Christine Otten, Inez van Dullemen, Frank Westerman, Timo Berger, Hadjar Benmiloud, Nico Scheepmaker, José Carlos Somoza, Peter Härtling, Stanisław Barańczak

De Nederlandse schrijfster en journaliste Christine Otten werd geboren in Deventer op 13 november 1961. Zie ook alle tags voor Christine Otten op dit blog.

Uit:De laatste dichters

Herfst

Hij herinnerde zich de precieze datum: 11 november 1979. Het was een donderdagnamiddag. Hij was in Ameja’s flat, een chic appartement op de achtste verdieping aan Columbus Avenue. Hij keek naar buiten. Het regende zacht. Hij keek naar de druppels op het raam die langzaam naar beneden gleden, zich kronkelend een weg baanden over het glas. Buiten waren de straatlantaarns al aan. Hij zag de bomen in Central Park, de bonte schakering van geel en groen en rood en roestbruin. De dunne waterige wolken erboven en het bleke oranjegele zonlicht dat erdoorheen probeerde te breken. Zelfs nu, ruim twintig jaar later, herinnerde hij zich ieder detail van het treurige uitzicht. Alsof alles stilstond. De glanzende weerspiegeling van zijn gezicht in het glas. De lichtjes van de auto’s en taxi’s beneden in de straat versmolten tot een langgerekt glinsterend beeld, een vervagende lichtflits die zich nestelde op zijn netvlies. Nooit eerder had hij New York zo gezien, de stad als een abstract schilderij, bevroren onder zijn blik. De stad als een perfecte weerspiegeling van zijn gemoedstoestand. Hij voelde zich kalm. Zijn hoofd was helder. Hij hoorde het trage zoemen van de verwarmingsketel. Het was alsof hij zijn hele leven naar dit moment toe had gewerkt. Alles wat hij tot nu toe had beleefd, al het geweld, de commotie, de liefdes, de seks, de teleurstelling, het succes, vloeide uit hem weg en liet hem leeg achter. Zo voelde hij zich: alsof hij klaar was te vallen, zo diep als maar kon. Ameja was weg. Ze had hem gezegd dat ze laat zou zijn, dat ze voor zaken naar Harlem moest en dat hij op haar moest wachten. Vanuit de keuken sijpelde de branderige, bittere geur van gekookte cocaïne de woonkamer in. Zaid zat in de keuken. Zaid was een vooraanstaande predikant van de Nation of Islam. Hij was niet weg te slaan bij Ameja. ‘Kom op, brother Umar, dit moet je proberen, dit is de volgende stap,’ had hij gezegd met die fluisterende, samenzweerderige stem van hem. ‘Dit gaat verder dan snuiven, dit is de hemel op aarde.’ Hij zei het nooit waar Ameja bij was. Ameja had hem verboden het spul te roken. Hij kon zoveel wit poeder van haar krijgen als hij wilde, zolang hij het maar niet rookte. ‘Dan is het afgelopen,’ zei ze. ‘Dan gooi ik je eruit.’ Die middag was hij nuchter. Hij had zich geschoren en gedoucht en een van de witte zijden overhemden aangetrokken die Ameja voor hem had gekocht bij een nicht op sa5th Street. Ameja kocht van alles voor hem.”

 

 
Christine Otten (Deventer, 13 november 1961)

 

De Nederlandse schrijfster Inez van Dullemen werd op 13 november 1925 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Inez van Dullemen op dit blog.

