De Amerikaanse schrijfster en journaliste Annie Proulx werd geboren op 22 augustus 1935 in Norwich, Connecticut. Haar tweede roman, The Shipping News uit 1993 (Scheepsberichten) won de Pulitzer Prize for Fiction en de National Book Award voor fictie in 1994. Verder won ze de PEN/Faulkner Award for Fiction voor haar eerste roman, Postcards (Ansichten). Annie Proulx begon na haar studie haar carrière als journaliste, en ging pas op latere leeftijd romans schrijven. Haar verhalen gaan vaak over het harde leven op het platteland, en worden gekenmerkt door een compact, maar buitengewoon beeldend en vaak komisch spraakgebruik. In 2005 verfilmde Ang Lee haar verhaal Brokeback Mountain dat voor het eerst in 1997 in The New Yorker verscheen. In 1998 ontving zij er de O. Henry Award en de National Magazine Award voor.
Uit The Old Ace in The Hole
“In late March Bob Dollar, a young, curly-headed man of twenty-five with the broad face of a cat, pale innocent eyes fringed with sooty lashes, drove east along Texas State Highway 15 in the panhandle, down from Denver the day before, over the Raton Pass and through the dead volcano country of northeast New Mexico to the Oklahoma pistol barrel, then a wrong turn north and wasted hours before he regained the way. It was a roaring spring morning with green in the sky, the air spiced with sand sagebrush and aromatic sumac. NPR faded from the radio in a string of announcements of corporate supporters, replaced by a Christian station that alternated pabulum preaching and punchy music. He switched to shit-kicker airwaves and listened to songs about staying home, going home, being home and the errors of leaving home.
The road ran along a railroad track. He thought the bend of the rails unutterably sad, those cold and gleaming strips of metal turning away into the distance made him think of the morning he was left on Uncle Tam’s doorstep listening for the inside clatter of coffee pot and cups although there had been no train nor tracks there. He did not know how the rails had gotten into his head as symbols of sadness.
Gradually the ancient thrill of moving against the horizon into the great yellow distance heated him, for even fenced and cut with roads the overwhelming presence of grassland persisted, though nothing of the original prairie remained. It was all flat expanse and wide sky. Two coyotes looking for afterbirths trotted through a pasture to the east, moving through fluid grass, the sun backlighting their fur in such a way that they appeared to have silver linings.”
Annie Proulx (Norwich, 22 augustus 1935)
De dichteres en critica Dorothy Parker werd geboren in New York op 22 augustus 1893. Zie ook het blog van 7 juni 2006 en van 22 augustus 2006.
Ballade at Thirty-five
This, no song of an ingénue,
This, no
ballad of innocence;
This, the rhyme of a lady who
Followed ever her natural bents.
This, a solo of sapience,
This, a chantey of sophistry,
This, the sum of experiments, —
I loved them until they loved me.
Decked in garments of sable hue,
Daubed with ashes of myriad Lents,
Wearing shower bouquets of rue,
Walk I ever in penitence.
Oft I roam, as my heart repents,
Through God’s acre of memory,
Marking stones, in my reverence,
“I loved them until they loved me.”
Pictures pass me in long review,–
Marching columns of dead events.
I was tender, and, often, true;
Ever a prey to coincidence.
Always knew I the consequence;
Always saw what the end would be.
We’re as Nature has made us — hence
I loved them until they loved me.
Dorothy Parker (22 augustus 1893 – 7 juni 1967)
De Zweedse dichter Gustaf Fröding werd geboren op 22 augustus 1860 in Alsters gård bij Karlstad. Na zijn eindexamen gymnasium begon hij met studies aan de universiteit van Uppsala, maar die maakte hij niet af. Wel kwam hij tijdens zijn studie in aanraking met radicaal liberale kringen die invloed hadden op zijn politieke overtuigingen. Hij werkte een tijd bij de radicale krant Karlstads-Tidningen totdat een erfenis hem in staat stelde zich aan het schrijven te wijden. In 1889/90 moest hij echter voor het eerst opgenomen worden in een psychiatrische inrichting wegens een psychische aandoening. Daar voltooide hij zijn eerste bundel Guitarr och dragharmonika (Guitaar en trekharmonica) die in 1891 werd gepubliceerd. Het boek had meteen succes, maar Fröding maakte het niet mee, omdat hij zich ten tijde van de publicatie in een Noors verpleegtehuis bevond om zich tegen alcoholisme te laten behandelen. Tegelijkertijd werkte hij aan zijn tweede bundel Nya dikter (nieuwe gedichten) die in 1894 verscheen. Deze bundel had nog meer succes. Ook daarvan kon de dichter zelf niet genieten omdat hij aan een psychose leed. De rest van zijn leven zou hij in diverse instellingen opgenomen worden. Toch bleef hij schrijven.
