Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, André Theuriet, Nikolaus Becker

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Brief

Dat ik je liet zitten
toen je in stukken viel
aan het hoofd van de tafel

je beefde ineens en begon
schokkend te huilen, want
je zag het, je zag het,
53 jaar en een oude kraai
maakte een zwart nest in je hoofd

dat ik toen gewoon bleef zitten
en niet naar je toe kwam en je aanraakte,
wat kan ik daar nu eigenlijk nog over zeggen.
(het spijt me, het spijt me zo)

 

Pijnloze metamorfosen

III

Laten we zeggen:
ik ben een moordenaar.
Er is een moment
dat wordt ingeklemd
tussen voor en na, oneindig dun.
Ik heb een mens gedood
en niemand weet het
en ik weet het evenmin.
Er huist in mij een niet-bestaan
dat muren om zich heen verlangt.

Vreemd hoe alles gewoon is:
een halfje bruin bij de bakker,
een wandeling in het park,
niemand is bang voor mij.
Ik aai een kind
met dezelfde hand
en sleep een suizend
vacuüm achter me aan.
Persephone schrijft mij
lange brieven.

 deroode

Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Martin van Amerongen werd geboren op 8 oktober 1941 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Uit: Nooit komen rampen eenzaam als verspieders

„Ik had tot op dat moment weinig verstand van de dood. De eerste (en laatste) dode die ik had gezien was mijn grootmoeder, via een foto in haar kist, die door een glasplaat was afgedekt. Wacht even! Ik vergeet Piet de Schildpad, die plotseling niet meer bewoog, waarna de familie hem een eerlijk zeemansgraf heeft bezorgd vanaf de brug over de Nieuwe Prinsengracht. Dood en verderf hebben mij altijd gefascineerd, exclusief als cultureel fenomeen, van de ongelukkige Violetta Valery tot de macabere graaf Dracula. De daadwerkelijke confrontatie bleef mij echter bespaard. Dus besloot het lot dat ik iets in te halen had. Anneke en ik zaten in een café tegenover het Centre Pompidou, toen zij vertelde dat zij sinds een paar weken van die rare visioenen had. Het waren grote, helderwitte vlakken, met een sereen karakter, of je naar een soort maanlandschap keek. Onaangenaam waren die visioenen eigenlijk niet. Toch leek het ons verstandig om het verschijnsel aan een deskundig iemand voor te leggen.
Er werd een hersenscan gemaakt, die in zo’n klassieke gaatjesenveloppe werd gestoken, waarmee wij ons naar de neuroloog begaven.
«Draag jij het maar», zei Anneke. «Anders heb ik het gevoel dat ik met m’n doodvonnis onder m’n arm loop.»
«Doe niet zo eng!» zei ik.
Gedrieënlijk — zij, de neuroloog en ik — bekeken wij het materiaal. Het was een tumor, een andere conclusie was niet mogelijk. Anneke, die verpleegster was geweest, stelde een paar ter zake doende vragen. Vervolgens pakte de neuroloog de telefoon en begon iets te regelen. Op weg naar de auto zei ik: «Gelukkig maar dat het een tumor is. Ik was even bang dat het kanker zou zijn.»
«Dokter Pipi», zei Anneke, «een tumor ís kanker.»
Daarna begonnen de sterfgevallen zich in mijn omgeving in een tumultueus tempo te ontwikkelen. Ik ging naar de begraafplaats Zorgvlied met de routine waarmee men naar de kapper gaat, de kraaien sloegen mij familiair op de schouders en de begrafenisondernemer was inmiddels een huisvriend geworden.“

amerongen

Martin van Amerongen (8 oktober 1941 – 11 mei 2002)

 

De Amerikaanse schrijver Benjamin Cheever werd geboren op 8 oktober 1948 in New York. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Uit: Selling Ben Cheever

„In January of 1997, when I was training to be a car salesman, another man and I used to spend the afternoon coffee break together. “When you want to become a car salesman, does that mean you’ve hit the bottom of the barrel?” he said, finally, without meeting my eye.

“No,” I said, “it depends on what kind of salesman you turn out to be.” I still believe that. There was quality at the auto store, at CompUSA and even at Nobody Beats the Wiz.

There were stinkers, too, of course, but they were also interesting to me. I was a stranger, a foreigner in the service economy. I’ve lived most of my life in Westchester County and on Manhattan Island, which is where I took the jobs for this book, and yet I feel that in researching this book, I have traveled a great distance. I’d always stood on the other side of the counter. I’d always been the one with the money. I’d always been the mark.

I was raised to disdain sales. When I went to work after college in 1970 as a reporter at The Rockland Journal-News in Nyack, N.Y., I looked down on the advertising salesmen, even though they worked upstairs. I started at $100 a week. I believe they started at $115, and earned more if they actually sold advertising.

So why did I finally step through the looking glass? How did I make the transition from Senior Editor at The Reader’s Digest and a corner office in the Pan Am Building (now Met Life) to the all-polyester suit of a Burns Security Officer?

Research? Yes, and no.

I wanted to write. In 1988, I left my job at The Reader’s Digest, set out on my own, published a book of my father’s letters.

