De Engelse dichter William Wordsworth werd geboren op 7 april 1770 in Cumberland. Hij verloor op jeugdige leeftijd zijn ouders en groeide op in het mooie, ruige landschap van het merengebied in het noordwesten van Engeland. Na een studie aan de universiteit van Cambridge, trok hij naar Frankrijk. Hier werd hij een fervent aanhanger van de Franse revolutie en hij werd hopeloos verliefd op Annette Vallon. Uit deze relatie werd in 1792 hun dochter Caroline geboren. Wegens geldgebrek vertrok hij weer naar Engeland, maar hij bleef Annette Vallon en zijn dochter financieel zo goed mogelijk ondersteunen. Ook een rol speelde het feit dat de Franse revolutie was ontaard in een bloedbad. Wordsworth raakte in een langdurige crisis van schuld en berouw en in een zoektocht naar zijn eigen identiteit als mens en als dichter. Zijn zus Dorothy stond echter volop achter hem en steunde hem waar zij kon. Zijn hechte vriendschap met collega-dichter Samuel Taylor Coleridge hielp hem er weer bovenop. De vriendschap tussen Wordsworth en Coleridge leidde tot een gezamenlijk werk: Lyrical Ballads, dat in 1798 werd gepubliceerd. Deze publicatie wordt in Engeland gezien als het begin van het (korte, maar invloedrijke) tijdperk van de Romantiek. Diverse zaken overschaduwden zijn leven: een dierbare broer verdronk en twee van zijn kinderen stierven, waardoor hij ook zijn eigen dood ging vrezen. Zijn inspiratie nam hierdoor af, wat nog erger werd door een ruzie met Coleridge, die bijna leidde tot een definitieve breuk. Hoewel hij inmiddels succesvol en gerespecteerd was, werd hij een in wezen ongelukkig en somber mens.
To a skylark
Ethereal minstrel! pilgrim of the sky!
Dost thou despise the earth where cares abound?
Or, while the wings aspire, are heart and eye
Both with thy nest upon the dewy ground?
Thy nest which thou canst drop into at will,
Those quivering wings composed, that music still!
To the last point of vision, and beyond,
Mount, daring warbler! -that love-prompted strain,
(‘Twixt thee and thine a never-failing bond),
Thrills not the less the bosom of the plain:
Yet mightst thou seem, proud privilege! to sing
All independent of the leafy Spring.
Leave to the nightingale her shady wood;
A privacy of glorious light is thine,
Whence thou dost pour upon the world a flood
Of harmony, with instinct more divine;
Type of the wise who soar, but never roam;
True to the kindred points of Heaven and Home!
She was a Phantom of delight
She was a Phantom of delight
When first she gleamed upon my sight;
A lovely Apparition, sent
To be a moment’s ornament;
Her eyes as stars of Twilight fair;
Like Twilight’s, too, her dusky hair;
But all things else about her drawn
From May-time and the cheerful Dawn;
A dancing Shape, an Image gay,
To haunt, to startle, and waylay.
I saw her upon nearer view,
A Spirit, yet a Woman too!
Her household motions light and free,
And steps of virgin-liberty;
A countenance in which did meet
Sweet records, promises as sweet;
A Creature not too bright or good
For human nature’s daily food,
For transient sorrows, simple wiles,
Praise, blame, love, kisses, tears, and smiles.
And now I see with eye serene
The very pulse of the machine;
A Being breathing thoughtful breath,
A Traveller between life and death;
The reason firm, the temperate will,
Endurance, foresight, strength, and skill;
A perfect Woman, nobly planned,
To warn, to comfort, and command;
And yet a Spirit still, and bright
With something of angelic light.
William Wordsworth (7 april 1770 – 23 april 1850)
De Franse schrijver Hervé Bazin werd geboren in Angers op 7 april 1911. Bazin had een moeilijke jeugd in een vrome, burgerlijke familie en verzette zich tegen zijn autoritaire moeder. Hij liep vaak van huis weg en rebelleerde tegen zijn katholieke opvoeding. Toen hij 20 jaar was verbrak hij de contacten met zijn familie helemaal. In 1946 richtte hij het tijdschrift La Coquille op en hij kreeg de Prix Apollinaire voor zijn eerste dichtbundel. Op aanraden van Paul Valéry ging hij proza schrijven. De conflicten met zijn moeder verwerkte hij in zijn bekendste roman Vipère au poing.
Uit : Vipère au poing (1948)
« Elle avait aussi de minuscules trous de nez, ma vipère, et une gueule étonnante, béante, en corolle d’orchidée, avec, au centre, la fameuse langue bifide – une pointe pour Eve, une pointe pour Adam –, la fameuse langue qui ressemble tout bonnement à une fourchette à escargots.
Je serrais, je vous le redis. C’est très important.