Uit:De twee rivieren

“Iedere nieuwe reis was een testcase voor me waardoor ik in staat was mijn geest een nieuw sopje te geven, mijn West-Europese arrogantie op de helling te zetten. Geen schoonmaakbeurt van mijn huis maar een schoonmaak van mijn manier van denken.
Ik mis het reizen. Tegelijkertijd mis ik het terugkeren van de reis om wat ik gezien heb te kunnen herkauwen. Het kost me moeite het leven dat achter me ligt te overzien. Daar heerste een duidelijk ritme van eb en vloed, een naar binnen en weer naar buiten gerichte beweging. Soms bleef ik dagenlang in bed liggen met een grote rotzooi aan boeken en papieren om me heen zodat ik mijn energie kon opladen. Ik mis de verrukking van het rijden in een trein, de vertrektijd op een bord te zien staan, in krijt geschreven, vaag lichtschijnsel te zien scheren over een desolaat perronnetje aan het eind van de wereld. Het geluid van de wielen onder me, geen telefoon meer, geen brieven of tv-beelden. Kinderen, man, poes, planten, schoonmoeder, allemaal tot schimmen verbleekt. Het had iets met een verdwijntruc te maken, het verlangen iemand anders te worden. Reizen in de catacomben van een wereldstad: Tokyo. Omlaagduiken in het ondergrondse netwerk en tegelijkertijd de bovengrondse stad zonder ogen registreren. Wie waren al die mensen met wie ik samen reisde? Wat waren hun verborgen verlangens? Ik zie nog het meisje in de metro voor me dat haar stripboek las met op haar shirt Mickey Mouse is my Hero, daarnaast een man die een cryptogram oploste en met zijn trillende hand Japanse lettertekens in hokjes plaatste. Tegenover mij een kromgebogen oude vrouw die de dag van de Bom op Hiroshima nog moet hebben meegemaakt. Om me heen nieuwsgierige ogen, geverfde ogen, doodse, bedrieglijke, starende, impertinente, verleidelijke ogen. Gestropdaste heren, hangend aan lussen in de fluisterende trein die door de mollengangen onder de metropool Tokyo van hot naar her suist.”

 

 
Inez van Dullemen (Amsterdam, 13 november 1925)
Cover

 

De Nederlandse schrijver en journalist Frank Martin Westerman werd geboren in Emmen op 13 november 1964. Zie ook alle tags voor Frank Westerman op dit blog.

Uit: In het land van de ja-knikkers

“Op mijn dertigste kreeg ik mijn eerste enige echte baan. Zo een met een salarisschaal, een dertiende maand en een kerstpakket.
‘U krijgt een auto.’ De adjunct-hoofdredacteur zei het zakelijk: een auto hoorde bij mijn functie.
Het voelde als de hoofdprijs in een televisiequiz. Per 1 december 1994 werd ik algemeen verslaggever. ‘Verslaggever’ vind ik een mooiere titel dan dan ‘journalist’. Als verslaggever gééf je iets, en geven is – meestal – leuker dan nemen. Maar dan de toevoeging ‘algemeen’: het mocht dus over álles gaan. Mijnbouw én ruimtevaart. Terschelling én Nova Zembla. De oerknal én de apocalyps.
Bij ons op de krant – NRC Handelsblad – stond de algemeen verslaggever boven de verslaggever binnenland. Wij vergaderden op maandag en mochten de rest van de week naar eigen inzicht besteden; ‘binnenland’ vergaderde iedere ochtend om 8 uur aan de middentafel en stortte zich aansluitend op het nieuws om de deadline van 13 uur te halen. Voor de leden van de redactie binnenland geen auto-van-de-zaak.
Vijf jaar had het me gekost om hier te komen: in het kantorenpark van Rotterdam Alexander aan de A20. Ik was in Wageningen opgeleid tot irrigatie-ingenieur, maar ik wilde schrijver worden, of eerst maar journalist.
Wegwezen uit Wageningen zag ik als voorwaarde voor welk schrijverschap dan ook. In de herfst van 1988 had ik de sprong gewaagd. Maar zodra mijn stage bij een tijdschrift in Amsterdam op 31 december afliep, was ik teruggeworpen op de provincie, op Wageningen. Oud en Nieuw dat jaar bezorgde me een kater die niet overging. Op straat kreeg ik te horen: ‘Hé, jij was toch naar Amsterdam?’
Van de wederomstuit sloot ik me op in mijn kamer – met De brieven van Vincent van Gogh. ‘Je kunt een groot vuur in je ziel hebben, en niemand komt er zich aan warmen.’ Ik kwam mijn bed niet uit en wentelde me in zijn Weltschmerz. ‘De voorbijgangers zien niets dan een beetje rook boven uit de schoorsteen komen, en gaan huns weegs.’
In elke brief vond ik iets troostrijks of grappigs. ‘Om te slagen heb je ambitie nodig, en ambitie lijkt me iets absurds’, schrijft Vincent in de zomer van 1887 vanuit Parijs aan zijn broer Theo. Meteen in de volgende brief, aan zijn zus Wil: ‘Leer dansen of wordt verliefd op een of meer notarisklerken, officiers, enfin ’t geen onder uw bereik is, doe liever, veel liever een aantal dwaasheden dan Hollandse studie. ’t Dient glad nergens toe.”

