Doeschka Meijsing, Martin Bril, Tariq Ali, Mehdi Charef, Allen Hoey, Nikos Engonopoulos, Patrick Kavanagh, Alphonse de Lamartine, Samuel T. Coleridge, Martin Roda Becher

De Nederlandse schrijfster Doeschka Meijsing werd geboren in Eindhoven op 21 oktober 1947. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2007 en ook mijn blog van 21 oktober 2008.

Uit: Geef mij maar een pijp tabak

“Als iets in staat is mij tot kille woede te brengen dan is het wel dit: een artikel schrijven (titel: Over God), bedoeld om in een boekje te verschijnen (titel: Over God), samen met collega’s-leeftijdgenoten, alle rond de dertig zoals de prospectus vermeldt (dan ben ik de oma van het stel want ik kom daar ruim vijf jaar overheen), die ook alle een artikel schrijven (Over God).

En waarom? vraagt Dopi, die me altijd in netelige situaties verzekert ‘Wees niet bang, ik sta vlak achter je’ – En waarom het dan doen? Ik ben altijd geneigd Dopi gelijk te geven, maar even altijd irriteert zijn aanwezigheid in netelige situaties achter mij, en nooit voor mij, mij mateloos.

Meer verstand heb ik in mijn hoofd als ik me afvraag waar die woede vandaan komt, waar-ie toe leidt, en wat de beste manier is om het adrenaline-gehalte in het bloed te laten zakken. Zodat ik daarna een pijp kan opsteken met de woorden van Herr Lehrer Lämpel uit de Max und Moritz: ‘Und voll Dankbarkeit sodann/Zündet er sein Pfeifchen an./“Ach” spricht er, “die grösste Freud/Ist doch die Zufriedenheit!!!”.’ Men leze het vervolg op deze regels bij Busch.

Boos ben ik natuurlijk omdat de opgave onmogelijk is, de situatie netelig, en de weg die nergens toe leidt met kleine kopspijkertjes bezaaid. Alleen om Dopi eens op mijn beurt te irriteren dus… ga ik maar even voorbij aan mijn voorstelling vroeger van God als de Paashaas, en ook aan het antwoord dat de astronaut die uit de ruimte was teruggekeerd gaf aan journalisten die hem vroegen of hij God gezien had: ‘Yes, She was black.’

De moeilijkheid met Over God is dat het beste boek dat over hem geschreven is, al áf is, en dat het tot nu toe niemand gelukt is daar nog een hoofdstuk aan toe te voegen. Het is dan ook een heel nuttig boek, waaruit je bijvoorbeeld kunt leren hoe je de touwtjes moet knopen van een tent in de woestijn, of hoe het laatste advies voor de nood luidt: ‘Beter trouwen dan branden’. De eeuwen na dat boek heeft de wetenschap, de kunst, de architectuur, de moraal en het sociale leven zich erop gebaseerd en dat is, of we het willen of niet, bepalend geweest voor alles wat achter ons ligt en wat we gemakshalve maar even onze geschiedenis noemen, en wellicht voor veel wat vóór ons ligt, waarover slechts met een groot gevoel van nutteloosheid en moedeloosheid te praten valt.

Een van de mooiste bouwwerken uit ‘onze geschiedenis’ is overigens opgebouwd naar analogie van het beste boek Over God en dat is de Wereldbibliotheek, waarvan we besloten hebben dat Jorge Luis Borges er tijdelijk directeur mag zijn. De Wereldbibliotheek is de enige plaats in de wereld waar de hoop dat het allemaal minder erg is dan het eruitziet, nog niet door tocht weggeblazen lijkt.”

meijsing

Doeschka Meijsing (Eindhoven, 21 oktober 1947)

 

De Nederlandse columnist en schrijver Martin Bril werd geboren in Utrecht op 21 oktober 1959. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2008 en ook mijn blog van 23 april 2009.

Papa!

 

‘Papa! papa!’, schreeuwt het jongetje. Hij sleurt een bolderkarretje achter zich aan, dat voortdurend met veel kabaal omslaat en weer overeind komt. ‘Papa!
Papa! Kijk nou!’
Papa kijkt niet. Hij is in gesprek met een vrouw die niet zijn eigen vrouw is. Af en toe trekt de ergernis over haar gezicht. Oh ja, we bevinden ons op een buurtfeest, spontaan ontstaan omdat het ineens zulk mooi weer was.
‘Papa! Papa!’
Eindelijk kijkt papa op. Hij is midden 30. Een leeftijd waarop je vroeger onvoorwaardelijk volwassen was, maar nu nog even van je jeugd kunt genieten. Er zit nog rock ’n’ roll in je bloed.

De blik die vader op zijn zoon werpt, zegt dan ook alles. Hij ziet geen kwaad in het kabaal van zijn zoon.

Vader slentert naar het jongetje. Hij hurkt naast hem neer. ‘Wat is er kerel?’, vraagt hij

Maar het kan ook zijn dat hij is uitgekeken op de nieuwe buurvrouw. Ze staan in ieder geval op hetzelfde moment op. Moet er nog iets gezegd worden?
‘We zien elkaar’, zegt de man.
‘Later’, groet de vrouw. Dat duidt erop dat haar kinderen al een stuk ouder zijn dan het bolderende jongetje. Meiden van 13, 14, 16 nemen afscheid van elkaar met een nonchalant ‘later’.
Vader slentert naar het jongetje. Hij hurkt naast hem neer. ‘Wat is er kerel?’, vraagt hij. Er blijkt niets te zijn, en triomfantelijk laat vader zijn zoon weer los. Het mannetje holt weg met de kar slingerend achter zich aan.
Echt, vader kijkt grijnzend om zich heen, echt, het is een jongetje waar geen kwaad bij zit. Jan de Wit. Als hij groot is, wint hij Deal Or No Deal. Echt, maak je geen zorgen.

 

martinbril

Martin Bril (21 oktober 1959 – 22 april 2009)

 

De Pakistaanse auteur, journalist en filmmaker Tariq Ali werd geboren in Lahore op 21 oktober 1943. . Zie ook mijn blog van 21 oktober 2008.

Uit: Pirates of the Caribbean

 

“Illusions about the civilizing function of a bloody Empire and the rancid rhetoric of Washington Consensus politicians were being destroyed on the battlefields of Iraq and in the mountains of Afghanistan and subsequently in Lebanon.  The glimmer of an actual political alternative, however, was only visible in Latin America.  There, new social movements had thrown up new political leaders.  They were insisting that, despite the fall of the Soviet Union, the world was still confronted with old choices.  Either a revamped global capitalism with new wars and new impoverishment, chaos, anarchy or a rethought and revived socialism, democratic in character and capable of serving the needs of the poor.

