Hagar Peeters, Bertus Aafjes, August Vermeylen, Andrej Voznesensky, Eva Demski

De Nederlandse dichteres Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook mijn blog van 12 mei 2007 en ook mijn blog van 12 mei 2008 en ook mijn blog van 12 mei 2009 en ook mijn blog van 12 mei 2010

Je bewoont al jaren

Je bewoont al jaren
alle kamers in mijn hoofd.
Het lukt maar niet
je te verdrijven.

Ik heb er andere namen
in gestopt, maar geen
wil zo beklijven
als die van jou.

Ik vind hem terug in het
merk kleren dat ik koop,
je speelt mee in alle
films die ik zie

en zo vaak roept iemand je
op straat dat ik
me afvraag hoe het kan
dat je uniek bent
en toch zo gangbaar.

Je speelt denk ik niet
in films, en mijn hoofd
bewonen doe je zeker niet.
Was het maar waar. Je woont

ergens in een huisje aan zee
en tuurt daar uit het raam.
Je wacht. Op mij. Maar
je vergat mijn naam.

 

”Kijk eens”

hengelt haar rechterbeen
onophoudelijk in de lucht,
hinken vliegensvlug haar vingers
rond het linker op en neer
en gaan in één armbeweging over
naar haar haren.
Haar handen likt ze alsof,
en strijkt ermee langs haar gezicht.
Steeds hoger kruipt haar rokje
maar daar gaat het nu niet om.
Het gaat erom, dat zij de vlieg nadoet.

 

Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)

 

 

De Nederlandse schrijver en dichter Bertus Aafjes (pseudoniem Jan Oranje) werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1914. Zie ook mijn blog van 12 mei 2010 en eveens alle tags voor Bertus Aafjes op dit blog.

De tijd is heen

De tijd is heen waarin ik, licht van toon
En snel van geest, de dingen dezer aarde
Loofde en prees of in mijn hart bewaarde
Als de Madonna elk woord van haar Zoon.

Een graazge wei, een wulpse rozengaarde,
Een vlindertje, een vlieg, een anemoon,
Elk kreeg zijn aureool van zichtbaar schoon
Als ik het in mijn liederen verklaarde.

Die tijd is heen, want gij zijt ver van hier,
Mijn pareltje, mijn duifje, mijn saffier,
En zonder u gaat al mijn liefde dood;
Waartoe der dingen schoonheid nog geprezen,
Die slechts bestond bij gratie van uw wezen,
Als bij de zon ’t ochtend- en avondrood.

 

En ook des morgens

En ook des morgens in het nieuwe licht
Voel ‘k mij zo los, als ik met open ogen
Mijzelf verrast vind naar de plek gebogen
Waarop gij eertijds laagt met uw gezicht.

Als ik dan zie, dat gij er nergens zijt,
Maar met een snelle vleugelslag ontkomen
Uit de bosschages van mijn nachtlijk dromen,
Dan stroomt mijn lichaam vol van lege spijt,

Dan voel ik aan mijn ogen dat zij leeg zijn,
Wanneer zij zijn verstoken van uw beeld;
Dan voel ik aan mijn lippen dat zij leeg zijn,
Waarop geen kus meer bloeit, geen lach meer speelt;
Dan voel ik aan mijn leden dat zij leeg zijn,
Wanneer ik niet in u word voortgeteeld.

 

Bertus Aafjes (12 mei 1914 – 22 april 1993)

 

 

 

De Vlaamse schrijver, dichter, kunsthistoricus en politicus August Vermeylen werd geboren in Brussel, op 12 mei 1872. Zie ook mijn blog van 12 mei 2007 en ook mijn blog van 12 mei 2008 en ook mijn blog van 12 mei 2009 en ook mijn blog van 12 mei 2010

 

Uit: Twee vrienden

 

„In de staminee, waar hij met zijn gewone vrienden uit de buurt whist speelt, vertelt vader Balders dien avond, quasi achteloos, terwijl hij den waaier van zijn kaarten overziet, dat zijn zoon Frans – ‘ge weet wel, die gestudeerd heeft,’ – over een paar dagen zal terug zijn, uit Wenen, waar hij in het laboratorium van professor Harwig heeft gewerkt. ‘Harwig, ge hebt zijn naam al wel gehoord; een beroemdheid.’ Natuurlijk kennen ze den naam: Balders heeft er dikwijls genoeg van opgegeven. Hij verduidelijkt nog terloops: ‘Toepassing van de physico-chemie op de geneeskunde,’ en onderstreept het door even zijn benen te verzetten en de anderen met halfopen mond een ogenblik aan te gluren, als iemand die best op de hoogte is.

