Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self, Jane Smiley

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Shoebaloo

op een zondagavond in maart,
(de lente was voortvarend
uit de startblokken gekomen)
reed ik naar scheveningen
en zagen de zee en ik elkaar terug

we hadden elkaar lang niet gesproken,
te lang: de laatste keer dateerde
van ver voor de winter–
niet dat we daarvan wakker lagen
de zee en ik, wij redden ons wel

de zee lag trouw
voor de kust en scheen niet merkbaar
van plek verschoven
ze leek geen dag ouder geworden
en veel jonger dan ze was;
dat vertelde ik haar ook,
een compliment waar ze zichtbaar
verguld mee was

helaas kon ze hetzelfde niet van mij beweren,
zei ze naar waarheid
want zoete broodjes bakken
deed en doet ze niet, de zee
de noordzee niet, en de andere zeeën
en oceanen evenmin

de zee, wist ik terwijl ik het water tegemoet liep,
zou heel wat langer meegaan dan ik-
een gedachte waar ik goed
mee uit de voeten kon
een meeuw hing aan een draadje in de lucht

we keken elkaar recht in de ogen,
de noordzee en ik, en begrepen elkaar
ik liet het water
over mijn puntschoenen lopen
waste zo het kerkhofzand* van de neuzen
en het kerkhofstof spoelde weg

kort daarop ging ik naar huis
want de lucht betrok
het begon kouder te worden, kil zelfs
en de zee en ik,
we hadden elkaar
weinig meer te vertellen

 


Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Rhapsody On A Windy Night (Fragment)

Twelve o’clock.
Along the reaches of the street
Held in a lunar synthesis,
Whispering lunar incantations
Dissolve the floors of memory
And all its clear relations,
Its divisions and precisions,
Every street lamp that I pass
Beats like a fatalistic drum,
And through the spaces of the dark
Midnight shakes the memory
As a madman shakes a dead geranium.

Half-past one,
The street lamp sputtered,
The street lamp muttered,
The street lamp said, “Regard that woman
Who hesitates towards you in the light of the door
Which opens on her like a grin.
You see the border of her dress
Is torn and stained with sand,
And you see the corner of her eye
Twists like a crooked pin.”

The memory throws up high and dry
A crowd of twisted things;
A twisted branch upon the beach
Eaten smooth, and polished
As if the world gave up
The secret of its skeleton,
Stiff and white.
A broken spring in a factory yard,
Rust that clings to the form that the strength has left
Hard and curled and ready to snap.

Half-past two,
The street lamp said,
“Remark the cat which flattens itself in the gutter,
Slips out its tongue
And devours a morsel of rancid butter.”
So the hand of a child, automatic,
Slipped out and pocketed a toy that was running along the quay.
I could see nothing behind that child’s eye.
I have seen eyes in the street
Trying to peer through lighted shutters,
And a crab one afternoon in a pool,
An old crab with barnacles on his back,
Gripped the end of a stick which I held him.


T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Portret door Wyndham Lewis, 1938

 

De Nederlandse schrijver Thomas van Aalten werd geboren in Huissen bij Arnhem op 26 september 1978. Zie ook alle tags voor Thomas van Aalten op dit blog.

Uit: Leeuwenstrijd

Moet je me zien zitten. Daar, in het midden van de klas, als een leeggelopen ballon tussen al die frisgekapte en opgepoetste jongens en meiden. Ze hebben weer een of ander dom filmpje op hun telefoon dat ze allemaal aan elkaar doorsturen tijdens Frans of geschiedenis en de leraren zien niet – of willen niet zien – dat de hele klas erom zit te giechelen, het is weer een filmpje van YouTube van een meisje dat weigert de klas uitgestuurd te worden en dan haar broek naar beneden trekt in een volle klas of zo.
Ik vind de meeste vakken en lessen ook echt verschrikkelijk, maar ik ga niet zoiets kinderachtigs doen en het dan filmen en al helemaal niet op YouTube kijken tijdens een les.
Meestal ziet mijn leven er als volgt uit: ik sleep me door de schooldag heen en kom doodop thuis, ga een rondje skaten, smijt mijn skateboard in de hoek van de kamer en ga dan op mijn bed liggen, val in slaap, doe wat huiswerk en ga dan eten met mijn stiefvader en moeder en mijn stiefzusjes en dan skate ik soms nog wat en dan ga ik weer pitten.
Elke doordeweekse dag ziet er zo uit. In het weekend slaap of skate ik soms wat meer.
In de winter is het het ergst, dan heb ik het ook nog eens de hele dag koud en lig ik tegen de loeiende verwarming aan, als een kuiken onder een warmtelamp. Als ik mijn skateboard niet had, had ik trouwens helemaal geen vrienden. Nu heb ik tenminste nog een paar skatevrienden. Dan had ik moeten gamen of zo, en dat vind ik zoiets debiels. Ik kan dat ook helemaal niet goed.
Mijn stiefzusjes spelen weleens op een psp of een spelletje op hun telefoon, maar daar kan ik helemaal niet bij. Ik vind het wel leuk om YouTube-filmpjes te bekijken van The Sex Pistols.
Mijn vader heeft een hekel aan punk terwijl hij er toch mee is opgegroeid. Hij vindt punkers hypocriet en luisterde vroeger liever naar van die flauwe synthesizermuziek, gemaakt door mannen die eruitzagen alsof ze bij een bank werkten, maar wel door hun vriendin werden opgemaakt.”