These leaders were determined to rescue the stranded ship ‘utopia’, to initiate more egalitarian, redistributive policies and to involve the poor in the political life of their countries.  For proclaiming these modest goals they were traduced and vilified.  Their real crime is to challenge the certainties of the New Order, to disregard the ‘Forbidden’ signs of the Washington Consensus.

An ally of that consensus can crush its opponents, torture and kill political prisoners, ban all rival parties, sell half a country’s assests for private gain and still obtain the ‘international community’s’ seal of approval.  But if a government challenges the priorities of the global system in the name of
an invigorated democracy and a ultra-democratic constitution [Venezuela] and, worst of all, continues to be re-elected by its stubborn citizenry it will be vilified and attacked.”

 

tariq-ali

Tariq Ali (Lahore,  21 oktober 1943)

 

De Frans-Algerijnse schrijver en regisseur Mehdi Charef werd geboren op 21 oktober 1952 in Maghnia in Algerije. . Zie ook mijn blog van 21 oktober 2008.

Uit: A bras le coeur

 

– Tu bouges encore, je te pique ! me lance ma mère.
Je sais qu’elle le ferait ; elle l’a déjà fait ! Angoissé, je me concentre sur le bout d’aiguille qu’elle va enfoncer dans ma chair, plus profondément que l’épine pour la faire sortir. La première piqûre est la plus douloureuse. Ensuite, ma mère creuse tout autour de l’épine pour l’expulser délicatement, sans me faire souffrir. Elle demande qu’on approche la lampe. Je n’ai jamais avoué à ma mère que, malgré la peur de l’aiguille,j’aime bien ce genre de situations. Un peu comme quand elle cherche des poux sur ma tête : elle s’occupe de moi, je suis au centre de ses intérêts. C’est une façon tendre d’achever une si longue journée.

(…)

Je vends beaucoup de journaux aux soldats de la caserne. Le planton de service m’attend à l’heure habituelle : il m’achète ce que ses collègues ont commandé ; l’argent est prêt, je le mets dans ma poche. Dans la grande cour en terre rouge, les récents inscrits de notre contingent suivent l’exercice. A partir de maintenant, le pas est réglé sur des ‘un dé, un dé’ en langue arabe. Une nouvelle prostitution s’est organisée derrière les barbelés qui entourent la caserne. Des souteneurs font passer la frontière à des filles qui viennent du Maroc par des sentiers de traverse. Elles tournent en rond et attendent les soldats. Elles ont l’air triste. A leurs regards, on comprend qu’elles n’attendent pas grand-chose. Putain de vie ! »

 

medhivince1

Mehdi Charef (Maghnia, 21 oktober 1952)

 

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Allen Hoey werd geboren op 21 oktober 1952 in Kingston, New York. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2008.

 

At the Grave of Ezra Pound

It’s nothing special. A granite marker
set in the manicured grass, a few
flowers. The waterbus was crowded—
tourists, mostly, though few spoke
English. February wind blew
the chilly spume like spikes, a chill
that lasted under lowering skies
like the dark swirls in the glass
blown on Murano. I’d like to say
that thoughts of the great Modernist
revolution pummeled across my mind.
I’d like to say that the complex
torment of politics and art replayed
itself while I knelt to contemplate
the weathered letters, “EZRA POVND,”
but how long can you look at a chunk
of stone embedded in the earth?

 

 

 

Dark

                        It is better to go to the house of mourning
                        than to go to the house of feasting.
—Ecclesiastes 7:2

Nights grow longer, on the drive home, the window
cranked open, the air seems dark, freighted with winter’s
impending weight, but leaves rustle their October songs
and mist curls in ropes across asphalt. Deer cross
the road, grey blurs looming in the headlights too late
almost to avoid hitting them. On the side of the road
I see one lying, pull over and walk back. She’s alive,
barely, just over the ditch and only a few yards
short of where the woods begin. So close, almost
there, a second, a simple second, one way or the other
she would’ve made it, woods, freedom, the chance
to browse more leaves, whatever—I’m lost in the deer’s
life as I can only imagine it—her forelegs kick
desperately, weakly among the grass and weeds, her neck
arched, eyes glowing fear, but she’s completely
broken, dead except for her beating heart and crackling
brain, under the cold roof of stars, among the wisps
of ground fog, her sides still heaving, I go back
to the car and get the tire iron from the trunk and I
do what, in praise, in glory, in all abiding, has to be done.

 

hoey

Allen Hoey (Kingston,  21 oktober 1952)

 

De Griekse dichter en schilder Nikos Engonopoulos werd geboren op 21 oktober 1907 in Athene. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2008.

BOLIVÁR   (Fragment)

A Greek Poem

        THEY SAW AN APPARITION OF THESEUS IN ARMS, RUSHING
ON AT THE HEAD OF THEM AGAINST THE BARBARIANS

Le cuer d’ un home vaut tout l’ or d’ un pais

For the great, the free, the brave, the strong,
The fitting words are great and free and brave and strong,
For them, the total subjection of every element, silence, for
them tears, for them beacons, and olive branches, and
the lanterns
That bob up and down with the swaying of the ships and scrawl
on the harbours’ dark horizons,
For them are the empty barrels piled up in the narrowest lane,
again of the harbor,
For them the coils of white rope, the chains, the anchors, the
other manometers,
Amidst the irritating smell of petroleum,
That they might fit out a ship, put to sea and depart,
Like a tram setting off, empty and ablaze with light, in the
nocturnal serenity of the gardens,
With one purpose behind the voyage: ad astra.

For them I’ll speak fine words, dictated to me by Inspiration’s
Muse,
As she nestled deep in my mind full of emotion
For the figures, austere and magnificent, of Odysseus
Androutsos and Simon Bolivar.

But for now I’ll sing only of Simon, leaving the other for an
appropriate time,
Leaving him that I might dedicate, when the time comes,
perhaps the finest song that I’ve ever sung,
Perhaps the finest song that’s ever been sung in the whole
world.
And this not for what they both were for their countries, their
nations, their people, and other such like that fail to
inspire,
But because they remained throughout the ages, both of them,
alone always, and free, great, brave and strong.

 

nikos-engonopoulos

Nikos Engonopoulos (21 oktober 1907 – 31 oktober 1985)

De Ierse dichter Patrick Kavanagh werd geboren op 21 oktober 1904 in County Monaghan. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006 en ook mijn blog van 21 oktober 2008.

 

 

Advent

 

We have tested and tasted too much, lover-

Through a chink too wide there comes in no wonder.

But here in the Advent-darkened room

Where the dry black bread and the sugarless tea

Of penance will charm back the luxury

Of a child’s soul, we’ll return to Doom

The knowledge we stole but could not use.

