Mario Vargas Llosa, Nelson Algren, Chrétien Breukers, Lauren Weisberger, Maksim Gorki, Russell Banks, Walter van den Broeck, Marianne Fredriksson, Bohumil Hrabal, Léon-Gontran Damas, Éric-Emmanuel Schmitt, Schack von Staffeldt, Arsène Houssaye

De Peruviaanse schrijver Mario Vargas Llosa in Arequipa werd geboren op 28 maart 1936. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: Das Fest des Ziegenbocks (Vertaald door Elke Wehr)

“Er wachte auf, gelähmt vom Gefühl einer Katastrophe. Reglos blinzelte er in der Dunkelheit, gefangen in einem Spinnennetz, kurz davor, von einem haarigen Tier voller Augen verschlungen zu werden. Endlich konnte er die Hand zum Nachttisch ausstrecken, auf dem er den Revolver und die Maschinenpistole mit dem eingelegten Magazin aufbewahrte. Aber statt nach de Waffe griff er nach dem Wecker: zehn Minuten vor vier. Er atmete auf. Jetzt war er völlig wach. Alpträume, schon wieder?
Er hatte noch ein paar Minuten; als Pünktlichkeitsfanatiker sprang er nicht vor vier aus dem Bett. Keine Minute früher oder später.
›Der Disziplin verdanke ich alles, was ich bin‹, dachte er. Und diese Disziplin, Kompaß seines Lebens, verdankte er den marines. Er schloß die Augen. Die Zulassungsprüfungen in San Pedro de Macor1´s für die Dominikanische Polizei, die die Yankees im dritten Jahr der Besetzung zu schaffen beschlossen hatten, waren extrem hart. Er bestand sie ohne Schwierigkeiten.
Im Zuge der Ausbildung schied die Hälfte der Anwärter aus. Er genoß jede Übung, bei der Beweglichkeit, Entschlossenheit, Risikobereitschaft oder Widerstandskraft gefragt waren, selbst die brutalen, bei denen es darum ging, Willensstärke und Gehorsam gegenüber dem Vorgesetzten unter Beweis zu stellen: sich mit voller Montur in den Morast werfen oder im Wald überleben, indem man den eigenen Urin trank und sich von Pflanzenstengeln, Gräsern und Heuschrecken ernährte.
Seargent Gittleman hatte ihm die höchste Note gegeben: »Du wirst es weit bringen, Trujillo.« Er hatte es weit gebracht, ja, dank dieser erbarmungslosen, Helden und Mystikern abgeschauten Disziplin, die die marines ihm beigebracht hatten. Er dachte mit Dankbarkeit an den Unteroffizier Simon Gittleman. Ein loyaler, uneigennütziger Gringo in diesem Land von Raffzähnen, Blutsaugern und Idioten. Hatten die Vereinigten Staaten in den letzten einunddreißig Jahren einen aufrichtigeren Freund gehabt als ihn? Welche Regierung hatte sie in der UNO mehr unterstützt? Wer war der erste gewesen, der Deutschland und Japan den Krieg erklärt hatte? Wer schmierte die Repräsentanten, Senatoren, Gouverneure, Bürgermeister, Anwälte und Journalisten der Vereinigten Staaten mit mehr Dollar?”

Llosa

Mario Vargas Llosa (Arequipa, 28 maart 1936)

 

De Amerikaanse schrijver Nelson Algren werd geboren op 28 maart 1909 in Detroit. Dat is vandaag dus precies honderd jaar geleden. Algren groeide op in Chicago en studeerde journalistiek aan de University of Illinois at Urbana-Champaign. In 1933 werd zijn eerste verhaal gepubliceerd. De doorbraak kwam met zijn roman The Man With the Golden Arm over de morfine-verslaafde pokerspeler Frankie Machine, waarvoor hij in 1950 de National Book Award ontving. In zijn volgende boek Chicago, City on the Make (1951) schetste hij een prachtig portret van de nachtzijde van deze stad met zijn achterafsteegjes, corrupte politici en zwendelaars. Destijds was
niet iedereen er blij mee, maar Chicago eerde de schrijver in 1998 door een fontein naar hem te noemen.In de jaren veertig had Algren een affaire met de Franse schrijfster Simone de Beauvoir. In 1949 reiseden zij samen naar Latijns Amerika. In haar roman De Mandarijnen schreef zij over hem (Lewis Brogan in het boek): „At first I found it amusing meeting in the flesh that classic American species: self-made leftist writer. Now, I began taking an interest in Brogan. Through his stories, you got the feeling that he claimed no rights to life and that nevertheless he had always had a passionate desire to live. I liked that mixture of modesty and eagerness.““

Uit: The Man With the Golden Arm

„Louie was the best fixer of them all because he knew what it was to need to get well. Louie had had a big habit–he was one man who could tell you you lied if you said no junkie could kick the habit once he was hooked. For Louie was the one junkie in ten thousand who’d kicked it and kicked it for keeps.

   He’d taken the sweat cure in a little Milwaukee Avenue hotel room cutting himself down, as he put it, “from monkey to zero.” From three full grains a day to one, then half of that and half of that straight down to zero, though he’d been half out of his mind with the pain two nights running and was so weak, for days after, that he could hardly tie his own shoelaces.

Back on the street at last, he’d gotten the chuck horrors: for two full days he’d eaten candy bars, sweet rolls and strawberry malteds. It had seemed that there would be no end to his hunger for sweets.

   Louie never had the sweet-roll horrors any more. Yet sometimes himself sensed that something had twisted in his brain in those nights when he’d gotten the monkey off his back on Milwaukee Avenue.

   “Habit? Man,” he liked to remember, “I had a great big habit. One time I knocked out one of my own teet’ to get the gold for a fix. You call that bein’ hooked or not? Hooked? Man, I wasn’t hooked, I was crucified. The monkey got so big he was carryin’ me. “Cause the way it starts is like this, students: you let the habit feed you first ’n one mornin’ you wake up ’n you’re feedin’ the habit.