 


Thomas van Aalten (Huissen, 26 september 1978)

 

 

De Nederlandse schrijver en muzikant Jerry Hormone (pseudoniem van Jeroen Aalbers) werd geboren in Numansdorp op 26 september 1982. Zie ook alle tags voor Jerry Hormone op dit blog.

 

Uit: De spareribclub

Is het nog gelukt met je speech?’ vraagt Van Aalst. Hij blaast rook uit.
Hoest. Z’n dikke, rooie kop glimt van het zweet.
“Ja,’ zeg ik en ik klop op het jasje dat over m’n arm hangt, de opgevouwen A4’tjes in de binnenzak. Dirk en vooral Van Aalst hadden erop aangedrongen. Iemand van de Spareribclub moest toch wat zeggen?
En ik had Arie van ons drieën toch het beste gekend? Van Aalst had het gezegd zonder bijbedoelingen. Dirk had me niet aangekeken.
Mijn vrouw komt erbij staan.
‘Ha jongens, gecondoleerd, hè?’
‘Gecondoleerd, Mar,’ zegt Van Aalst.
Dirk knikt met een hoofd vol ernstige rimpels.
‘Hebben jullie Ank al gezien?’ vraagt Mar.
‘Nee,’ zegt Dirk. ‘We zijn ook nog niet binnen geweest.’
‘Laten we dat maar eens doen dan,’ zegt Van Aalst en hij gooit de nog niet voor de helft opgerookte sigaret op de grond. ‘Ik lust wel een bakkie.’
We lopen de brede, donkergrijs granieten trap naar de ingang op. Een magere knaap in een te ruim zwart pak houdt de glazen deur open.
Binnen staat de airco te blazen. Het is aangenaam koel. Ik zal me laten opdrogen en dan m’n colbert aantrekken.
We worden naar een ontvangstruimte gedirigeerd. Op een stoel in de hoek zit Ank. Naast haar Danique, haar dochter. Eromheen een kluit mensen. Er wordt veel over schouders gewreven.
Ik ken Arie, Dirk en Van Aalst sinds ’87. Van de golfbaan in Numansdorp.
Daar liepen vooral artsen, advocaten en oud geld rond. Mensen die hun neus voor ons ophaalden. Omdat we niet gestudeerd hadden, denk ik. Z0 trokken we naar mekaar toe. Uitsluiting schept een band.”

 


Jerry Hormone (Numansdorp, 26 september 1982)

 

 

De Braziliaanse schrijver Luís Fernando Veríssimo werd geboren op 26 september 1936 in Porto Alegre, Rio Grande do Sul. Zie ook alle tags voor Luís Fernando Veríssimo op dit blog.

Uit:Borges and the Eternal Orangutans (Vertaald door Jull Costa)

Jules Verne’s Captain Nemo had the sea and a library.”
“Yes. but not. as far as we know, any literary talent.”
“Because Urquiza wasn’t knocking on Rotkopf’s door.
According to your account, Cuervo, the Japanese professor only heard Urquiza knocking on someone’s door at midnight and shouting ‘Open up, it’s Urquiza.’ How can we be sure that it was Rotkopf’ s door? It could have been Johnson’s door.”
“But he wouldn’t have been able to open the door because, at that moment. he was in Rotkopf’s room stab-
bing him three times with ’the slicer’!” I cried.
“Or eLse unsuccessfully trying to persuade Rotkopf not to discredit him the following day,” you went on. “Rotkopf doubtless replied with his irritating little jingle: ‘Israfel, Israfel, does it ring a bell?’, and Johnson would have been unable to restrain himself. Who would?”
There was a pained expression on Cuervo’s face.
“And what would Urquiza have wanted with Johnson?” he asked.
Perhaps to dissuade him from presenting his talk on the Necronomicon and then, if Johnson refused, he would have killed him.”
I completed your thesis, Jorge, in literary style.
“Johnson is in Rotl at three o’clock in the morning. They have been arguing since half past eleven. Johnson searches the room, looking for Rotkopf’s lecture, while Rotkopf is dying on his sheet
of blood. Johnson notices, too late, that Rotkopf is still alive and has managed to reach the phone and dial someone’s number.”


Luís Fernando Veríssimo (Porto Alegre, 26 september 1936)

 

De Engelse schrijver Mark Haddon werd geboren op 26 september 1962 in Northampton. Zie ook alle tags voor Mark Haddon op dit blog.