 

And the newness that was in every stale thing

When we looked at it as children: the spirit-shocking

Wonder in a black slanting Ulster hill

Or the prophetic astonishment in the tedious talking

Of an old fool will awake for us and bring

You and me to the yard gate to watch

the whins

And the bog-holes, cart-tracks, old stables where Time begins.

 

O after Christmas we’ll have no need to go searching

For the difference that sets an old phrase burning-

We’ll hear it in the whispered argument of a churning

Or in the streets where the village boys are lurching.

And we’ll hear it among decent men too

Who barrow dung in gardens under trees,

Wherever life pours ordinary plenty.

Won’t we be rich, my love and I, and

God we shall not ask for reason’s payment,

The why of heart-breaking strangeness in dreeping hedges

Nor analyse God’s breath in common statement.

We have thrown into the dust-bin the clay-minted wages

Of pleasure, knowledge and the conscious hour-

And Christ comes with a January flower.

 

 

kavanaghsm

Patrick Kavanagh (21 oktober 1904 – 30 november 1967)
Standbeeld bij het Grand Canal, Dublin

 

De Franse dichter en schrijver Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790 in Mâcon. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006 en ook mijn blog van 21 oktober 2008.

 

L’Occident

 

… Et l’astre qui tombait de nuage en nuage,
Suspendait sur les flots son orbe sans rayon,
Puis plongeait la moitié de sa sanglante image,
Comme un navire en feu qui sombre à l’horizon ;

Et la moitié du ciel pâlissait, et la brise
Défaillait dans la voile, immobile et sans voix,
Et les ombres couraient, et sous leur teinte grise
Tout sur le ciel et l’eau s’effaçait à la fois ;

Et dans mon âme aussi pâlissant à mesure,
Tous les bruits d’ici-bas tombaient avec le jour,
Et quelque chose en moi, comme dans la nature,
Pleurait, priait, souffrait, bénissait tour à tour ! …

Ô lumière ! où vas-tu ? Globe épuisé de flamme,
Nuages, aquilons, vagues, où courez-vous ?
Poussière, écume, nuit ; vous, mes yeux ; toi, mon âme,
Dites, si vous savez, où donc allons-nous tous ?

À toi, grand Tout, dont l’astre est la pâle étincelle,
En qui la nuit, le jour, l’esprit vont aboutir !
Flux et reflux divin de vie universelle,
Vaste océan de l’Etre où tout va s’engloutir !

 

lamartine

Alphonse de Lamartine (21 oktober 1790 – 28 februari 1869)

 

De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 in Ottery St. Mary, Devonshire. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006 en ook mijn blog van 21 oktober 2008.

 

The Pains of Sleep

 

Ere on my bed my limbs I lay,

It hath not been my use to pray

With moving lips or bended knees ;

But silently, by slow degrees,

My spirit I to Love compose,

In humble trust mine eye-lids close,

With reverential resignation,

No wish conceived, no thought exprest,

Only a sense of supplication ;

A sense o’er all my soul imprest

That I am weak, yet not unblest,

Since in me, round me, every where

Eternal Strength and Wisdom are.

 

But yester-night I prayed aloud

In anguish and in agony,

Up-starting from the fiendish crowd

Of shapes and thoughts that tortured me :

A lurid light, a trampling throng,

Sense of intolerable wrong,

And whom I scorned, those only strong !

Thirst of revenge, the powerless will

Still baffled, and yet burning still !

Desire with loathing strangely mixed

On wild or hateful objects fixed.

Fantastic passions ! maddening brawl !

And shame and terror over all !

Deeds to be hid which were not hid,

Which all confused I could not know

Whether I suffered, or I did :

For all seemed guilt, remorse or woe,

My own or others still the same

Life-stifling fear, soul-stifling shame.

 

So two nights passed : the night’s dismay

Saddened and stunned the coming day.

Sleep, the wide blessing, seemed to me

Distemper’s worst calamity.

The third night, when my own loud scream

Had waked me from the fiendish dream,

O’ercome with sufferings strange and wild,

I wept as I had been a child ;

And having thus by tears subdued

My anguish to a milder mood,

Such punishments, I said, were due

To natures deepliest stained with sin,–

For aye entempesting anew

The unfathomable hell within,

The horror of their deeds to view,

To know and loathe, yet wish and do !

Such griefs with such men well agree,

But wherefore, wherefore fall on me ?

To be beloved is all I need,

And whom I love, I love indeed.

 

samuel_taylor_coleridge_tshirt

Samuel T. Coleridge (21 oktober 1772 – 25 juli 1834)
Coleridge op modern t-shirt

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 21 oktober 2008.

 

De Duitse schrijver en criticus Martin Roda Becher werd geboren in New York op 21 oktober 1944.

Tariq Ali, Doeschka Meijsing, Martin Bril, Mehdi Charef, Martin Roda Becher, Allen Hoey, Nikos Engonopoulos, Patrick Kavanagh, Alphonse de Lamartine, Samuel T. Coleridge

 De Pakistaanse auteur, journalist en filmmaker Tariq Ali werd geboren in Lahore op 21 oktober 1943. Tariq Ali studeerde aan de Universiteit van Oxford waar hij betrokken raakte bij de politieke studentenbeweging, vooral de beweging tegen de Vietnamoorlog. Na zijn studies leidde hij de Vietnam Solidarity Campaign. Hij richtte een eigen onafhankelijk televisiemaatschappij op, Bandung, die programma’s maakte voor Channel 4 gedurende de jaren tachtig van de vorige eeuw.

Hij schrijft artikelen en essays voor weekbladen en kranten zoals The Guardian en The London Review of Books. Hij is tevens de uitgeefdirecteur van de Londense filosofische uitgeverij VERSO en zetelt in de raad van het bekende New Left Review, waarvoor hij ook als redacteur werkt. Zijn fictie-werk omvat een reeks historische romans over de islam: Shadows of the Pomegranate Tree (1992), The Book of Saladin (1998), The Stone Woman (2000) en A Sultan in Palermo (2005). Enkele van zijn belangrijkste essays: 1968:Marching in the Streets (1998), een sociale geschiedenis van de sixties. Een verzameling essays, The Clash of Fundamentalisms, verscheen in 2002. In dit boek vergelijkt hij het religieuze moslimfundamentalisme van Al Qaida met het marktfundamentalisme van de Verenigde Staten. Ali behoort tot de belangrijkste internationale publicisten, essayisten en activisten in verband met de problematiek van migratie, islam en culturele integratie.

 

Uit: Shadows of the Pomegranate Tree

 

“The five Christian knights summoned to the apartment of Ximenes de Cisneros did not welcome the midnight call. Their reaction had little to do with the fact that it was the coldest winter in living memory. They were veterans of the Reconquest. Troops under their command had triumphantly marched onto Gharnata seven years before and occupied the city in the name of Ferdinand and Isabella.

