De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.
Lectori salutem
Je fronst je lippen bij het lezen van de achterflap.
Je tandenknarst en spreidt je neusvleugels –
de onderlip kon wat meer nadruk hebben.
Het haar helt over je wenkbrauwen, valt dan
in pieken naar beneden.
Zo gaat het in een handomdraai pijpen-
stelen regenen op hardhorige tortelduiven
en zachtjes fluisterende pantervrouwen,
en alles wat in spiegelschrift geschreven
wordt, verdrinkt dan in de plas.
Zeer persoonlijke muggen en hun tijd
Het gieren van golven,
de versterkte luchtstroom.
‘Iets coronaals, dat je net hebt gehoord
als je het hoorde.’
Ze verscheen als een kleine zwarte stip
die zich traag maar zeker over de
zonneschijf voortbewoog.
De gedachte liet zich weer denken
dat automorfe functies toch wel
noodzakelijk waren.
‘Het kan zijn dat er iemand is.’
Aldus het nagelaten bloed.
Hebben we bewijs van spijt?
(Rommelige ingewikkelde grafieken.)
(Niets nieuws vergeleken bij vorig jaar.)
Fragmenten galopperen
Het labyrint, aandacht,
is niets dan een weg om het lichaam
van dit woord naar het volgende te voeren.
Hoe de hiel zich licht!
Hoe de enkel scharniert!
Das Fragment an sich, da capo con malinconia.
Askleurig stromend
laat de rivier dwars door goud
de tijger drinken.
Muze, vernietig ons integraal.
Handen, krabbelen maar.
The flight to Seoul [uitgesproken als ziel]
is now ready for boarding.
Lippen, doe jullie ding.
Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)
De Vlaamse dichter Reinout Verbeke werd geboren op 13 mei 1981 in Roeselare. Zie ook alle tags voor Reinout Verbeke op dit blog.
Vader Staat
Geland in het Land van de makke cadans
van bakken vallend glas in vuilniswagens,
intussen het blussen van mailboxen, het aanblazen
van smeulende vrienden. Hier tikt de beige chauffage
waarnaast we op woensdagen
vrijend tot stilstand komen
Dit is het dan, ontheemd wonen in Hem
die het systeem vader bedacht
de draaideur, het rattenrad
waarin de verleden vaders
zich voorzichtig
leerden vermenigvuldigen
tot de vaders van vandaag
Dit is het Vaderland, dat na de daad
de drift van teen tot hals begraaft, aanstampt,
en het hoofd voor de vorm
de vluchtwegen uitstippelt
Dit zondagse gedicht dat Hij
voorzag
Vlek
Ergens bij de lidwoorden zit een lek in de taal
waarlangs een blauwe, hete stof
op mijn schedel drupt
tot mijn kop smelt en een en al
het blauwe spul wordt
en smeltend
overloopt in nek en schouders
in borstkas en buik
in lies
in knie
in voet
in een vlek
Er is op verzoek geen beter beeld
dan dat waarin ik verdwijnend
jou nooit genoeg zal zijn
Reinout Verbeke (Roeselare, 13 mei 1981)
De Engelse schrijver Bruce Chatwin werd op 13 mei 1940 in Sheffield geboren. Zie ook alle tags voor Bruce Chatwin op dit blog.
Uit: De gezongen aarde (Vertaald door Peter van Oers)
“Tijdens zijn werk als onderwijzer hoorde Arkady over het labyrint van onzichtbare paden die zich door heel Australië slingeren en door Europeanen `Droomwegen’ of ‘Zangsporen’ worden genoemd en door de Aboriginals ‘de voetstappen van de voorouders’ of `de weg van de wet’. De scheppingsmythen van de Aboriginals verhalen van legendarische totemische wezens die in de Droomtijd over het continent hadden gezworven, terwijl deze de naam zongen van alles wat ze op hun weg vonden — vogels, dieren, planten, rotsen, waterplaatsen — en zo de wereld tot leven zongen.”