Ja, het is een zware opoffering geweest, dien jongen nog een jaar naar Oostenrijk te zenden, na die al zo lange medische studiën. Maar tegenwoordig moet ge naar Wenen, als ge een groot dokter worden wilt. Een spiering in ’t water smijten om een kabeljauw te vangen…

Als de kaarten opnieuw worden uitgedeeld, neemt Van Veteren, de drogist, zijn pijp uit den mond, drinkt een teug faro, en spreekt: ‘Hij mag gelukkig zijn dat hij een papa heeft.’

  Balders wrijft zelfvoldaan over zijn sik. ‘Ge moet voor uw kinderen wat kunnen doen. Een flinke jongen; zijn broodje is gebakken.’ En na een korte stilte: ‘Hij zal wel een automobiel moeten hebben.’

Die automobiel maakt indruk. Balders staat al niet weinig in aanzien. Van armen komaf, zoon van een timmerman, heeft hij onmiddellijk na den oorlog van ’70 met houthandel een aardigen duit verdiend, daarna ook met grondspeculaties en huisjesmelkerij, en is thans, in ruim vijfentwintig jaren, een rijk man geworden. Die zoon, die ‘een groot dokter’ zal worden, moet de bekroning van zijn glorie zijn.

Het uur van zijn aankomst heeft Frans niet naar het ouderhuis, maar alleen zijn vriend Mark Kervaan geseind: Mark for ever! Die is toch nummer één! En om Frans op te wachten heeft Mark zijn vacantie aan zee enkele dagen verschoven.”

 

 

August Vermeylen (12 mei 1872 – 10 januari 1945)

 

 

 

De Russische dichter Andrej Andreyevich Voznesensky werd geboren in Moskou op 12 mei 1933. Zie ook mijn blog van 12 mei 2007 en ook mijn blog van 12 mei 2008 en ook mijn blog van 12 mei 2009 en ook mijn blog van 12 mei 2010

 

FATE


Fate is above me. Why should I browse?

Sleeping in dosses, an outcast, I rove.

Grief is a cellar,

that opens in every old house.

A ditch is below me and fate is above.

 

What did I want? Well, a life of contentment.

What did I get? Just a coffin and wreath…

Under the cradle a grave has been latent.

Fate is above me, a ditch is beneath.

 

Up in the sky my soul, like a hound,

howls, despaired,

the trigger to pull it was keen.

Fate has come over my family background,

and on the earth where fate is my kin.

 

What have I done, apart from the simple

poems I’ve written in passing to date?

I’ve been a lightening conductor for people.

Now I have broken my back. Such is fate.

 

THE SONG

 

Sailor, my dear, my heaven-made spouse!

There is one thing that I beg of you, man:

Kiss any strangers, and give them your flowers,

love many women. But, pray, don’t love one.

 

These are the words that I send with my letter,

piercing land after land they will moan;

stay there as long as you wish, and you’d better

love all the countries, but, pray, don’t love one.

 

Give me a whistle — when tired of roving.

Held in sweet bondage, or about to drown,

play with your life as you wish, when you’re roaming,

but don’t ruin ours because it is one.

 

 

Andrej Voznesensky (12 mei 1933 – 1 juni 2010)

 

 

De Duitse schrijfster Eva Demski werd geboren op 12 mei 1944 in Regensburg. Zie ook mijn blog van 12 mei 2007en ook mijn blog van 12 mei 2009 en ook mijn blog van 12 mei 2010

 

Uit: Lesbos

 

Das Juwel der Insel zeigt sich wie eine Erscheinung, eineinhalb Stunden von Mytilini entfernt und mehr als sieben Bergen – Molyvos, in der Antike hieß es Mithymna, im Mittelalter Molyvos, jetzt steht auf den Schildern wieder Mithymna, und die Bewohner nennen es trotzdem Molyvos. So einfach ist das. Von einer mächtigen Burg beherrscht, sind an den Fels, der sich nicht schroff, sondern sachte aus dem Meer erhebt, Hunderte von kleinen Häusern gebaut, haben steile, krumme Gassen gebildet, Treppen sind zwischen ihnen aus dem Stein gehauen, und die Terrassen der Kneipen hängen wie Schwalbennester über dem Abgrund. Das ganze Dorf – eigentlich ist es ein Städtchen – steht unter Denkmalschutz, und die Hotels am Ufer können mit dem wunderschönen Blick vom Strand aus werben. Wer Genaueres wissen will, muss klettern und kraxeln, sich die Knöchel verstauchen und gelegentlich aus Gründen des Atemschöpfens vor einem der kleinen Schaufenster in der Marktgasse stehen bleiben…..“

 

 

Eva Demski (Regensburg, 12 mei 1944)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e mei ook mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn eerste blog van vandaag.