Amitav Ghosh, Jürgen Becker

De Indiase schrijver Amitav Ghosh werd geboren in Calcutta op 11 juli 1956. Zie ook alle tags voor Amitav Ghosh op dit blog.

Uit: De vloek van de nootmuskaat: Boodschap aan een planeet in crisis

“Tot op heden weet niemand precies wat er in Selamon is gebeurd, die aprilnacht in het jaar 1621, behalve dat er een lamp op de grond viel in het gebouw waar Martijn Sonck, een Nederlandse functionaris, was ingekwartierd. Selamon is een dorp in de Banda-archipel, een klein cluster van eilanden in het uiterste zuidoosten van de Indische Oceaan.’ De nederzetting ligt aan het noordelijke uiteinde van Lonthor, dat ook wel eens Groot Banda (Banda Besar) wordt genoemd, omdat het het grootste eiland van het cluster is.2 ‘Groot’ is een wat overdreven benaming voor een eiland dat slechts tweeënhalve mijl lang en een halve mijl breed is, maar dat is geen onbeduidende grootte in een archipel die zo miniem is dat hij op de meeste kaarten slechts met een paar stippen is aangegeven’ Toch is Martijn Sonck hier, op 21 april 1621, aan de andere kant van de wereld, in de bale-bale van Selamon, oftewel de vergaderzaal, die hij heeft gevorderd als inkwartieringsplaats voor zichzelf en zijn begeleiders’ Sonck heeft ook de meest eerbiedwaardige moskee van de nederzetting betrokken – ‘een prachtig instituut’, gemaakt van witte steen, luchtig en schoon vanbinnen, met twee grote watervaten bij de ingang, zodat de bezoekers hun voeten kunnen wassen voordat ze naar binnen gaan. De dorpsoudsten zijn niet blij met de inbeslagname van hun moskee, maar Sonck heeft hun protesten bruusk van tafel geveegd en hun verteld dat ze genoeg andere plaatsen hebben om hun godsdienst te belijden. Dit strookt met al het andere dat Sonck heeft gedaan in de korte tijd dat hij op het eiland Lonthor is. Hij heeft de beste huizen in beslag genomen voor zijn troepen, en hij heeft ook soldaten het dorp in gestuurd om de inwoners angst aan te jagen. Maar dit zijn louter voorbereidende maatregelen, slechts bedoeld om de basis te leggen voor wat Sonck werkelijk van plan is: hij is naar Selamon gekomen met de opdracht om het dorp te vernietigen en de inwoners te verdrijven van dit idyllische eiland, met zijn weelderige bossen en sprankelende blauwe zeeën. De meedogenloosheid van dit plan is zo groot dat de dorpelingen het misschien nog niet helemaal hebben kunnen bevatten. Maar de Nederlander van zijn kant heeft geen geheim gemaakt van zijn bedoelingen; integendeel, hij heeft de oudsten duidelijk gemaakt dat hij hun volledige medewerking verwacht bij de vernietiging van hun eigen nederzetting en de verdrijving van hun dorpsgenoten. Sonck is ook niet de eerste Nederlandse functionaris die deze boodschap aan Selamon overbrengt. De dorpelingen en hun mede-Bandanezen hebben al enkele weken dreigementen en machtsvertoon moeten verduren, steeds vergezeld van dezelfde eisen: dat ze de dorpsmuren moeten afbreken, hun wapens en gereedschap moeten inleveren – zelfs de roeren van hun boten -en voorbereidingen moeten treffen voor hun aanstaande verwijdering van het eiland.”

 

Amitav Ghosh (Calcutta, 11 juli 1956)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

 

nu duiken de zichtbare delen

nu duiken de zichtbare delen
van de geschiedenis op, een opeenvolging van flikkerende
restanten die om zich te herinneren zijn
bewaard en tevoorschijn gehaald. Muziek
in de hoofdsteden; melancholie, spiegelschriften,
schoonheidswedstrijd. Nog ’s avonds wordt er
bij de houten hekken gehamerd, die de wind
afleiden, geur uit de ovens. De buurvrouw
zit nog in de pruimenboom. Tijdperken
worden opgeschort totdat de herinnering onrustig wordt
totdat je hoort, dwars door de slaap heen,
het rollen van de transporten. Wortels,
tabak, zonnebloemen, de tijdloze woorden
in een notitieboekje dat misschien ooit
wordt doorgegeven; nog zijn de tuinen
niet leeg. De volgorde is weer compleet
anders; beginnen kun je midden
in de zomer, onder luidsprekers tussen de bomen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e juli ook mijn blog van 11 juli 2020 en eveneens mijn blog van 11 juli 2019 en ook mijn blog van 11 juli 2016 en ook mijn blog van 11 juli 2015 deel 1 en ook deel 2.