 

None of the five men belonged to the region. The oldest amongst them was the natural son of a monk in Toledo. The others were Castilians and desperate to return to their villages. They were all good Catholics, but did not want their loyalty taken for granted, not even by the Queen’s confessor. They knew how he had had himself transferred from Toledo where he was the Archbishop to the conquered city. It was hardly a secret that Cisneros was an instrument of Queen Isabella. He wielded a power that was not exclusively spiritual. The knights were only too well aware how a defiance of his authority would be viewed by the Court.

 

The five men, wrapped in cloaks but still shivering from the cold, were shown into Cisneros’ bed-chamber. The austerity of the living conditions surprised them. Looks were exchanged. For a prince of the Church to inhabit quarter more suited to a fanatical monk was unprecedented. They were not used to a prelate who lived as he preached. Ximenes looked up at them and smiled. The voice which gave them their instructions had no clang of command. The knights were taken aback. The men from Toledo whispered loudly to his companions: ‘Isabella has entrusted the keys of the pigeon-house to a cat.’

 

Cisneors choose to ignore this display of insolence. Instead, he raised his voice slightly.


‘I wish to make it clear that we are not interested in the pursuit of any personal vendettas. I speak to you with the authority of both Church and Crown.’
 

 

Tariq Ali

Tariq Ali (Lahore,  21 oktober 1943)

 

 

De Nederlandse schrijfster Doeschka Meijsing werd geboren in Eindhoven op 21 oktober 1947. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2007.

 

Uit: Robinson

 

“ ‘Bezoek? Wie?’
‘Daniël Bierwolf,’ zei haar moeder en toen Robinson snel uit bed gleed en in haar kleren schoot, besloot ze toch maar op de rand van het bed plaats te nemen.
‘Ik moet zeggen dat je smaak me meevalt, het is een heel aardige jongen en manieren heeft hij ook.’
‘Hm,’ zei Robinson en trok een knoop uit haar haren.
‘Ik heb me wel eens zorgen gemaakt dat je nooit een vriendje mee naar huis nam, Robinson, al zei je vader ook steeds dat dat z’n tijd nodig had. Hij zal ook heel tevreden zijn met deze jongen. Je moet hem de volgende week eens uitnodigen als je vader thuis is.’ Robinson dacht: hij komt er niet meer in, daar beginnen we niet aan.”

(…….)

 

“Toen ze de straat overstaken om aan te bellen, gaf Daniël haar een arm. De etalageruit van de boekwinkel waarboven ze woonde weerspiegelde hen, een aangenaam paar. Alles leek Robinson helder en vrolijk, de lucht tintelde van verwachting. Daniëls lichte stap naast haar getuigde van eenzelfde uitbundigheid. Hij keek haar aan met zijn lichte ogen en knipoogde. Ze knipoogde stralend terug. Misschien was ze wel verliefd.”

 

Meijsing

Doeschka Meijsing (Eindhoven, 21 oktober 1947)

 

 

De Nederlandse columnist en schrijver Martin Bril werd geboren in Utrecht op 21 oktober 1959. Na een studie filosofie in Groningen, waar hij schreef voor het GSb-blad Nait Soez’n, ging Bril naar de Nederlandse Filmacademie in Amsterdam. Bril schreef jarenlang columns in onder andere Het Parool. Sinds september 2001 schrijft hij dagelijks in De Volkskrant. Verder publiceert hij in Vrij Nederland het wekelijks feuilleton Evelien, waarvan onder regie van Rita Horst een televisieserie werd gemaakt. In 2006 schreef Martin Bril het Groot Dictee der Nederlandse Taal.

 

Uit: HET EINDE VAN DE ZOMER

 

„Het is bijna herfst. De kastanjebomen kleuren oranje. Het is zondagochtend en stil in de binnentuin. De stilte klinkt anders dan een maand geleden. Het is moeilijk om er de vinger op te leggen. Het is gewoon zo. De herfst brengt een nieuwe stilte met zich mee. Een bedrukte stilte, zou ik willen zeggen. Er zit vocht en kou in de lucht.

De tomatenplant heeft zich vergist. Hij staat in bloei. Een klein geel bloemetje heeft de kop opgestoken. Aan de plant hangen nog drie tomaten. Een is rood en dik, klaar om geplukt te worden. De andere twee zijn groen. Ze groeien nog iedere dag, maar het is duidelijk dat ze niet rood meer zullen worden. Ze vangen te weinig zonlicht. De zon verdomt het om nog hoog in de lucht te klimmen. Hij trekt een slome bocht door het zwerk, en gaat dan onder achter de huizen.

De hortensia heeft het ook gezien – de bloemen die er nog aan hangen hebben een grijzige kleur, paars en blauw schemeren er moeizaam doorheen. Ergens aan de binnentuin draait iemand Let’s Get It On van Marvin Gaye – geen nummer dat ik met de herfst associeer, maar dat geeft niet, een mooi nummer blijft het.

Wat nog meer?

Op het kleine balconnetje van de nieuwe achterbuurvrouw staat een bankstel, overtrokken met plastic. In haar keuken staan verhuisdozen hoog opgetast. Er is kennelijk iets met haar vloer aan de hand; verkeerd gelegd tapijt, bubbels in het zeil, planken die nog een keer in de lak moeten, zoiets. Twee weken geleden nam ze trots haar intrek in het appartement. Haar ouders waren op bezoek om te helpen; moeder sopte de keuken, vader hanteerde de boor om ingelijste posters op te hangen.“

 

Martin_Bril

Martin Bril (Utrecht, 21 oktober 1959)

 

 

De Frans-Algerijnse schrijver en regisseur Mehdi Charef werd geboren op 21 oktober 1952 in Maghnia in Algerije. Toen hij tien jaar was kwam hij in Frankrijk te wonen, waar hij in verschillende steden en ook in de voorsteden van Parijs woonde. Van 1970 tot 1983 werkte hij als scharenslijper in een fabriek. Costa- Gavraz raadde hem aan om zijn roman Le Thé au harem d’Archi Ahmed te verfilmen. In 2005 schreef hij zijn eerste stuk voor het theater met de titel „1962“, dat handelt over het einde van de Algerijnse oorlog.

