Joost de Vries, Walter van den Broeck, Ada Limón, Mario Vargas Llosa, Chrétien Breukers, Steye Raviez, Nelson Algren, Marianne Frederiksson, Russell Banks

De Nederlandse schrijver Joost de Vries werd geboren op 28 maart 1983 in Alkmaar. Zie ook alle tags voor Joost de Vries op dit blog.

Uit: Oude meesters

‘Sieger, wil je koffie?’ vroeg Mireille Beumer.
‘Nu even niet.’
Mireille Beumer – bijna ontroerde ze hem, hoe ze erbij zat. Bijna. Ingetogen glimlachend, rechte rug, haar handen voor haar buik gevouwen. Overgenomen van een bn’er-blad, momenteel chef Lifestyle maar belast met de taak een nieuw wekelijks katern voor de krant te bedenken. Zo smetteloos als ze eruitzag, zo correct, make-up, haar, outfit. Haar ambitie was zo evident. Iemand die zou proberen de Beste Leerling van de Klas te blijven, hoewel niemand nog cijfers uitdeelde. Ze speelde altijd precies de rol die van haar verwacht werd. ‘Vond je het een mooie dienst?’ zei Mireille. (aimabele gastvrouw.) ‘Alles wat gezegd moest worden werd gezegd.’ ‘Je bedoelt dat het iets voorspelbaars had?’ (serieuze interviewster.) ‘Zijn vrouw zei tegen me dat de uitvaart meer was voor de mensen die hem niet zo goed kenden, dan voor de mensen die hem goed kenden.’ ‘Als wij ons maar herinneren hoe Willem echt was.’ (oprechte rouw.) Hoe was zij echt? Ze schreef geen stuk in de lifestylesectie zonder even in een bijzin te vermelden dat ze een ‘single lady’ was, ze gebruikte termen als ‘nahuwelijk’, en ‘love life’. Sarie had haar een keer ontmoet op een feestje van een glossy waar ze ooit een klusje voor had gedaan. ‘Zij is al heel lang niet aangeraakt,’ was haar enige oordeel. (Sarie kon dat: iets zeggen alsof het de wet was. Ze keek erbij alsof ze vanaf de Tafelberg over de oceaan keek en ze iets leek te zien wat er altijd al was geweest, sinds het begin van de tijd.)
Heerlijk hoe ze het had uitgesproken, kin-duh-run, ze spuwde het uit alsof het de nieuwste in een serie oppervlakkige hypes was. Ergens in haar hart zat een gat zo groot als een babywagen. De eerste keer dat hij haar daarna sprak was ze weer fris en fruitig en deed ze alsof hun gesprek nooit had plaatsgevonden.
Maar liever haar maskerade dan Feiko’s ongemak. Hij zat daar aan die tafel met zijn pens naar voren waardoor je je afvroeg of de overbelaste knoopjes van zijn overhemd niet elk moment de lucht in konden worden gelanceerd.
‘Ik geef deze twee gewoon maar het woord,’ zei Anthony, die niet aan de tafel maar achter zijn bureau iets verderop ging zitten.
De twee keken elkaar even aan, en toen begon de spraakwaterval: We willen je even bijpraten en, als je het goed vindt, even je advies inwinnen, zei Mireille.”

 

 
Joost de Vries (Alkmaar, 28 maart 1983)

 

De Vlaamse roman- en toneelschrijver Walter van den Broeck werd geboren in Olen op 28 maart 1941. Zie ook alle tags voor Walter van den Broeck op dit blog.

Uit:Een lichtgevoelige jongen

“Eerst dacht ik dat ze al wist wat mij was overkomen – moeders weten altijd alles – maar toen zag ik dat zij met haar gedachten helemaal bij vader was die minder jachtig zat te eten dan gewoonlijk. Zijn rechterslaap zag donkerblauw, zijn jukbeen had gebloed en was nu opgezet.
‘Elli, ik rijd straks eens naar Antwerpen’, had hij gisteren bij het middageten aangekondigd.
‘Zie maar dat ge op tijd thuis zijt,’ had moeder geantwoord, ‘ge staat morgen, met de vroege.’
Wanneer was hij thuisgekomen? Voor of na Ward Peeters en Frans Claes, die samen het lied van de kapotte pompbak hadden lopen lallen?
Tastend doopte hij soIdaatjes in een ei. Hij was zo te zien helemaal verdiept in de krant naast zijn bord.
‘Julius en Ethel Rosenberg.’
Die waren nu dood wist ik. Vader zou nu wel tevreden zijn. Dat zou hun leren atoomgeheimen aan de Rus te verkopen. Zo moesten ze allemaal varen, die smerige communisten. Was hij daarom nog altijd thuis? Om de dood van de Rosenbergs te vieren? Ik vond die Rosenbergs ook maar rare lui. Hij met dat brilletje en dat snorretje. En zij met die rare hoed, die hoge wenkbrauwen en dat zuinige mondje. Ze had iets van tante Leen uit Antwerpen. En welke vrouw heette er nu in godsnaam Ethel?
‘Staat hij van twee tot tien?’ vroeg ik. Hij hoorde me toch niet, hij was half doof, en als hij zat te lezen mocht de wereld vergaan.
Mijn zus Elvire schopte me onder tafel en lipte: Onnozelaar!
‘Heeft hij congé?’
‘Hij is vannacht tegen die paal aan de Tweede Halfstraat gelopen’, zei moeder. ‘Onze Staf zal meneer Timmermans bellen.’

 


Walter van den Broeck (Olen, 28 maart 1941)

 

De Amerikaanse dichteres Ada Limón werd geboren op 28 maart 1976 in Sonoma, Californië. Zie ook alle tags voor Ada Limón op dit blog.

 

We Are Surprised

Now, we take the moon
into the middle of our brains
so we look like roadside stray cats
with bright flashlight-white eyes
in our faces, but no real ideas
of when or where to run.
We linger on the field’s green edge
and say, Someday son, none of this
will be yours. Miracles are all around.
We’re not so much homeless
as we are home free, penny-poor,
but plenty lucky for love and leaves
that keep breaking the fall. Here it is:
the new way of living with the world
inside of us so we cannot lose it,
and we cannot be lost. You and me,
are us and them, and it and sky.
It’s hard to believe we didn’t
know that before; it’s hard to believe
we were so hollowed out, so drained,
only so we could shine a little harder
when the light finally came.