   “But don’t tell me you can’t kick it if you want to. When I hear a junkie tell me he wants to kick the habit but he just can’t I know he lies even if he don’t know he does. He wants to carry the monkey, he’s punishin’ himself for somethin’ ’n don’t even know it. It’s what I was doin’ for six years, punishin’ myself for things I’d done ’n thought I’d forgot. So I told myself hwo I wasn’t to blame for what I done in the first place, I was only tryin’ to live like everyone else ’n doin’ them things was the only way I had of livin’. Then I got forty grains ’n went up to the room ’n went from monkey to nothin’ in twenny-eight days ’n that’s nineteen years ago ’n the monkey’s dead.”
“The monkey’s never dead, Fixer,” Frankie told him knowingly.“

NelsonAlgren

Nelson Algren (28 maart 1909 – 9 mei 1981)

 

De Nederlandse dichter Chrétien Breukers werd geboren op 28 maart 1965 in het Limburgse Leveroy. Zie ook mijn blog van 12 oktober 2008 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

OFFERFEEST

Ik ben lam en slager, prooi en jager.
Zonder mij bestaat de jager niet.
Zonder mij verlabbekakt de prooi.

Het mes dat mij de keel afsnijdt, is scherp
en wordt met vakmanschap bestuurd.
De man die mij de keel afsnijdt, is zacht
en prevelt troost en streelt mijn vacht.

Bloed. Het stinkt. Ik gorgel. Nog even
en in mijn hoofd wordt alles licht.
De slager doet mijn ogen dicht.
Ik ben voedsel op het offerfeest.

Zonder ons gaat dat dit jaar niet door.
Ik ben de slager en ik steek het lam.
Ik ben het lam en laat de slager doen.

 

Ik ben voorzegd, verwekt, vermoord

Ik ben ter helle neergedaald. Via de trappen
van het licht ging ik, wantrouwig en gestaag,
omhóóg. Ik was zelfs voor ik leefde

zo verweven met de tekst die mij beschrijven
zou. Ik was het zelf, maar kon daar niets
aan doen. Mijn huid omgaf steeds ijler leegte.

Steeds blinder zou ik tasten naar zijn
lijfelijk bestaan. Steeds dover zou ik
luisteren naar slechts één woord.

Het is de leegte en het rekt zich uit.
Het houdt zich stil en laat mij ongewis.
Het is mijn vader en hij is er niet.

chretien_breukers

Chrétien Breukers (Leveroy,  28 maart 1965)

 

De Amerikaanse schrijfster Lauren Weisberger werd geboren op 28 maart 1977 in Scranton, Pennsylvania en verhuisde op haar elfde naar Allentown, Pennsylvania, waar ze les volgde aan Parkland High School. In 1999 behaalde ze een diploma in Engels aan Cornell University. Na haar studies maakte ze een reis door Europa, Israël, Egypte, Jordanië, Thailand, India, Nepal en Hong Kong. Na die wereldreis scoorde ze haar eerste echte job: assistente van de hoofdredactrice van Vogue, Anna Wintour. Over deze job schreef ze haar eerste boek, The Devil Wears Prada. Daarna volgden, in 2005, Gucci & Gossip en, in 2008, Chanel Chic. The Devil Wears Prada werd in 2006 verfilmd.

Uit: The Devil Wears Prada

“The light hadn’t even officially turned green at the intersection of 17th and Broadway before an army of overconfident yellow cabs roared past the tiny deathtrap I was attempting to navigate around the city streets. Clutch, gas, shift (neutral to first? Or first to second?), release clutch, I repeated over and over in my head, the mantra offering little comfort and even less direction amid the screeching midday traffic. The little car bucked wildly twice before it lurched forward through the intersection. My heart flip-flopped in my chest. Without warning, the lurching evened out and I began to pick up speed. Lots of speed. I glanced down to confirm visually that I was only in second gear, but the rear end of a cab loomed so large in the windshield that I could do nothing but jam my foot on the brake pedal so hard that my heel snapped off. Shit! Another pair of seven-hundred-dollar shoes sacrificed to my complete and utter lack of grace under pressure: this clocked in as my third such breakage this month. It was almost a relief when the car stalled (I’d obviously forgotten to press the clutch when attempting to brake for my life). I had a few seconds–peaceful seconds if one could overlook the angry honking and varied forms of the word “fuck” being hurled at me from all directions–to pull off my Manolos and toss them into the passenger seat. There was nowhere to wipe my sweaty hands except for the suede Gucci pants that hugged my thighs and hips so tightly they’d both begun to tingle within minutes of my securing the final button. My fingers left wet streaks across the supple suede that swathed the tops of my now numb thighs. Attempting to drive this $84,000 stick-shift convertible through the obstacle-fraught streets of midtown at lunchtime pretty much demanded that I smoke a cigarette.”

 

weisbergerx

Lauren Weisberger (Scranton, 28 maart 1977)

 

De Russische schrijver Maksim Gorki (pseudoniem van Aleksej Maksimovitsj Pesjkov) werd geboren in Nizjni Novgorod op 28 maart 1868. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008