 

Uit: Entretien avec Mehdi Charef

 

« Pour moi, l’Algérie, c’est l’enfance. Quand j’y retourne, je ne vois pas l’Algérie, je la revois. Ce que je ressens le plus, c’est la Guerre d’Algérie. Je suis né en 1954, juste avant le début des combats. Et j’ai quitté ce pays pour la France en 1962. Je n’ai donc pas eu de chance, car je n’y ai vécu que la guerre. Pour moi, ce pays, c’est la peur. On avait peur tout le temps. Mon père n’était pas là. Il était dans l’immigration. Il revenait tous les deux ans. Avec ma mère et mon frère, nous avions peur en permanence. Des cousins ont été tués par l’armée française. Je suis un enfant qui a grandi dans la guerre. C’est pourquoi j’ai mis un temps fou pour y retourner de moi-même. J’avais alors 38 ans. J’avais l’impression qu’il y avait encore la guerre, que les mêmes craintes resurgiraient. C’était ancré en moi. J’y suis revenu à la fin des années 90, en plein intégrisme, et la peur est revenue très vite. Il y avait des barrages partout. On ne savait jamais s’ils étaient vrai ou faux. Je n’y suis pas retourné depuis. J’avais fait le déplacement parce que je voulais faire un film sur mon enfance, sur un gamin au milieu de la guerre. Je voulais donc voir si l’Algérie de mes souvenirs existait encore, si mon école, le terrain de foot étaient encore là. J’ai alors revu une tante avec qui j’avais grandi et qui venait de se faire répudier par son mari. Une très belle femme. Je me suis mis à regarder les autres femmes et j’ai alors changé de scénario. Cela a donné La Fille de Keltoum. Initialement je voulais faire un film plutôt drôle sur un enfant. Pendant la guerre, vers 1961, je vendais des journaux. J’allais chez les gens, je voyais plein de monde. Je les vendais dans les camps militaires, chez les flics, le coiffeur, aux bourgeois, aux pauvres. J’ai donc beaucoup d’anecdotes. Je ferai ce film. J’en ai toujours envie. Je désire montrer mes amis, des juifs, des arabes, des français. J’étais assez privilégié, car dans mon quartier cohabitaient les trois communautés, d’habitude isolées les unes des autres. On jouait ensemble. Après je les ai vus partir un par un. Je souhaite raconter ça, l’horreur du retour en France. »

 

Charef

Mehdi Charef (Maghnia, 21 oktober 1952)

 

 

De Duitse schrijver en criticus Martin Roda Becher werd geboren in New York op 21 oktober 1944. Hij is een zoon van de schrijver Ulrich Becher en een kleinzoon van de Oostenrijkse schrijver Alexander Roda Roda. Toen hij vier jaar was kwamen zijn ouders naar Europa n Roda Becher groeide op in Wenen, Berlijn en München. In 1955 verstigde de familie zich in Basel.  Van 1965 tot 1968 volgde Becher een opleiding tot acteur en regisseur in Zürich. Daarna werkte hij als regie-assistent en als draaiboekschrijver. Tegenwoordig leeft hij als zelfstandig schrijver in Basel.

 

Werk: o.a: Saison für Helden, 1970, Die rosa Ziege, 1975, Der rauschende Garten, 1983, Spiel mit Scheinen, 2006

 

Uit: Dauergäste (2000)

 

„Meine Mutter war bei ihren Eltern, den Rodas, untergekommen, diein einem Apartmenthaus an Manhattans endlos langer WestendAvenue wohnten. Sie führt auf der Westseite des Central Park, vonder Höhe des Broadway bis nach Harlem; auf der Höhe der 88.Straße, wo das Apartmenthaus lag, war die Gegend nicht mehrbesonders vornehm. Hauptsächlich jüdische Emigranten wohnten indem Haus. Mein Vater Uli lebte in Yorkville, dem deutschen Viertelauf der gegenüberliegenden Seite des Central Park. Er wohnte dort ineiner winzigen Mansarde in Untermiete, während seine Eltern feudalin einem Hotel an der Parc Avenue residierten. Die Geburtsklinikenwaren in diesen Jahren überfüllt, deshalb kam ich in einem Spital inHarlem zur Welt. Hitlerdeutschland lag zwar zur Zeit meiner Geburtschon in den letzten Zügen, das hinderte Uli nicht daran, mir in derStunde der Entbindung vor einem Spiegel mit einem Glas Weinzuzuprosten, auf daß ich ein guter Kämpfer gegen den Faschismuswerde.Mein Großvater Roda hatte weiterreichende Pläne: als gebürtigemAmerikaner stünde meiner künftigen Bewerbung um dieUS-Präsidentschaft nichts im Weg, wie er gelegentlich, halb imScherz, bemerkte. Doch die Vorstellung einer erfolgreichen Laufbahnseines Enkels wird ihn ernsthaft beschäftigt haben. Er war einversierter Stratege. Mit seiner Schwester Mi hatte er ein Autorenduogebildet, unzählige Geschichten, Anekdoten, Novellen kamen ausihrer Werkstatt. Die Geschwister Roda hatten sich den AutorennamenRoda Roda gegeben, und nach der Heirat von Mi, die von ihremMann Schreibverbot erhielt, blieb Alexander Roda bei demAutorendoppelnamen, der seinen Ruhm als scharfzüngigen Satirikerbegründet hatte.Den Grundstein für eine solide amerikanische Karriere legte er,indem er dafür sorgte, daß ich protestantisch getauft wurde. ZurPatenschaft hatte sich George Grosz bereit erklärt, Ulis langjährigerFreund und Saufkumpan, in dessen Berliner Atelier erVorzugsschüler gewesen war und der, bereits in den frühenDreißigern in die USA ausgewandert, zurückgezogen auf Long Islandlebte.“

 

rodabecher

Martin Roda Becher (New York, 21 oktober 1944)

 

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Allen Hoey werd geboren op 21 oktober 1952 in Kingston, New York. Hij studeerde o.a. aam de Syracuse University in New York Engels en creatief schrijven. In 1985 werd hij docent aan het Ithaca College, in 1990 aan het Bucks County Community College in Pennsylvania, in de buurt van Philadelphia. Daar doceert hij literatuur, schrijven en boeddhisme.

 

 

Four AM

I might’ve listened to music, but then
the sound would’ve woken her, though I
could’ve used the ear buds, but they make me
feel too deeply packed inside my head,
the entire world reduced to whatever
lies within the tunnel of my immediate
focus. I might’ve listened to music, but
then I’d have had to have chosen whether
country or jazz, or maybe Domenico
Zipoli’s “Adagio for oboe, cello, organ,
and stringed orchestra” in which the plaintive
tones of the oboe chase the bowed
dolor of the cello all the way to God
in their amazing bliss. I might’ve listened
to music, but then I would’ve missed
the notes of the day’s first bird sliding
easily through the opened window
moments before the first light made
its display in the east, above the new-leafed
trees, and another, then another join.

allen_hoey

Allen Hoey (Kingston,  21 oktober 1952)

 

 

De Griekse dichter en schilder Nikos Engonopoulos werd geboren op 21 oktober 1907 in Athene. In 1932 begon hij te studeren aan School voor Schone Kunsten in Athene bij Konstantinos Parthenis en in de studio van Photios Kontoglou. In die tijd ontmoette hij kunstenaars als de dichter Andreas Embirikos en de schilders Giorgio de Chirico en Yannis Moralis. Zijn eerste expositie kwam in 1938. Kort daarna publiceerde hij vertalingen van de dichter Tristan Zara, een paar maanden later weer gevolgd door zijn eerste eigen bundel (Engelse titel Do Not Distract the Driver). In 1939 verscheen zijn tweede bundel The Clavicembalos of Silence. Engonopoulos wordt beschouwd als een van de belangrijkste surrealistische dichters van Griekenland.