 

 
Frank Westerman (Emmen, 13 november 1964)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Timo Berger werd geboren op 13 november 1974 in Stuttgart. Zie ook alle tags voor Timo Berger op dit blog

 

Algerische Weise

Ach, könnt ich einer dieser Geckos
sein, mal starr wie ein Toter
mal mit einem Meter pro
Sekunde die Wand hinauf

Mimese, Mimikry, Moneten
was soll’s: Solange die Maden
im Mund, ist der Gourmet
gezügelt; Heuschrecken
kommen sautiert auf
den Teller, den Spinnen wird
nachgesetzt im blauen Dampf
Bad oder ganz entspannt auf
dem Parkplatzpoller
aufgelauert.

Ach, könnt ich einer dieser Gecken
sein, im schillernden Schuppenfrack
mit diesen Basedowschen Augen
ohne Wimpernschlag, diese Leichtigkeit
ich meine nicht die Lamellen,
mit denen sie kopfüber an Glas anhaften
ich meinen ihren Stil, dieses Techno
tänzelnde, dieses plötzliche Innehalten
in Denkerpose.

Ach, könnt ich El Greco sein
ich würd’ nicht den Großinquisitor malen
mir genügten diese Echsen
in grellen Farben, die über die Leinwand
flitzen und jeder Fliege etwas zuleide
tun.

 

 
Timo Berger (Stuttgart, 13 november 1974)
Stuttgart 

 

De Nederlandse schrijfster, columniste en radiopresentatrice Hadjar Benmiloud werd geboren in Amsterdam op 13 november 1989. Zie ook alle tags voor Hadjar Benmiloud op dit blog.

Uit: Als Barbie kan praten (Column)

“Verwende kleine meisjes krijgen deze feestdagen van hun marionet-ouders een Hello Barbie: de nieuwste generatie paspop die niet alleen praten kan, maar ‘ook heel goed luisteren’. Je moet wel heel hersenloos zijn om dit aan je kind te geven. Deze robot-Barbie kost naast 80 dollar ook al je privacy. Een ingebouwde microfoon registreert alles wat er gezegd wordt, stuurt dit sneller dan de Barbiejet naar het hoofdkwartier van Barbie en Ken, en verwerkt de input in algoritmes die ‘inzichten verschaffen in de hersenspinsels’ van hun vijfjarige gebruikers. Zo weet Barbie steeds beter wat ze terug moet zeggen, en zo weet Mattèl, (maar ook elke willekeurige hackende buurjongen, zie ‘een kind kan de hack doen’ in de laatste NRC Next) eigenlijk àlles. Ook dingen die niemand van je prinsesje wil weten.
Mijn Barbies konden gelukkig alleen luisteren. Als onvermoeibare therapeuten hebben ze hele gezinsdrama’s voor me verwerkt. In mijn Barbiehuis gebeurde onmenselijke dingen, en als er eentje praten kon had ze je de vreselijkste dingen verteld. Ik moet er niet aan denken dat Mattèl had meegeluisterd. De acht Barbies maakten het thuis gezellig met opengeknipte ballonnen, mishandelden met paperclips de twee Kens, en maakten daar vervolgens met elkaar weer ruzie over totdat een van hen heel hard ging schreeuwen. Dit onder begeleiding van de soundtrack van Goede Tijden, Slechte Tijden. Om het goed te maken deden Ken, Kenny en Barbie één tot en met acht altijd gewoon hun kleren uit. Dat was het spannendst. Daar maakte ik soms (altijd) rare geluiden bij. Hello Barbie had vast de kinderbescherming ingeschakeld.”