Uit: The Lower Depths

“PEPEL: I told you — I’m through with being a thief, so help me God! I’ll quit! If I say so, I’ll do it! I can read and write — I’ll work — He’s been telling me to go to Siberia on my own hook — let’s go there together, what do you say? Do you think I’m not disgusted with my whole life? Oh — Natasha — I know . . . I see . . . I console myself with the thought that there are lots of people who are honored and respected — and who are bigger thieves than I! But what good is that to me? It isn’t that I repent . . . I’ve no conscience . . . but I do feel one thing: One must live differently. One must live a better life . . . one must be able to respect one’s own self . . . I’ve been a thief from childhood on. Everybody always called me “Vaska — the thief — the son of a thief!” Oh — very well then — I am a thief — . . . just
imagine — now, perhaps I am a thief out of spite — perhaps I’m a thief because no one ever called me anything different. Come with me. You’ll love me after a while! I’ll make you care for me . . . if you’ll just say yes! For over a year I’ve watched you . . . you’re a decent girl . . . you’re kind — you’re reliable — I’m very much in love with you. Please — feel a little sorry for me! My life isn’t all roses — it’s a hell of a life . . . little happiness in it . . . I feel as if a swamp were sucking me under . . . and whatever I try to catch and hold on to, is rotten . . . it breaks . . . Your sister — oh — I thought she was different . . . if she weren’t so greedy after money . . . I’d have done anything for her sake, if she were only all mine . . . but she must have someone else . . . and she has to have money — and freedom . . . because she doesn’t like the straight and narrow . . . she can’t help me. But you’re like a young fir-tree . . . you bend, but you don’t break. . . . Come, Natasha! Say yes!”

 

Gorki

Maksim Gorki  (28 maart 1868 – 18 juni 1936)

 

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: Trailerpark

The story of Flora Pease, how she got to be the way she is now, isn’t all that uncommon a story, except maybe in the particulars. You hear often in these small New Hampshire towns of a woman no one will deal with anymore, except to sell her something she wants or needs-food, clothing or shelter. In other words, you don’t have a social relationship with a woman like Flora, you have an economic one, and that’s it. But that’s important, because it’s what keeps women like Flora alive, and after all, no matter what you might think of her, you don’t want to let her die, because if you’re not related to her somehow, you’re likely to have a friend who is, or your friend will have a friend who is, which is almost the same thing in a small town. And not only in a small town, either-these things are true for any group of people that knows its limits and plans to keep them.

When Flora Pease first came to the trailerpark and rented number 11, which is the second trailer on your left as you come in from Old Road, no one in the park thought much about her one way or the other. She was about forty or forty five, kind of flat-faced and plain, a red-colored person, with short red hair and a reddish tint to her skin. „

russell-banks-190

Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

 

De Vlaamse roman- en toneelschrijver Walter van den Broeck werd geboren in Olen op 28 maart 1941. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: Het Beleg van Laken

Net als in België zelf schuurden ook thuis twee aan elkaar tegengestelde kulturen en temperamenten met veel misbaar langs elkaar heen. De braam die zich tussen de smalle raakvlakken vormde ben ikzelf, een mengsel van Germaans en Latijns puin, en het gekrijs waarmee het tot stand kwam is mijn moedertaal: een krom Nederlands met Franse strukturen. Als de heer Loracq gelijk heeft, ben ook ik uiteindelijk een product van Schoonenberg, net als België zelf. Als hij gelijk heeft, ben ik onmiskenbaar een Belg, misschien wel een van de weinige èchte.”

walter-van-den-broeck300

Walter van den Broeck (Olen, 28 maart 1941)

 

De Zweedse schrijfster Marianne Fredriksson werd geboren in Göteborg op 28 maart 1927. Zie ook mijn blog van 12 februari 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: Two Women

“We meet in the garden center.
We are separated by a huge trolley, some three meters by eight, filled with thousands of pansies. An unruly blue and purple sea, with flashes of yellow like waves glittering in the sun.
She is standing directly opposite me, and her face reflects my own delight. I gesture towards the flowers, saying something about how wonderful they look. She smiles broadly and replies that there is nothing like flowers for making you feel that life’s worth living. “Or maybe small children too,” she adds. This startles me. She speaks good but accented Swedish and I realize she must be an immigrant, perhaps from Chile.
“I haven’t thought about it like that,” I say. “But you’re right, of course.”
Then we both react to the wind rattling the panes in the roof of the tall greenhouse and agree that it is too early in the year to plant our pansies. Every night still brings a touch of frost. “And then there’s the wind,” she says.
We hug our coats tighter as we walk from the greenhouse to the shop.
“My name’s Ingegerd,” I tell her. “People call me Inge.”
“And I’m called Edermira, but here in Sweden it’s Mira.”
We nod, as if to signify that things somehow feel right. I am curious about her.
A little later Mira is speaking quickly and eagerly to the girl behind the counter. She is asking for the bulbs of . . . She is forced to halt, close her eyes, think and find the right name. In Spanish.”

Marianne_Fredriksson

Marianne Fredriksson (28 maart 1927 – 11 februari 2007)

 

De Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal werd geboren in Brno-Židenice op 28 maart 1914. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: In-House Weddings (Vertaald door Tony Liman)

“THE BUILDING I WAS LOOKING FOR WAS QUITE FINE-OUT IN FRONT of its main entrance stood a gas lamppost; the sidewalk, once checkered, had most certainly been torn up ages ago and most recently filled in again. The gas lamp was already lit, so I was able to decipher the house number correctly: twenty-four. When I stepped inside, the hallway smelled of the cold and spilled wine. The walls were damp, peeling like puff pastry. When I walked through the hallway, out into the small courtyard, I had to jump back. A blonde in violet panties and bra was splashing bucketfuls of water around the yard, up as high as the windows, then brushing the water away into the gutter. She was in a sweat, scowling, focused on her work. Again she took a bucket of water, a bucket into which the water gushed from an open tap, hung the empty bucket on the brass tap, and again splashed water onto the cement yard. I said, “Is Miss Liza home?”

“She’s not, but ask the doctor, he’s washing floors, too, you see we need to keep it clean here, the whole building walks past my windows, and I’m a neat woman!” So said the saturnine blonde, and perhaps in an effort to prove what she said, she collided with my shoulder in pushing by into the hallway to flick the switch on in her room, and I could actually see her place was unbelievably clean: a polished stove and a polished wardrobe, atop which lay an ostrich-feather fan, and under the window was a plushly upholstered couch decorated with velvet pillows, and a table laid with a tablecloth, in the center of which glowed a vase full of artificial flowers, wild poppies.”

