Khalid Boudou, Günter Wallraff, P. N. van Eyck, Israël Querido, Charles Cros, John Hegley, Tim O’Brien

De Nederlands – Marokkaanse schrijver Khalid Boudou werd geboren in Tamsamane, Marokko op 1 oktober 1974. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Khalid Boudou op dit blog.

Uit:Iedereen krijgt klappen

„Die vechtlust, die energie. Wauw! Ik raakte ervan in de ban. Het zweet spatte alle kanten op. Ik kon er wel uren naar kijken. Naar die klappende, sterke mannen. Hun verwoestende kracht. Die kracht daagde me uit.
Op een dag ben ik naar binnen gelopen. Een ouwe man kwam op me af lopen.
‘Meneer, ik wil hier trainen,’ zei ik.
‘Mijn moeder ook,’ reageerde die ouwe vals en hij draaide zich weer om.
Maar ik bleef aandringen. ‘Meneer, meneer, ik ben serieus. Ik ben echt serieus. Ik heb talent, meneer! Ik wil echt! Ik zal het bewijzen! Laat het me bewijzen!’
Met een frons in zijn ouwe kop keek de man mij doordringend aan. ‘Kom dan maar mee,’ zei hij na een diepe zucht. Alsof ik de zoveelste was die fantaseerde dat hij de nieuwe Mohammed Ali was. Ik liep achter hem aan, de zaal door, nagekeken door die boksende krachtpatsers. Ze sloegen hard op de bokszakken. Sommigen waren aan het touwtjespringen.Achter in de zaal van de boksschool Serious Gym mocht ik mijn jas uittrekken.
‘Laat maar zien,’ zei de man kleinerend en hij knipoogde naar een langharige spierbundel. ‘Laat maar eens zien aan opa.’
Ik mocht helemaal losgaan op de stootzak. Ik gooide er alle woede uit. Als een bom die heel Amsterdam kon platleggen.
Nee, heel Europa. De wereld! Zoveel woede had ik in me. Baf! Baf! Baf! Ik stootte alles van me af.
Baf! Baf! Baf! Ik hijgde als een hond.
Toen ik klaar was, zag ik hoe Mickey en de twee jongens die aan het trainen waren mij verrast aanstaarden.Ik had duidelijk indruk gemaakt met mijn natuurtalent.Ze keken me aan zoals geen enkele stiefvader ooit naar me had gekeken. Met iets van bewondering in de ogen.
Nooit eerder had ik zoveel bewondering gevoeld. Ik kreeg ook zomaar schouderklopjes. En vriendelijke tikjes tegen mijn achterhoofd. Ik voelde me sterk. Ik voelde me verdomme eens gewaardeerd. Eye of the Tiger! Mr T., champion of the world.
‘Hier valt wat van te maken! Morgenochtend om acht uur in de gym,’ zei Mickey enthousiast. ‘En geen minuut later!’

 
Khalid Boudou (Tamsamane, 1 oktober 1974)

 

De Duitse schrijver en undercoverjournalist Günter Wallraff werd geboren op 1 oktober 1942 in Burscheid bij Keulen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Günter Wallraff op mijn blog.

Uit: Aus der schönen neuen Welt

„Ich antworte, dass ich drei Jahre im Goethe-Institut in Daressalam Deutsch gelernt habe. – Ob ich Arbeit habe? – Nein, antworte ich. Da schlägt er mir vor, ich solle es doch als Kuli versuchen, am besten gleich hier: “Rudern, rudern!”, ruft er und zeigt auf das Boot, das wir gerade verlassen haben.
Dass die Abneigung gegen Schwarze keine Altersfrage ist, erlebe ich später in einer Fußgängerzone in Cottbus . Ich komme an einem Juweliergeschäft vorbei und erkundige mich nach einer Armbanduhr mit Stoppfunktion. Die junge Verkäuferin behauptet, so etwas führe sie nicht. Ich weise sie darauf hin, dass die Uhr im Schaufenster sehr wohl eine Stoppfunktion hat. Die Frau lässt sich dann doch auf ein Verkaufsgespräch ein und zieht schließlich eine teure goldene Uhr hervor. Als ich sie in die Hand nehmen will, hält die Verkäuferin die Armbanduhr mit verkniffenem Lächeln krampfhaft fest.
Ich kann mir nicht vorstellen, dass die Frau schon einmal Erfahrungen – gar schlechte – mit schwarzen Kunden gemacht hat. Aber Fremdenfurcht, genau wie Antisemitismus, hat ja auch nichts mit realen Erfahrungen zu tun, tritt sogar umso häufiger auf, je seltener Menschen Fremden begegnen.
Ein Kollege aus unserem Filmteam, der den Laden betritt, als ich ihn gerade frustriert verlasse, bittet die junge Frau ebenfalls darum, ihm die Uhr über den Tresen zu reichen, und bekommt sie ganz selbstverständlich ausgehändigt. Dann fragt er sie mitfühlend, ob sie gerade Angst gehabt habe um das gute Stück.“

 
Günter Wallraff (Burscheid, 1 oktober 1942)

 

De Nederlandse dichter criticus, essayist en letterkundige Pieter Nicolaas van Eyck werd geboren op 1 oktober 1887 in Breukelen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor P. N. van Eyck op dit blog.