 

Downhearted

Six horses died in a tractor-trailer fire.
There. That’s the hard part. I wanted
to tell you straight away so we could
grieve together. So many sad things,
that’s just one on a long recent list
that loops and elongates in the chest,
in the diaphragm, in the alveoli. What
is it they say, heart-sick or downhearted?
I picture a heart lying down on the floor
of the torso, pulling up the blankets
over its head, thinking this pain will
go on forever (even though it won’t).
The heart is watching Lifetime movies
and wishing, and missing all the good
parts of her that she has forgotten.
The heart is so tired of beating
herself up, she wants to stop it still,
but also she wants the blood to return,
wants to bring in the thrill and wind of the ride,
the fast pull of life driving underneath her.
What the heart wants? The heart wants
her horses back.

 

 
Ada Limón (Sonoma, 28 maart 1976)

 

De Peruviaanse schrijver Mario Vargas Llosa werd geboren op 28 maart 1936 in Arequipa. Zie ook alle tags voor Mario Vargas Llosa op dit blog.

Uit: Voor uw liefde (Vertaald door Arie van der Wal)

“Ze deed haar ogen dicht en luisterde: heel zwak maar regelmatig, zo klonk Chabela’s ademhaling. Ze sliep, droomde misschien, en dus was zij het ongetwijfeld zelf geweest die in haar slaap dichter naar het lichaam van haar vriendin was toe geschoven.
Terwijl ze zich verbaasd en beschaamd opnieuw afvroeg of ze wakker was of droomde, werd Marisa zich eindelijk bewust van wat haar lichaam al wist: ze was opgewonden. Die tere voetzool die haar wreef verwarmde, had haar huid en zinnen in vuur en vlam gezet, en als ze een hand tussen haar benen zou laten glijden, zou ze vast en zeker voelen dat ze nat was. Ben je gek geworden? zei ze bij zichzelf. Opgewonden raken van een vrouw? Sinds wanneer, Marisita? Natuurlijk werd ze in haar eentje ook vaak genoeg opgewonden, en ze had weleens met een kussen tussen haar benen gemasturbeerd, maar daarbij had ze altijd aan een man gedacht.
Voor zover ze zich kon herinneren nooit, maar dan ook nooit, aan een vrouw. En toch deed ze dat nu wél, ze trilde van top tot teen en verlangde er hevig naar dat niet alleen hun voeten elkaar raakten maar ook hun lichamen en dat ze, net als op haar wreef, overal de nabijheid en warmte van haar vriendin zou voelen.
Heel voorzichtig, met bonzend hart, zodanig ademend dat het leek alsof ze sliep, schoof ze een stukje op, totdat ze, ook al raakte ze haar niet aan, merkte dat ze zich nu op hoogstens enkele millimeters van Chabela’s rug, billen en benen bevond. Ze hoorde haar duidelijk ademen en meende een verborgen uitwaseming te bespeuren, die opsteeg uit dat zo nabije lichaam en haar volledig omhulde. Haast werktuiglijk, alsof ze zich niet bewust was van wat ze deed, strekte ze haar rechterhand uit en legde die op de dij van haar vriendin. Leve de avondklok, dacht ze. Ze voelde haar hart sneller kloppen. Chabela zou wakker worden en dan haar hand wegduwen: ‘Wat doe je? Raak me niet aan. Ben je gek geworden? Hoe haal je het in je hoofd.’ Maar Chabela bewoog zich niet en leek nog altijd diep in slaap. Ze hoorde haar in- en uitademen en het was net of die lucht naar haar toe kwam, haar neus en mond binnendrong en haar inwendig verwarmde. Opeens, in al haar opwinding, en dat was echt absurd, moest ze denken aan de avondklok, de stroomstoringen, de ontvoeringen – vooral de ontvoering van Cachito – en de bommen van de terroristen. Wat een land, wat een land!”

 


Mario Vargas Llosa (Arequipa, 28 maart 1936) 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Chrétien Breukers werd geboren op 28 maart 1965 in het Limburgse Leveroy. Zie ook alle tags voor Chrétien Breukers op dit blog.

Uit: Een zoon van Limburg

“De winst ging naar de Hollanders, althans, zo wordt dat in Limburg gezien. En alle bossen die moesten wijken voor de inmiddels verdwenen welvaart? Die bossen waar een onbegrijpelijk provincie-omspannend snelwegennet voor in de plaats is gekomen? Ze zijn weg en blijven weg, en maken van Limburg een doorgangsweg, een geasfalteerde route richting Duitsland, België en het hart van Europa.
De Limburger vertrouwt het allemaal niet, wat zeg ik? Hij heeft het nooit vertrouwd. De hoge heren zitten met hun handen aan zijn dochter en in zijn portemonnee, de burgemeester maakt vuile zaken met provincie en rijk, de fabrieksdirecteur is alleen maar uit op winst en aanzien. En de kleine man? Die kan zich kapotwerken. Vroeger totdat hij stoflongen had of was bezweken onder het boerenwerk, nu totdat hij met AOW en pensioen wordt afgedankt. De Limburger voelt zich genaaid, door alles en iedereen. Daarin heeft de gemiddelde Limburger wel iets van een Surinamer. Hij komt uit een kleine wereld die voornamelijk is gedefinieerd vanuit negatieve gevoelens over de machthebbers. Dit is natuurlijk niet de hele waarheid. Limburgers voelen zich – bijvoorbeeld in culturele zin – wel degelijk met elkaar verbonden. Uiteraard zetten ze zich daarbij af tegen Holland, dat vreemde gebied ergens in de verte, maar de ligging van de provincie vergemakkelijkt samenwerking met Belgen en Duitsers. Er is nog een ander moment waarop Limburgers zich verbonden voelen met elkaar – als ze in het gezelschap zijn van Hollanders. Want niets schept zo’n band als de omgang met de natuurlijke vijand en bond- annex landgenoot. Limburg en de Limburgers bestaan vooral als ze hun plaats moeten bepalen jegens de dierbare vijand, van wie ze zelf deel uit-maken.
Het schrijven van ‘mijn’ verhaal, mijn verhaal over Limburg, heeft therapeutische bijverschijnselen gehad: ik voel me nu meer een Nederlander en tegelijkertijd meer een Limburger dan ooit. Een effect dat ik vooral de Limburgse lezers van dit boek van harte toewens. Helaas wil dat niet zeggen dat Limburg daardoor ineens bestáát. Zoveel toverkracht is het geschreven woord niet gegeven.”

