De Indisch-Britse schrijver en essayist Salman Rushdie werd geboren in Bombay op 19 juni 1947. Zie ook alle tags voor Salman Rushdie op dit blog.
Uit: De familie Golden (Vertaald door Martine Vosmaer en Karina van Santen)
“Op de dag van de inauguratie van de nieuwe president, toen we bang waren dat bij vermoord zou worden terwijl hij hand in hand met zijn bijzondere vrouw door de juichende menigte liep, en toen velen van ons op de rand van de economische ondergang stonden in de nasleep van het uiteenspatten van de hypotheekbubbel, en toen Isis nog een Egyptische moedergodin was, kwam een ongekroonde koning van een jaar of zeventig uit een land hier ver vandaan met zijn drie moederloze zoons naar New York, waar hij het paleis van zijn ballingschap betrok en zich gedroeg of er niets mis was met het land of de wereld of zijn eigen geschiedenis. Hij begon over zijn buurt te heersen als een goedertieren keizer, hoewel hij, ondanks zijn charmante glimlach en vaardige spel op zijn Guadagnini-viool uit 1745, iets zwaan en goedkoops ademde, het onmiskenbare luchtje van grof, despotisch gevaar, de geur die ons waarschuwde pas op voor deze man, want hij kan je elk moment laten executeren, als je een hem onwelgevallig overhemd draagt, bijvoorbeeld, of als hij met je vrouw naar bed wil. De volgende acht jaar, de jaren van de vierenveertigste president, waren voor ons ook de jaren van het steeds grilliger en verontrustender bewind van de man die zich Nero Golden noemde en die niet echt een koning was, en aan het eind van zijn tijd- perk was er een grote – en in metaforische zin apocalyptische – brand. De oude man was klein, gedrongen zou je zelfs kunnen zeggen, en droeg zijn haar, dat ondanks zijn gevorderde leeftijd nog overwegend donker was, glad naar achteren gekamd zodat de duivelse v-lijn werd geaccentueerd. Zijn ogen waren zwart en priemend, maar wat als eerste opviel – hij rolde vaak zijn hemdsmouwen op om te zorgen dat het opviel -waren zijn onderarmen, dik en sterk als van een worstelaar, en eindigend in grote, gevaarlijke handen met knotsen van gouden ringen vol smaragden. Weinig mensen hadden hem ooit zijn stem horen verheffen, maar toch twijfelde je er geen moment aan dat er een grote vocale kracht in hem huisde die je maar beter niet kon uitlokken. Hij kleedde zich duur, maar straalde iets °prachtigs, iets dierlijks uit, dat deed denken aan het Beest uit volksverhalen, niet op zijn gemak in menselijke opsmuk. Wij, zijn buren, waren allemaal behoorlijk bang voor hem, hoewel hij enorme, onhandige pogingen deed om een goede, sociale buurman te zijn, door woest met zijn stok naar ons te zwaaien, en op de raarste momenten mensen bijna te dwingen op de borrel te komen. Wanneer hij stond of liep, leunde hij voorover, alsof hij voortdurend tegen een harde wind in tornde die alleen hij kon voelen, licht gebogen vanuit de heupen, maar niet al te veel. Dit was een machtig man; nee, meer dan dat – een man die zwaar verliefd was op het idee van hemzelf als machtig man. Het doel van de wandelstok leek eerder decoratief en expressief dan functioneel. Wanneer hij door de Gardens wandelde, deed hij zijn best om vriendelijk op ons over te komen.”
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.
Stad van de lente weer eens
“De lente is altijd zoals het vroeger was.”
Zei een oude Chinese man.
De regen siste langs de ramen.
Verlangens van grote afstand.
Bereikten ons.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor de schrijvers van de 19e juni ook mijn blog van 19 juni 2022 en ook mijn blog van 19 juni 2020 en eveneens mijn blog van 19 juni 2019 en ook mijn blog van 19 juni 2018.