Atlantis
Hark to the city-life roaring!
Dull is the boom of the rolling fray:
Sometimes a cry goes soaring
Shrill from the torrent spray.
Here all is quiet,
Quiet the water
Sleeps in the silent bay.
Here is all desolate seeming —
Far are we now from reality’s strand:
Only the City of Dreaming
Woven on water and land.
Let your head rest now
Here on my shoulder —
Look o’er the taffrail’s rand.
These are no rock-reefs that glimmer
Under our keel in the misty light:
Seest thou not castles that shimmer,
Seest thou the palaces bright?
That is Atlantis,
Dreamland’s Atlantis,
The world that was sunk in night!
Look on the white walls shining
There where the ways by the citadel meet
Godlike statues are lining
Garden and market and street.
All is deserted,
Memories only
Wander with joyless feet.
Gold gat the power for oppression:
Lordlings of Mammon the empire seized,
Stole all the millions’ possession,
Squandered in riot and feast.
Luxury’s conquests
Won they, and Ruin
Grew as the tale increased.
Then, as the high Gods fated,
Vanished and sank in the gulfing waves
A people to death dedicated —
Sank to their ocean graves:
Splendidly gifted,
Sunken and perished,
Whelmed in the sunless caves.
Thick-set corals are gleaming,
Paving the city of dreams and of sleep:
Sunrays like starlight seeming
Fall on the soundless deep:
Weeds of old ocean,
Twining their fibres,
Over the columns creep.
Some day, ah some day for us too
Dawneth our hour for the quenching of light
Some day descends upon us too
Sleep and eternal night —
Waves rolling o’er us,
Sunlight that filters
Dim through the waters bright.
Over our city out yonder,
Reared on foundations of slime and sand,
Some day the sea-waves shall wander,
Flooding our shore and strand:
Over us swirling,
Over us swinging,
Folk from an alien land.
Vertaald door C.D. Locock 1925
Gustaf Fröding (22 augustus 1860 – 8 februari 1911)
De Franse dichter, schrijver en vertaler Jean Regnault de Segrais werd geboren op 22 augustus 1624 in Caen. Vanwege zijn knappe kop werd hij bij Anne Marie Louise d’Orléans aanbevolen als geheime secretaris. Hij had als taak haar geschriften te corrigeren en te publiceren. Een soortgelijke functie kreeg hij ook bij de schrijfster Marie-Madeleine de La Fayette zodat Zaïde (1669) en La princesse de Clèves (1678) onder zijn naam verschenen. Sinds 1662 was hij lid van de Académie française. Grote roem verwierf hij met zijn eclogen en pastoralen.
Stances
Doux ruisseaux coulez sans violence,
Rossignols modérez votre voix ;
Taisez-vous, Zéphyrs, faites silence,
C’est Iris qui chante dans ces bois.
Je l’entends et mon cœur qu’elle attire
La connaît à ses divins accents,
Aux transports que sa douceur m’inspire,
Mais bien mieux aux peines que je sens.
Que ses yeux ont d’attraits et de charmes !
Que mon cœur a pour eux de tourment !
J’ai payé mille fois de mes larmes
Le plaisir de les voir un moment.
Jean Regnault de Segrais (22 augustus 1624 – 15 maart 1701)
De Franse dichter en schrijver Georges de Scudéry werd geboren op 22 augustus 1601 in Le Havre. Hij diende een tijd in het leger, maar rond zijn dertigste vatte hij liefde op voor de literatuur en rond het midden van de zeventiende eeuw was hij een prominente figuur in Parijs. Zijn verzet tegen Corneille leverde hem de gunst op van Richelieu. Van de verschillende tragikomedies en pastorelen is alleen L’Amour tyrannique aan de vergetelheid ontsnapt. Toch kan een zeker poëtisch talent hem niet ontzegd worden.