 

 
Chrétien Breukers (Leveroy, 28 maart 1965)
Leveroy, Kerkstraat

 

De Nederlandse fotograaf en schrijver Steye Raviez werd geboren in Amsterdam op 28 maart 1943. Zie ook alle tags voor Steye Raviez op dit blog.

Uit: Spion

“Pos wilde onder geen beding hele of halve sympathisanten van nazisme of fascisme op het congres een podium bieden. Hij streefde veel meer naar een open discussie tussen communistische en niet-communistische filosofen. Er waren de on-vermijdelijke anekdotes.
Volgens een zekere Stuttenheim, voorzitter van de sectie taalfilosofie, waren lang niet alle filosofen in het gezelschap vakbekwaam.Stuttenheim tegen Pos:‘Ik sta op een morgen een kopje koffie te drinken. Staat er een mannetje naast me. Hij kijkt me aan en zegt:“Einstein heeft het nooit begrepen.”Ik zeg:“Wat heeft hij nooit begrepen?”“Dat van die getallen.”Ik zeg: “Van die getallen?”“Nou,” zegt dat mannetje, “je hebt mannelijke en vrouwe-lijke getallen en dat mannelijke kristalliseert zich in het vrou-welijke en dat vrouwelijke manifesteert zich in dat mannelijke.”Toen heb ik mijn kopje koffie neergezet en ben weggelopen, want ik denk: over twee seconden steekt hij weer van wal. Nou wil ik dat ’s avonds aan Pos vertellen en zeg:“Pos, ik heb vanmorgen een krankzinnige ontmoet.”Kijkt die Pos me moedeloos aan en zegt: “Maar eentje?”’De anekdote sloeg gelukkig niet op mijn vader, maar hij zou wel in krankzinnigheid eindigen: midden jaren vijftig werd hij opgenomen in de psychiatrische afdeling van de Sint-Willi-brordusstichting te Heiloo. In medische rapporten uit die tijd was onder meer opgetekend hoe hij tijdens nachtelijke uren dikwijls amok maakte door spiernaakt en kabaal makend rond te struinen in de slaapzalen. Het was op schrijnende wijze dui-delijk hoe zijn geestelijk verval doorzette. Edouard weet zijn recalcitrante gedrag aan de broeders van het gesticht: zolang er familiebezoek was waren ze poeslief, maar zodra men de hielen had gelicht gedroegen ze zich hardvochtig. Hij zou Sint-Willi-brordus nooit meer verlaten.”

 


Steye Raviez (28 maart 1943 – 20 februari 2017)
Hier met Jan Wolkers (links)

 

De Amerikaanse schrijver Nelson Algren werd geboren op 28 maart 1909 in Detroit. Zie ook alle tags voor Nelson Algren op dit blog.

Uit: A Place To Lie Down

“The Negro wriggled his toes, in sleep. Tex’s own feet had gone sockless for months, he too was very tired; but even as he felt himself dozing off he became aware of someone coming toward him. Then a silver badge above small boots, a row of brass buttons and a neck on thighs swung up a winding cindered path twirling a club-on-a-cord like a swagger-stick. Tex saw him coming, shoved Mack, and ran. From behind the picket fence, safe outside, Tex watched. Boots budged Mack until he rolled over, moaning like a sick man. He was sweating in sleep, his mouth drooled saliva, then he woke with a start, his eyes bulging out; there was, for one moment, no flicker of understanding in his eyes.
“White folks’ park, nigger. Git a-goin’ ‘for ah fan yore fanny.”
He twirled his club-on-a-cord significantly, boy-fashion, threatening.
Tex waited on the street. He’d like to josh the nigger a little now. But when the Negro joined him they walked on silently, and Tex said nothing at all.
On a street lined with radios competitively blasting the air into splinters, they sat down on a Keep-Our-City-Clean box. Both were hungry enough to chew their tongues; but they were both too weary to think consistently even about food. Tex rested his feet on the curbstone and watched the gutterflow swirl past.
Much was being borne on that gutter-tide: a frayed cigarbutt came past first; then a red beer-cork; and then, its pages flung wide in a disgraceful death, a copy of Hollywood Gossip came floating by. It lay flat on its back, a whore-like thing. Tex sniped the cigar and the magazine, crushed tobacco onto a dry page, and rolled a rude cigarette. Smoking, he looked at the magazine’s pictures. One page bore a picture of Douglas Fairbanks, Jr., in a stovepipe hat, hugging two girls in onepiece bathing suits. Out of Fairbanks’s ears Tex fashioned four long cigarettes, but the figures of the girls in the bathing suits Tex McKay preserved, studying them as he smoked.
The cigarettes were strong, hence good; he offered Mack one, but the boy shook his head as though he were too tired even to smoke. To make a few more, Tex ripped one of the bathing girls up the middle. He had an odd feeling when he did that, and looked through the book for more bathing girls’ pictures; but there was no other dry page, and he began to feel tired again.”

 

 
Nelson Algren (28 maart 1909 – 9 mei 1981)
Cover biografie

 

De Zweedse schrijfster Marianne Fredriksson werd geboren in Göteborg op 28 maart 1927. Zie ook alle tags voor Marianne Fredriksson op dit blog.