 

 

THE LIFE AND DEATH OF POETS

 

Sinope

is the name

? the official one ?

of the “Cloud-City”

also called “City of Fires”

which

lies somewhere over

in

South America

this watery

and most likely Hellenistic

city

hangs in the skies

like a baton

and is placed with certainty

by the experts

at times exactly in the middle

of a straight line

drawn between Maracaibo

and Valparaíso

in Chile

and at others

between Maracaibo again

and

Elbassan

there

as the houses are all made of fires

the inhabitants live in the flames

are burned constantly

and reborn constantly

from their ashes

unaltered like

the phoenix

bird

there in this very place

was born ? as is well-known ?

the great Greek poet of

antiquity

Alector

during the course of excavations

there was found among the ruins

a strange poem

? from that time ?

written on ordinary paper

with alternate

iron and bronze joints

and ink from tears

the said poem was as follows:

“follow the firs of Fatius

to see the swimmer?s swirl”

because of the presence of the word

“swimmer”

the poem was attributed

? initially ?

to the great

Isidore Ducasse*

who happened to originate from

those

parts

after ? however ? due consideration

it was attributed finally

? and now

irrevocably ?

to some woman called

Fair Lady

probably better known by

her foreign

name

Bella donna

 

Nikos_Engonopoulos

Nikos Engonopoulos (21 oktober 1907 – 31 oktober 1985)

 

 

De Ierse dichter Patrick Kavanagh werd geboren op 21 oktober 1904 in County Monaghan. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006.

 

Memory of My Father

 

Every old man I see

Reminds me of my father

When he had fallen in love with death

One time when sheaves were gathered.

 

That man I saw in Gardiner Street

Stumble on the kerb was one,

He stared at me half-eyed,

I might have been his son.

 

And I remember the musician

Faltering over his fiddle

In Bayswater, London.

He too set me the riddle.

 

Every old man I see

In October-coloured weather

Seems to say to me

“I was once your father.”

 

 

 

Lines Written on a Seat on the Grand Canal, Dublin

 

‘Erected to the memory of Mrs. Dermot O’Brien’

 

O commemorate me where there is water,

Canal water, preferably, so stilly

Greeny at the heart of summer. Brother

Commemorate me thus beautifully

Where by a lock niagarously roars

The falls for those who sit in the tremendous silence

Of mid-July.  No one will speak in prose

Who finds his way to these Parnassian islands.

A swan goes by head low with many apologies,

Fantastic light looks through the eyes of bridges –

And look! a barge comes bringing from Athy

And other far-flung towns mythologies.

O commemorate me with no hero-courageous

Tomb – just a canal-bank seat for the passer-by.

 

kavanagh

Patrick Kavanagh (21 oktober 1904 – 30 november 1967)

 

 

De Franse dichter en schrijver Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790 in Mâcon. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006.

 

 

Chant d’amour (I)

Naples, 1822.

Si tu pouvais jamais égaler, ô ma lyre,
Le doux frémissement des ailes du zéphyre
À travers les rameaux,
Ou l’onde qui murmure en caressant ces rives,
Ou le roucoulement des colombes plaintives,
Jouant aux bords des eaux ;

Si, comme ce roseau qu’un souffle heureux anime,
Tes cordes exhalaient ce langage sublime,
Divin secret des cieux,
Que, dans le pur séjour où l’esprit seul s’envole,
Les anges amoureux se parlent sans parole,
Comme les yeux aux yeux ;

Si de ta douce voix la flexible harmonie,
Caressant doucement une âme épanouie
Au souffle de l’amour,
La berçait mollement sur de vagues images,
Comme le vent du ciel fait flotter les nuages
Dans la pourpre du jour :

Tandis que sur les fleurs mon amante sommeille,
Ma voix murmurerait tout bas à son oreille
Des soupirs, des accords,
Aussi purs que l’extase où son regard me plonge,
Aussi doux que le son que nous apporte un songe
Des ineffables bords !

Ouvre les yeux, dirais-je, ô ma seule lumière !
Laisse-moi, laisse-moi lire dans ta paupière
Ma vie et ton amour !
Ton regard languissant est plus cher à mon âme
Que le premier rayon de la céleste flamme
Aux yeux privés du jour.

lamartine

Alphonse de Lamartine (21 oktober 1790 – 28 februari 1869)

 

 

De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 in Ottery St. Mary, Devonshire. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006.

 

Youth and Age

Verse, a breeze ‘mid blossoms straying,
Where Hope clung feeding, like a bee –
Both were mine! Life went a-maying
With Nature, Hope, and Poesy,
When I was young!
When I was young? -Ah, woeful When!
Ah! for the change ’twixt Now and Then!
This breathing house not built with hands,
This body that does me grievous wrong,
O’er aery cliffs and glittering sands
How lightly then it flashed along,
Like those trim skiffs, unknown of yore,
On winding lakes and rivers wide,
That ask no aid of sail or oar,
That fear no spite of wind or tide!
Nought cared this body for wind or weather
When Youth and I lived in’t together.

Flowers are lovely; Love is flower-like;
Friendship is a sheltering tree;
O the joys! that came down shower-like,
Of Friendship, Love, and Liberty,
Ere I was old!
Ere I was old? Ah woeful Ere,
Which tells me, Youth’s no longer here!
O Youth! for years so many and sweet
‘Tis known that Thou and I were one,
I’ll think it but a fond conceit –
It cannot be that Thou art gone!
Thy vesper-bell hath not yet tolled –
And thou wert aye a masker bold!
What strange disguise hast now put on,
To make believe that thou art gone?
I see these locks in silvery slips,
This drooping gait, this altered size:
But Springtide blossoms on thy lips,
And tears take sunshine from thine eyes:
Life is but Thought: so think I will
That Youth and I are housemates still.

Dew-drops are the gems of morning,
But the tears of mournful eve!
Where no hope is, life’s a warning
That only serves to make us grieve
When we are old:
That only serves to make us grieve
With oft and tedious taking-leave,
Like some poor nigh-related guest
That may not rudely be dismist;
Yet hath out-stayed his welcome while,
And tells the jest without the smil

Coleridge

Samuel T. Coleridge (21 oktober 1772 – 25 juli 1834)

Doeschka Meijsing, Alphonse de Lamartine, Samuel Taylor Coleridge, Patrick Kavanagh

De Nederlandse schrijfster Doeschka Meijsing werd geboren in Eindhoven op 21 oktober 1947. Zij is de oudere zus van schrijver Geerten Meijsing. Toen ze drie jaar was verhuisde ze naar Haarlem. Ze studeerde Nederlands en literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1971 tot 1976 gaf ze daar les aan het St. Ignatiusgymnasium. Daarna was ze tot 1978 wetenschappelijk medewerker aan het instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. In 1978 werd ze redactrice voor de boekenbijlage van Vrij Nederland. In 1989 werd ze literatuur-redacteur van Elsevier.

