Stephen Chbosky, Renate Dorrestein, William S. Maugham, Virginia Woolf, David Grossman, J. G. Farrell

De Amerikaanse schrijver en regisseur Stephen Chbosky werd geboren op 25 januari 1970 in Pittsburgh, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Stephen Chbosky op dit blog.

Uit: The Perks of Being a Wallflower

because that was the name of the season
And that’s what it was all about
And his teacher gave him an A
and asked him to write more clearly
And his mother never hung it on the kitchen door
because of its new paint

And the kids told him
that Father Tracy smoked cigars
And left butts on the pews
And sometimes they would burn holes
That was the year his sister got glasses
with thick lenses and black frames
And the girl around the corner laughed

when he asked her to go see Santa Claus
And the kids told him why
his mother and father kissed a lot
And his father never tucked him in bed at night
And his father got mad
when he cried for him to do it.

Once on a paper torn from his notebook
he wrote a poem
And he called it “Innocence: A Question”
because that was the question about his girl
And that’s what it was all about
And his professor gave him an A.

 
Stephen Chbosky (Pittsburgh, 25 januari 1970)
Scene uit de film uit 2012 met Emma Watson, Logan Lerman en Ezra Miller

 

De Nederlandse schrijfster Renate Dorrestein werd geboren in Amsterdam op 25 januari 1954.Zie ook alle tags voor Renate Dorrestein op dit blog.

Uit: De zondagmiddagauto

“Nietsvermoedend reed ik daar op een dag over de bergpas van Glen Coe, volgens Charles Dickens een van de grimmigste plekken op aarde. Een loodgrijs landschap zonder herkenbare vegetatie. Steile berghellingen voor zover het oog reikte, bezaaid met rotsblokken die er door boze reuzen neergeworpen leken te zijn. Maar voorbij het hoogste punt, waar de wind om de pieken huilde, vouwde het land zich geleidelijk open omdat de rivier de Coe zich opmaakte om zich in zee te storten. En daar, in de een na laatste bocht van de weg, stond een eenzaam huis. Als een soort visioen.
Bij de aanblik zei mijn schrijversinstinct (toegegeven, erg betrouwbaar was dat nog niet gebleken) me ogenblikkelijk dat er in dat huis een verschrikkelijk verhaal woonde. Dat wist ik met een duistere, ontzagwekkende zekerheid. Kwam het door de desolate plek? Of door de voor Hollandse ogen ongewone combinatie van bergen en zee, een combinatie die als vanzelf andere, vreemde en zelfs onmogelijke zaken in de geest riep?
Ik zette mijn auto stil aan de kant van de weg en probeerde de situatie op mijn netvlies te branden. Het huis stond er onder de leikleurige lucht nors en met opgetrokken schouders bij, kilometers verwijderd van iedere andere vorm van menselijke bewoning. Pal erachter verhief zich een massieve bergwand en langs de voorzijde stroomde een zee-arm. Op het erf, of eigenlijk op de moerassige delta voor de voordeur, stond een auto van een voorwereldlijk model zonder wielen op blokken. En in de deuropening verscheen een jonge vrouw met onwaarschijnlijk lang haar, van dat haar dat je verder alleen maar ziet op pre-Raphaelitische schilderijen.”

 
Renate Dorrestein (Amsterdam, 25 januari 1954)

 

De Engelse schrijver William Somerset Maugham werd geboren in Parijs op 25 januari 1874. Zie ook alle tags voorWilliam Somerset Maugham op dit blog.

Uit: The Moon and Sixpence

“I have an idea that some men are born out of their due place. Accident has cast them amid certain surroundings, but they have always a nostalgia for a home they know not. They are strangers in their birthplace, and the leafy lanes they have known from childhood or the populous streets in which they have played, remain but a place of passage. They may spend their whole lives aliens among their kindred and remain aloof among the only scenes they have ever known. Perhaps it is this sense of strangeness that sends men far and wide in the search for something permanent, to which they may attach themselves. Perhaps some deep-rooted atavism urges the wanderer back to lands which his ancestors left in the dim beginnings of history.”
(…)

“He had violent passions, and on occasion desire seized his body so that he was driven to an orgy of lust, but he hated the instincts that robbed him of his self-possession. I think, even, he hated the inevitable partner in his debauchery. When he had regained command over himself, he shuddered at the sight of the woman he had enjoyed. His thoughts floated then serenely in the empyrean, and he felt towards her the horror that perhaps the painted butterfly, hovering about the flowers, feels to the filthy chrysalis from which it has triumphantly emerged. I suppose that art is a manifestation of the sexual instinct. It is the same emotion which is excited in the human heart by the sight of a lovely woman, the Bay of Naples under the yellow moon, and the Entombment of Titian. It is possible that Strickland hated the normal release of sex because it seemed to him brutal by comparison with the satisfaction of artistic creation.”
(…)

“I could have forgiven it if he’d fallen desperately in love with someone and gone off with her. I should have thought that natural. I shouldn’t really have blamed him. I should have thought he was led away. Men are so weak, and women are so unscrupulous.”

 
William Somerset Maugham (25 januari 1874 – 16 december 1965

 

De Engelse schrijfster Virginia Woolf werd geboren op 25 januari 1882 te Londen. Zie ook alle tags voor Virginia Woolf op dit blog.