Uit: According to Mary Magdalene (Vertaald door Joan Tate)

“Mary had a great deal to do. Leonidas was to return home that day, thirsty, tired, and hungry. She put the great water pan to the fire and fetched water. As usual at the well, she glanced with gratitude up at the mountains in the south where Daphne’s springs leapt out of the rocks and supplied the town with an abundance of clear fresh water. They were expecting his sister in the afternoon. She was to bring the account book and the two of them were to sit at the big table to enter all the expenses and income from his journey. “Please, God, that trade was good,” said Mary, but her words were largely routine, an unnecessary invocation out into the air. She liked her sister-in-law, but feared those bold eyes that saw straight through you. Mary Magdalene had much to hide. She should have gone to the market the day before. Now she had to hurry down to the marketplace. She was in luck—a large piece of fresh lamb, some smoked fish, and a basket of vegetables and fruit. On her way home she passed the synagogue, and for a moment wished she could go in to Rabbi Amasya and tell him her story, but the thought was only random. She remembered her neighbor had said that Simon Peter and his companions were staying with the rabbi. She pulled down her headcloth and hurried on. She managed to clean the house and fill her jars with flowers from the garden, then finally combed her long hair and fastened it into a long plait round her head. A golden crown; she was proud of her hair. But she was troubled when she looked in the mirror and saw how wide-open her eyes were, dark shadows all around them.
……

When Leonidas arrived, the house smelled of spices, flowers, and roasting lamb. He sniffed at the aroma and laughed aloud with delight. As usual, he took her two hands in his. “Every evening on my journey” he said, “I try to remember how beautiful you are. But I have a poor imagination and you always surpass my images.” “Silly. I’m beginning to grow old.” “You’ll never grow old.” “The eyes of love,” she said, smiling, but then he noticed the dark circles around her eyes. “Mary, something’s happened.”


Marianne Frederiksson (28 maart 1927 – 11 februari 2007)
Göteborg

 

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Russell Banks op dit blog.

Uit: The Angel On The Roof

“When I began writing nearly forty years ago, I wanted to be a poet, but had not the gift and fell in love instead with the short story, the form in prose closest to lyric poetry. Unable to court successfully the queen of the arts, I turned my attention to her lady-in-waiting. This is not a rare form of abandonment (as Faulkner famously observed, “All fiction writers are failed poets”), but in any event, it’s clear enough to me why I abandoned poetry early, almost too early to have failed at it, for the short story. Too many of my close friends at college and shortly afterwards obviously had the gifts (of language, wit, personal charm, good looks–whatever it took to woo and win the favors of the queen’s main muse), and by unavoidable comparison to poetry-writing friends like William Matthews, James Tate, and Charles Simic, I was tongue-tied, humorless, bad-mannered, and homely. No wonder I turned to prose fiction.
Before leaving, however, I did publish a fair number of those early poems in obscure–but not obscure enough- literary magazines and journals and published two chapbooks of poetry in small–but not small enough–editions. They show up now and then in the hands of collectors at book-signings, and it’s all I can do to keep from tearing the book from the collector’s hands and starting an auto-da-fe with it right there in the store. I’m not so much ashamed of those poor poems as embarrassed by the vanity of my youthful ambition, by its evident (to me, now) transparency, and am comforted a bit only by calling to mind Nathaniel Howthorne’s first book, an absolutely awful bodice- ripper entitled Fanshawe, self-published in an edition of perhaps 500 copies that he spent his life afterwards quietly seeking out, purchasing, and destroying by fire, in the process (since he got all but a handful of copies) making it one of the rarest, most expensive books in American literature.
Unable to cohabit with lyric poetry, I, like my illustrious ancestor, took up temporary residence instead with her nearest neighbor, the short story, and only later moved across town as he did, to settle more or less permanently, I thought, with the novel.”

 

 
Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e maart ook mijn blog van 28 maart 2017 en ook mijn blog van 28 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Walter van den Broeck, Joost de Vries, Mario Vargas Llosa, Chrétien Breukers, Steye Raviez, Nelson Algren, Marianne Fredriksson, Russell Banks, Léon-Gontran Damas

De Vlaamse roman- en toneelschrijver Walter van den Broeck werd geboren in Olen op 28 maart 1941. Zie ook alle tags voor Walter van den Broeck op dit blog.

Uit: Lang weekend

“– Joepiehajeejoepiehaho, dacht Hector de Waegenmaeckere. Joepiehajeejoepiehaho, drie dagen vakantie voor de boeg! Hij frunnikte de kraag van zijn regenjas in de vouw, knelde zijn zwartglimmende aktetas met de elleboog tegen zijn zij, en schreed met lange passen door de luchtgetemperde hal. Drie dagen vakantie. De klok boven de glazen deur wees 17u aan. Hector keek instinctmatig op zijn polshorloge, en zong zachtjes de dertien eerste noten van de Brabançonne. (TarAra BOEM tAra rAra rAra BOEM tara.)
In een der zijkantoren kreeg een nijdige schrijfmachine nog vlug een kortstondige zenuwcrisis, en daarna was er nog slechts het steriel gemompel en gehoest van enkele bejaarde bedienden hoorbaar. Hector luisterde naar de forse klank van zijn leren schoenzolen op het beslagen marmer, en stak zijn vrije hand uit naar de ingewikkelde, keramieken deurknop. De deurdrang bood slechts één ogenblik weerstand.
– Elke dag tweemaal indiaans worstelen, dacht hij. Zijn wagentje stond naast de slee van een der molochen, die op de bovenverdieping hun dagelijkse roes uitsliepen in kunstleren fauteuils en af en toe aan gloeiende filters nipten. Hector trok iets te ruw aan zijn linker oorlel, zei: au verdomme! en graaide toen in zijn zak naar zijn contactsleutel. De tijger onder de motorkap begon bij de eerste aanslag luidkeels te brullen. Bescheiden rolde het wagentje het parkeerterrein af. Vinnig drukte Hector op het gaspedaal.
– Drie dagen vakantie. Joepiehajee, dacht hij.
In vierde versnelling raasde hij over het beton. Aan het kruispunt genoot een Amerikaan zo uitvoerig van zijn voorrang dat Hector met een ruk zijn voertuig tot stilstand moest brengen. Hij draaide nerveus het raampje open en riep onvriendelijk:
– Enorm rotkreng van een zondagsrijder! Kan je verdomme niet uitkijken waar je met die afgrijselijke circuskar rijdt, of zijn je poten al zo erg verkalkt dat je niet eens meer behoorlijk met je stuurwiel kan manoeuvreren? Zijn laatste woorden rafelden uit in de wind, want de Amerikaan was reeds uit het gezicht verdwenen. Een voorbijganger keek Hector verbaasd aan en zei:
– Hier mag je niet blijven staan, je moet aan de oneven kant gaan staan.
– Krijg jij maar scheurbuik! gilde Hector, en nijdig rukte hij aan zijn contactsleutel. De motor weigerde. Hector vloog naar buiten en gooide de motorkap open. De tijger was door het bruuske stoppen met zijn staart tussen de schroefbladen klem geraakt. Tranen vloeiden hem uit de ogen.”

