Lucille Clifton, Rafael Chirbes, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, Zsuzsanna Gahse

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

the lost baby poem

the time i dropped your almost body down
down to meet the waters under the city
and run one with the sewage to the sea
what did i know about waters rushing back
what did i know about drowning
or being drowned

you would have been born in winter
in the year of the disconnected gas
and no car
we would have made the thin walk
over the genecy hill into the canada winds
to let you slip into a stranger’s hands
if you were here i could tell you
these and some other things

and if i am ever less than a mountain
for your definite brothers and sisters
let the rivers wash over my head
let the sea take me for a spiller of seas
let black men call me stranger always
for your never named sake

 

won’t you celebrate with me

won’t you celebrate with me
what i have shaped into
a kind of life? i had no model.
born in babylon
both nonwhite and woman
what did i see to be except myself?
i made it up
here on this bridge between
starshine and clay,
my one hand holding tight
my one hand; come celebrate
with me that everyday
something has tried to kill me
and has failed.

 
Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)
Hier met collega dichteres  Rita Dove (rechts)

 

De Spaanse schrijver Rafael Chirbes werd geboren op 27 juni 1949 in Tabernes de Valldigna bij Valencia. Zie ook alle tags voor Rafael Chirbes op dit blog

Uit: Alte Freunde (Vertaald door Dagmar Ploet)

“Beim Verlassen des Restaurants wird uns die Kälte mit Krallen empfangen, während es vor meinem Häuschen in Denia noch grünt und blüht trotz der fortgeschrittenen Jahreszeit, Mitte November, daran denke ich; auch daran, wie sanft mich die mildfeuchte Luft heute Morgen umfing, als Pedrito seinen Wagen vor meinem Haus parkte und wir die Reisetasche einluden, in die ich ein paar Hemden gepackt hatte, Unterwäsche, Kulturbeutel, das Nötige für den zweitägigen Ausflug, und er, neben dem Wagen stehend, die rechte Hand auf die Klappe des Kofferraums gestützt, sagte: »Stimmt, das Haus ist klein, aber die Aussicht ist prächtig.« Ins Notizbuch eintragen, welche Empfindung der tiefblaue, von Wolken durchzogene Himmel in mir auslöste, als läge ein Filter über der Landschaft und alles fügte sich zu einer Filmsequenz: die Pinien, die am Wagenfenster vorbeizogen, die steinige Sierra, mit einigen grünen Tupfern versehen seit den ersten Herbstregen, Pinienhaine, die auf den ersten Blick kaum auffallen, schaut man jedoch genauer hin, entdeckt man, dass sie einen beträchtlichen Teil der Landschaft ausmachen, man weiß nicht recht, wo sie stehen, in Mulden, Winkeln, an widerhaarigen Stellen, zum Teil so versteckt, dass man sie erst sieht, wenn die Straße um einen felsigen Brocken biegt, und schon sind sie über dir. Zweige, Felsen, Sträucher, ein paar Stechginsterbüsche, Zwergpalmen, die in Kolonien wachsen; ein paar Feigenkakteen voller Früchte, und keiner pflückt sie, Johannisbrotbäume, die auch die vielen gelegten Brände überlebt haben: resistent gegen das Übel.“

 
Rafael Chirbes (Tabernes de Valldigna, 27 juni 1949)

 

De Nederlandse schrijver Everhardus Johannes Potgieter werd geboren in Zwolle op 27 juni 1808. Zie ook alle tags voor Potgieter op dit blog.

Uit:Het Rijks-Museum te Amsterdam

“Den oude zijne schoone wereld, en zijn nog schoonere Olympus, door zijne dochters gedroomd, door zijne wijsgeeren gedacht; – den zoon van het zuiden eene kunst, die zijne eeredienst schoort, die zijne zinnen in prikkels van godsdienstig gevoel verkeert, ontvankelijk als het volwassen kind levenslang voor de eerste blijft; – ons daarentegen, ons natuur, maar gezien met de oogen der liefde; ons waarheid, maar beschouwd met zin voor het schoone; ons voorgeslacht, vaderland, vrijheid, het hoogste, waar voor ons harte blaakt, uitgezonderd het goddelijke, waarvan wij geene afbeeldsels dulden. Hoe onbruikbaar wordt, van dit standpunt, de ijdele theorie van het hooge en lage in de kunst; of wat zijn hare duizenderlei vormen anders, dan zoovele uitdrukkingen van behoeften, welke zij bevredigt? Allen regt doende, vreest ge niet langer voor den glimlach des medelijdens, voor het verwijt van opgewondenheid, schoon ge, zoomin als ik, de hand ooit zonder aandoening aan den knop der deur hebt geslagen, die u toegang tot onze oude school verleenen zou.
Welligt heb ik, onbescheiden genoeg, u reeds te lang voor deze doen toeven; en echter, al verzwaar ik er mijn vergrijp door, ik heb u, eer wij de zaal binnengaan, eenen wensch mede te deelen, welken ik noode onder de vergeefsche tel, schoon ik mij met zijne vervulling naauwelijks vlei. Hij geldt niets minder dan een’ voorhof voor dien tempel, dan ééne groote schilderij, welker aanschouwing ons stemmen zou, om de overige volkomen te genieten. Beslis over het gegronde van dat verlangen, als ik u gezegd zal hebben, wat ik haar gaarne voorstellen zag.
Eene herfstzon zou hare stralen werpen door de hooge vensterramen der vergaderzaal van ’s lands Staten, te Brussel, als verlustigden die gulden boden er zich in, haren glans weêrschitterd te zien door goud en door staal; als gingen zij gaarne in de plooijen van damast en fluweel ter ruste. Immers, ik zou u door mijn tafreel in die oude huizinge willen verplaatsen, omstreeks het midden der zestiende eeuw; zoude u die wanden doen aanschouwen, op eenen oogenblik, dat zij verblindden door pracht van wapenpraal en hofsieraden, door allerlei zinnebeelden van grafelijke, koninklijke, keizerlijke waardigheid.”