Landschap: bomen van licht

Landschap: bomen van licht, bij ’t óp-stralende blaken
van zonne-vlakken, in schettren, scherp, op de daken;
en óm: de zware tocht van stromen, – wijde stromen
gekomen tot een meer als van glooiënd goud-laken.

Neer, door het goud-doorzegen blauw, geselen striemen
van schelle klaart die ’t heil van open lichten lacht,
en de aureate horizon van brede pracht
schijnt in een purpren wrong de aarde óm te willen riemen.

Zie: vogels draaien gek door ’t golpend zonne-zijn
dat giet zijn stralen-brand van woeste licht-orkanen.
En enkel déze vreê: de vreê der staat’ge zwanen
op ’t peerlen-telend vlak van ’t welig meer-gedein…

– o Lente, die daar tiert in ’t vreugde-hijgend streven;
Lente, blij-flakkrend zijn van wijdse heerlijkheid;
Lente, die ’t broeiend vuur van ’t bremstig gloren zijt
dat ik, tot zang en daad, door hoofd en hand voel beven;

Lente, o Lente in de macht van gloed-zaaiende goden;
gierend uw wellust bij het zwoegen van uw willen:
ik, zat van nieuwe zon en vreugd-schaatrende gillen,
zinge u Hymnen van goud, gulzig-wassend als Oden!

 
P. N. van Eyck (1 oktober 1887 – 10 april 1954)

 

De Nederlandse schrijver Israël Querido werd geboren in Amsterdam op 1 oktober 1872. Zie ook alle tags voor Israël Queriodo op dit blog.

Uit: Levensgang: roman uit de diamantwerkerswereld

“En daarom had ze van daag, meer sluipend dan loopend, naast d’r vader doorgestapt, angstiglijk dragend den bol vóor d’r buikje, op sidderend vierkant houten staakje, in één kramphouding, haar armen verlamd voelend. Door borst en schouders had ze pijnstriemingen en iets heets-verdoovends voelen tintelen toen, maar toch had ze volgehouden, onder porren van d’r vader, haar lippen stuk bijtend van wilsinspanning. Zóó was de ordenaal, zonder ’n droppel groen zeelicht minder, de nieuwe woning ingedragen. De meubelbrokken waren maar dwars-mal, op- en in elkaar, in het stikdonkere achterkrot – de woon- en slaapkamer – gestapeld, dat kelder-kil, z’n leegen, zwarten muil met houtrommel en nog wat toegestopt kreeg. Er was een duffe nachtstank, een luchtloos waas van schimmel weggescheurd en uitgeslagen, door luid gestommel en geschreeuw van verhuizers, door krijschgeroep van hier-en-daar neergesmak. Verwarrend, over elkaar heen tuimelend, zich ijler achter elkaar verdringend, waren de nacht-duffe gestalten van ’t luchtloos achterkrot naar de keuken gevloeid. Het eerst was Hols’ werkplaats in orde gebracht. Zelf had ie geen bal mee geholpen; dáár was ie veel te lijs voor. Alles had vrouw Hols moeten doen met haar twee leegloopers-zonen. Toen hij nou den heelen boel zoo zenuwachtighaastig had opgejaagd, dat ze ’t groen en geel voor de oogen werd, was de boel maar wild dooreen in het slaap- en woonkrot weggeduwd en neergestommeld. Uitgemaakt was ’t al lang, dat de drie doodvreters op ’t zolderhok zouën slapen, – een vuil krotzoldertje, half door tengelmuur afgeschut, met ’n stik-bestoft, sterachtig gebarsten lichtraam, op zij het kamertje in-hellend. Overal, zat ’t vol sappig-druipende vuilnisklonten, net vettige spin-lijven schommelend tusschen vermolmd spinragweefsel, lijmerig uitgeschimmelde, bemorste balkpunten en dakreten, als insectenafgrond gapend achter tengelhaar en inwaterenden muur. De ingang van het krot stond open aan de trap, waarvoor ’n verrot latten deurtje bibberde, bruin-kwasterig, half beteerd, wild bepenseeld met ingeweekte zwartselplekken en groen-breiïge verfklodders. Vocht wasemde sieperend langs de wanden, uit de kapotte dakpannen en open gaten onder ’t gebarsten ruit, ’t krot zuur in-stinkend als beschimmeld stijfsel, in stralige bochten uitspuitend bij ’t vensterraam in den hoek.“

 
Israël Querido (1 oktober 1872 – 5 augustus 1932)

 

De Franse dichter Charles Cros werd geboren in Fabrezan op 1 oktober 1842. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Charles Cros op mijn blog.

A tuer

Voici venir le printemps vague
Je veux être belle. Une bague
Attire à ma main ton baiser.

Aime-moi bien ! Aime-moi toute
Surtout jamais, jamais de doute.
Ta fureur ? Je vais l’apaiser.