 

 
Walter van den Broeck (Olen, 28 maart 1941)
Cover

Lees verder “Walter van den Broeck, Joost de Vries, Mario Vargas Llosa, Chrétien Breukers, Steye Raviez, Nelson Algren, Marianne Fredriksson, Russell Banks, Léon-Gontran Damas”

Walter van den Broeck, Joost de Vries, Mario Vargas Llosa, Chrétien Breukers, Nelson Algren, Marianne Fredriksson, Russell Banks, Léon-Gontran Damas, Éric-Emmanuel Schmitt

De Vlaamse roman- en toneelschrijver Walter van den Broeck werd geboren in Olen op 28 maart 1941. Zie ook alle tags voor Walter van den Broeck op dit blog.

Uit: De vreemdelinge

`Ze zit al de hele middag bij Dries’, zei Lea toen hij binnenkwam en automatisch naar de witte muur keek, waar tot zijn opluchting Poesjkin zijn oude plaats had ingenomen. Wie?’ Wil je koffie of ga je onmiddellijk door naar je werkkamer?’ `Melk en suiker.’ Die dochter van Morris, die Tess.’ `0.’ Bram had niets aan Lea verklapt over haar komst. ‘Is het woensdag vandaag?’ Hij blikte naar de scheurkalender. Terwijl ze samen koffiedronken, hield Bram zich van den domme, maar hij probeerde er toch achter te komen wat er in Lea’s hoofd omging. Die twee lijken goed met elkaar op te schieten. Amber zegt dat hij hele nachten met haar zit te chatten.’ `Amber heeft al ge-sms’t dat het een beeldschone, vlotte en attente meid is. Ik geloof dat die al in stilte hoopt dat het wat wordt tussen die twee. Ze wil de jongelui niet voor de voeten lopen en sleept Raf straks mee de stad in om geld uit te geven. Ze heeft ook gevraagd of ik hun vanavond te eten wil geven.’ ‘Ik mik het’, zei Bram. ‘Het geurt hier naar een galadiner.’ Ze lachten elkaar toe. Lea was blij dat ze weer eens voor iemand anders kon zorgen, en Bram omdat hij hoopte dat Tess zijn oude dag zou verblijden. Om niet de ongezond nieuwsgierige te lijken die hij in dit geval weliswaar was, liep hij na zijn koffie bij Raf binnen en veinsde interesse door te vragen hoe de zaken gingen. Raf keek echter alsof er zopas iemand overleden was. Hij maakte van achter de toonbank een brede, wat lusteloze zwaai. Pas nu zag Bram dat de zaak op een studente met een rugzakje na leeg was, en dat zijn vraag weleens als leedvermaak had kunnen klinken, als een nakomend maar onuitgesproken verwijt ook. Zie je wel, ik had je toch gewaarschuwd? “t Komt door dat aanhoudende hondenweer’, zei Raf.
`Zelfs bij De Keten is het de dood in de pot. Een krant, een weekblad, meer niet.’ Trek het je maar niet aan, bij de eerste droge dag komen ze allemaal uit hun schuilhokken gekropen.’ `Zo is dat!’ Bram stak bij wijze van groet zijn hand op en liep naar buiten. Hij deed een paar passen naar rechts, alsof hij daar een of andere boodschap te doen had, maar toen keerde hij op zijn schreden terug, blikte als een spion door de glazen deur en repte zich, toen hij zag dat Raf de studente met de tas stond te gerieven, snel en ongemerkt naar het antiquariaat. Er was niemand in de winkel. Ze waren dus in het magazijn. Voorzichtig duwde hij de deur open en omvatte met een hand de klepel van het ouderwetse belletje om hen niet aan het schrikken te maken en om eventueel geluidjes op te kunnen vangen van een flirt- of vrijpartijtje, maar onthutst hoorde hij dat in het magazijn een heftige discussie gaande was.”

 
Walter van den Broeck (Olen, 28 maart 1941)

Lees verder “Walter van den Broeck, Joost de Vries, Mario Vargas Llosa, Chrétien Breukers, Nelson Algren, Marianne Fredriksson, Russell Banks, Léon-Gontran Damas, Éric-Emmanuel Schmitt”

Russell Banks, Chrétien Breukers, Maksim Gorki, Bohumil Hrabal, Lauren Weisberger

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Russell Banks op dit blog.

Uit: Trailerpark

“What didn’t make sense was how someone who seemed slightly cracked, as Flora came quickly to seem, could have stayed in the military long enough to end up collecting a pension for it. Here’s how she first came to seem cracked. She sang out loud, in public. That’s the first thing. She supposedly was raised here in Catamount, and though she had moved away when she was a girl, she still knew a lot of the old-timers in town, and she would walk into town every day or two for groceries and beer, singing in a loud voice all the way, as if she were the only person who could hear her. But by the time she had got out to Old Road, she naturally would have passed someone in the park who knew her, so she had to be aware that she wasn’t the only person who could hear her. Regardless, she’d just go right on singing in a huge voice, singing songs from old Broadway musicals, mostly. She knew all the songs from Oklahoma and West Side Story and a few others as well, and she sang them, one after the other, all the way into town, then up and down the streets of town as she stopped off at the A & P, Brown’s Drug Store, maybe Hayward’s Hardware, finally ending up at the Hawthorne House for a beer before she headed back to the trailerpark. Everywhere she went, she sang those songs in a loud voice that was puffed up with feeling if it was a happy song or thick with melancholy if it was a sad song. You don’t mind a person whistling or humming or maybe even singing to him- or herself under his or her breath while he or she does something else, sort of singing absentmindedly. But you do have to wonder about someone who forces you to listen to him or her the way Flora Pease forced everyone within hearing range to listen to her. Her voice wasn’t half-bad, actually, and if she had been singing for the annual talent show at the high school, say, and you were sitting in the audience, you might have been pleased to listen, but at midday in June on Main Street, when you’re coming out of the bank and about to step into your car, it can be a slightly jarring experience to see and hear a person who looks like Flora Pease come striding down the sidewalk singing in full voice…”

