De Duitse dichter en schrijver Günter Grass werd geboren in Danzig (tegenwoordig Gdansk) op 16 oktober 1927. Günter Grassoverleed op 13 april van dit jaar. Zie ook mijn blog van 16 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Günter Grass op dit blog.
Uit: De Blikken Trommel (Vertaald door Jan Gielkens)
“Er bewoog iets tussen de telegraafpalen. Mijn grootmoeder deed haar mond dicht, trok de lippen iets naar binnen, kneep haar ogen tot spleten en kauwde langzaam en voorzichtig op de aardappel. Er bewoog iets tussen de telegraafpalen. Daar sprong iets rond. Drie mannen sprongen tussen de telegraafpalen rond, alle drie op de schoorsteeen toe, daarna eromheen naar voren en één liep terug, nam opnieuw een aanloop, leek klein en breed te zijn, slaagde in zijn sprong, over de steenfabriek heen, de twee anderen, meer lang en spichtig, op het nippertje maar toch over de steenfabriek heen, al weer tussen de palen, maar die klein en breed was maakte zijsprongen, klein en breed had meer haast dan lang en spichtig, de andere springers, die weer terug naar de schoorsteen moesten, zodat de ene er reeds overheen rolde terwijl de anderen, twee kaboutersprongetjes verwijderd, nog een aanloop namen en plotseling verdwenen waren, er geen zin meer in hadden, zo leek het, en ook de kleine viel midden in zijn sprong van de schoorsteen achter de horizon.”
(…)
“Hij haalde de holle weg en was nauwelijke klein en breed daarin verdwenen of daar klommen ook reeds lang en spichtig de twee anderen, die misschien ondertussen een bezoek aan de steenfabriek hadden gebracht, over de horizon en stapten zo lang en spichtig, maar toch niet werkelijk mager, haastig over de leemgrond, dat mijn grootmoeder opnieuw haar aardappel miste.”
Günter Grass (16 oktober 1927 – 13 april 2015)
David Bennent als Oskar in de film “Die Blechtrommel“ van Volker Schlöndorff uit 1979.
De Iers-Engelse schrijver Oscar Wilde werd geboren op 16 oktober 1854 in Dublin. Zie ook mijn blog van 16 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Oscar Wilde op dit blog.
Ballad of Reading Gaol – II (Fragment)
And twice a day he smoked his pipe,
And drank his quart of beer:
His soul was resolute, and held
No hiding-place for fear;
He often said that he was glad
The hangman’s hands were near.
But why he said so strange a thing
No Warder dared to ask:
For he to whom a watcher’s doom
Is given as his task,
Must set a lock upon his lips,
And make his face a mask.
Or else he might be moved, and try
To comfort or console:
And what should Human Pity do
Pent up in Murderers’ Hole?
What word of grace in such a place
Could help a brother’s soul?
With slouch and swing around the ring
We trod the Fool’s Parade!
We did not care: we knew we were
The Devil’s Own Brigade:
And shaven head and feet of lead
Make a merry masquerade.
We tore the tarry rope to shreds
With blunt and bleeding nails;
We rubbed the doors, and scrubbed the floors,
And cleaned the shining rails:
And, rank by rank, we soaped the plank,
And clattered with the pails.
We sewed the sacks, we broke the stones,
We turned the dusty drill:
We banged the tins, and bawled the hymns,
And sweated on the mill:
But in the heart of every man
Terror was lying still.
Oscar Wilde (16 oktober 1854 – 30 november 1900)
Stephen Fry (Oscar) en Jude Law (Bosie) in de film “Wilde” uit 2007
De Nederlands schrijfster en journaliste Alma Mathijsen werd geboren in Amsterdam op 16 oktober 1984. Zie ook alle tags voor Alma Mathijsen op dit blog.
Uit: De grote goede dingen
“Mijn vader was een rebel. Bij geen enkel orkest hield hij het langer uit dan een paar dagen, ze wilden hem allemaal vanwege zijn spel, dan kreeg hij stomende ruzie met de dirigent over leegroof aan muzikaliteit en werd ontslagen. Alleen met zijn eigen groep hield hij het uit: Het Resistentie Orkest. Een verzameling van muzikanten die salon muziek uit de jaren 20 speelde. Ze spelen alleen als ze zelf zin hadden, roken en dronken gulzig op elke gelegenheid. Aan hun lessenaars hadden ze asbakken gemonteerd met wasknijpers en in de koffers voor hun instrumenten lieten ze compartimenten voor flessen sterk bouwen. Ergens waren het puberende kinderen die toevallig heel goed muziek konden maken.”
(…)
‘Jouw vader is geen held, zoals jij denkt. Jouw hele leven heeft hij zich kapotgedronken, kapotgerookt, kon zich niet inhouden. (…) Een man die zijn eigen leven verwoestte en het leven van iedereen om hem heen. En vooral dat van jou. En het ergste: het kon hem helemaal niks schelen.’
