Edmund White, Anthony Hecht

De Amerikaanse schrijver en essayist Edmund White werd geboren op 13 januari 1940 in Cincinnati. Zie ook alle tags voor Edmund White op dit blog.

Uit: Jack Holmes and His Friend

“Jack, who was from an eccentric Midwestern family, J wasn’t quite sure what a gentleman was other than someone who opened doors for ladies and didn’t curse in mixed company. He’d gone to a boarding school, but one outside Detroit, which the sons of the “automobility” attended; they judged each other by their cars, not their manners or clothes. Although the school-boys all had to wear coats and ties, their jackets were usually off the rack and were rumpled and styleless. Who would worry about clothes when he could tool around in a Corvette or Austin-Healey or Thunderbird up and down the leafy lanes of Bloom-field Hills or get into a drag race with an older businessman down Woodward Avenue? Although Jack was bookish and refined after his own fashion, he was used to brash guys who lived in a loud, locker-banging, all-male world of muddy knees and broken noses and wolfed-down generic meals in the immense, pseudo-Gothic dining-hall they called the “cathedral of carbohydrates.” In Detroit in the 1950s, no one earned extra points for reading, or for visiting Europe—well, okay, visiting it counted. Back then, it was still rare to travel abroad and cost a lot. The brainy daughter of rich Midwesterners might live with a French family for a semester in
Tours, which was supposed to have the best accent. By the end of six months, she could barely express herself in French, but she’d have lost that extra ten pounds and acquired dark, becoming clothes and a convincing French “r” (you could hear the re-turning American girls on the Queen Mary asking each other confidentially, “How’s your ‘r’?”). The boys didn’t even consider doing anything so painful and embarrassing as tackling another language; they were all going to study automotive engineering in a normal Midwestern university. Jack would have gone abroad, but his father, a chemical engineer, couldn’t see the point. He sent his son to the University of Michigan because it was midway between his house in Cincinnati and his summer cottage on Walloon Lake, Michigan. Jack had been accepted at Harvard and had even won a merit scholarship there, but it turned out that Jack’s father earned too much for Jack to receive anything other than a parchment for his pains. And Jack’s father said he’d be damned if any son of his would attend a pinko school like Harvard. Even at the University of Michigan, ack managed to declare himself a socialist, while at the same time he joined his father’s fraternity, a Southern one where they wore masks with eye-holes and held swords up during the initiation ceremony and pledged to protect the purity of Southern womanhood. They didn’t have any black or even Jewish members the handsome, dark-haired Jews all belonged to ZBT down the street), but Jack had plenty of Jewish friends and Chinese friends (he was majoring in Chinese art history), and he even knew a black poet whom all his bohemian friends admired intensely: Omar. When Omar talked to them about Rilke, they could hear the clack and rustle of angel wings.”

 


Edmund White (Cincinnati, 13 januari 1940)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

De Venetiaanse Vespers (Fragment)

Canto II

O mocht de ziel zich schoeien, mocht de geest
Zijn handen wassen aan de kraan, mocht slechts
Eén grein onsterflijkheid voorzien zijn van
Een kunstgebit. We glijden langzaam af,
Geheugenzwakte, lege blik, kwijlbekkend,
Bezoedeld en verguisd, naar lichaam en
Naar geest – naar dat doodlopende kanaal
Der Incurabili, dat voert voorbij
De laatste aanlegplaatsen van de ziel,
In glanzend zwart van koets en kist en voor
Veel méér dan één obool gevaren door
Een leerling-Charon naar de Calle dei Morti.
Je nadert de Venetiaanse Hades
Stil over ’t water, waar de gondelier
Met elke slag een kolk in trekt, die wervelt
Als eikewortels, zilver, glad, gespierd.
Je glijdt er als in zwijm heen, weg naar oorden,
Massaal bevolkt door de verstomde doden,
De levenlozen, grondig onverschillig
Voor wie of wat hun schimmenrijk betreedt.
De gondelstok werpt wijd zijn parels licht,
Goedkope glitters; verder vaar je, langs
Al die behuizingen van rauwe sienna,
Gebrande omber, heel het scala van
Gekleurde klei. Je zwakte wordt allengs
Zelf tot genieting van een milde leegte.
(Hef beide armen boven ’t hoofd, haal dan
Drie maal diep adem, houd de laatste in.
Je maat, je jeugdgids naar de andere wereld,
Slaat dan van achteren zijn beide armen
Zó stevig om je heen, dat heel je hoofd
Gaat prikken, branden, als een arm of been,
Dat slaapt als het een tijd niet is doorbloed.
De longen worden warm van pijn, dan glijd je
Een zwartfluwelen duister in, je beul-
Anubis sprakeloos erkentelijk…)

 

Vertaald door Paul van den Hout

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e januari ook mijn blog van 13 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *