De Nederlandse dichteres en schrijfster Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook alle tags voor Hagar Peeters op dit blog.
‘Krijg de Overmaasse hazewindhondenkorenmolenpestpokken!’
Een Rotterdamse tongval is het mooiste als hij scheldt,
als hij de Erasmusbrug doet deinen onder zijn verbaal geweld,
als Bep van Klaveren de bokser zijn spierballen rollen laat
op de maat van Deelders verzen, krijg ik het echt te kwaad.
Zijn klagen klinkt niet als gejammer als een wanklank hem ontvalt
want een echte Rotterdammer houdt zijn tong altijd gebald.
Al die schepen in Delfshaven die zich aan de Noordzee laven
varen op de adem van dokwerkers naar de wijde horizon.
Is die stad wat recht en hoekig en die taal een beetje vloekig,
als een Rotterdammer kankert klinkt het vloeiend en bon ton.
De Rotterdamse tongen zijn de snelste van het land.
Zij praten als hun vuisten van het bed tot ledikant.
Zij weten zich te weren tegen Overmaasse heren,
lullen wars van redeneren het gelijk steeds aan hún kant.
Helaas, ik ben geen Rotterdammer want ik scheld niet maar ik jammer.
Mijn verwensing doe ‘k mijn ergste vijand nog niet aan.
Ik neem de wijk naar kroostrijk Crooswijk
waar ik dat prachtig schelden afkijk
en daarna ga ik weer gewoon mijn eigen baan.
De roep die ik in mijzelf hoorde
Ik geef gevolg aan de niet geuite lokroep
die geheel en al buiten hen omgaat
die hun aanwezigheid slaakt zonder hen daarin te kennen
die aantrekking die ondanks hunzelf van hen uitgaat
kom ik tegemoet met beide armen uitgestrekt als een slaapwandelaarster
zo meander ik langs meubels, de afgronden van de kamer
en nader waar mijn radars mij brengen
daar waar mijn uitgestrekte armen in die van de ander
zich in de armen van de ander bergen. We doen ons tegoed.
Hier lopen we te hoop op botten en spieren en bloed
stuiten tegen muren ketsen af op gepantserde harten
want niemand riep mij op hem toe, niets verzocht mij te komen
dan de roep die ik in mijzelf hoorde.
Vlakte
Het vredig afgeduwde als een bootje
aan de oever van het water dat zo stil is
dat het amper vooruitkomt
ligt in het donker de maan een wonder
de zwarte hemel een mantel
ligt het daaronder
ik heb het water gewenkt
het water wenkte terug: de golven
mijn handen kommen mijn vingers kromden
de schuimkoppen rolden
en ik duw en ik duw
tot de arm van het water het van mij overneemt,
kom maar fluistert naar het bootje
dat alleen nog de omtrek van een bootje is
waarbinnen een zwartere vlakte
opgaat in een grotere vlakte
De Duitse dichter en schrijver Andre Rudolph werd geboren in Warschau op 11 mei 1975 en groeide op in Leipzig. Zie ook alle tags voor Andre Rudolph op dit blog.
téchnē (“tijdens” / “en”)
dagelijks, en volledig onopgemerkt,
maakt de ziel haar back-ups –
en vertel het aan niemand
het gaat om een
transparante techniek; lang
heeft men aangenomen
dat het om een simpele droomroutine zou gaan
die wordt gevolgd, intussen
is het vrij zeker dat
het laat in de avond gebeurt,
terwijl je in slaap valt, en
vijf, hooguit tien seconden
duurt; terwijl de maan
in de ramen staat
ja, de maan, in de ramen,
sinds honderd jaar zijn ze
onderling verbonden; alles
heb je geprobeerd om er een break in
te lassen, maar het contact is gelegd,
om de chip te killen, maar
het contact is gelegd, zelfs om de hele
zaak in afzonderlijke delen op te split-
sen, maar het contact…
zoals je dromen trouwens
die doen alsof ze in de ochtend
het lichaam verlaten, terwijl
echter de glazen buis van de dag
stuk breekt, en de dromen hun
kwikzilverkogels in je spier-
weefsel schieten en de systemen
verlammen, terwijl je
lichaam totaal niet onder de indruk
zijn geheime kalender open-
vouwt en de programmagegevens
vergelijkt, en het contact echter,
monsterlijk en precies, gelegd is.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 12e mei ook mijn blog van 12 mei 2020 en eveneens mijn blog van 12 mei 2019.