Dolce far niente, Bert Leston Taylor, Anton Korteweg, Hasso Krull, Alfred Kossmann

 

Dolce far niente

 

 
Dolce far niente door Frank Buchser, 1857

 

Dolce Far Niente

Ship me to the far Marquesas,
Where there ain’t no daily pape;
For from whittling witless wheezes
I would very fain escape.

I would sit unnumbered days out
With my back against a palm,
Where I’d read and smoke and gaze out
On the ocean wide and calm.

Far away from witless wheezes,
In those islands of the blest,
In the sleepy old Marquesas,
I would get a longed-for rest.

Every day there is manana,
For the native’s one ambish
Is to pick the gay banana
And to snare the festive fish.

I would take some dusky tulip —
Not to rear a savage race,
But to shake me up a julep
When I felt the need of brace.

Oh, it’s there that I’d be winging,
From this world of guff and gab,
For the bulbul is a-singing
In his ancient baobab.

In those isles of peace and plenty
I would loaf beneath a palm,
In a dolce far niente
And a transcendental calm.

 

 
Bert Leston Taylor (13 november 1866 – 19 maart 1921)
Three Sisters Sanctuary in Goshen, MA, de geboorteplaats van Bert Leston Taylor

 

De Nederlands dichter en neerlandicus Anton Korteweg werd geboren in Zevenbergen op 31 januari 1944. Zie ook alle tags voor Anton Korteweg op dit blog.

Lange afstand

Innig vertrouwd met steeds hetzelfde elkaar,
daarvan met almaar minder volle teugen
genietend, steeds meer mondjesmaat, maar toch,
daarvan toch mooi nog altijd steeds genietend –

geef ons maar zonnebloemen, weken lang
maar zonnebloemen links en rechts, met hier
en daar een korenveld, of maïs desnoods, met hier
en daar een wei, een stukje bos desnoods,
desnoods een korenveld en zonnebloemen,

wij krijgen daar niet makkelijk genoeg van,
wij zijn allang elkaars grande randonnée.

 

Meer speciaal

Voor zekerheid oefen ik me soms al in
je komende afwezigheid die komt: ik
ben niet meer in je, weg, er niet meer, wat
niets gedaan is want de dag verduistert en
avond wordt het, ook dat nog – dat
speel ik dan, voor later, opdat ik er
tegen kan straks. Of ik dicht bij me blijf, me
vooral toch niet verlaten zal, doe ik, meer
speciaal. Wie heb ik immers nog dan mij tot er
te vallen in die grote hand van jou, waarin
ik altijd al me nooit en graag verdwijnen zou?

 

Fluitend

Ik vind, elke dag heeft genoeg
aan zijn eigen kwaad. Wie zijn dag
niet mint, gaat mokkend ten onder.

Sta zo opgewekt mogelijk op dus,
poets je tanden, omhels je vrouw,
kam je haar, lach tegen de spiegel,
ontbijt met thee en een eitje.

Je begint dan vanzelf in de loop van de
ochtend een beetje te fluiten.
Dat doe je de hele dag door
met wisselende intensiteit.

Doe ’s avonds als ’s ochtends maar dan
met warm eten en een goed glas
– je hoeft je haar niet te kammen-,
waarna met je vrouw naar bed.

Het fluiten neemt langzaam dan af
en houdt uiteindelijk op.

 

 
Anton Korteweg (Zevenbergen, 31 januari 1944)

 

De Estse dichter Hasso Krull werd geboren op 31 januari 1964 in Tallinn. Zie ook alle tags voor Hasso Krull op dit blog.

 

Een leeg Grieks restaurant

Een leeg Grieks restaurant. Er lopen mensen
langs, Duitsers, Schwaben en wat
niet al, er wordt geen muziek gespeeld.
Het restaurant heet MYTHOS.

Een Griek brengt het eten. Fijngesneden
reepjes vlees, knapperig varkensvlees,
salade en rode rijst. Ik kijk uit het raam,
eet, werp een blik op mijn bord en

zie plotseling: Griekse letters.
Gyros. Poleites. Mesogaios. Helos.
Op elk reepje vlees staat een naam.
Natuurlijk, dat zijn de mannen van Odysseus,

die Circe in varkens had veranderd. Nu
is hun vel uiteindelijk ook bij mij aangekomen.
De Griek komt, glimlacht, geeft
de orchidee water uit een kan, PHALAENOPSIS. MYTHOS.

