer over mensen gaan en over een toestand in de dichter zelf.
Voor een vrolijke noot in dit nummer zorgt Wiel Kusters, in een stuk dat, ongewild, een Nabokoviaanse pastiche op de poëzieduider lijkt: een man die, koste wat koste, elk gedicht en bij voorkeur het minst toepasselijke, interpreteren wil naar zijn eigen idee fixe. Want Van Geel heeft bij uitzondering ook eens een gedicht geschreven dat niet over een dier of plant gaat, maar over een vrouw. Het heet dan ook ‘Portret’. ‘Een zangeres uit volle borst’, ‘Een gouden bromtol is ze die de lucht omspint, een egel van muziek’, etc. En juist van dit gedicht toont Kusters nu aan, met eindeloze weerlegging van elke tegenstrijdigheid, dat het helemaal niet over een vrouw gaat, maar alweer over een plant, de Lange Zonnedauw of Drosera angelica, een insektenetend heideplantje. Intussen houd je, als toeschouwer van deze merlijnse akrobatiek wel je hart vast, want de vrouw uit dit Portret, wordt ook nog genoemd ‘een vrolijk spinrok’ (wat Kusters ziet als een bevestiging van zijn duiding, omdat een spin immers insekten eet) en de bundel waar het gedicht in staat heet ‘Spinroc en andere verzen’ en is tot overmaat van ramp ook nog opgedragen aan Thérèse Cornips, wat omgekeerd gelezen Spinroc is. Dat is pijnlijk voor die man, straks wijst iemand hem erop. Overbodige fijngevoeligheid. Want in een voetnoot aan het eind van zijn stuk, geeft Kusters er blijk van dit nu ook te weten, omdat iemand van het Limburgs Dagblad het hem verteld heeft, maar het kan hem niet bommen: ‘Het is echter niet mijn bedoeling biografische gegevens, wanneer dit hier al zou kunnen, in mijn interpretatie te betrekken’. Sommige mensen zijn wel erg moeilijk te ontmoedigen.“
Renate Rubinstein (16 november 1929 – 23 november 1990)
De Schotse schrijver, humorist, radio-en televisie presentator Daniel Frederick Wallace werd geboren op 16 november 1976 in Dundee. Zie ookmijn blog van 16 november 2008 en ook mijn blog van 16 november 2009 en ook mijn blog van 16 november 2010.
Uit: Yes Man
“Ian…I’m trying to tell you about my life-changing moment, and you’re going on about Jesus in a pound shop.”
“Sorry, go on. So there was this bloke on a bus last week, who wasn’t a deity or a son of God, and then there was also your diary?”
Yes. There was also my diary. High up on the list, right under the bus, was my diary. A diary I had only started because I was afraid I would forget all the wonderful things I was doing. All the dazzling, crazy, hazy times. The important times, the carefree times, the times I’d look back on as the times of my life. Only when I flicked through it did I realise there was nothing to forget. Or, rather, nothing worth remembering.
Things had been different last year. Last year was a year of adventure. Of fun. Of friends. Six months into a new year I’d slowly begun to realise that all my stories were about last year. All my memories, too. I’d been cruising on past glories, dining out on better times. Well, that’s not strictly true. Not true at all. I’d been dining in on them.
For a number of months I’d been labouring under the impression that everything in my life was fine. I was a single man in his midtwenties, living in one of the most exciting cities in the world. Turns out I was a single man in his pants, sitting in his flat.
It had happened to me once before, this strange sense of midtwenties crisis, but it had happened when I’d lacked direction. These days I had direction. Plenty of it. But the direction was down.
In my mind I was one of London’s young, thrusting urbanites. In my mind I was always on the go, always had somewhere to be, always in the thick of things. I thought I was like something out of an advert. I probably even thought I had a moped.
I couldn’t have been more wrong. Especially about the moped.
And this is what I would finally realise after I got home from talking to the man on the bus.
I’d ended up talking to the man on the bus quite by chance.
It was, until that moment, just another day working in the West End, followed by just another dash to the Tube station in what was just another hopeless attempt to beat the rush hour and get home without spending an hour on a crowded train with my cheeks pressed up against a stranger’s nipples, receiving severe paper cuts every time they turned a page of their book.
Danny Wallace (Dundee, 16 november 1976)
Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn vorige blog van vandaag.