Bohumil_Hrabal_by_Kubik_1994_01

Bohumil Hrabal (28 maart 1914 – 3 februari 1997)

 

De Franstalige dichter uit Guyana Léon-Gontran Damas werd geboren op 28 maart 1912 in Cayenne. Zie ook mijn blog van 12 februari 2007.

Bouclez-la

Bouclez-
la
muselez-

la

fermez-

la

vous toutes

avec vos guilleris de moinesses

avec

vos gloussements

de nonnes refoulées

qui voulez l’être

souhaitez l’être

priez dieu pour l’être

de tout votre être

Bouclez-la

muselez-la

fermez-la

Un mot

un seul de plus

et je

et je vous

et je vous vi

et je vous vi-o-le

et je vous viole à la cousin germain D’CHIMBO

le ROUN’GOU

dont la terreur invisible

berçait à la nuit tombée

naguère encore

les filles impubères

de mon Pays

 

damas-f

Léon-Gontran Damas (28 maart 1912 – 22 januari 1978)

 

De Franse schrijver en dramaturg Éric-Emmanuel Schmitt werd geboren op 28 maart 1960 in Lyon. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: Monsieur Ibrahim und die Blumen des Koran (Vertaald door Annette Bäcker, Paul Bäcker)

Zweihundert Francs waren also im Schweinebauch. Zweihundert Francs, das war der Preis für ein Mädchen in der Rue de Paradis. Das mußte zahlen, wer ein Mann werden wollte. Die ersten haben mich nach meinem Ausweis gefragt. Trotz meiner Stimme, trotz meines Gewichts – ich war dick wie ein Sack Zucker – zweifelten sie daran, daß ich sechzehn war, wie ich behauptet hatte, wahrscheinlich hatten sie mich in all den letzten Jahren mit meinem Einkaufsnetz vorbeigehen und heranwachsen sehen. Am Ende der Straße, in dem Toreingang, stand eine Neue. Sie war mollig und schön wie ein Bild. Ich zeigte ihr mein Geld. Sie lächelte. »Und du bist sechzehn?« »Ja, seit heute morgen.« Wir sind raufgegangen. Ich konnte es kaum glauben, sie war zweiundzwanzig, sie war alt, und sie war ganz für mich da. Sie hat mir erklärt, wie man sich wäscht, und dann, wie man Liebe macht … Natürlich wußte ich das schon, aber ich hab sie reden lassen, damit sie sich besser fühlt, außerdem mochte ich ihre Stimme, sie klang ein bißchen trotzig, ein bißchen traurig. Die ganze Zeit über war ich halb ohnmächtig. Zum Schluß hat sie mir dann übers Haar gestreichelt und sanft gesagt: »Du mußt wiederkommen und mir ein kleines Geschenk mitbringen.« Das hätte mir meine Freude beinahe vermasselt: Ich hatte das kleine Geschenk vergessen. Da haben wir’s, ich war ein Mann, getauft zwischen den Schenkeln einer Frau, ich konnte mich kaum auf den Beinen halten, so zitterten mir noch die Knie, und schon begann der Ärger: Ich hatte das berühmte kleine Geschenk vergessen.”

 

eric-emmanuel-schmidt

Éric-Emmanuel Schmitt (Lyon, 28 maart 1960)

 

De Deens-Duitse dichter Adolph Wilhelm Schack von Staffeldt werd geboren op 28 maart 1769 in Garz / Rügen. Hij stamde uit een oud adelijk geslacht uit Pommern, maar besloot Deen te worden. Tussen 1795 en 1800 reisde hij door Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en Italië. Zijn brieven en gedichten, tijdens deze reizen ontstaan werden in de Deense salons veel gelezen, evenals zijn uitvoerige Wiener Tagebuch.

Die Herbstrose

Zwar kann nicht mehr ich mit dem Jüngling ringen
die Kniee brechen, und die Sehn’ erschlafft,
im Herzen aber fühl´ich Jünglingskraft
und schlag den Äther mit des Geistes Schwingen.

Drum kann ich auch das All der Welt durchdringen
und mir zueignen, was Natur erschafft,
erlösen,selig-liebend aus der Haft,
was noch beharret in der Selbstheit schlingen.

Drum müsstest du, o süsses Mädchen! mir,
an meiner Liebe Inbrunst mir erwarmen
und liebend lächeln in des Sängers Armen:

Der späten Rose gleich, des Gartens Zier,
die, wenn der Herbst, dem Sommer gleich, entbrennet,
zu diesem nicht, zu jenem sich bekennet

Staffeldt

Schack von Staffeldt (28 maart 1769 – 26 december 1826)

 

De Franse dichter, schrijver en criticus Arsène Houssaye werd geboren op 28 maart 1815 in Bruyères. In 1836 verschenen zijn romans „La couronne de bluets“ en „La pécheresse“. Hij was bevriend met de schrijvers Jules Janin en Théophile Gautier die de deuren van de Parijse salons voor hem openden. In 1849 werd hij administrator van de Comédie-Française. In de zeven jaar dat hij er werkte wist hij aardig wat successen te behalen, zowel op artistiek als op financieel gebied.