Uit: De pier stort in (Vertaald door Harry Pallemans)

“23 juli 1970, eind van de middag. Een koel windje van het Kanaal, schaapjeswolken in de lucht en ver weg op zee een zuil zonlicht die op een trawler valt alsof God het schip voor een of andere zegening heeft uitverkoren. De bovenste verdiepingen van de regency-gebouwen langs de boulevard steken uit boven een rij koffiehuizen ven fishand-chipstentjes en snuisterijwinkeltjes met gestreepte luifels die ijshoorntjes en gedroogde zeepaardjes in enveloppen van cellofaan verkopen. De namen van de hotels staan er met grote letters op, in neon en weerbestendige verf. Het Excelsior, het Camden, het Royal. In het woord Royal ontbreekt de o.
Meeuwen cirkelen en krijsen. Tweeduizend mensen slenteren over de promenade, sommige met een handdoek en een blikje Tizer op weg naar het strand, andere blijven staan om een shilling in de telescoop te doen of tegen een pistachegroene balustrade te leunen waarvan de verf door honderd jaar zilte lucht is gebladderd en gebarsten. Een meeuw raapt een wafel van een gevallen ijsje op en vliegt ermee de wind in.
Op het strand timmert een gezette vrouw een windscherm in het zand vast met de hak van een schoen terwijl een sproetige tweeling een fort van zand en ijsstokjes bouwt. De man van de strandstoelen haalt de huur op, met op zijn heup een leren beurs waaruit hij wisselgeld geeft.
‘Niet verder dan je middel,’ roept een vader. ‘Susan? Niet verder dan je middel.’ Op de pier hangt een dikke geur van machinevet en gebakken uitjes die op hotdogs worden gelepeld.”

 

Mark Haddon (Northampton, 26 september 1962)

 

De Engelse schrijver, criticus en columnist William Self werd geboren in Londen op 26 september 1961. Zie ook alle tags voor William Self op dit blog en ook mijn blog van 26 september 2010.

Uit: Junk Mail

“These letters are remarkable not least because, as their writer slowly acquires a sense of the possibility of having an input into mainstream culture, so the very cultural avant—garde of which he
himself is the last great avatar fades into senselessness and irrelevance.
An omnivorous reader and perpetual student, Burroughs studded his correspondence with references both to the wilder shores of esoteric knowledge (his obsessions with Reich, Spengler and Korzybski), and, more surprisingly, to the orthodox canon of English literature: to Spenser and Dryden, Shakespeare and Pope. Burroughs quotes Pope — ‘Willing to wound yet afraid to strike …’ — in describing Bill Garver, the decrepit overcoat thief and addict—model for Bill Gains in Junky. And in this, his narced-out polymathy and
propensity to envision grandiose universal schemas (the back-end of this volume is much preoccupied with the cancer/addiction/psychosis biopathy), Burroughs is more of an heir to De Quincey than a godfather to Frank Zappa.
The actual topography of the Letters includes all the muddled territories of Burroughs’s best works. The journey begins within the sepia hinterland of New York, New Orleans and Mexico City that forms the backdrop for Junky. We then head south into Latin America, with our guide ‘taking pictures, trying to get the bare dry mountains, the wind in the white dusty poplar trees, the sad little parks with statues of Generals and cupids’. It is this landscape, full of the ‘stasis horrors’, that gave Burroughs the material for Queer, his nostalgic roman—a—clef. But it was also in South America that he took yagé, or ayahuasca, and in a hallucinogenic trance ‘called in’ the mondial bazaar that would be the ‘all cities, of all times and in all places’ of Naked Lunch.
No wonder that, when Burroughs actually reached Tangier at the beginning of 1954, he was miserably disappointed: ‘What’s all this old Moslem culture shit?’ he writes to Ginsberg with sublime incorrectness.”


William Self (Londen, 26 september 1961)

 

De Amerikaanse schrijfster Jane Smiley werd geboren op 26 september 1949 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Jane Smiley op dit blog en ook mijn blog van 26 september 2010

Uit: Some Luck

She could not have created this moment, these lovely faces, these candles flickering, the flash of the silverware, the fragrances of the food hanging over the table, the heads turning this way and that, the voices murmuring and laughing. She looked at Walter, who was so far away from her, all the way at the other end of the table, having a laugh with Andrea, who had a beautiful suit on, navy blue with a tiny waist and white collar and cuffs. As if on cue, Walter turned from Andrea and looked at Rosanna, and they agreed in that instant: something had created itself from nothing—a dumpy old house had been filled, if only for this moment, with twenty-three different worlds, each one of them rich and mysterious.”
(…)

“Walter didn’t know what to make of his two boys. If you looked at it a certain way, then the one who needed the beatings to toughen him up, namely Joey, never did a thing to earn a beating, because he hadn’t the gumption, and the one who got the beatings learned nothing from them. Looking back on his own childhood, Walter saw a much more orderly system: His father or mother told them the rules. If they got out of line, even not intending to, they got a whipping to help them remember the next time, and they did remember the next time, and so they got fewer beatings, and so they became boys who could get the work done, and since there was plenty of it, it had to get done. That was life, as far as Walter was concerned—you surveyed the landscape and took note of what was needed, and then you did it, and the completed tasks piled up behind you like a kind of treasure, or at least evidence of virtue. What life was for Frankie he could not imagine.”


Jane Smiley (Los Angeles, 26 september 1949)

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2015 deel 2.