 

 
Hadjar Benmiloud (Amsterdam, 13 november 1989)

 

De Nederlandse dichter, journalist en columnist Nico Scheepmaker werd geboren in Amsterdam op 13 november 1930. Zie ook alle tags voor Nico Scheepmaker op dit blog.

 

Levensbron

De zee is de zee, een geweldig vat
waarin dood en verderf regeren.
Ik neem op zijn tijd een verfrissend bad,
maar leer toch de dood niet waarderen.

De zee is als zee ook een levensbron,
dat kun je bij iedereen lezen.
En toch zit ik liever terzij in de zon
een beetje mijzelf te wezen.

De zee is de zee, het domein van de vis,
en de draagster van duizenden schepen.
Ik weet dat de zee een godgeschenk is,
maar ik heb het er niet op begrepen.

 

Electriciteit

Het is avontuurlijk te leven
in een land vol elektriciteit,
waar de dingen eendrachtig streven
naar een beetje beweeglijkheid.

Je drukt op een knop en ze zoemen,
ze schudden, bewegen en draaien,
of laten zich ‘bruikbaar’ noemen
omdat ze op hun manier naaien.

Maar in werkelijkheid zijn ze alle
(contant of met winkelkorting)
uit de hemel op aarde gevallen
en min of meer self-supporting.

Laatst kreeg ik zo’n kreng op mijn voet:
hij snorde en dronk van mijn bloed.

 

 
Nico Scheepmaker (13 november 1930 – 5 april 1990)
Cover

 

De Spaanse schrijver José Carlos Somoza werd geboren in Havana, Cuba op 13 november 1959. Zie ook alle tags voor José Carlos Somoza op dit blog.

Uit:Clara et la pénombre (Vertaald door Marianne Million)

« L’horrible.
“Il était à sa droite. Un geste léger, une ombre mobile illuminée par la clarté du seuil. Elle tourna sur elle-même avec un calme inédit. Le degré d’horreur qu’elle éprouvait était parvenu à son maximum (elle se sentait sur le point de hurler), ce qui signifiait qu’elle avait enfin découvert l’horrible et qu’elle s’apprêtait à le contempler.
C’était une fillette. Une fillette qui vivait au grenier. Elle portait un ensemble bleu marine de Lacoste et avait les cheveux lâches et très bien coiffés. Sa peau semblait de marbre. On aurait dit un cadavre. Mais elle bougeait. Elle ouvrait la bouche, la refermait. Elle battait intensément des paupières et elle la regardait.
La terreur lui traversa la peau. Son cœur devint une souris et elle le sentit grimper à l’aveuglette à l’intérieur de sa poitrine jusqu’à lui obstruer la gorge. Ce fut un instant de terrifiante éternité, une fraction de seconde fugace et définitive, comme l’instant de notre mort.
En quelque sorte, d’une façon inexplicable mais puissante, elle sut à cet instant précis que cette fillette était la vision la plus terrifiante qu’elle eût jamais contemplée et qu’elle contemplerait jamais. Ce n’était pas seulement horrible, mais infiniment insupportable.
(Cependant, sa joie ne connaissait pas de limites. Elle contemplait enfin l’horrible. Et l’horrible était une fillette de son âge. Elles pourraient être amies et jouer ensemble.)
Elle s’aperçut alors que le vêtement Lacoste était celui que sa mère lui avait mis ce dimanche, que la coiffure était semblable à la sienne, que les traits étaient les siens, que le miroir était grand et que son cadre était dissimulé dans la pénombre.
-C’était une frayeur stupide, lui dit sa mère, qui était accourue en l’entendant crier et la tenait dans ses bras.”