Amitav Ghosh, Jürgen Becker

De Indiase schrijver Amitav Ghosh werd geboren in Calcutta op 11 juli 1956. Zie ook alle tags voor Amitav Ghosh op dit blog.

Uit: Gun Island

“Calcutta The strangest thing about this strange journey was that it was launched by a word — and not an unusually resonant one either but a banal, commonplace coinage that is in wide circulation, from Cairo to Calcutta. That word is bundook, which means ‘gun’ in many languages, including my own mother tongue, Bengali (or Bangla). Nor is the word a stranger to English: by way of British colonial usages it found its way into the Oxford English Dictionary, where it is glossed as ‘rifle’. But there was no rifle or gun in sight the day the journey began; nor indeed was the word intended to refer to a weapon. And that, precisely, was why it caught my attention: because the gun in question was a part of a name — ‘Bonduki Sadagar’, which could be translated as ’the Gun Merchant’. The Gun Merchant entered my life not in Brooklyn, where I live and work, but in the city where I was born and raised —Calcutta (or Kolkata, as it is now formally known). That year, as on many others, I was in Kolkata through much of the winter, ostensibly for business. My work, as a dealer in rare books and Asian antiquities, requires me to do a good deal of on-site scouting and since I happen to possess a small apartment in Kolkata (carved out of the house that my sisters and I inherited from our parents) the city has become a second base of operations for me. But it wasn’t just work that brought me back every year: Kolkata was also sometimes a refuge, not only from the bitter cold of a Brooklyn winter, but from the solitude of a personal  life that had become increasingly desolate over time, even as my professional fortunes prospered. And the desolation was never greater than it was that year, when a very promising relationship came to a shockingly abrupt end: a woman I had been seeing for a long time had cut me off without explanation, blocking me on every channel that we had ever used to communicate. It was my first brush with ‘ghosting’, an experience that is as humiliating as it is painful. Suddenly, with my sixties looming in the not-too-distant future, I found myself more alone than ever. So, I went to Calcutta earlier than usual that year, timing my arrival to coincide with the annual migration that occurs when the weather turns cold in northern climes and great flocks of `foreign-settled’ Calcuttans, like myself; take wing and fly back to overwinter in the city. I knew that I could count on catching up with a multitude of friends and relatives; that the weeks would slip by in a whirl of lunches, dinner parties and wedding receptions. And the thought that I might, in the midst of this, meet a woman with whom I might be able to share my life was not, I suppose, entirely absent from my mind (for this has indeed happened to many men of my vintage). But of course nothing like that came to pass even though I lost no opportunity to circulate and was introduced to a good number of divorcees, widows and other single women of an appropriate age.”

 

Amitav Ghosh (Calcutta, 11 juli 1956)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

 

Wat er te bereiken valt

Het volgende uur. Alsof men zit te wachten. Maar
er is altijd iets te doen, over de vervuilde terreinen hoeven we
niet eens te praten.

Het is licht genoeg buiten. Het behoeft geen
verzoek, geen motief voor het hoofdartikel; ik vertel je
alles vroeg genoeg.

Het is werkelijk heel simpel. Met de rug tegen de muur,
naar het raam, naar het beeldscherm, naar de deur. Niets meebrengen,
de tafel blijft nu leeg.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e juli ook mijn blog van 11 juli 2020 en eveneens mijn blog van 11 juli 2019 en ook mijn blog van 11 juli 2016 en ook mijn blog van 11 juli 2015 deel 1 en ook deel 2.