L’automne
Ô Saison bienfaisante, aimable et douce Automne,
Toi que le Soleil voit d’un regard tempéré ;
Toi qui par les présents, que ta faveur nous donne,
Fais arriver un bien, qu’on a tant espéré.
Ce riche amas de fruits, dont ton front se couronne,
Rend par tous nos Hameaux, ton Autel révéré ;
L’Abondance te suit ; le Plaisir t’environne ;
Mais un plaisir tranquille, aussi bien qu’assuré.
Bacchus te suit partout ; et Cérès t’accompagne ;
Les Côteaux élevés, et la vaste Campagne,
Leurs raisins et leurs blés, te montrent tour à tour :
Chacun dans l’Univers, a
le fruit de ses peines ;
Moi seul, hélas moi seul, abusé par l’Amour,
N’ai qu’un espoir trompeur, et des promesses vaines.
Georges de Scudéry (22 augustus 1601 – 14 mei 1667)
De Nederlandse schrijver en beeldend kunstenaar Willem Arondéus werd op 22 augustus 1894 in Naarden geboren.Hij groeide op in Amsterdam. Op dertienjarige leeftijd werd hij toegelaten tot de Quellinusschool, de latere Rietveld Academie, waar hij zich toelegde op het decoratief schilderen. Hij kwam met andere kunstenaars in aanraking en raakte goed bevriend met de dichter Adriaan Roland Holst. In 1923 kreeg hij de opdracht een wandschildering te maken in het stadhuis van Rotterdam. Dat betekende een doorbraak als beeldend kunstenaar. Algemeen wordt in dit werk de invloed gezien van de beeldend kunstenaar Richard Roland Holst, een man die hij bewonderde en die hem beïnvloedde.Voor het gedicht ‘De Stervende’ van zijn andere steun en inspiratiebron Adriaan Roland Holst maakt hij een gravure.
Houtsnede voor ‘De Stervende’
Omstreeks 1935 wendde hij zich af van de beeldende kunst en wijdde hij zich aan het schrijven. In 1938 debuteerde hij met de roman Het uilenhuis. Zijn volgende roman In de Bloeiende Ramenas kreeg evenals de eerste een redelijk goede ontvangst, al waren er kritische geluiden over zijn stijl. In 1939 verscheen zijn eerste kunsthistorische boek, een biografie van Matthijs Maris. Arondéus was een bijzondere en eigenzinnige Noord-Hollander die dwars tegen de tijdgeest in al rond 1914, op twintigjarige leeftijd, openlijk voor zijn homoseksualiteit uitkwam. Toen in de loop van 1941 Arondéus’ boek over de monumentale schilderkunst in Nederland werd gepubliceerd, bevond hij zich al midden in het verzetswerk. Hij falsificeerde met Willem Sandberg en Gerrit van der Veen persoonsbewijzen en schreef de Brandarisbrieven. In deze brieven signaleerde hij gevallen van culturele collaboratie en riep hij op tot verzet als de bezetter het vrije kunstleven bedreigde zoals met de oprichting van de Kultuurkamer. Hij werd opgepakt en met een aantal vrienden uit het verzet na een schijnproces ter dood veroordeeld. In de gevangenis schreef in zijn afscheidsbrief:
“Het is zoo licht om heen te gaan; er is geen enkele droefheid meer of angst; als je eenmaal zóó dicht bij den dood gekomen bent als wij nu zijn, dan verliest het alle verschrikking. Er is alleen nog maar verwondering omdat het zoo licht is om in liefde van het leven te scheiden, zoo blij is om wat je achterlaat zonder bitterheid te kunnen gedenken. Ik heb veel verbittering gekend, maar dat is alles voorbij. Het is goed en mooi geweest.”