J’ai mal fait. – Mais ne sois pas triste,
Enterre-moi sous la batiste.
Je meurs ! des coussins, des coussins !

A présent je serai bien sage
Tes bras autour de mon corsage
Et tes lèvres entre mes seins.

 

Phantasma

J’ai rêvé l’archipel parfumé, montagneux,
Perdu dans une mer inconnue et profonde
Où le naufrage nous a jetés tous les deux
Oubliés loin des lois qui régissent le monde.

Sur le sable étendue en l’or de tes cheveux,
Des cheveux qui te font comme une tombe blonde,
Je te ranime au son nouveau de mes aveux
Que ne répéteront ni la plage ni l’onde.

C’est un rêve. Ton âme est un oiseau qui fuit
Vers les horizons clairs de rubis, d’émeraudes,
Et mon âme abattue est un oiseau de nuit.

Pour te soumettre, proie exquise, à mon ennui
Et pour te dompter, blanche, en mes étreintes chaudes,
Tous les pays sont trop habités aujourd’hui.

 
Charles Cros (1 oktober 1842 – 9 augustus 1888)
Cover cd

 

De Engelse dichter John Hegley werd geboren op 1 oktober 1953 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor John Hegley op dit blog.

Mum’s the World

In nineteenoseventy, we come
to Bristol City, ‘cos my Mum
has seen an advert for some rows
of brand new chalet bungalows
at knockdown prices in The West
and mum knows bungalows the best-
In Pucklechurch they both invest:
some country air, some country folk,
electric fires and no more smoke-
My dad has just retired from work,
but not a man to rest or shirk
he takes up all the household chores,
he does the carpets on all fours-
He empties bins, he fills the shelves
while Mum, the younger of themselves
in Staple Hill inspecting bras
with girls who are not ‘la de dahs’
she takes an interest in cars:
she gets a mini, eight years old,
she gets a man to paint it gold
and once a week her hair is dressed
inside the chalet in The West
and once a month she takes a rest-
To lose the pesky Learner’s plates,
it takes a while, it’s worth the wait
and Gladys comes to add to this
from Canada, to see her sis
and this completes my mother’s bliss:
so many years since they last clapped
their eyes and hands and overlapped
and Glad goes home and when she’s gone
my mum she drives the motor on-
The key is curled, the world ignites-
She drives and dad, he dips the lights-

thank you very much indeed

 
John Hegley (Londen, 1 oktober 1953)

 

De Amerikaanse schrijver Tim O’Brien werd geboren op 1 oktober 1946 in Austin, Minnesota. Zie ook alle tags voor Tim O’Brien op dit blog en ook mijn blog van 1 oktober 2010.

Uit: The Things They Carried

“The things they carried were largely determined by necessity. Among the necessities or near-necessities were P-38 can openers, pocket knives, heat tabs, wristwatches, dog tags, mosquito repellent, chewing gum, candy, cigarettes, salt tablets, packets of Kool-Aid, lighters, matches, sewing kits, Military Payment Certificates, C rations, and two or three canteens of water. Together, these items weighed between 15 and 20 pounds, depending upon a man’s habits or rate of metabolism. Henry Dobbins, who was a big man, carried extra rations; he was especially fond of canned peaches in heavy syrup over pound cake. Dave Jensen, who practiced field hygiene, carried a toothbrush, dental floss, and several hotel-sized bars of soap he’d stolen on R&R in Sydney, Australia. Ted Lavender, who was scared, carried tranquilizers until he was shot in the head outside the village of Than Khe in mid-April. By necessity, and because it was SOP, they all carried steel helmets that weighed 5 pounds including the liner and camouflage cover. They carried the standard fatigue jackets and trousers. Very few carried underwear. On their feet they carried jungle boots—2.1 pounds—and Dave Jensen carried three pairs of socks and a can of Dr. Scholl’s foot powder as a precaution against trench foot. Until he was shot, Ted Lavender carried 6 or 7 ounces of premium dope, which for him was a necessity. Mitchell Sanders, the RTO, carried condoms. Norman Bowker carried a diary. Rat Kiley carried comic books. Kiowa, a devout Baptist, carried an illustrated New Testament that had been presented to him by his father, who taught Sunday school in Oklahoma City, Oklahoma. As a hedge against bad times, however, Kiowa also carried his grandmother’s distrust of the white man, his grandfather’s old hunting hatchet. Necessity dictated. Because the land was mined and booby-trapped, it was SOP for each man to carry a steel-centered, nylon-covered flak jacket, which weighed 6.7 pounds, but which on hot days seemed much heavier. Because you could die so quickly, each man carried at least one large compress bandage, usually in the helmet band for easy access. Because the nights were cold, and because the monsoons were wet, each carried a green plastic poncho that could be used as a raincoat or groundsheet or makeshift tent. With its quilted liner, the poncho weighed almost 2 pounds, but it was worth every ounce. In April, for instance, when Ted Lavender was shot, they used his poncho to wrap him up, then to carry him across the paddy, then to lift him into the chopper that took him away. »

 
Tim O’Brien (Austin, 1 oktober 1946)
 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.