C’était aussi très important pour la vipère. Je serrais, et la vie se fatiguait en elle, s’amollissait, se
laissait tomber au bout de mon poing en flasque bâton de Moïse. Des sursauts, bien sûr, elle en avait, mais de plus en plus espacés, d’abord en spirale, puis en crosse d’évêque, puis en point d’interrogation. Je serrais toujours. Enfin, le dernier point d’interrogation devint un point d’exclamation, lisse, définitif et ne frémissant même plus de la pointe. Les topazes s’éteignirent, à moitié recouvertes par deux morceaux de taffetas bleuâtres. La vipère, ma vipère, était morte ou, plus exactement, pour moi, l’enfant, elle était retournée à l’état de bronze où je l’avais trouvée quelques minutes auparavant, au pied du troisième platane de l’allée du pont.
Je jouai vingt minutes avec elle, la disposant à ma fantaisie, tripotant, maniant ce corps sans membres d’infirme parfait. Rien n’est si bien mort qu’un serpent mort. Très vite, elle perdit toute allure, cette loque, elle perdit tout métal. Elle s’obstinait à me montrer cette couleur trop claire du ventre, que, par prudence, toutes les bêtes dissimulent jusqu’à la mort – ou jusqu’à l’amour. »
Hervé Bazin (7 april 1911 – 17 februari 1996)
De Deense dichter en schrijver Jens Peter Jacobsen werd geboren op 7 april 1847 in Thisted. Hij was een aanhanger van Darwin en vertaalde diens werk in Het Deens. Op grond van Darwins evolutieleer ontwikkelde Jacobsen zich na zware twijfels en een ongelukkige liefde tot een uitgesproken atheïst. Zowel Arnold Schönberg als Gustav Mahler zetten liederen van Jacobsen op muziek. Zijn poëzie had grote invloed op bijvoorbeeld Rainer Maria Rilke en Stefan George. Ook Thomans Manns novelle “Tonio Kröger” is duidelijk door Jacobsens Niels Lyhne beïnvloed.
Uit: Niels Lyhne
“Sie hatte die schwarzen, strahlenden Augen der Blider mit den feinen, schnurgeraden Brauen; sie hatte ihre stark geformte Nase, ihr kräftiges Kinn und schwellenden Lippen. -Den seltsam schmerzlich-sinnlichen Zug um die Mundwinkel und die unruhigen Kopfbewegungen, das hatte sie auch geerbt; aber ihre Wange war bleich, ihr Haar war weich wie Seide und schloß sich lind und glatt den Formen des Kopfes an. So waren die Bliders nicht; ihre Farben waren Rosen und Bronze. Das Haar war widerspenstig und kraus dick wie eine Mähne; und dann hatten sie die vollen. tiefen, biegsamen Stimmen, die deutlich die Familien Traditionen von den lärmenden Jagdzügen der Väter, von feierlichen Morgenandachten und tausenderlei Liebesabenteuern unterstrichen.
Ihre Stimme aber war matt und klanglos.
Ich erzähle von ihr, so wie sie im Alter von siebzehn Jahren war; einige Jahre später, als sie verheiratet war, hatte ihre Stimme mehr Fülle, die Farbe der Wangen war frischer, und das Auge war matter geworden, zugleich aber erschien es größer und dunkler. … “
Jens Peter Jacobsen (7 april 1847 – 30 april 1885)
De Canadese schrijver en essayist Roger Lemelin werd geboren op 7 april 1919 in Quebec. Hij debuteerde in 1944 met de roman Au pied de la pente douce. Van 1944 tot 1952 was hij correspondent bij de bladen Time en Life. Zijn tweede roman, Les Plouffe, werd een groot succes en ook bewerkt voor zowel de radio als de televisie. Van 1972 tot 1981 werkte Lemelin o.a. als redacteur bij La Presse.
Uit : Les Plouffe
« Été 1938.
– À ce soir, monsieur Ovide! Au championnat! Cheerio!
Rita Toulouse le salua de la main et rejoignit le groupe des jeunes filles qui se précipitaient vers l’autobus. La manufacture de chaussures était maintenant un bâtiment silencieux d’où s’échappaient les ouvriers en tumulte. Ovide Plouffe, le tailleur de cuir, ne participait pas à leur débandade tapageuse. Il restait cloué au trottoir dans l’attitude avantageuse d’un ténor d’opéra. Chétif, malingre, habillé comme un comptable, il n’avait pas l’air d’un ouvrier; mais sa prédilection pour l’opéra réussissait à lui donner l’apparence des héros de son imagination.
