De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook alle tags voor Cees Nooteboom op dit blog.
Uit: Japan
“De volgende ochtend verdwaal ik toch nog drie keer op het station van Osaka. Er gaan allerlei treinen naar Kyoto, maar ik heb niet begrepen welke soort trein ik moet hebben. Angstig `Kyoto’ roepend word ik in een golf een kogeltrein binnengezogen. Uit de luidsprekers spreken kalmerende stemmen die mij juist opwinden omdat ik ze niet kan verstaan, terwijl er beneden nog borden naar Kyoto stonden kan ik hier op het perron plotseling niets meer lezen, maar de trein is al weg, sardine tussen de sardines word ik met driehonderd (zeggen ze) kilometer per uur het landschap in geworpen — ik had me deze pelgrimage heel anders voorgesteld. En het laatste wat ik wil gebeurt: twee puisterige achttienjarige Amerikaanse Jehova’s getuigen troosten me en zeggen dat alles went, en dat ik écht de goeie trein heb en dat als je er een paar maanden bent alles vanzelf gaat, maar ik heb geen paar maanden, ik ben een Zweed en voor het eerst in Athene, ik wil daar schoorvoetend, in een reverente stemming aankomen, de halve wereld ben ik overgevlogen voor dit moment, bedeesd als een noviet wil ik aarzelend, schoorvoetend, het echte Japan (Nippon, zei Couperus nog) binnentreden, en bitter herinner ik me het prachtige begin van Kawabata’s roman Beauty and Sadness waarin de hoofdpersoon, Oki Toshio, helemaal alleen op de laatste dag van het jaar naar Kyoto reist: ‘nog een lange tijd stroomden de laatste kille stralen door een boogvormige opening in de zwarte wolken voor ze verdwenen…’ maar ik zie geen landschap en geen wolken, ik voel alleen maar snelheid en de druk van menselijke zielen op de mijne, dein mee in de zachte protestloze massa, sluit mijn poriën, mijn ogen, mijn oren af en jaag in de afgegrendelde terreinen van mijn hersens op visioenen van de tempelstad die ik zo dadelijk zal betreden, maar ook dat is niet waar, want dezelfde menigte die me nu omringt blijft bij me en om me, stroomt met mij uit op het grote stationsplein en gaat over in andere, daar al golvende menigtes tussen bussen, taxi’s, trams, over de tempelloze trottoirs langs de warenhuizen zonder verleden, de souvenirs zonder ziel en de ansichtkaarten die het zicht beloven dat ik niet zie.
De reisgids zegt het zelf nog een keer onverbiddelijk: ‘Kyoto kann man genau so wenig in ein paar Tagen “kennenlernen” wie Rom oder Florenz’ — maar met mijn hoofd zo leeg als een botaniseertrommel begin ik simpelweg bij de tempel die het dichtst bij het station ligt, de Higashi-Hoganji-tempel. Ik drentel over het wijde tempelterrein, onderga mijn eigen verdwerging tussen de hoge houten vormen, mijn eigen vreemdelingschap tussen de eerbiedige anderen, lees de geschiedenis van de tempel die ik later weer zal vergeten, luister naar het zachte sloffen van kousenvoeten over de gelige rieten matten, zie de oude bouwzeilen van vrouwenhaar, zie het houtsnijwerk in het plafond, de hoge, gepolijste zuilen uit één stuk, de kleuren rood, goud en zwart, ruik de geur van wierook, kijk naar de knielzittende mensen voor een priester met fladderende mouwen, ik onderga de wijding van de van de wereld afgezonderde, niet met wereld gevulde ruimte en blijf tegelijkertijd buiten en binnen.”
Onafhankelijk van geboortedata
De Amerikaanse dichteres Jill McDonough werd geboren in Hartford, Connecticut in 1972 en groeide op in North Carolina. Zie ook alle tags voor Jill McDonough op dit blog.
Beste gaybashers
Die nacht dat we in elkaar werden geslagen, vertelden we Rusty hoe
ze kwamen aanrijden, QUEER schreeuwden, een hotdog gooiden, weg renden.
Rusty: Is dat nou gaybashing? Of
noemen ze jullie gewoon queer? Goed punt.
Josey had medelijden met de dwazen: wie koopt een perfect pakje worstjes
en rijdt door San Francisco om ze naar homo’s te smijten?
En wie gaat er nou snel vandoor? Mis je het hele punt, het plezier van het bashen?
Beste bashers, jullie hadden de hotdog mijn nek moeten zien raken,
de sjaal die Josey van antieke zijden kimono’s naaide: zo gay. Jullie
misten het lachen om ons, wij in de war, jullie rauwe hotdog op de grond.
Josey en Rusty en Bob maken grappen over de gaybashers, en ik
was mijn sjaal in de gootsteen. Ik gebruik Woolite. We maken ons zorgen
over verzekeringen, rentetarieven. Geen hotdogs die door F-150’s worden gegooid,
homofobe freaks. Na het bashen gebruikten we de geldautomaat
in de seksshop naast Annie’s Social Club, glimlachten naar de aardige
eigenaar, zijn stuurstangsnor. Astrud Gilberto zong tall and tan
and young and lovely, the girl from Ipanema… en de dildo’s
straalden van de muren, honderd vrolijke kleuren. In San Francisco
regent het hotdogs, jammer. Pinguïns ter grootte van een kont, pik na pik in
azuurblauw acryl, butterscotch glas, ieders huidskleur, chroom.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 31e juli ook mijn blog van 31 juli 2018 en ook mijn blog van 31 juli 2017 en ook mijn blog van 31 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.