Willem Arondéus (22 augustus 1894 – 1 juli 1943)
De Duitse schrijfster Irmtraud Morgner werd geboren op 22 augustus 1933 in Chemnitz. Na wat prozawerk in de stijl van het socialistische realisme kwam in 1968 voor haar de doorbraak bij het lezerspubliek van de DDR met de roman „Hochzeit in Konstantinopel“. De mix van fantasie en realistische beschrijving van het alledaagse leven vanuit feministisch perspectief zou haar handelsmerk worden. Met de romans die er op volgden zoals „Leben und Abenteuer der Trobadora Beatriz“ en „Amanda“ vierde zij vanaf 1974 ook grote successen in de BRD.
Uit: Die wundersamen Reisen Gustavs des Weltfahrers (1972)
“Mein Vater starb, als ich noch ein Kind war. Er hinterließ mir weder Besitz noch Geld, sondern Talent. Damit bewarb ich mich, als ich das vierzehnte Lebensjahr vollendet hatte, repräsentiert durch meinen Rechtsvertreter Emil Hädler, bei der Königlich-Sächsischen Staatseisenbahn. Ich wurde als Schlosserlehrling eingestellt, lernte aus, wurde Geselle, später Hilfsheizer, Heizer, Reservelokomotivführer und erreichte im Mannesalter, wozu ich berufen war. Ich zeugte v
ierzehn Kinder und fuhr große Lokomotiven, in meinen besten Jahren nur D-Zug-Lokomotiven. Alle Haupt- und viele Nebenstrecken meiner Reichsbahndirektion kannte ich. Wenn ich vom Dienst kam und die Küche betrat, wo man sein Wort schlechter verstand als auf steifachsigen Lokomotiven, begaben sich die großen Kinder auf die großen Bänke, die um den großen Tisch standen, und die kleinen auf die kleinen Bänke, die um den kleinen Tisch standen. In unserer Küche standen damals nur Tische und Bänke und ein gemauerter Herd. Auf dem kochte meine Frau Klara Kartoffelsuppe, Kaffee und Windeln in großen Töpfen. Über dem Herd hing ein Wandbord. Dort standen ein Dutzend zwiebelgemusterte Gewürzdosen, die nicht enthielten, was ihre Aufschriften besagten, sondern: Thymian, Estragon, Basilikum, Sellerie, Liebstöckel, Kümmel, Majoran, Beifuß, Dill, Pfeffer, Leberwurstgewürz, Blutwurstgewürz.”
Irmtraud Morgner (22 augustus 1933 – 6 mei 1990)
De Duitse dichter en schrijver Wolfdietrich Schnurre werd geboren op 22 augustus 1920 in Frankfurt am Main. Zie ook mijn blog van 22 augustus 2006.
Uit: Als Vaters Bart noch rot war
“Mit einem Schlage war es Frühling. Auf der abgestorbenen Ulme im Hof sang eine frühe Drossel, die Spatzen verschwanden mit ellenlangen Strohhalmen hinter der Dachrinne, und in den Schaufenstern der Papierhandlungen waren rotgelbe Triesel und stumpf glänzende Murmeln zu sehen.
Vater stand jetzt wieder früher auf, und wir gingen morgens immer in den Tiergarten, wo wir uns auf eine Bank in der Sonne setzten und dösten oder uns Geschichten erzählten, in denen Leute vorkamen, die Arbeit hatten und jeden Tag satt wurden.
War die Sonne mal weg, oder es regnete, gingen wir in den Zoo. Wir kamen umsonst rein; Vater war mit dem Mann an der Kasse befreundet.
Am häufigsten gingen wir zu den Affen; wir nahmen ihnen meist, wenn niemand hinsah, die Erdnüsse weg; die Affen hatten genug zu essen, sie hatten bestimmt viel mehr als wir.
Manche Affen kannten uns schon; ein Gibbon war da, der reichte uns jedesmal alles, was er an Eßbarem hatte, durch das Gitter. Nahmen wir es ihm ab, klatschte er über dem Kopf in seine langen Hände, fletschte die Zähne und torkelte wie betrunken im Käfig umher. Wir dachten zuerst, er machte sich über uns lustig; aber allmählich kamen wir dahinter, er verstellte sich nur, er wollte uns der Peinlichkeit des Almosenempfanges entheben.”
Wolfdietrich Schnurre (22 augustus 1920 – 9 juni 1989)
Ik wens jullie nog een aangename woensdagavond…liefs…