Il tenta de mettre de l’ordre dans sa bonne fortune insolite. « À ce soir, monsieur Ovide! » Incroyable! Rita Toulouse, blonde, jolie, bien tournée, faisait le relevé des chaussures taillées dans le département d’Ovide. À vingt-huit ans, le religieux Ovide n’avait jamais éprouvé un désir aussi impérieux de connaître les femmes, avec qui il s’était toujours senti désespérément maladroit. Mais, Rita Toulouse! Pour la convaincre de l’accompagner un soir, il avait vainement déployé toutes ses ressources oratoires, énuméré les noms des grands chanteurs dont il possédait les disques. Elle s’excusait toujours poliment. Et voilà que, afin de rehausser le prestige de sa famille, du moins pour faire ressortir davantage la noblesse de la carrière d’amateur d’opéra, il avait mentionné les succès de son jeune frère Guillaume, prodige du sport. «
Roger Lemelin (7 april 1919 – 16 maart 1992)
De Amerikaanse schrijver Donald Barthelme werd geboren op 7 april 1931 in Philadelphia. Hij geldt als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het postmodernisme in de VS. Zijn eerste korte verhaal publiceerde hij in 1963 in de New Yorker. Dat blad bleef het platform dat zijn voorkeur had. Meestal verschenen zijn verhalen eerst daar en werden zij pas later gebundeld. Een selectie verscheen uiteindelijk in twee delen die eenvoudigweg 40 Stories en 60 Stories heetten. Barthelme schreef ook nog vier romans en een jeugdboek.
Uit: Game
“Shotwell keeps the jacks and the rubber ball in his attaché case and will not allow me to play with them. He plays with them, alone, sitting on the floor near the console hour after hour, chanting “onesies, twosies, threesies, foursies” in a precise, well-modulated voice, not so loud as to be annoying, not so soft as to allow me to forget. I point out to Shotwell that two can derive more enjoyment from playing jacks than one, but he is not interested. I have asked repeatedly to be allowed to play by myself, but he simply shakes his head. “Why?” I ask. “They’re mine,” he says. And when he has finished, when he has sated himself, back they go into the attaché case.
It is unfair but there is nothing I can do about it. I am aching to get my hands on them.
Shotwell and I watch the console. Shotwell and I live under the ground and watch the console. If certain events take place upon the console, we are to insert our keys in the appropriate locks and turn our keys. Shotwell has a key and I have a key. If we turn our keys simultaneously the bird flies, certain switches are activated and the bird flies. But the bird never flies. In one hundred thirty-three days the bird has not flown. Meanwhile Shotwell and I watch each other. We each wear a .45 and if Shotwell behaves strangely I am supposed to shoot him. If I behave strangely Shotwell is supposed to shoot me. We watch the console and think about shooting each other and think about the bird. Shotwell’s behavior with the jacks is strange. Is it strange? I do not know. Perhaps he is merely a selfish bastard, perhaps his character is flawed, perhaps his childhood was twisted. I do not know.”
Donald Barthelme (7 april 1931 – 23 juli 1989)
De Chileense dichteres en diplomate Gabriela Mistral (echte naam Lucila de María del Perpetuo Socorro Godoy Alcayaga) werd geboren in Vicuña, Chili op 7 april 1889. Op 12 december 1914 won zij de eerste prijs in het nationale literatuurconcours Juegos Florales (Bloemenspelen) in Santiago, voor Sonetos de la Muerte. Sindsdien gebruikte zij voor bijna al haar geschriften het pseudoniem Gabriela Mistral, als eerbetoon aan twee van haar favoriete dichters, Gabriele D’Annunzio en Frédéric Mistral. Tot 1922 bekleedde zij een aantal posities in het onderwijs in Chili, van Antofagasta in het noorden tot Punta Arenas in het uiterste zuiden, waar zij hoofd was van een gymnasium. Ze diende ook als directrice in Temuco in 1920 en in Santigo in 1921. Ze verliet Chili in 1922 op uitnodiging van de regering van Mexico en wijdde haar verdere leven aan onvermoeibare reizen tussen Amerika en Europa. Haar moeder stierf in 1929, en Gabriela Mistral draagt het eerste deel van haar boek Tala aan haar op. De Tweede Wereldoorlog is een belangrijk thema in veel van de gedichten in haar boek Lagar. Op 10 december 1945 ontving ze de Nobelprijs voor literatuur uit de handen van koning Gustaaf V van Zweden. Daarmee werd ze de eerste Latijns-Amerikaanse schrijver die deze prijs ontving. In 1947 kreeg ze een eredoctoraat van het Mills College of Oakland, in Californië en in 1951 de nationale literatuurprijs van Chili.
Little Feet
Little feet of children
blue with cold,
how can they see you and not cover you–
dear God!
Little wounded feet
cut by every stone,
hurt by snow
and mire.
Man, blind, does not know
that where you pass,
you leave a flower
of living light.
And where you set
your little bleeding foot,
the spikenard blooms
more fragrant.