 
Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

Lees verder “Russell Banks, Chrétien Breukers, Maksim Gorki, Bohumil Hrabal, Lauren Weisberger”

Russell Banks, Chrétien Breukers, Maksim Gorki, Bohumil Hrabal, Lauren Weisberger

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Russell Banks op dit blog.

Uit: Rule of the Bone

“It actually started with me roaming around the house after school looking for something thatwasn’t boring, porn books or videos maybe, or condoms. Anything. Plus who knows, they might have their own little stash of weed. My mom and especially Ken were seriously into alcohol then but maybe they aren’t as uptight as they seem, I’m thinking. Anything is possible. The house was small, four rooms and a bathroom, a mobile home on cinderblocks like a regular house only without a basement or garage and no attic and I’d lived there with my mom and my real dad from the time I was three until he left which happened when I was five and after that with my mom and Ken who legally adopted me and became my stepfather up until now, so I knew the place like I knew the inside of my mouth.
I thought I’d poked through every drawer and looked into every closet and searched under every bed and piece of furniture in the place. I’d even pulled out all these old Reader’s Digest novels that Ken had found out at the base and brought home to read someday but mainly just to look good in the livingroom and flipped them open one by one looking for one of those secret compartments that you can cut into the pages with a razor and hide things. Nothing. Nothing new, I mean. Except for some old photograph albums of my grandmother’s that my mom had that I found in a box on the top shelf of the linen closet. My mom’d showed them to me a few years ago and I’d forgotten probably because they were mostly pictures of people I didn’t know like my mom’s cousins and aunts and uncles but when I saw them again this time I remembered once looking for pictures of my father from when he was still alive and well and living here in Au Sable and finding only one of him. It was of him and my mom and his car and I’d studied it like it was a secret message because it was the only picture of him I’d ever seen. You’dthought Grandma at least would’ve kept a few other snaps but no.”

 
Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

Lees verder “Russell Banks, Chrétien Breukers, Maksim Gorki, Bohumil Hrabal, Lauren Weisberger”

Russell Banks, Maksim Gorki, Marianne Fredriksson, Bohumil Hrabal

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Russell Banks op dit blog.

 

Uit: Trailerpark

Even her eyes, which happened to be pale blue, looked red, as if she smoked too much and slept too little, which, as it later turned out, happened to be true. Her body was a little strange, however, and people remarked on that. It was blocky and squareshaped, not exactly feminine and not exactly masculine, so that while she could almost pass for either man or woman, she was generally regarded as neither. Shewore mostly men’s clothing, a long, dark blue, wool overcoat or else overalls and workshirts and ankle-high workboots, which again, except for the overcoat, was not all that unusual among certain women who worked outside a lot and didn’t do much socializing. But with Flora, because of the shape of her body, or rather, its shapelessness, her clothing only contributed to what you might call the vagueness of her sexual identity. Privately, there was probably no vagueness at all, but publicly there was. People elbowed one another and winked and made not quite kindly remarks about her when she passed by them on the streets of Catamount or when she passed along the trailerpark road on her way to or from town. The story, which came from Marcelle Chagnon, who rented her the trailer and who therefore ought to know, was that Flora was retired military and lived off a small pension, and that made sense in one way, given people’s prejudices about women in the military, and in another way too, because at that time Captain Dewey Knox (U.S. Army, ret.) was already living at number 6 and so people at the park had got used to the idea of someone living off a military pension instead of working for a living.”

 

Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

Lees verder “Russell Banks, Maksim Gorki, Marianne Fredriksson, Bohumil Hrabal”

Russell Banks, Maksim Gorki, Marianne Fredriksson, Bohumil Hrabal

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008. en ookmijn blog van 28 maart 2009en ook mijn blog van 28 maart 2010.

 

Uit: The Darling

 

„It was at the end of summer, the beginning of an early autumn, and though barely a year ago, it feels like a decade, so much was altered in that year. The decade here: now, that seems like a few days and nights is all, because nothing except the same thing has happened here day after day, season after season, year after year. No new or old returning lovers, no marriages or divorces, no births or deaths, at least among the humans. Just the farm and the world that nourishes and sustains it. Timeless, it has seemed.

The farm is a commercial operation, inasmuch as I sell most of what I grow, but in truth it’s more like an old-fashioned family farm, and to run it I’ve had to give over my personal clock. I’ve had to abandon all my urban ways of measuring time and replace them with the farm’s clock, which is marked off by the needs and demands of livestock and the crops, by the requirements of soil and the surge and flux of weather. It’s no wonder that farmers in the old days were obsessed with the motions of the planets and the waxing and waning of the moon, as if their farms were the bodies of women. I sometimes think it’s because I am a woman — or maybe it’s merely because I lived all those years in Liberia, adapted to African time — that I was able to adapt so easily to the pace and patterns and rhythmic repetitions of nature’s clock and calendar.

