De Nederlandse dichter en schrijver Abraham Jan Daniël van Oosten werd geboren op 12 november 1898 in Delft. Van Oosten was een autodidact die eerst werkte als huisschilder, maar later ambtenaar werd en journalist. Hij behoorde aanvankelijk tot de Jong Protestantse groep, maar ging in 1931 over tot de rooms-katholieke kerk en was van 1934 tot 1939 redacteur van De Gemeenschap. In de jaren dertig verschenen met vrij grote frequentie dichtbundels van hem: “Het vuurwerk” (1930), “Slagen op de ruit” (1935), “De dag beweegt” (1936), “Vuur en Droom” (1937), “Schip en Vrouw”(1937) en “Vuursteen”(1940).
Het idiote oude mannetje
Bidt voor ’t oud mannetje dat altijd beeft en knikt
zijn lieve zoontjes heeft hij beiden jong zien sterven
– de onnoozelen zullen Gods rijk beërven –
Als hij een ranke knaap ziet staat hij stil, verschrikt;
een ieder zegt dat hij van Lotje is getikt.
Het kantoor
Gods alziend oog vindt ons verdord van zin
gebogen over acten en statuten,
de dag verzwindt in rinzige minuten
en ’t klokgetik spint ons als muggen in,
hier is geen eind, hier is geen nieuw begin.
Augustus
Augustus heeft zijn tenten opgeslagen,
en heerscht doorluchtig over ’t heerlijk land,
heiden en hemel zieden te’ allen kant
van ’t goud en brons der schelle zonnevlagen.
Hoogzomer ment der dagen vuurgen wagen
de horizonnen rond, en wendt ten rand
der ijle kimmen ’s nachts den blanken brand
van ’t slapend licht tot nieuw en hèller jagen.
De dennen broeien, de erica vlamt paars,
’t fel vogellied vliet ’t bosch vol van geluiden,
’t groot levensland viert ’t koningsfeest des jaars.
Over ’t gekroonde koren op den enk
wuift warme wind zijn loomen groet uit ’t Zuiden
en kust de halmen in zijn zoelen zwenk.
A.J.D. van Oosten (12 november 1898 – 23 januari 1969)