 

 
José Carlos Somoza (Havana, 13 november 1959)

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Härtling werd geboren op 13 november 1933 in Chemnitz. Zie ook alle tags voor Peter Härtling op dit blog.

 

An meine Feinde

Ich frage mich,
was ich aufheben soll.
Viel habe ich zusammengetragen
in den letzten Jahren:
für wen könnte es nützlich sein.
Wer hätte Spaß daran?

Wenn ich wieder
schreibe, dann
über die Bruchstücke,
von denen wir
annehmen, sie seien
alles.
Mein Gedächtnis
erinnert Sätze,
die erst Erinnerung
haben werden.
Wenn überhaupt.

 

Alte Liebe

Woher weisst du,
dass meine Knie
schmerzen,
dass Knoten meine

Finger teilen,
dass mir mein Atem
Mühe macht,
wenn ich liebe.
Woher weisst du,
dass ich fremd
gehe,

wenn ich heim will?

 

 
Peter Härtling (13 november 1933 – 10 juli 2017)

 

De Poolse dichter, vertaler en literatuurwetenschapper Stanisław Barańczak werd geboren op 13 november 1946 in Poznań. Zie ook alle tags voor Stanisław Barańczak op dit blog en ook mijn blog van 13 november 2009 en ook mijn blog van 13 november 2010.

 

Voice Coaching

Yes, with the voice that, miles above O’Hare,
tunes in to tell you all is going well
(ten tons of metal hanging in mid-air
with you inside — how could that scare the hell
out of you) — with that warm (yet sparkling cold)
vocal soft drink, full of refreshing bubbles
of confidence, for no doubt ever troubles
the hand that holds what it’s been told to hold;

or that of a TV evangelist
blaring: “Downtrodden? It’s godless behavior:
Send a check and you’ll make our special list
of guests for the next Coming of the Savior”,
as he drowns out even his backup (seven
blond bouffant angels plus the drummer’s racket)
with his electric-blue message and jacket:
“You Too Shall Enter the Kingdom of Heaven”,

or, above all, the voice of a pop star,
Mary, say, as in “Peter, Paul and Mary”
(in their prime, that is), crooning that we are
all human, hence our lot is not so scary;
we soft-rock, after all, the same big boat,
and isn’t hate just dissonance, forever
to be remixed as harmony? (a clever
harmonic shift here catches at our throat) –

if I could speak with such a voice; but no.
No radiant resonance of vocal chords,
no vibrant diaphragm; instead, a raw
respiratory tract, where the work horse
of hoarse voice drags its cart (or is it hearse),
its neighs and whinnies increasingly timid,
too hurried, though, to observe the speed limit.
Not that You spare me disguised messengers:
hosts of them have descended with their tips
and words of wisdom. B., our Latin teacher
(himself a lisper): “I say, move your lips,
my lad! Don’t whisper!” Or that constant feature
of any public talk I’m weak enough
or vain enough or fool enough to offer:
the frail old ladies who approach and proffer
backhanded compliments: “Marvellous stuff,

sir, but we didn’t catch a single word;
can’t you speak up, so that those in the farther
rows can hear too?” Oh lord. No, being heard
seems to me somehow — I don’t know — well, harder
than speaking; to be heard, you’ve got to utter
your words with the faith, not that they are true,
but that they matter. Otherwise, you mutter.
Faith is your voice coach. But what about You,

what about Your own speech impediment?
Why dont’t You ever speak up, just to let
us hear You, if not fully comprehend?
Move your lips, my Lord. Marvellous stuff, yet
I, in my back row, cannot catch a squeak.
Forgive me. Seriously: I do try. Rather,
I understand, the way one stutterer does another:
by suffering with him as he tries to speak.

 

Vertaald door Stanisław Barańczak en Clare Cavanagh

 

 
Stanisław Barańczak (13 november 1946 – 26 december 2014)
In 1986

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e november ook mijn blog van 13 november 2017 en eveneens mijn blog van 13 november 2016 deel 2.