It was as usual, then, on that August morning, with the darkness just beginning to pull back from the broad river valley to the forests and the mountains looming behind the house, that I woke at five-thirty and came downstairs wearing my flannel nightgown and slippers against the pre-dawn chill, with the dogs clattering behind me, checked the temperature by the moon-faced thermometer outside the kitchen window (still no frost, which was good, because we’d neglected to cover the tomatoes), and put the dogs out.“

 

 

Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

 

Lees verder “Russell Banks, Maksim Gorki, Marianne Fredriksson, Bohumil Hrabal”

Maksim Gorki, Russell Banks, Marianne Fredriksson, Bohumil Hrabal

De Russische schrijver Maksim Gorki (pseudoniem van Aleksej Maksimovitsj Pesjkov) werd geboren in Nizjni Novgorod op 28 maart 1868. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008. en ook mijn blog van 28 maart 2009

 

Uit: Bemerkungen aus dem Tagebuch. Erinnerungen

 

Das Gebäude des Kreisgerichts brennt.
Das Dach ist schon eingestürzt, im Innern faucht das Feuer, seine gelbrote Watte kriecht aus den Fenstern, schleudert Papierasche in den schwarzen Nachthimmel. Niemand löscht den Brand.
An der Wut des Feuers weiden sich Gaffer, etwa dreißig an der Zahl. Wie schwarze Vögel stehen sie an den alten Kanonen des Artilleriemuseums, sitzen auf den langen Lafetten. Etwas Dummes, Neugieriges geht von diesen Rüsseln der Kanonen aus; irgendwie ausweichend und schief sind sie alle in Richtung der Staatsduma ausgestreckt: dort brodelt das Leben , dorthin werden mit Automobilen und zu Fuß verhaftete Generäle und Minister gebracht , dorthin bewegen sich dunkle Haufen von Menschen.
Ein junge, helle Stimme ruft:
„Genossen! Wer hat ein Stück Brot verloren?“
Bei den Kanonen geht, wie ein Wachposten, ein langer, gebeugter Mensch mit einer zotteligen Fellmütze auf und ab, das Gesicht ist von dem aufgestellten Kragen des Schafspelzes verdeckt. Er bleibt stehen und fragt jemanden in gedämpftem Ton:
„Heißt das, sie haben beschlossen, dass Vorstrafen gestrichen werden? Strafen werden aufgehoben?“
Man antwortet ihm nicht. Die Nacht ist kalt. Die gekrümmten Figuren der Bewohner schauen bewegungslos, fasziniert auf den gewaltigen Scheiterhaufen im Inneren der Mauern. Das Feuer beleuchtet die grauen Gesichter, spiegelt sich in den leblosen Augen. Die Menschen auf den Kanonen wirken irgendwie zerknittert und zerzaust, überraschend nutzlos in dieser Nacht der Wende Russlands auf einen neuen, noch schwierigeren, heroischen Weg.
„Ich sage: und was ist mit den Verbrechern? Gerichte wird es nicht mehr geben?“
Jemand antwortet halblaut, in spöttischem Ton:
„Keine Angst, sie werden dich nicht kränken, du bekommst dein Urteil.“
Und träge schleppt sich das seltsame Gespräch der nutzlosen nächtlichen Menschen dahin:
„Vor Gericht gestellt – das werden sie.“

 

MaksimGorki

Maksim Gorki (28 maart 1868 – 18 juni 1936)

 

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008. en ook mijn blog van 28 maart 2009

Uit: Rule of the Bone

„You’ll probably think I’m making a lot of this up just to make me sound better than I really am or smarter or even luckier but I’m not. Besides, a lot of the things that’ve happened to me in my life so far which I’ll get to pretty soon’ll make me sound evil or just plain dumb or the tragic victim of circumstances. Which I know doesn’t exactly prove I’m telli
ng the truth but if I wanted to make myself look better than I am or smarter or the master of my own fate so to speak I could. The fact is the truth is more interesting than anything I could make up and that’s why I’m telling it in the first place.

Anyhow my life got interesting you might say the summer I turned fourteen and was heavy into weed but I didn’t have any money to buy it with so I started looking around the house all the time for things I could sell but therewasn’t much. My mother who was still like my best friend then and my stepfather Ken had this decent house that my mother’d got in the divorce from my real father about ten years ago and about that she just says she got a mortgage not a house and about him she doesn’t say much at all although my grandmother does. My mom and Ken both had these cheesy jobs and didn’t own anything you could rob at least not without them noticing right away it was gone. Ken worked as a maintenance man out at the airbase which is like being a janitor only he said he was a building services technician and my mom was a bookkeeper at the clinic which is also a nothing job looking at a computer screen all day and punching numbers into it.“

 

Banks

Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

 

De Zweedse schrijfster Marianne Fredriksson werd geboren in Göteborg op 28 maart 1927. Zie ook mijn blog van 12 februari 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008. en ook mijn blog van 28 maart 2009.

Uit: According to Mary Magdalene (Vertaald door Joan Tate)

„She heard him speaking in the marketplace in Antioch, the man called Simon, who came to be called Peter. He was the same as usual. The fisherman from the shore of Lake Gennesaret had kept his lofty figure and rocklike features. And his gaze, childish and shallow.

She also recognized some of his words.

Like an echo.”Love one another,” said the man in the marketplace.

Jesus had said that. But only now had she realized that he had never understood how little love people have.

“Love one another.” The large man repeated the words, giving them a ring of law.

Then she could see that his gaze was ingenuous.

A moment later, Simon spoke of the light that was not to be hidden, and she thought with surprise that Jesus had not known that people were condemned to the shadows.

His own light dazzled him, she thought.

Perhaps that was why he chose the darkest of all deaths.

Then finally the prayer she knew so well. “Our Father . . . ” And the crowd dispersed. A mocking laugh or two could be heard, but they soon ceased. Simon Peter’s words contained a luminosity, a reflection of what had once been said. But they had lost their mystery.Was it a long time ago? Was it still going on? On her way home, she thought about how she had hated the big-mouthed fisherman, and was ashamed. So she tried to pray: “Dear Lord, forgive me my wicked thoughts.”

Then she thought she should never have gone to the meeting. She should have known better. She had needed a great many years to forget, and she now no longer remembered Jesus’ face, nor his hands, nor even his eyes or the mouth forming those amazing words. She had even banished the sweetness of
the night from her memory. The smile was the most difficult. That could afflict her at any time in her everyday life.

A neighboring wife had told her that a prophet from the new sect was to speak in the marketplace in the Jewish sector of the town.

“I’m curious, but daren’t oppose my husband,” she had said.