Uit: A room of one’s own

“Soon, however, before she was out of her teens, she was to be betrothed to the son of a neighbouring woolstapler. She cried out that marriage was hateful to her, and for that she was severely beaten by her father. Then he ceased to scold her. He begged her instead not to hurt him, not to shame him in this matter of her marriage. He would give her a chain of beads or a fine petticoat, he said; and there were tears in his eyes. How could she disobey him? How could she break his heart? The force of her own gift alone drove her to it. She made up a small parcel of her belongings, let herself down by a rope one summer’s night and took the road to London. She was not seventeen. The birds that sang in the hedge were not more musical than she was. She had the quickest fancy, a gift like her brother’s, for the tune of words. Like him, she had a taste for the theatre. She stood at the stage door; she wanted to act, she said. Men laughed in her face. The manager — a fat, loose-lipped man — guffawed. He bellowed something about poodles dancing and women acting — no woman, he said, could possibly be an actress. He hinted — you can imagine what. She could get no training in her craft. Could she even seek her dinner in a tavern or roam the streets at midnight? Yet her genius was for fiction and lusted to feed abundantly upon the lives of men and women and the study of their ways. At last — for she was very young, oddly like Shakespeare the poet in her face, with the same grey eyes and rounded brows — at last Nick Greene the actor-manager took pity on her; she found herself with child by that gentleman and so — who shall measure the heat and violence of the poet’s heart when caught and tangled in a woman’s body? — killed herself one winter’s night and lies buried at some cross-roads where the omnibuses now stop outside the Elephant and Castle.”

 
Virginia Woolf (25 januari 1882 – 28 maart 1941)
Monk’s House, het huis van Virginia en Leonard Woolf in Rodnell

 

De Israëlische schrijver David Grossman werd geboren op 25 januari 1954 in Jeruzalem. Zie ook alle tags voor David Grossman op dit blog.

Uit: Vrouw op de vlucht voor een bericht (Vertaald door Ruben Verhasselt)

“Ook de volgende nacht maakte hij haar wakker, weer boos dat ze het hele ziekenhuis uit de slaap hield met haar gezang, en ze smeekte hem te proberen zich te herinneren of het hetzelfde liedje was geweest als de dag ervoor. Ze moest en zou dat te weten komen, vanwege haar droom, die in die jaren bijna elke nacht terugkeerde: een volkomen witte droom — alles was wit, de straten, de huizen, de bomen, de katten en de honden, en ook het rotsblok op de rand van de klif. Ada, haar roodharige vriendin, was eveneens helemaal wit, zonder enig stipje rood in haar gezicht of op haar lijf. Maar ook dit keer herinnerde hij zich niet wat voor liedje ze had gezongen. Hij trilde over zijn hele lijf, en zij, in haar bed, trilde even hard mee. ‘We zijn net een stel castagnetten,’ zei hij, en tot haar eigen verbazing barstte ze uit in een frisse lach, die hem vanbinnen kietelde. Hij had al zijn krachten uitgeput tijdens de tocht van zijn kamer naar de hare, vijfendertig passen, met een rustpauze na elke stap om tegen een muur te leunen of zich vast te houden aan een deurpost of een leeg etenskarretje. Nu zakte hij in elkaar op de plakkerige linoleumvloer in de deuropening van haar kamer. Ze bleven allebei lang nahijgen. Hij wilde haar weer aan het lachen maken, maar kon geen woord meer uitbrengen. Daarna was hij kennelijk in slaap gevallen.
‘Zeg.’
‘Wat? Wie is daar?’
‘Ik ben het,’ zei ze.
‘Jij.’
‘Zeg, lig ik alleen op de kamer?’
‘Hoe moet ik dat weten?’
‘Tril jij zo?’
‘Ja.’
‘Hoeveel heb je?’
‘Vanavond was het veertig.’
‘Ik veertig-drie. Met hoeveel ga je dood?’
‘Met tweeënveertig.’

 
David Grossman (Jeruzalem, 25 januari 1954)

 

De Iers-Britrse schrijver James Gordon Farrell werd geboren op 25 januari 1935 in Liverpool. Zie ook alle tags voor J. G. Farrell op dit blog.

Uit: The Siege of Krishnapur

“For a day or two Fleury became quite active. He had his book about the advance of civilization in India to consider and this was one reason why he had taken an interest in the behaviour of the Collector. He asked a great number of questions and even bought a notebook to record pertinent information.
“Why, if the Indian people are happier under our rule,” he asked a Treasury official, “do they not emigrate from those native states like Hyderabad which are so dreadfully misgoverned and come and live in
British India?”
“The apathy of the native is well known,” replied the official stiffly. “He is not enterprising.”
Fleury wrote down “apathy” in a flowery hand and then, after a moment’s hesitation, added “not enterprising”.”
(…)

“What an advantage that knowledge can be stored in books! The knowledge lies there like hermetically sealed provisions waiting for the day when you may need a meal. Surely what the Collector was doing as he pored over his military manuals, was proving the superiority of the European way of doing things, of European culture itself. This was a culture so flexible that whatever he needed was there in a book at his elbow. An ordinary sort of man, he could, with the help of an oil-lamp, turn himself into a great military engineer, a bishop, an explorer or a General overnight, if the fancy took him.”

 
J. G. Farrell (25 januari 1935 – 11 augustus 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e januari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.