I then wrote a novel, and for those of you who think nobody will turn down a book with Cheever at the top of the page, I’m here to tell you they’re out there. By the dozens. Ultimately, I cleared that hurdle, had one novel published, then a second. Three’s the charm. The third would be my “break-out book.”

cheever

Benjamin Cheever (New York, 8 oktober 1948)

 

De Duitse schrijver Jakob Arjouni (pseudoniem van Jakob Bothe) werd geboren op 8 oktober 1964 in Frankfurt am Main.  Zie ook mijn blog van 8 oktober 2006 en ook mijn blog van 8 oktober 2007 en ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Uit: Happy Birthday, Türke!

„Es summte unerträglich. Immer wieder schlug meine Hand zu, doch sie zielte schlecht. Ohr, Nase, Mund – unerbittlich griff sie alles an. Ich drehte mich weg, drehte mich wieder zurück. Keine Chance. Mörderisch.
Endlich schlug ich die Augen auf und ortete die verdammte Fliege. Dick und schwarz sass sie auf der weissen Bettdecke. Ich zielte anständig und stand auf, um mir die Hand zu waschen. Den Spiegel mied ich. Ich ging in die Küche, setzte Wasser auf und suchte Filtertüten. Das lief noch eine Weile so, bis heisser Kaffee vor mir dampfte. Es war der elfte August neunzehnhundertdreiundachtzig, mein Geburtstag.
Die Sonne stand schon weit oben und blinzelte mir zu. Ich trank Kaffee, spuckte Satz auf die Küchenkacheln und versuchte, mich an den letzten Abend zu erinnern. Ich hatte mir eine Flasche Chivas geleistet, um den folgenden Tag in angemessener Weise einzuleiten. Das war sicher, denn die leere Flasche stand vor mir auf dem Tisch. Irgendwann war ich dann losgetrottet, um mir Gesellschaft zu suchen. Schliesslich hatte ich einen Rentner gefunden. Er wohnt zusammen mit seinem Dackel im Stockwerk über mir. Ab und zu spiele ich ein paar Partien Backgammon mit ihm. Ich war ihm im Hausflur begegnet, als er gerade mit seinem Hund pinkeln gehen wollte.”
 

arjouni

Jakob Arjouni (Frankfurt am Main, 8 oktober 1964)

 

De Franse schrijver en dichter André Theuriet werd geboren op 8 oktober 1833 in Marly-le-Roi. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

La Loire à Langeais

Large et lente, la Loire aux eaux éblouissantes
Se répand dans les prés aux clartés de midi.
Le sol brûle, là-bas les grèves blanchissantes
Sèchent au grand soleil leur limon attiédi.

Et sur les flots moirés dorment les vertes îles,
Ceintes de peupliers, d’aunes et de bouleaux :
Rameaux flottants, feuillée épaisse, frais asiles
Se bercent reflétés dans la splendeur des eaux.

Ouvrant ses bras d’argent, la royale rivière
Sur son sein qui frémit les presse avec amour ;
L’eau vers les saules gris, les saules vers l’eau claire,
Attirés et charmés s’avancent tour à tour.

Des vignes aux blés mûrs tout parle de tendresse.
C’est un murmure sourd, un chant voluptueux ;
La Loire, tout entière à sa muette ivresse,
Baise avec passion les vieux saules noueux…

La nuit vient. Au milieu d’une brume empourprée,
Le soleil s’est plongé dans l’onde qui rougit.
Le feuillage frissonne, et la lune dorée
Au sommet des noyers se montre et resplendit.

Et l’on entend dans l’eau, dans les sombres ramées,
Des rires, des baisers et des éclats de voix,
Comme si des amants avec leurs bien-aimées
S’entretenaient d’amour dans les sentiers des bois.

Et l’on croit voir passer de vagues ombres blanches :
Est-ce un frêle brouillard par le vent emporté,
Ou le jeu d’un rayon de lune sur les branches ?…
L’air exhale de chauds parfums de volupté.

C’est vous qu’on voit errer, ô splendides maîtresses !
Vous qui dans vos tombeaux sommeillez tout le jour,
Diane, Marguerite, ô reines, ô duchesses,
Fantômes des vieux temps et de la vieille cour !

Vous revenez la nuit : vos amants, vos poètes
Marchent à vos côtés. Fiers, souriants et beaux,
Contant de gais propos, chantant des odelettes,
Les couples enlacés glissent sous les bouleaux.

theuriet

André Theuriet (8 oktober 1833 – 23 april 1907)
Standbeeld in Bourg-la-Reine

 

De Duitse schrijver Nikolaus Becker werd geboren op 8 oktober 1809 in Bonn. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2006 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Die Rose

Es blühte eine Rose,
Wohl ist ihr keine gleich,
So hell und frisch von Farbe,
An süßem Duft so reich.

»War’, Röslein, nicht schon Einer,
Der emsig wartet dein,
Ich möcht’ all meine Tage
Dein treuer Pfleger sein!«

So zog ich in die Weite.
Mit sehnendem Gemüth
Kam ich zur Heimat wieder —
Ob noch die Rose blüht?

Ich trat zum Blumengarten:
In hartem, dürrem Sand,
Die Blätter traurig senkend,
Die schöne Rose stand.

Mag wohl der Thau ihr frommen?
Viel Thränen vielen drauf.
Sie hob die Blüthenkrone,
Die welke, nicht mehr auf.

Da ging ich trüb und schweigend —
Fluch dir, du Gärtnersmann,
Der eine solche Rose
So schmählich pflegen kann!

becker

Nikolaus Becker (8 oktober 1809 – 28 augustus 1845)
Buste in het Stadmuseum, Bonn