In 1974 debuteerde Doeschka Meijsing met De hanen en andere verhalen. Meijsing behoort tot de stroming van de Revisor-auteurs. De gastcolleges die ze aan de Universiteit van Groningen gaf, zijn gebundeld in Hoe verliefd is de toeschouwer? (1988). Belangrijke thema’s in Meijsings werk zijn verbeelding, fascinatie en de tijd. Meijsing schreef ook poëzie (Paard Heer Mantel, 1986)

 

Uit: Hé, Kelly!

“Het was zomer 1983. We waren met z’n zevenen en we bevonden ons in het zuiden. De nieuwe uitgeverij Tabula van Jeroen Koolbergen had een boekje uitgegeven en de zeven schrijvers ervan uitgenodigd voor een presentatie te Maastricht. Het boekje heette Over God.

Het werd een kolkende avond.

Frans Kellendonk had ik wel eens ontmoet. Hij behoorde immers tot de Revisor-schrijvers die dankzij een omslag van de HP tot een stroming waren gebombardeerd: Frans Kellendonk, Dirk Ayelt Kooiman, A.F.Th. van der Heijden (Canaponi), Nicolaas Matsier en ik. Kellendonk en ik hadden een vriendelijk contact, wat vooral neerkwam op een grijns en gegrinnik van Frans naar aanleiding van een van mijn vele boude uitspraken.

Ook hebben wij – bien étonnés de se retrouver ensemble – eens een treinreis gemaakt naar een literair doel in Keulen. Frans was verlegen en grijnsde. We spraken over het literaire leven. Ik denk dat we er beiden weinig van hebben onthouden.

Terug naar Maastricht en de zeven schrijvers. Het was een zomerdag zoals je hem maar kunt wensen: zonnig, warm, uitbundig. Bij de boekhandel op het Vrijthof werden we royaal onthaald. Al de voor ons bedoelde hotels op en rond het Vrijthof waren echter bezet door tandartsen (!) op congres. Wij zouden buiten de stad worden gehuisvest.

Maar eerst was er een copieus diner plús de eigenlijke presentatie in de vorm van een schrijversforum. De schouwburg was tot aan de nok toe gevuld met rumoerige mensen. Wij filosofeerden diepzinnig en vrolijk over God. De zaal filosofeerde luidruchtig mee en Adriaan van Dis probeerde zonder succes de verhitte gemoederen in de hand te houden. De zaal deinde.

Na afloop was er discobal.

Om een uur of twee werden we opgehaald om onze spullen op het Vrijthof te vergaren en per taxi naar een leegstaand hotel over de Belgische grens te worden gereden.

Wij vonden alles super de luxe. Wij waren super de luxe dronken.

Op het Vrijthof werden er in de tuin nog een paar flessen champagne ontkurkt. De eerste kurk knalde gelijk met de eerste donderslag en onmiddellijk viel er een tropische, loodrechte regen naar beneden. Wij vonden ook dat super de luxe na zo’n verhitte zomeravond.”

 

Doeschka Meijsing

Doeschka Meijsing (Eindhoven, 21 oktober 1947)

 

Voor onderstaande schrijvers zie ook mijn blog van 21 oktober 2006.

 

De Franse dichter en schrijver Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790 in Mâcon.

 

De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 in Ottery St. Mary, Devonshire.

 

De Ierse dichter Patrick Kavanagh werd geboren op 21 oktober 1904 in County Monaghan.

Stefan Brijs, Alphonse de Lamartine, Samuel T. Coleridge, Patrick Kavanagh

Op vrijdag 10 november maakt juryvoorzitter H.K.H. Prinses Laurentien bekend welk boek bekroond is met de AKO Literatuurprijs 2006. Hier schenk ik de komende tijd al wat aandacht aan de kandidaten op de shortlist. De vierde is Stefan Brijs.

 

Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk (Belgisch-Limburg), waar hij ook jarenlang woonde en naar school ging. In 1990 studeerde hij af als onderwijzer en begon als opvoeder aan zijn vroegere middelbare school te werken. Van 1994 tot 1997 woonde hij in Zonhoven, daarna vestigde hij zich opnieuw in Genk.

Sinds 1999 schrijft Stefan Brijs voltijds – hij had op dat ogenblik drie boeken gepubliceerd en verscheidene essays en recensies geschreven voor de boekenbijlagen van De Morgen en De Standaard. Begin 2003 verruilde hij Genk voor Koningshooikt, een deelgemeente van Lier.

 

Uit: De engelenmaker

 

Sommige inwoners van Wolfheim beweren nog altijd dat ze eerst het driestemmige gehuil van de baby.s op de achterbank hadden gehoord en pas later het motorgeluid van de taxi zelf die het dorp binnenreed. Toen de taxi voor de oude dokterswoning aan de Napoleonstrasse 1 halt hield, stopten de vrouwen prompt met het vegen van de stoepen, kwamen de mannen met hun glas nog in de hand uit café Terminus, staakten de meisjes hun hinkelspel en liet op het dorpsplein lange Meekers zich de bal ontfutselen door de doof geboren Gunther Weber, die hem voorbij de achteromkijkende Seppe van de bakker in doel schoot. Dat was op 13 oktober 1984. Een zaterdagmiddag. In de kerktoren luidde op dat ogenblik de klok driemaal.

De passagier stapte uit de taxi en wat iedereen meteen opviel, was de vuurrode kleur van zijn haar en van zijn baard. De diepgelovige Bernadette Liebknecht sloeg haastig een kruisteken en een paar huizen verder bracht de bejaarde Juliette Blérot de hand voor haar mond en mompelde: .Mijn god, helemaal zijn vader..

Drie maanden eerder waren de inwoners van het kleine Belgische dorp, dat vlak bij het drielandenpunt al zijn hele bestaan knel zat tussen de stevige dijen van het Nederlandse Vaals en het Duitse Aken, op de hoogte gebracht van de terugkeer van Victor Hoppe. De magere klerk van notaris Renard uit Eupen was het vergeelde bordje ZU VERMIETEN voor de verkommerde villa komen weghalen en had Irma Nüssbaum die aan de overkant woonde, verteld dat Herr Doktor plannen had om naar  Wolfheim terug te keren. Meer bijzonderheden had hij niet, zelfs eendatum kon hij nog niet noemen.