 
Potgieter (27 juni 1808 – 3 februari 1875)
Het Rijksmuseum, eregalerij 

 

De Nederlandse dichter Kees Ouwens werd geboren op 27 juni 1944 in Zeist. Zie ook alle tags voor Kees Ouwens op dit blog.

Maar als in de nadagen…

Maar als in de nadagen van je lot heel
die zwarte hemel weggevaagd wordt door het
daglicht en het reële doet zich aan je voor zoals je
het ook vroeger reeds gezien hebt maar voor het
eerst nu wordt het werkelijk door je opgemerkt
dan word je aangegrepen door de droefheid dat het
nu daarvoor te laat is en dat een leven als een dag is
omgegaan en heel het werkelijke komt nu in
dat licht te staan, dat het zo dierbaar maakt
en tegelijk onwezenlijk

 

Klem

Ik keek omhoog met de mond naar…
Naar daar, hart,
hoe iets er het aanriep
hoe er het schreeuwde in de nadag
op de flatrand naar de trant van te zien van wat
niet zegbaar
met tongkracht is in de toon van het veeg licht in het
blikveld
in de voornacht

Hart,
Ik vluchtte uitwaarts in de nieuwbouw
van de bijstad op de plempgrond
in het westelijk licht in de naschijn

Droefheid van de keel,
Ik zag niets dan de borstkas
van mijn lichaam
van mijn ik-schap
in de nadag
op de flatrand,
hart

 
Kees Ouwens (27 juni 1944 – 24 augustus 2004)

 

De Canadese dichter, singer-songwriter, performer en sociale activist. Dawud (David) Wharnsby Ali werd geboren op 27 juni 1972 in Kitchener, Ontario. Zie ook alle tags voor Dawud Wharnsby op dit blog.

December Music

Darkened, dreaming jaunts
through crowded December Streets.
A black world behind office tower lights.
Disoriented, running, aching,
cold in the snow;
drinking and dining,
called home by the sound of her piano.

Haunting me near
this time of year,
running scales through my mind.
The whispered thoughts I hear.
Cold and sweet.

Train from the Radiant City,
watching the night rise.
In the bus window, my reflection with
her words across my eyes.

In the darkness, downward into sleep.
Above the icing sugar street,
breathing quietly in my ear,
her whispers make me weep.

 
Dawud Wharnsby (Kitchener, 27 juni 1972)

 

 De Duitse schrijfster en vertaalster Zsuzsanna Gahse werd op 27 juni 1946 in Boedapest geboren. Zie ook alle tags voor Zsuzsanna Gahse op dit blog.

Uit: Kleine instabile Ortskunde

“Jetzt sind zwischendurch alle unterwegs, daher sind die Sesshaften, die Ursesshaften gefragt. Ein Sesshafter hat lang an einem Ort gewohnt, so lange, bis daraus eine Wohnheit entstanden ist.
Der andere hat sein Gesicht verloren. Erst hat er oft gelächelt, und auf welche Art er lächeln sollte, hat man ihm gleich zu Hause beigebracht, dann ist er ausgewandert, er war jung und hat umgelernt. Er hat sich einen ernsthaften Gesichtsausdruck angeeignet, mit dem er dann, nach seiner zweiten Auswanderung, allerdings nicht ankam. In dieser zweiten, neuen Umgebung kam er nicht an, nie mehr. Er meinte, die Leute zu verstehen und antwortete ihnen, er war da, zugegen, aber er blieb für die anderen unverständlich, als sei er noch nicht angekommen, und damit hatte er sein Gesicht zum zweiten Mal verloren.
Das Gesicht zu verlieren ist sehr bezeichnend für die Wanderungen. An einem neuen Ort hilft einem kein Blick in den Spiegel, nichts hilft, niemand kommt entgegen, die eigenen Gesichtszüge sind unbekannt, zuerst für die anderen, allmählich auch für einen selbst.
Außer der Angekommene ist eine von vornherein bekannte Persönlichkeit; in diesem Fall haben sich seine Gesichtszüge jedem längst eingeprägt, längst bevor er angekommen ist, und dann ist der Fremde in einem sehr guten Sinn fremd. Jemand kann auch im überaus guten Sinn fremd sein, das heißt, nicht wirklich fremd, sondern bekannt, als Fremder bekannt, und für das von vornherein Bekannte wird sich fast jeder immer von vornherein interessieren.
Wandern oder wohnen. Früher hieß auch wohnen so etwas wie wandern, nämlich suchen (nach dem, was an Nahrung zu finden war). Das Wort könnte sich weiterwandeln und erweitern, neue Möglichkeiten wären: sich einwohnen, erwohnen, sich ein Gebiet gewohnen, ein Land anwohnen, sich mit anderen zusammenwohnen.“

 
Zsuzsanna Gahse (Boedapest, 27 juni 1946)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e juni ook mijn blog van 27 juni 2011 deel 1 en eveneens deel 2.