Uit: Les grandes dames

« Les curieuses des bords du Lac se demandaient ce jour-là avec inquiétude pourquoi M. de Parisis n’avait pas encore paru ?
Jean-Octave de Parisis, surnommé Don Juan de Parisis, était un homme du plus beau monde parisien ;-un dilettante partout, à l’Opéra, à la Comédie-Française, dans l’atelier des artistes ;-un virtuose quand il conduisait son breack victorieux, quand il jouait au baccarat, quand il pariait aux courses, quand il prêchait l’athéisme, quand il donjuanisait avec les femmes.
C’est un quasi-ambassadeur. Aussi, selon les perspectives, disait-on :-C’est un homme sérieux,-ou :-C’est un désoeuvré.
Les femmes disaient : «Il porte l’Enfer avec lui.»
Le duc de Parisis n’était pas au bord du Lac, parce qu’il se promenait à cheval dans l’avenue de la Muette. Il avait pris le chemin des écoliers pour suivre un landau à huit ressorts. C’est que dans ce landau il voyait une jeune fille qu’il n’avait jamais rencontrée, lui qui connaissait toutes les femmes et toutes les jeunes filles du beau Paris, comme Théophile Gautier connaissait toutes les figures du Louvre.
Cette jeune fille était accompagnée d’une dame en cheveux blancs qui avait grand air. Toutes deux descendirent de voiture pour se promener dans une allée solitaire, en femmes qui ne vont au Bois que pour le bois.”

houssaye

Arsène Houssaye (28 maart 1815 – 26 februari 1896)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 28 maart 2007.

De Nederlandse dichter en romanschrijver Martien Beversluis werd geboren in Barendrecht op 28 maart 1894

Eugenio Montale, Robert Fitzgerald, Paul Engle, Paula von Preradović, Chrétien Breukers

 De Italiaanse dichter Eugenio Montale werd geboren in Genua op 12 oktober 1896. Zie ook mijn blog van 12 oktober 2007.

 

 At the Threshold

Be pleased if the wind that enters the orchard
brings back the surge of life:
here where a dead tangle of memories
sinks and founders,
there was no garden, only a reliquary.

The flapping you hear is not flight
but a commotion in the eternal womb;
you see how this strip of solitary earth
transforms itself into a crucible.

Beyond the sheer wall is rage.
If you proceed, you might bump into
perhaps you mightthe saving apparition:
here the stories are composed, the acts
that the game of the future will cancel.

Look for a broken link in the net
that holds us down, jump out and flee!
Go, I’ve prayed this for younow my thirst
will be lighter; the rust less bitter. . .

 

 

Again and Again I Have Seen Life’s Evil

Again and again I have seen life’s evil:
it was the strangled brook, still gurgling,
it was the curling of the shriveled leaf,
it was the fallen horse.

I have known no good except the miracle
that reveals the divine Indifference:
it was the statue in the drowsy trance
of noon, the cloud, the cruising falcon.

 

 

To Spend the Afternoon

To spend the afternoon, absorbed and pale,
beside a burning garden wall;
to hear, among the stubble and the thorns,
the blackbirds cackling and the rustling snakes.

 

On the cracked earth or in the vetch
to spy on columns of red ants
now crossing, now dispersing,
atop their miniature heaps.

To ponder, peering through the leaves,
the heaving of the scaly sea
while the cicadas’ wavering screech
goes up from balding peaks.

And walking out into the sunlight’s glare
to feel with melancholy wonder
how all of life and its travail
is in this following a wall
topped with the shards of broken bottles.

 

Vertaald door David Young

montale1
Eugenio Montale (12 oktober 1896 – 12 september 1981)

 

 

De Amerikaanse dichter, criticus en vertaler Robert Stuart Fitzgerald werd geboren op 12 oktober 1910 in Springfield, Illinois. Hij studeerde in Harvard en in 1931, nog tijdens zijn studie, publiceerde hij zijn eerste gedichten in Poetry Magazine. Na zijn afstuderen werkte hij een jaar voor The New York Herald Tribune en later verschillende jaren voor Time. Hij werd vervolgens poëzieredacteur bij The New Republic en volgde Archibald MacLeish op hoogleraar Rhetoric and Oratory Emeritus aan Harvard in 1965. Fitzgerald was alom gewaardeerd als een van de meest poëtische vertalers van met name Latijn en Grieks in de Engelse taal.

COSMOLOGY

Lifting yesterday’s body in the light:
Wide lonely circles and the head a stone,
A planet picked out in exploded night.
The clouds are clouds of stars, the calmly grown

Flower of time assumes its sudden stem.
In this heavenly surf the world is hung
Without a sound and lustrous like a gem,
The vision that is not inscribed nor sung.

 

LIGHTNESS IN AUTUMN

The rake is like a wand or fan,
With bamboo springing in a span
to catch the leaves that I amass
In bushels on the evening grass.

I reckon how the wind behaves
And rake them lightly into waves
And rake the waves upon a pile,
Then stop my raking for a while.

The sun is down, the air is blue,
And soon the fingers will be, too,
But there are children to appease
With ducking in those leafy seas.

So loudly rummaging their bed
On the dry billows of the dead,
They are not warned at four and three
Of natural mortality.

Before their supper they require
A dragon field of yellow fire
To light and toast them in the gloom.
So much for old earth’s ashen doom.

fitzgerald
Robert Fitzgerald (12 oktober 1910 – 16 januari 1985)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Paul Engle werd geboren op 12 oktober 1908 in Cedar Rapids. Hij studeerde aan de universiteit van Iowa, de Columbia University en in Oxford. Met zijn eerste bundel Worn Earth won hij de Yale Series of Younger Poets. Zijn tweede bundel American Song (1934) was zelfs korte tijd een bestseller. Engle gaf jaren lang leiding aan de Iowa Writers’ Workshop (1941 – 1965) en haalde grote namen als Robert Lowell, John Berryman, en Kurt Vonnegut naar de faculteit.

MOVING IN

Don’t wait for the wind to blow you through the door,
If you need help, here is my hand, I said.
Don’t let my walking on the hollow floor
Frighten you, only the dark air is dead.
People more than things can fill a house.
Sit by me on these boxes in the gloom,
Here, with our crumbs of living, like a mouse,
While the fire burns the strangeness from the room.

You answered: Something makes me want to hide
In open air from walls where cobwebs cling.
It’s here in me and not with you inside,
Neither an emptiness the years have made,
Nor a house bare of any human thing,
But being afraid that I will be afraid.

engle_paul
Paul Engle (12 oktober 1908 – 25 maart 1991)

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Paula von Preradović werd geboren op 12 oktober 1887 in Wenen. Zij debuteerde in 1933 met de bundel Dalmatinische Sonette. In 1947 schreef zij de tekst van de nationale hymne van Oostenrijk.