 

Vader, zie je niet dat ik in brand sta?

Vader, zie je niet dat ik in brand sta?
Zo sprak het jongetje tegen Freud.
Maar die was al ingedut. Een kaars
in de hand, het hoofd op de borst gezonken, zo

zat hij te knikkebollen en droomde: hij was nog maar
een klein jongetje, liep langs de stoeprand,
de zon scheen fel, en van boven kwam een
adelaar naar beneden en pikte hem de ogen uit.

Hoe moet ik zonder ogen
nu dromen krijgen, dacht Freud, hoe
moet ik op de stoep blijven? Bij
deze gedachte wordt Freud wakker.

Een jongetje, met dodenwakekaars in de hand,
buigt zich over hem heen en zegt:
Er was eens een man, die nog nooit
één enkele droom had gekregen.

 

Vertaald door Iris Réthy en Jan Sleumer

 

 
Hasso Krull (Tallinn, 31 januari 1964)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Alfred Kossmann werd geboren op 31 januari 1922 in Leiden. Zie ook alle tags voor Alfred Kossmann op dit blog.

Uit: Aschenbach’s onrechtvaardigheid

“Eer dus voor de zwoegers, die een halve eeuw lang niveau behouden, die jeugdig zijn in hun jeugd, rijp in hun rijpe jaren, oud in hun ouderdom, en in al die stadia en overgangen produktief blijven zonder te verstarren. Eer voor de groten die de moeilijkste kunst beheersen: oud te worden en niet vervelend.
Aschenbach’s maatstaf heeft op vele andere voor, dat men hem kan hanteren zonder filosofische of artistieke scrupules. Het is een maatstaf waarop duidelijke streepjes staan voor de meters en centimeters en die men, hoe slecht men ook ziet, doeltreffend kan aanleggen. Bij objectief onderzoek is hij verrassend nuttig. En vooral ons, bewoners van een land met een geïsoleerde literatuur, kan hij uitstekende diensten bewijzen.
Nu is het niet per ongeluk een Duitser geweest die voorstelde om de maatstaf van de ouderdom te gebruiken. Hij heeft natuurlijk aan Goethe gedacht, die bij uitstek gross, umfassend en ehrenwert is geweest, op alle trappen van het menselijke op karakteristieke wijze vruchtbaar. Het lijkt wel of zijn schim Aschenbach de maatstaf in de hand heeft gedrukt. Thomas Mann heeft het grote voorbeeld ernstig en waardig gevolgd. Toen hij als tachtigjarige stierf, treurde men omdat men zo graag zijn volgende werken had willen lezen.
Maar de Duitse literatuur is met deze twee schitterende zwoegers niet uitgeput. In de zin van Aschenbach was Klopstock een groot man omdat hij al werkende negenenzeventig is geworden, waren Theodor Storm, Eduard Mörike en Gottfried Keller, die zo om en nabij de zeventig werden, het ook nog wel, en was Theodor Fontane het in het bijzonder. Hij schreef op zesenzeventigjarige leeftijd zijn meesterwerk ‘Effi Briest’.
Frankrijk heeft in het verre verleden o.a. de grote, omvattende en achtbare Voltaire, die éénentachtig werd, en in het dichtbije André Gide, die er een halve eeuw over heeft gedaan om zijn belangrijke oeuvre samen te stellen. Paul Claudel werd vijfentachtig. Paul Léautaud en Colette overschreden de tachtig eveneens. Julien Benda werd zevenentachtig, Anatole France negenenzeventig. En François Mauriac wordt tweeënzeventig.”

 

 
Alfred Kossmann (31 januari 1922 – 27 juni 1998)
Dirk Bogarde als Gustav von Aschenbach in de film „Death in Venice“ uit 1971

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e januari ook mijn blog van 31 januari 2017 en ook mijn blog van 31 januari 2016.

Zie voor bovenstaande schrijvers eveneens mijn blog van 31 januari 2009.