Walking straight paths,
be heroic, little feet,
as you are
perfect.
Little feet of children,
two tiny suffering jewels,
how can people pass
and not see you!
I Am Not Alone
The night, it is deserted
from the mountains to the sea.
But I, the one who rocks you,
I am not alone!
The sky, it is deserted
for the moon falls to the sea.
But I, the one who holds you,
I am
not alone !
The world, it is deserted.
All flesh is sad you see.
But I, the one who hugs you,
I am not alone.
Gabriela Mistral (7 april 1889 – 10 januari 1957)
De Oostenrijkse schrijver Johannes Mario Simmel werd op 7 april 1924 in Wenen geboren. Hij studeerde scheikunde en werkte een tijd als tolk voor de Amerikaanse militaire regering in Oostenrijk na WO II. Simmel was in de jaren 80 vooral een bestsellerschrijver. Ieder jaar een nieuwe pil, waarin hij altijd wel aandacht had voor actuele thema’s en problemen. Maar zijn bekendste boek is wellicht Es musz nicht immer Kaviar sein uit 1964.
Uit: Der Mann, der die Mandelbäumchen malte
Die Achsen schlugen.
Mrs. Collins hatte ihre Erzählung unterbrochen. Sie saß reglos. Dann, nach einer langen Weile, zog sie die Glanzstoffblende hoch. Die Fensterscheibe war mit Regenschlieren bedeckt. Ab und zu sah man in der Finsternis ein paar Lichter. Die Scheibe spiegelte. Mrs. Collins preßte die Stirn gegen das Glas, während sie weitersprach.
“Ich werde meinen Mann vergessen. Ich werde Vater und Mutter vergessen. Ich werde alles vergessen. Nur niemals diesen Nachmittag. An diesem Nachmittag erst wurde ich zur Frau. Mit fünfundvierzig Jahren erfuhr ich, was eine Frau bei einem Mann empfinden kann. Niemals zuvor hatte ich mir das auch nur in der Phantasie vorzustellen vermocht. Niemals zuvor hatte ich solche Gefühle erlebt – bei meinen beiden Freunden nicht, bei meinem Mann nicht, niemals, nein, niemals. Pierre war ein wundervoller Liebhaber, zärtlich und brutal, sanft und wild. Er war es, der mich zum wirklichen Leben erweckte – mit fünfundvierzig Jahren …”
Sie wandte sich um und sah mich an, und da waren Tränen in ihren Augen – wie an jenem Nachmittag vor elf Jahren. Sie wischte die Tränen mit einem Handrücken fort und lächelte. “Ich bin schamlos, nicht wahr?”
“Aber nein, Madame, ich bitte Sie …”
“Ich bin schamlos, weil ich Ihnen, einem Fremden, das alles erzähle. Ich war noch viel schamloser damals, bei ihm. Es war mir egal. Bitte, geben Sie mir noch etwas zu trinken.”
Ich füllte ihr Glas, und sie leerte es zügig.
Sie sagte: “Ich hatte keine Schuldgefühle – damals nicht, später nicht, heute nicht. Sie sind Schriftsteller, Sie werden mich verstehen.”
Ich antwortete nicht.“
Johannes Mario Simmel (Wenen, 7 april 1924)
De Franse schrijfster en strijdster voor vrouwenrechten Flora Tristan werd geboren op 7 april 1803 in Parijs. Haar ervaringen als alleenstaande, werkende, buitenlandse vrouw verwerkte zij in diverse teksten. Op haar reizen (zij verdiende de kost als reisbegeleidster voor welgestelde families) bezocht zij fabrieken, getto’s, gevangenissen en bordelen. In 1839 bezocht zij Engelse industriesteden, in 1844 reisde zij per koets en schip door Frankrijk en hield er politieke lezingen.
Uit: l’Union Ouvriere (Vertaald door Doris en Paul Beik)
“Women of the working class, observe well, I beseech you, that in pointing out here what now exists concerning your ignorance and your inability to raise your children, I have no intention of bearing the least accusation against you and Your character. No, it is society that I accuse of leaving you thus untutored, you, women, you, mothers, who will so much need, on the contrary, to be educated and developed, in order to be able in your turn to educate and develop the men and the children entrusted to your care.
The women of the lower classes are generally brutal, mean, sometimes harsh. That is true; but where does this state of things come from that so little conforms to woman’s sweet, good, sensitive, generous nature? Poor working women! They have so many irritations! First the husband. (It must be acknowledged that there are few workers’ households that are happy.) The husband, with a bit more education, being the head by virtue of the law, and also by virtue of the money he brings into the household, believes himself (which he is in fact) very much superior to the woman, who brings only her small daily wage and is only a humble servant in the house.”
Flora Tristan (7 april 1803 – 14 november 1844)