 

Land der Berge, Land am Strome

Land der Berge, Land am Strome,

Land der Äcker, Land der Dome.

Land der Hämmer, zukunftsreich.

Heimat bist du großer Söhne,

Volk begnadet für das Schöne,

Vielgerühmtes Österreich,

Vielgerühmtes Österreich.

Heiß umfehdet, wild umstritten,

Liegst dem Erdteil du inmitten

Einem starken Herzen gleich.

Hast seit frühen Ahnentagen

Hoher Sendung Last getragen,

Vielgeprüftes Österreich,

Vielgeprüftes Österreich.

Aber in die neuen Zeiten

Sieh uns festen Glaubens schreiten,

Stolzen Muts und hoffnungsreich.

Lass uns brüderlichen Chören,

Vaterland dir Treue schwören,

Vielgeliebtes Österreich.

 

PaulaVonP
Paula von Preradović (12 oktober 1887 – 25 mei 1951)

 

 

Gezien het geringe aantal literaire verjaardagen vandaag is er wat ruimte over:

De Nederlandse dichter Chrétien Breukers werd geboren op 28 maart 1965 in het Limburgse Leveroy. Zijn eerste gedichten schreef Breukers begin jaren tachtig, onder invloed van het werk van Adriaan Roland Holst, waar hij nog steeds een zwak voor heeft. Het zou nog tot 1990 duren voordat hij debuteerde in het tijdschrift De Tweede Ronde. Hij publiceerde daarna nog in diverse tijdschriften, zoals Maatstaf, Optima, Hollands Maandblad, Bunker Hill, de Poëziekrant en Zwart IJs. In 2004 nam hij het initiatief om de Windroosreeks nieuw leven in te blazen, en met succes. Na wat kleine geschillen met de uitgever van de reeks vertrok hij om de Contrabas op te richten. De eerste delen in die reeks verschenen in februari 2006, bij uitgeverij BnM. Breukers is hoofdredacteur (a.i.) van de gelijknamige weblog: de Contrabas.In 2006 verscheen 25 jaar Nederlandstalige poëzie, 1980-2005, in 666 en een stuk of wat gedichten..

 

Werk o.a.: Vandaag in deze stad, 1991, De Stoofsteeg en andere gedichten, 1999, Korte geschiedenis van het voorafgaande, 2005, Tongebreek & Niemendal (2008)

 

GEBIEDENDE WIJS

Probeer het, wie weet of het bevalt.
Je went er aan, went er heus wel aan;
Went veel eerder dan je had gedacht.

Heeft niets te begrijpen, hoeft het niet.
Begrijpen? En áls je al begreep.
Altijd een volmaakt verkeerd moment.

Moet niet wartaal spreken, mag dat niet.
Wartaal brabbelen, moet dapper doen.
Laat dan zien dat je zo dapper bent.

Moet dapper zijn en nog meer dapper.
Moet krijger zijn en oorlog voeren.
Moet met alle vlaggen wapperen.

Nee, moet in het leven treden. Moet
hier zijn, niet alleen afzijdig. Moet
bij mij komen en gelukkig zijn.

 

Urbi, orbi, Ufarsin

Op een paarse slee word ik gebracht.
God is loom, nee, God is dood. Vanuit
mijn kist geef ik geen zegen: urbi,
orbi, ufarsin. Het lijkt alsof

het kaf van eeuwen opstuift waar ik
langs de wegen word gevoerd. Mijn keel
is als vergrendeld. Heel mijn lichaam
is geolied en gezalfd. Memento

dat er altijd iemand ergens wakker
schrikt en naar zijn lichaam tast. De slee
glijdt verder. God is bijna wakker.

Prevelt onomkeerbaarheid. Stevent
op de voordeur af. Vér weg staat een
verse roedel tamme honden klaar.

Breukers
Chrétien Breukers (Leveroy,28 maart 1965)
Sint Barbarakerk, Leveroy

Walter van den Broeck, Mario Vargas Llosa, Maksim Gorki, Russell Banks, Marianne Fredriksson, Bohumil Hrabal, Chrétien Breukers, Éric-Emmanuel Schmitt, Martien Beversluis

De Vlaamse roman- en toneelschrijver Walter van den Broeck werd geboren in Olen op 28 maart 1941. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: Meester Streuvels en de minieme ontregeling

“Neem nu ‘De oogst’ van Stijn Streuvels. Het is een verhaal van nog geen honderd bladzijden, maar ik doe er graag mijn petje voor af. Het dient zich aan als een naïeve love-story, maar middels een gewaagde maar geslaagde ingreep op de traditionele verhaalcurve, verandert het in een stukje sociaal geëngageerde epiek. Ik kom daar straks op terug. Eerst een anekdote.

Vorig jaar zit ik naar een of andere boerenfilm te kijken. Hij begint met een panoramisch shot van een immens graanveld. In de rechter onderhoek van het beeld maakt een handvol boeren ritmische maaibewegingen. Het is een aandoenlijk tafereel dat de strijd toont tussen de kleine mens en de geweldige natuur. Met natuur bedoel ik hier niet het schier oneindige graanveld, want dat is eigenlijk cultuur, maar wel de brandende zon die dat maaien tot een marteling maakt. Het vogelperspectief veroorzaakt een grote deernis bij de kijker. Hij ziet wat die boeren niet zien: de onvoorstelbare hoeveelheid werk die nog verricht moet worden. Mijn allereerste reactie is er een van herkenning. Ik ben ervan overtuigd dat ik die film al eens eerder heb gezien. Maar naarmate de intrige zich ontwikkelt blijkt dat toch niet het geval te zijn. Vanwaar dan die indruk die maar niet wil wijken? Opeens weet ik het! Ik heb hem jaren geleden opgedaan uit ‘De oogst’ van Stijn Streuvels, en hij heeft mij sindsdien, zoals nu blijkt, niet meer verlaten. Van ‘De oogst’ kan ik na al die jaren nog moeiteloos de intrige navertellen en vooral navoelen; van de film die ik dus pas vorig jaar zag, kan ik mij daarentegen, op het openingsbeeld na, niets meer voor de geest halen. Maar ook daar wil ik het eigenlijk niet over hebben.”