Amitav Ghosh

De Indiase schrijver Amitav Ghosh werd geboren in Calcutta op 11 juli 1956. Hij studeerde aan de Universiteit van Delhi en de Universiteit van Oxford. In 1986 verschijnt zijn eerste boek: “The Circle of Reason” (vertaald als “Bengaals vuur of de macht van de rede”, 1989 bij Het Wereldvenster). Daarin onderzoekt hij de “verenigbaarheid” van het westers rationalisme en het Indisch traditionalisme – of, als dat laatste te geringschattend klinkt, het culturele substraat van India. Meteen een groots boek rond de thema’s Rede, Hartstocht en Dood dat onmiddellijk een lovende kritiek ontlokte in en buiten Engeland. Twee jaar later is hij opnieuw van de partij met “The Shadow Lines”, een bevestiging van zijn talent maar wellicht niet van hetzelfde niveau als zijn debuut. Zijn literaire carrière sluimert. Een zogenaamd reisverhaal “In An Antique Land” verschijnt in 1992 (bestemming Egypte) graaft in het verleden van dat land (onder meer de Kruistochten) tot de recente actualiteit (Operation Desert Storm). Hij laat in dit boek aan de hand van een bronnenonderzoek naar een Egyptische joodse koopman en zijn slaaf ook zien, hoe vanzelfsprekend aanwezig het oriëntaalse jodendom was binnen de Arabische wereld en rondom de Indische oceaan. Hij vertelt ook het verhaal van de Geniza, de archiefplaats van deze joden van Caïro en hoe door toedoen van een westerse, Britse jood deze oriëntaalse joodse archieven en hun bibliotheek op slinkse wijze zijn ‘overgebracht’ naar westerse bibliotheken, een actie die, in retrospectief, voor Ghosz een voorspel is voor het overbrengen van 80.000 Egyptische joden naar de staat Israël, waar zij onder de dominantie kwamen te staan van westerse, zionistische joden. Met ”The Calcutta Chromosome” neemt hij de literaire draad terug op maar het duurt tot 2000 vooraleer hij de grote doorbraak maakt met “The Glass Palace” (vertaald als “Het kristallen paleis”), een breedvoerig fresco van Myanmar, de dekolonisatie van het verre oosten, de postkoloniale dictaturen en de semi koloniale uitbuiting. “In The Hungry Tide” (2004) keert hij terug naar Bengalen. In 2021 verscheen “The Nutmeg’s Curse: Parables for a Planet in Crisis”. Dit boek gaat over de reis van de nootmuskaat van de inheemse Banda-eilanden naar vele andere delen van de wereld, en de historische invloed van het kolonialisme.

Uit: The Glass Palace

“There was only one person in the food-stall who knew exactly what that sound was that was rolling in across the plain, along the silver curve of the Irrawaddy, to the western wall of Mandalay’s fort. His name was Rajkumar and he was an Indian, a boy of eleven — not an authority to be relied upon.
The noise was unfamiliar and unsettling, a distant booming followed by low, stuttering growls. At times it was like the snapping of dry twigs, sudden and unexpected. And then, abruptly, it would change to a deep rumble, shaking the food-stall and rattling its steaming pot of soup. The stall had only two benches, and they were both packed with people, sitting pressed up against each other. It was cold, the start of central Burma’s brief but chilly winter, and the sun had not risen high enough yet to burn off the damp mist that had drifted in at dawn from the river. When the first booms reached the stall there was a silence, followed by a flurry of questions and whispered answers. People looked around in bewilderment: What is it? Ba le? What can it be? And then Rajkumar’s sharp, excited voice cut through the buzz of speculation. “English cannon,” he said in his fluent but heavily accented Burmese. “They’re shooting somewhere up the river. Heading in this direction.”
Frowns appeared on some customers’ faces as they noted that it was the serving-boy who had spoken and that he was a kalaa from across the sea — an Indian, with teeth as white as his eyes and skin the color of polished hardwood. He was standing in the center of the stall, holding a pile of chipped ceramic bowls. He was grinning a little sheepishly, as though embarrassed to parade his precocious knowingness.
His name meant Prince, but he was anything but princely in appearance, with his oil-splashed vest, his untidily knotted longyi and his bare feet with their thick slippers of callused skin. When people asked how old he was he said fifteen, or sometimes eighteen or nineteen, for it gave him a sense of strength and power to be able to exaggerate so wildly, to pass himself off as grown and strong, in body and judgment, when he was, in fact, not much more than a child. But he could have said he was twenty and people would still have believed him, for he was a big, burly boy, taller and broader in the shoulder than many men. And because he was very dark it was hard to tell that his chin was as smooth as the palms of his hands, innocent of all but the faintest trace of fuzz.”

 

Amitav Ghosh (Calcutta, 11 juli 1956)