William Henry Davies

De Welshe dichter en schrijver William Henry Davies werd op 3 juli 1871 in Newport, Monmouthshire, geboren in bescheiden omstandigheden. Twee jaar na zijn geboorte stierf zijn vader. Zijn moeder hertrouwde en verliet Davies en zijn twee broers en zussen die door de grootouders werden geadopteerd. Davies trad als een tiener toe tot een Newporter dievenbende, maar werd al snel gepakt en gestraft voor de diefstal van parfumflesjes. Hij verliet de school vroeg om een ​​stage beginnen als gereedschapsmaker voordat hij later werkte als maker van fotolijsten. Maar Davies was ontevreden over het leven in Newport en emigreerde op de leeftijd van 22 jaar naar de Verenigde Staten. Hier leefde hij onder meer als zwerver, zeiler en gelegenheidsarbeider. Nadat Davies een been verloor toen hij probeerde op een rijdende trein te springen, keerde hij terug naar het Verenigd Koninkrijk. Niet in staat om nog langer lichamelijk werk doen, Davies begon davies met schrijven. George Bernard Shaw regelde de publicatie van zijn eerste werk, “The Soul’s Destroyer”, na een korte tijd gevolgd door “The Autobiography of a Super-Tramp”. De laatste roman, waaraan later de bekende rock band Supertramp zijn naam ontleende, was gebaseerd op ervaringen in de VS en vestigde de internationale reputatie van Davies. Hij schreef nog verschillende andere romans en dichtbundels, maar zijn meest bekende regels komen uit het gedicht “Leisure”: „What is this life if, full of care, We have no time to stand and stare“. In 1923 trouwde Davies met een 30 jaar jongere voormalige prostituee Helen Payne. In de roman, “Young Emma”, die werd gepubliceerd in 1980, beschreef hij hoe tot deze ongewone relatie kwam. Davies en zijn vrouw leefde teruggetrokken in Sussex en later Gloucestershire. In 1938 werd de schrijver geëerd door zijn woonplaats voor zijn levenswerk. De onthulling van een plaquette in de Church House Inn in Newport was voor Davies, wier gezondheid verslechterd, het laatste publieke optreden.

All In June

A week ago I had a fire
To warm my feet, my hands and face;
Cold winds, that never make a friend,
Crept in and out of every place.

Today the fields are rich in grass,
And buttercups in thousands grow;
I’ll show the world where I have been–
With gold-dust seen on either shoe.

Till to my garden back I come,
Where bumble-bees for hours and hours
Sit on their soft, fat, velvet bums,
To wriggle out of hollow flowers.

 

When on a summer’s morn

When on a summer’s morn I wake,
And open my two eyes,
Out to the clear, born-singing rills
My bird-like spirit flies.

To hear the Blackbird, Cuckoo, Thrush,
Or any bird in song;
And common leaves that hum all day
Without a throat or tongue.

And when Time strikes the hour for sleep,
Back in my room alone,
My heart has many a sweet bird’s song —
And one that’s all my own.

 

In The Country

This life is sweetest; in this wood
I hear no children cry for food;
I see no woman, white with care;
No man, with muscled wasting here.

No doubt it is a selfish thing
To fly from human suffering;
No doubt he is a selfish man,
Who shuns poor creatures, sad and wan.

But ’tis a wretched life to face
Hunger in almost every place;
Cursed with a hand that’s empty, when
The heart is full to help all men.

Can I admire the statue great,
When living men starve at its feet!
Can I admire the park’s green tree,
A roof for homeless misery!

William Henry Davies (3 juli 1871 – 26 september 1940)
Portret door Harold Knight, begin 20e eeuw

 

Bewaren