Broeck

Walter van den Broeck (Olen, 28 maart 1941)

 

De Peruviaanse schrijver Mario Vargas Llosa in Arequipa werd geboren op 28 maart 1936. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: The Chilean Girls (Vertaald door Edith Grossman)

“That was a fabulous summer. Pérez Prado and his twelve-professor orchestra came to liven up the Carnival dances at the Club Terrazas of Miraflores and the Lawn Tennis of Lima; a national mambo championship was organized in Plaza de Acho, which was a great success in spite of the threat by Cardinal Juan Gualberto Guevara, Archbishop of Lima, to excommunicate all the couples who took part; and my neighborhood, the Barrio Alegre of the Miraflores streets Diego Ferré, Juan Fanning, and Colón, competed in some Olympic games of mini-soccer, cycling, athletics, and swimming with the neighborhood of Calle San Martín, which, of course, we won.
Extraordinary things happened during that summer of 1950. For the first time Cojinoba Lañas fell for a girl—the redhead Seminauel—and she, to the surprise of all of Miraflores, said yes. Cojinoba forgot about his limp and from then on walked around the streets thrusting out his chest like Charles Atlas. Tico Tiravante broke up with Ilse and fell for Laurita, Víctor Ojeda fell for Ilse and broke up with Inge, Juan Barreto fell for Inge and broke up with Ilse. There was so much sentimental restructuring in the neighborhood that we were in a daze, people kept falling in and out of love, and when they left the Saturday night parties the couples weren’t always the same as when they came in. “How indecent!” said my scandalized aunt Alberta, with whom I had lived since the death of my parents.
The waves at the Miraflores beaches broke twice, the first time in the distance, two hundred meters from shore, and that’s where those of us who were brave went to ride them in without a board, and they carried us a hundred meters to the spot where they died only to reform into huge, elegant waves and break again in a second
explosion that carried body-surfers smoothly to the pebbles on the beach.
During that extraordinary summer, at the parties in Miraflores, everybody stopped dancing waltzes, corridos, blues, boleros, and huarachas because the mambo had demolished them. The mambo, an earthquake that had all the couples—children, adolescents, and grown-ups—at the neighborhood parties moving, jumping, leaping, and cutting a figure. And certainly the same thing was happening outside Miraflores, beyond our world and our life, in Lince, Breña, Chorrillos, or the even more exotic neighborhoods of La Victoria, downtown Lima, Rímac, and El Porvenir, where we, the Miraflorans, had never set foot and didn’t ever plan to set foot.”

llosa

Mario Vargas Llosa (Arequipa, 28 maart 1936)

 

De Russische schrijver Maksim Gorki (pseudoniem van Aleksej Maksimovitsj Pesjkov) werd geboren in Nizjni Novgorod op 28 maart 1868. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: THE BIRTH OF A MAN (Vertaald door CJ Hogarth)

 The year was the year ’92– the year of leanness–the scene a spot between Sukhum and Otchenchiri, on the river Kodor, a spot so near to the sea that amid the joyous babble of a sparkling rivulet the ocean’s deep-voiced thunder was plainly distinguishable.

 Also, the season being autumn, leaves of wild laurel were glistening and gyrating on the white foam of the Kodor like a quantity of mercurial salmon fry. And as I sat on some rocks overlooking the river there occurred to me the thought that, as likely as not, the cause of the gulls’ and cormorants’ fretful cries where the surf lay moaning behind a belt of trees to the right was that, like myself, they kept mistaking the leaves for fish, and as often finding themselves disappointed.

 

Over my head hung chestnut trees decked with gold; at my feet lay a mass of chestnut leaves which resembled the amputated palms of human hands; on the opposite bank, where there waved, tanglewise, the stripped branches of a hornbeam, an orange-tinted woodpecker was darting to and fro, as though caught in the mesh of foliage, and, in company with a troupe of nimble titmice and blue tree-creepers (visitors from the far-distant North), tapping the bark of the stem with a black beak, and hunting for insects.

 

gorki

Maksim Gorki (28 maart 1868 – 18 juni 1936)

 

 

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

 

Uit: The Darling

 

After many years of believing that I never dream of anything, I dreamed of Africa. It happened on a late-August night here at the farm in Keene Valley, about as far from Africa as I have been able to situate myself. I couldn’t recall the dream’s story, although I knew that it was in Africa, the country of Liberia, and my home in Monrovia, and that somehow the chimps had played a role, for there were round, brown, masklike faces still afloat in my mind when I awoke, safe in my bed in this old house in the middle of the Adirondack Mountains, and found myself overflowing with the knowledge that I would soon return there.

It wasn’t a conscious decision to return. More a presentiment is all it was, a foreboding perhaps, advancing from the blackest part of my mind at the same rate as the images of Liberia drifted there and broke and dissolved in those dark waters where I’ve stored most of my memories of Africa. Memories of Africa and of the terrible years before. When you have kept as many secrets as I have for as long as I have, you end up keeping them from yourself as well. So, yes, into my cache of forgotten memories of Liberia and the years that led me there — that’s where the dream went. As if it were someone else’s secret and were meant to be kept from me, especially.

And in its place was this knowledge that I would soon be going back — foreknowledge, really, because I didn’t make the decision until later that day, when Anthea and I had finished killing the chickens and were wrapping them in paper and plastic bags for delivery and pickup.”