Alma Mathijsen (Amsterdam, 16 oktober 1984)
De IJslandse schrijver Guðbergur Bergsson werd geboren op 16 oktober 1932 in Grindavik. Zie ook mijn blog van 16 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Guðbergur Bergsson op dit blog.
Uit: Flatey-Freyr (Vertaald door Adam Kitchen)
“Freyr, in this jar I honour the spirit of fertility and the progress of art. It used to contain pure Pacific honey that I bought at the health-food store. The jar will grant good thoughts and fortune to anyone who looks into it and sees the bottom, especially when they are in sullen spirits, weakened and worn, stunned by a confining and infertile state of being and limp, up top and down below. There were two other jars: the Happiness jar and the Fame jar, but this one, the Word-sacrifice jar, is the one in which I place a thought every day, while shouting aloud into the air and recording it to tape.
Tell me one thing
in all honesty
Freyr:
Does the grass always grow in exactly the right spots on
Earth?
Freyr’s answer:
Go ask Heimdall
and the conservatives, with their green revolution.“
Guðbergur Bergsson (Grindavik, 16 oktober 1932)
De Amerikaanse schrijver Eugene Gladstone O’Neill werd op 16 oktober 1888 in New York City geboren. Zie en ook mijn blog van 16 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Eugene O’Neill op dit blog.
Uit: The Iceman Cometh
„ROCKY–(grabs his shoulder and shakes him) Hey, you! Nix! Cut out de noise! (Willie opens his eyes to stare around him with a bewildered horror.)
HOPE–(opens one eye to peer over his spectacles–drowsily) Who’s that yelling?
ROCKY–Willie, Boss. De Brooklyn boys is after him.
HOPE–(querulously) Well, why don’t you give the poor feller a drink and keep him quiet? Bejees, can’t I get a wink of sleep in my own back room?
ROCKY–(indignantly to Larry) Listen to that blind-eyed, deef old bastard, will yuh? He give me strict orders not to let Willie hang up no more drinks, no matter–
HOPE–(mechanically puts a hand to his ear in the gesture of deafness) What’s that? I can’t hear you. (then drowsily irascible) You’re a cockeyed liar. Never refused a drink to anyone needed it bad in my life! Told you to use your judgment. Ought to know better. You’re too busy thinking up ways to cheatme. Oh, I ain’t as blind as you think. I can still see a cash register, bejees!
ROCKY–(grins at him affectionately now–flatteringly) Sure, Boss.Swell chance of foolin’ you!
HOPE–I’m wise to you and your sidekick, Chuck. Bejees, you’re burglars, not barkeeps! Blind-eyed, deef old bastard, am I? Oh, Iheard you! Heard you often when you didn’t think. You and Chuck laughing behind my back, telling people you throw the money up in the air and whatever sticks to the ceiling is my share! A fine couple of crooks! You’d steal the pennies off your dead mother’s eyes!”
Eugene O’Neill (16 oktober 1888 – 27 november 1953)
Scene uit een opvoering in New York, 1999
Onafhankelijk van geboortedata:
De Nederlandse schrijver Gustaaf Peek werd geboren in Haarlem in 1975. Peek studeerde Engelse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Leiden. Zie ook alle tags voor Gustaaf Peek op dit blog.
Uit: Godin, held
“Na de eerste zinnen hardop in de beheerst galmende zaal ontdekte hij een ritme in de brief. Van tijd tot tijd peilde hij de gezichten tegenover hem. Een kleine, grijze schoolklas had ze op de been gekregen, mannen en vrouwen van dezelfde leeftijd, generatie, geen kinderen of kinderen van kinderen. Hij onthield weinig van de diensten die hij draaide, soms had hij medelijden met de doden, omdat ze de macht over hun herinneringen kwijt waren. De behoefte overviel hem de schrijver van de brief eer te doen en hij liet het toe en las net wat zorgvuldiger, trager en dieper.
Halverwege lukte hem waar hij altijd op hoopte. Dat hij kon werken en tegelijk kon dwalen in zijn gedachten. Nu hij het ritme van de brief gevangen had en de woorden zijn mond mechanisch bewogen, werd hij warm en stil en dacht hij aan zijn vrouw. Ze stond achter hem en blies over zijn nek. Haar adem beroerde de korte haren die hij daar had, deed de huid daaronder huiveren. Het was iets wat hij haar soms vroeg te doen. Iets kleins, zoals haar lippen langs zijn vingers of, ongevraagd, haar plagende nagels over zijn litteken. Nu kabbelde haar adem over de tere huid boven zijn kraag en hij beheerste zich en bleef lezen en verheugde zich op de autorit, op de geur in de gang van zijn huis.
Na de brief was er tien minuten voor een laatste afscheid. Hij draaide de lichten lager, nam zijn plek in bij het gordijn. De meesten trokken hun jassen weer aan en draalden richting de schuifdeuren, sommigen keken nog even om en knikten naar de kist.”
Gustaaf Peek (Haarlem, 1975)
Zie voor nog meer schrijvers van de 16e oktober ook mijn blog van 16 oktober 2011 deel 1 en eveneens deel 2.