De Amerikaanse dichter Gary Joseph Whitehead werd geboren op 23 maart 1965 in Pawtucket, Rhode Island. Zie alle tags voor Gary Whitehead op dit blog.
Music from a Farther Room
The flute, the sackbut, the dulcimer
in the rooms of the dying. The harp,
the cornet, the psaltery. The look
of the eyes’ last seeing when the ears
hear their final note or chord. The flats
some know as sharps. A bee batting a screen.
Thales of Crete appeased the wrath
of Apollo with paeans to end a plague,
and in all of Sparta’s rooms,
close with death, that conclusive music.
But meadowlarks, too. Finches. Thrushes
in the distant woods. Birds which are
themselves flutes, sackbuts, dulcimers
dressed in feathers. Up in Amherst
Emily’s last breath of the bobolink’s
virtuosic bubbling. A mother’s cooing,
half weeping, half exalted send-off
heard beyond a locked door. Anywhere
and often. In Pittsburgh the shrill whistle
of the steel mill; how many have ridden
that held note into infinity? In Treblinka
the shrill whistling trains, the chuff,
the cough, the high-note wail.
On the Oregon Trail the pioneer’s wheel.
The ship’s whistle for the immigrant
whose filmed eyes never did see Ellis Island.
The fading brain takes what it’s offered.
My mother’s mother, no instrument
but the clock ticking, the ice clinking
its melt in a bedside tumbler.
O, don’t we each have our deaths set
to music? Natural or manmade. The tabla,
the tabor, the steam calliope.
Beethoven’s “Moonlight Sonata” playing
tinny through headphones stuck
in someone else’s busy ears. C# minor.
What do we hear there at the edge,
the threshold, the dark verge,
when sense, no more than a warm room,
echoes emptily? How must the bedside
cello sound, how the car horn, how
the human voice hushing us at the last.
If not so much the tension of the song
resolved, at least let it be the force
of the crossing when the humming ceases.
Een gebruikt boek
Als ik de pagina’s open, roert mijn hond zich
vanuit zijn rust op de bank naast mij
om aan de ruggengraat te snuffelen en de snede. Zijn grijze oren
gespitst om te luisteren, en ik hoor wat hij hoort:
verkeersgetoeter, het fluitje van een theepot, het spinnen
van de katten van de lezeres op haar oude bank.
Waarom las zij zulke zware
dingen zo vroeg op een zaterdag – zon
nog niet op, haar minnaar nog in slaap?
Het boek hield haar, vermoed ik, gezelschap,
en de katten, terwijl het licht zijn vaste koers
vervolgde over haar vloer. Parijs of Londen,
stel ik me voor, ook al was het waarschijnlijk
San Francisco, een tram die voorbijrijdt
en mist die de ochtendlucht schoonspoelt. Een grijze
dag dus, net als alle andere. Het kan
zijn dat ook zij onweerstaanbaar werd getrokken
naar die plaats op een plank in een nabijgelegen
winkel, het stof eraf blies en het tweedehands kocht.
En misschien werden haar katten wakker toen ze het open
sloeg, en zij de vage geur van hond opvingen,
en kwam zij niet verder dan de proloog,
voordat ze in een ander land belandde,
waar een man een pagina tegen de wind hield.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 23e maart ook mijn blog van 23 maart 2020 en eveneens mijn blog van 23 maart 2019 en ook mijn blog van 23 maart 2015 deel 1 en eveneens mijn blog van 23 maart 2014 deel 1 en ook deel 2.