 

Banks

Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

 

De Zweedse schrijfster Marianne Fredriksson werd geboren in Göteborg op 28 maart 1927. Zie ook mijn blog van 12 februari 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: Hanna’s Daughters

 

Her mind was as clear as a winter’s day, a day as quiet and shadowless as if snow had just fallen. Harsh sounds penetrated, the clatter of dropped enamel bowls and cries. It frightened her. Like the weeping from the next bed slicing into the whiteness.

There were many who cried where she was.

She had lost her memory four years ago, then only a few months later her words had disappeared. She could see and hear, but could name neither objects nor people, so they lost all meaning.

That was when she came to this white country where time was nonexistent. She didn’t know where her bed was or how old she was, but she had found a new way of being and appealed for compassion with humble smiles. Like a child. And like a child, she was wide open to emotions, everything vibrating between people without words.

She was aware she was going to die. That was knowledge, not an idea.
Her family were those who kept her going.

Her husband came every day. He also was wordless but for different reasons: He was over ninety, so he, too, was near the borderline, but he had no wish either to die or to know about it. Just as he had always controlled his life and he
rs, he put up a fierce struggle against the inevitable. He massaged her back, bent and stretched her knees, and read aloud to her from the daily paper. She had no means of opposing him. They had had a long and complicated relationship.

Most difficult of all was when their daughter, who lived in another town, came to visit. The old woman knew nothing of time or distance, and was always uneasy before she came, as if the moment she woke at dawn, she had already sensed the car making its way through the country, at the wheel the woman with all her unreasonable hopes.

Anna realized she was being as demanding as a child. That was no help, and as soon as she gave in, her thoughts slid away: just for once, perhaps, an answer to one of the questions I never had time to ask. After almost five hours of driving, as she turned into the nursing home parking lot, she had accepted that her mother would not recognize her this time, either.
Yet she would ask the questions.”

fredriksson

Marianne Fredriksson (28 maart 1927 – 11 februari 2007)

 

De Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal werd geboren in Brno-Židenice op 28 maart 1914. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: Allzu laute Einsamkeit und andere Texte

 

Fünfunddreißig Jahre lang habe ich Altpapier an der mechanischen Presse gepreßt, fünfunddreißig Jahre lang hab ich mir gedacht, daß ich so, wie ich bisher gearbeitet hätte, ewig weiterarbeiten würde, daß diese Presse mit mir in Pension gehen würde, aber schon drei Tage nachdem ich die gigantische Presse in Bubny gesehen hatte, wurde genau das Gegenteil meiner Träume wahr. Ich kam zur Arbeit, und dort standen zwei junge Männer, ich erkannte sie sofort, es waren Mitglieder jener Brigade der sozialistischen Arbeit, sie waren gekleidet, als wollten sie Baseball spielen, orange Handschuhe und orange amerikanische Schirmmützen und blaue Overalls bis an die Brustwarzen, und unter den Hosenträgern hatten sie grüne Pullis an. Der siegreiche Boß hatte sie in meinen Keller geführt, zeigte auf meine Presse, und die jungen Männer richteten sich hier gleich häuslich ein, sie legten ein sauberes Papier auf den Tisch, und darauf stellten sie ihre Milchflaschen, und ich stand gedemütigt und betroffen daneben, stand völlig zermürbt daneben, und plötzlich, da fühlte ich mit Leib und Seele, daß ich mich nie würde anpassen können, daß ich in der gleichen Lage war wie die Mönche einiger Klöster, die sich, als sie erfahren hatten, daß der Kopernikus ganz andere kosmische Gesetze gefunden hatte als jene, die bis dahin Gültigkeit hatten, daß nämlich nicht die Erde der Mittelpunkt der Welt sei, sondern im Gegenteil, da nahmen sich diese Mönche also massenhaft das Leben, weil sie sich eine andere Welt als die, in der sie und durch die sie bis dahin gelebt hatten, einfach nicht vorstellen konnten. Der Boß sagte mir dann, ich solle den Hof kehren oder helfen oder gar nichts tun, denn ab nächste Woche würde ich im Keller der Verlagsdruckerei Melantrich weißes Papier zu verpacken haben, nichts anderes würde ich mehr verpacken als unbedrucktes weißes Papier. Und da wurde mir ganz schwarz vor den Augen, ich also, der fünfunddreißig Jahre lang nur Papierbrei und Makulatur verpackt hatte, ich, der nicht leben konnte ohne die Überraschung, immer wieder mal ein schönes Buch als Prämie aus dem häßlichen Papier herauszufischen, ich also sollte nun makelloses, unmenschlich reines Papier verpacken.”

 

hrabal_big

Bohumil Hrabal (28 maart 1914 – 3 februari 1997)

 

De Nederlandse dichter Chrétien Breukers werd geboren op 28 maart 1965 in het Limburgse Leveroy. Zie ook mijn blog van 12 oktober 2008.

IMPASSE

We stonden in de keuken. Ik dacht:
‘Straks pak ik haar;’ maar pakken deed ik
niet. Mijn handgebaar verplaatste slechts
ijle waterdamp. Ik praatte oude

dichters na. Ik brabbelde wat over mijn
geschrijf, dat uit de dichte la. En zij,
zij speelde dat ze luisterde en keek
hoe wijzers op de klok verschoven

tot het voorgeschreven uur. Er moest,
er zou echt iets gebeuren. Maar mijn armen
hingen naar beneden. Mijn benen stonden stil.

Het werd avond. Het werd nacht. Het was
de tijd voor geesten en veredelde vermetelen.
Zwijgend stonden we. We waren al gestold.

breukers
Chrétien Breukers (Leveroy,  28 maart 1965)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 maart 2007.

De Franse schrijver en dramaturg Éric-Emmanuel Schmitt werd geboren op 28 maart 1960 in Lyon.

De Nederlandse dichter en romanschrijver Martien Beversluis werd geboren in Barendrecht op 28 maart 1894.