(…)
“… De eerste reizigers meldden dat de Aboriginals geen verband legden tussen seks en voortplanting: een bewijs, als dat al nodig was, van hun hopeloos ‘primitieve’ manier van denken. Dit was natuurlijk onzin. Ie-mand wist best wie zijn vader was. Maar daarnaast was er nog een soort parallelvaderschap dat zijn ziel verbond met een bepaald punt in het landschap. Elke voorouder zou, terwijl hij zich een weg door het land zong, een spoor van levenscellen’ of ‘geesteskinderen’ hebben uitgezaaid langs de baan van zijn voetstappen. `Een soort muzikaal sperma’, zei Arkady, waar iedereen om moest la-chen, zelfs Flynn ditmaal. Het idee was dat het lied zich over de grond uitstrekte in een ononder-broken aaneenschakeling van coupletten: een couplet per paar voetaf-drukken van de voorouder, bestaande uit de namen die hij onder het lopen ‘uitzaaide’. `Een naam naar rechts en een naam naar links?’ `Ja,’ zei Flynn. Zo moet je je een zwangere vrouw voorstellen die rondscharrelde op haar dagelijkse fouragetocht. Opeens stapt ze op een couplet, het ‘gees-teskind’ springt op, via haar teennagel naar haar vagina of in een eelt-kloof in haar voet, zoekt zijn weg naar haar baarmoeder en bevrucht de foetus met gezang. `De eerste schop van de baby,’ zei hij, ‘valt samen met de “geestesbevruchting”.
Bruce Chatwin (13 mei 1940 – 18 januari 1989)
Cover
De Britse schrijfster Daphne du Maurier werd geboren in Londen op 13 mei 1907. Zie ook alle tags voor Daphne du Maurier op dit blog.
Uit: Jamaica Inn
“This was a lashing, pitiless rain that stung the windows of the coach, and it soaked into a hard and barren soil. No trees here, save one or two that stretched bare branches to the four winds, bent and twisted from centuries of storm, and so blackened were they by time and tempest that, even if spring did breathe on such a place, no buds would dare to come to leaf for fear that the late frost should kill them. It was a scrubby land, without hedgerow or meadow; a country of stones, black heather, and stunted broom.
There would never be a gentle season here, thought Mary; either grim winter as it was today, or else the dry and parching heat of midsummer, with never a valley to give shade or shelter, but grass that turned yellow-brown before May was passed. The country had gone grey with the weather. Even the people on the road and in the villages changed in harmony with their background. At Helston, where she had taken the first coach, she had trodden familiar ground. So many childish memories clung about Helston. The weekly drive to market with her father in the vanished days, and, when he was taken from them, the fortitude with which her mother held his place, driving backwards and forwards, winter and summer, as he had done, with her hens and her eggs and her butter at the back of the cart, while Mary sat at her side, clutching a basket as big as herself, her small chin resting on the handle. Folk were friendly in Helston; the name of Yellan was known and respected in the town, for the widow had had a hard fight against life when her husband died, and there were not many women who would have lived alone as she did with one child and a farm to tend, with never a thought of taking another man. There was a farmer at Manaccan who would have asked her had he dared, and another up the river at Gweek, but they could tell from her eyes she would have neither of them, but belonged in body and mind to the man who had gone. It was the hard work of the farm that told upon her in the end, for she would not spare herself, and, though she had driven and flogged her energy for the seventeen years of her widowhood, she could not stand up to the strain when the last test came, and her heart went from her.”
Daphne du Maurier (13 mei 1907 – 19 april 1989)
Cover
De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.
Before The Wind
If I’m to happen upon the hill
where cherries grow wild
it better be soon, or the yellow-
eyed birds will come squabbling
claiming the fruit for their own.
Wild means stones barely
clothed in flesh, but that’s rich
coming from me. A mouth
contains a cherry, a cherry
a stone, a stone
the flowering branch
I must find before the wind
scatters all trace of its blossom,
and the fruit comes, and yellow-eyed birds.
The Dipper
It was winter, near freezing,
I’d walked through a forest of firs
when I saw issue out of the waterfall
a solitary bird.
It lit on a damp rock,
and, as water swept stupidly on,
wrung from its own throat
supple, undammable song.
It isn’t mine to give.
I can’t coax this bird to my hand
that knows the depth of the river
yet sings of it on land.
Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)
De Amerikaanse schrijver Armistead Jones Maupin Jr. werd geboren op 13 mei 1944 in Washington. Zie ook alle tags voor Armistead Maupin op dit blog.
Uit: Mary Ann in Autumn
“As soon as she caught sight of the lych-gate at Number 28, a flock of wild parrots swooped low over the lane, cackling like crones. Those birds—or ones just like them—had been here when she was here, long before they became global celebrities in a popular documentary. She remembered how proud she had felt when she saw that film in Darien, and how utterly irrational that feeling had been, as if she were claiming intimacy with someone she had known slightly in high school who had grown up to be famous.
Those birds did not belong to her anymore.