 

Voor de dorpsbewoners was het een raadsel waarom Victor Hoppe na bijna twintig jaar naar Wolfheim terugkeerde. Het laatste wat iemand over hem had vernomen was dat hij in Bonn als arts werkte, maar die informatie stamde van heel wat jaren terug. Er werden dan ook allerlei

redenen voor zijn komst verzonnen. De ene meende dat hij geen werk meer had, de andere hield het op zware schulden, Florent Keuning uit de Albertstrasse dacht dat hij alleen kwam om zijn huis op te knappen en te verkopen en Irma Nüssbaum suggereerde dat de dokter misschien een

gezinnetje had gesticht en de drukte van de stad wilde ontvluchten. Daarmee zat zij in elk geval het dichtst bij de waarheid, hoewel ze achteraf grif toegaf dat het ook voor haar een schok was toen bleek dat Doktor Hoppe vader was van een misvormde drieling van slechts een paar weken oud. “

 

STEFANBRIJS

Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

 

Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790  in een Franse katholieke en royalistische adellijke familie in Mâcon.. Hij had een gelukkige jeugd die hij vanaf 1797 doorbracht op het buitengoed van zijn ouders in Milly, aan de Saône. Tijdens zijn vroege jeugd werd hij door zijn moeder onderwezen. Tijdens zijn middelbare studies zat hij op internaat bij de jezuïeten aan het college van de “Pères de la Foi” te Belley, tot 1809, waar hij zich weinig gelukkig voelde. Lamartine was zeer aangeslagen door de dood van zijn geliefde Julie Charles in december 1817 en zou haar onder de naam Elvire een plaats geven in zijn eerste dichtbundel Méditations poétiques, uitgegeven in maart 1820. In die bundel staat ook het gedicht Le Lac, waarschijnlijk het meest bekende gedicht van Lamartine, dat eveneens op zijn liefdesrelatie met Julie Charles en haar overlijden geïnspireerd zou zijn. Zijn eerste dichtbundel was een succes en maakte Lamartine meteen populair. Lamartine wordt algemeen aanzien als de vader van de Franse Romantiek

L’ Automne

Salut ! bois couronnés d’un reste de verdure !
Feuillages jaunissants sur les gazons épars !
Salut, derniers beaux jours ! le deuil de la nature
Convient à la douleur et plaît à mes regards !

Je suis d’un pas rêveur le sentier solitaire,
J’aime à revoir encor, pour la dernière fois,
Ce soleil pâlissant, dont la faible lumière
Perce à peine à mes pieds l’obscurité des bois !

Oui, dans ces jours d’automne où la nature expire,
À ses regards voilés, je trouve plus d’attraits,
C’est l’adieu d’un ami, c’est le dernier sourire
Des lèvres que la mort va fermer pour jamais !

Ainsi, prêt à quitter l’horizon de la vie,
Pleurant de mes longs jours l’espoir évanoui,
Je me retourne encore, et d’un regard d’envie
Je contemple ses biens dont je n’ai pas joui !

Terre, soleil, vallons, belle et douce nature,
Je vous dois une larme aux bords de mon tombeau;
L’air est si parfumé ! la lumière est si pure !
Aux regards d’un mourant le soleil est si beau !

Je voudrais maintenant vider jusqu’à la lie
Ce calice mêlé de nectar et de fiel !
Au fond de cette coupe où je buvais la vie,
Peut-être restait-il une goutte de miel ?

Peut-être l’avenir me gardait-il encore
Un retour de bonheur dont l’espoir est perdu ?
Peut-être dans la foule, une âme que j’ignore
Aurait compris mon âme, et m’aurait répondu ?…

La fleur tombe en livrant ses parfums au zéphire;
À la vie, au soleil, ce sont là ses adieux;
Moi, je meurs; et mon âme, au moment qu’elle expire,
S’exhale comme un son triste et mélodieux.

LAMARTINE
Alphonse de Lamartine (21 oktober 1790 – 28 februari 1869)

 


De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 als zoon van een dominee. In 1795 leerde hij de dichter William Wordsworth kennen. Coleridge verhuisde naar Nether Stowey in Somerset, waar Wordsworth ook woonde met zijn zuster Dorothy. Hun vriendschap en samenwerking leidde tot de publicatie van het belangrijke werk Lyrical Ballads in 1798. Dit werk wordt in Engeland beschouwd als het begin van de periode van de Romantiek. In deze bundel was ook Coleridge’ lange gedicht ‘The Rime of the Ancient Mariner’ opgenomen.
 

Recollections of Love

I
How warm this woodland wild Recess !
Love surely hath been breathing here ;
And this sweet bed of heath, my dear !
Swells up, then sinks with faint caress,
As if to have you yet more near.

II
Eight springs have flown, since last I lay
On sea-ward Quantock’s heathy hills,
Where quiet sounds from hidden rills
Float hear and there, like things astray,
And high o’er head the sky-lark shrills.

III
No voice as yet had made the air
Be music with your name ; yet why
That asking look ? that yearning sigh ?
That sense of promise every where ?
Belovéd ! flew your spirit by ?

 

COLERIDGE

Samuel T. Coleridge (21 oktober 1772 – 25 juli 1834) 

 

De Ierse dichter Patrick Kavanagh werd geboren op 21 oktober 1904 in County Monaghan als zoon van een boer/schoenmaker. In 2000 stelde de krant The Irish Times een lijst samen van de meest geliefde Ierse gedichten, en er waren 10 gedichten van Kavanagh in de top 50. Na W.B. Yeats was hij hierdoor de meest populaire dichter in de lijst. Zijn gedicht On Raglan Road is bekend geworden als een lied, gezongen door onder andere Van Morrison, Luke Kelly, Mark Knopfler en Sinéad O’Connor. Naast gedichten schreef hij ook een autobiografie, The Green Fool, die in 1938 werd uitgebracht, maar wegens laster werd deze al snel weer uit de handel genomen. een opvolger, Tarry Flynn (1948) was realistischer dan de vorige autobiografie, en deze stond kort op de zwarte lijst.

Inniskeen Road: July Evening

 

The bicycles go by in twos and threes –

There’s a dance in Billy Brennan’s barn tonight,

And there’s the half-talk code of mysteries

And the wink-and-elbow language of delight.

Half-past eight and there is not a spot

Upon a mile of road, no shadow thrown

That might turn out a man or woman, not

A footfall tapping secrecies of stone.

 

I have what every poet hates in spite

Of all the solemn talk of contemplation.

Oh, Alexander Selkirk knew the plight

Of being king and government and nation.

A road, a mile of kingdom. I am king

Of banks and stones and every blooming thing.

 

PATRICK KAVANAGH

Patrick Kavanagh (21 oktober 1904 – 30 november 1967)