The lych-gate was the same, only new. The redwood shingles on its roof had been crumbly with dry rot when she moved to the East Coast in the late eighties. Now they were made of slate—or a good imitation thereof. The gate itself, once creaky but welcoming, had been fitted with a lock and a buzzer and something under the eaves that looked like a security camera. So much for a quick snoop around the garden.
She peered through a hole in the lattice at what she could see of the house. The shingle siding had been replaced, and fairly recently. The trim around the windows was painted a hard, glossy black. There were now French doors opening onto the courtyard in roughly the spot where Mrs. Madrigal’s front door had been. (Had anyone even thought to save that door with its wonderful stained-glass panels?) Most of the outside stairways, she noticed with a shiver, had been removed or modified to serve the transformation of an apartment house into—what was the official term?—a Single-Family Dwelling.
We had been a family, she thought. Even in our separate dwellings.
From this angle, of course, she couldn’t see the little house on the roof, the funky matchbox studio Mrs. Madrigal’s tenants had referred to as “the pentshack.” Her guess was it no longer existed, given the extensive nature of this remodeling. It had probably been replaced by a deck—or another floor entirely—and she wasn’t sure how to feel about that. Her memories of the place held both dread and delight.”
Armistead Maupin ( Washington, 13 mei 1944)
De Franse dichter en schrijver Alphonse Daudet werd geboren in Nîmes op 13 mei 1840. Zie ook alle tags voor Alphonse Daudet op dit blog.
Trois jours de vendanges
Je l’ai rencontrée un jour de vendange,
La jupe troussée et le pied mignon ;
Point de guimpe jaune et point de chignon :
L’air d’une bacchante et les yeux d’un ange.
Suspendue au bras d’un doux compagnon,
Je l’ai rencontrée aux champs d’Avignon,
Un jour de vendange.
* * *
Je l’ai rencontrée un jour de vendange.
La plaine était morne et le ciel brûlant ;
Elle marchait seule et d’un pas tremblant,
Son regard brillait d’une flamme étrange.
Je frisonne encore en me rappelant
Comme je te vis, cher fantôme blanc,
Un jour de vendange.
* * *
Je l’ai rencontrée un jour de vendange,
Et j’en rêve encore presque tous les jours.
Le cercueil était couvert en velours,
Le drap noir avait une double frange.
Les sœurs d’Avignon pleuraient tout autour…
La vigne avait trop de raisins ; l’amour
A fait la vendange.
Alphonse Daudet (13 mei 1840 – 17 december 1897)
Alphonse Daudet dans son cabinet de travail avec son épouse (détail) door Louis Montegut, ca. 1880
De Japanse schrijver Koji Suzuki werd geboren op 13 mei 1957 in Hamamatsu.Zie ook alle tags voor Kōji Suzuki op dit blog.
Uit:Ring (Vertaald door Robert B. Rohmer en Glynne Walley)
“She looked at the clock. Almost eleven. She thought of watching the day’s baseball wrap-up on TV. Maybe she’d catch a glimpse of her parents in the infield seats. But Tomoko, who wanted in the worst way to get into college, was worried about the test. All she had to do was get into college. It didn’t matter where, as long as it was a college. Even then, what an unfulfilling summer vacation it had been! The foul weather had kept her from having any real fun, while the oppressive humidity had kept her from getting any work done.
Man, it was my last summer in high school. I wanted to go out with a bang and now it’s all over. The end.
Her mind strayed to a meatier target than the weather to vent her bad mood on.
And what’s with Mom and Dad anyway? Leaving their daughter all alone studying like this, covered in sweat, while they go gallivanting out to a ball game. Why don’t they think about my feelings for a change?
Someone at work had unexpectedly given her father a pair of tickets to the Giants game, and so her parents had gone to Tokyo Dome. By now it was almost time for them to be getting home, unless they’d gone out somewhere after the game. For the moment Tomoko was home alone in their brand-new house.
It was strangely humid, considering that it hadn’t rained in several days. In addition to the perspiration that oozed from her body, a dampness seemed to hang in the air. Tomoko unconsciously slapped at her thigh. But when she moved her hand away she could find no trace of the mosquito. An itch began to develop just above her knee, but maybe it was just her imagination. She heard a buzzing sound. Tomoko waved her hands over her head. A fly. It flew suddenly upwards to escape the draft from the fan and disappeared from view. How had a fly gotten into the room? The door was closed. Tomoko checked the window screens, but nowhere could she find a hole big enough to admit a fly. She suddenly realized she was thirsty. She also needed to pee.”
Kōji Suzuki (Hamamatsu, 13 mei 1957)
Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn vorige blog van vandaag.