“I’m curious about the new zealots, too,” Mary had replied, with a bitter smile as she remembered Simon Peter thrice denying the Lord.“

 

Frederikson

Marianne Fredriksson (28 maart 1927 – 11 februari 2007)

 

De Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal werd geboren in Brno-Židenice op 28 maart 1914. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008. en ook mijn blog van 28 maart 2009.

Uit: Allzu laute Einsamkeit und andere Texte (Vertaald door Peter Sacher)

„Fünfunddreißig Jahre lang habe ich Altpapier an der mechanischen Presse gepreßt, fünfunddreißig Jahre lang hab ich mir gedacht, daß ich so, wie ich bisher gearbeitet hätte, ewig weiterarbeiten würde, daß diese Presse mit mir in Pension gehen würde, aber schon drei Tage nachdem ich die gigantische Presse in Bubny gesehen hatte, wurde genau das Gegenteil meiner Träume wahr. Ich kam zur Arbeit, und dort standen zwei junge Männer, ich erkannte sie sofort, es waren Mitglieder jener Brigade der sozialistischen Arbeit, sie waren gekleidet, als wollten sie Baseball spielen, orange Handschuhe und orange amerikanische Schirmmützen und blaue Overalls bis an die Brustwarzen, und unter den Hosenträgern hatten sie grüne Pullis an. Der siegreiche Boß hatte sie in meinen Keller geführt, zeigte auf meine Presse, und die jungen Männer richteten sich hier gleich häuslich ein, sie legten ein sauberes Papier auf den Tisch, und darauf stellten sie ihre Milchflaschen, und ich stand gedemütigt und betroffen daneben, stand völlig zermürbt daneben, und plötzlich, da fühlte ich mit Leib und Seele, daß ich mich nie würde anpassen können, daß ich in der gleichen Lage war wie die Mönche einiger Klöster, die sich, als sie erfahren hatten, daß der Kopernikus ganz andere kosmische Gesetze gefunden hatte als jene, die bis dahin Gültigkeit hatten, daß nämlich nicht die Erde der Mittelpunkt der Welt sei, sondern im Gegenteil, da nahmen sich diese Mönche also massenhaft das Leben, weil sie sich eine andere Welt als die, in der sie und durch die sie bis dahin gelebt hatten, einfach nicht vorstellen konnten. Der Boß sagte mir dann, ich solle den Hof kehren oder helfen oder gar nichts tun, denn ab nächste Woche würde ich im Keller der Verlagsdruckerei Melantrich weißes Papier zu verpacken haben, nichts anderes würde ich mehr verpacken als unbedrucktes weißes Papier“

.

Bohumil_Hrabal_Wall_Prague

Bohumil Hrabal (28 maart 1914 – 3 februari 1997)
Op een muur in Praag

 

Mario Vargas Llosa, Nelson Algren, Chrétien Breukers, Lauren Weisberger, Maksim Gorki, Russell Banks, Walter van den Broeck, Marianne Fredriksson, Bohumil Hrabal, Léon-Gontran Damas, Éric-Emmanuel Schmitt, Schack von Staffeldt, Arsène Houssaye

De Peruviaanse schrijver Mario Vargas Llosa in Arequipa werd geboren op 28 maart 1936. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: Das Fest des Ziegenbocks (Vertaald door Elke Wehr)

“Er wachte auf, gelähmt vom Gefühl einer Katastrophe. Reglos blinzelte er in der Dunkelheit, gefangen in einem Spinnennetz, kurz davor, von einem haarigen Tier voller Augen verschlungen zu werden. Endlich konnte er die Hand zum Nachttisch ausstrecken, auf dem er den Revolver und die Maschinenpistole mit dem eingelegten Magazin aufbewahrte. Aber statt nach de Waffe griff er nach dem Wecker: zehn Minuten vor vier. Er atmete auf. Jetzt war er völlig wach. Alpträume, schon wieder?
Er hatte noch ein paar Minuten; als Pünktlichkeitsfanatiker sprang er nicht vor vier aus dem Bett. Keine Minute früher oder später.
›Der Disziplin verdanke ich alles, was ich bin‹, dachte er. Und diese Disziplin, Kompaß seines Lebens, verdankte er den marines. Er schloß die Augen. Die Zulassungsprüfungen in San Pedro de Macor1´s für die Dominikanische Polizei, die die Yankees im dritten Jahr der Besetzung zu schaffen beschlossen hatten, waren extrem hart. Er bestand sie ohne Schwierigkeiten.
Im Zuge der Ausbildung schied die Hälfte der Anwärter aus. Er genoß jede Übung, bei der Beweglichkeit, Entschlossenheit, Risikobereitschaft oder Widerstandskraft gefragt waren, selbst die brutalen, bei denen es darum ging, Willensstärke und Gehorsam gegenüber dem Vorgesetzten unter Beweis zu stellen: sich mit voller Montur in den Morast werfen oder im Wald überleben, indem man den eigenen Urin trank und sich von Pflanzenstengeln, Gräsern und Heuschrecken ernährte.
Seargent Gittleman hatte ihm die höchste Note gegeben: »Du wirst es weit bringen, Trujillo.« Er hatte es weit gebracht, ja, dank dieser erbarmungslosen, Helden und Mystikern abgeschauten Disziplin, die die marines ihm beigebracht hatten. Er dachte mit Dankbarkeit an den Unteroffizier Simon Gittleman. Ein loyaler, uneigennütziger Gringo in diesem Land von Raffzähnen, Blutsaugern und Idioten. Hatten die Vereinigten Staaten in den letzten einunddreißig Jahren einen aufrichtigeren Freund gehabt als ihn? Welche Regierung hatte sie in der UNO mehr unterstützt? Wer war der erste gewesen, der Deutschland und Japan den Krieg erklärt hatte? Wer schmierte die Repräsentanten, Senatoren, Gouverneure, Bürgermeister, Anwälte und Journalisten der Vereinigten Staaten mit mehr Dollar?”

Llosa

Mario Vargas Llosa (Arequipa, 28 maart 1936)

 

De Amerikaanse schrijver Nelson Algren werd geboren op 28 maart 1909 in Detroit. Dat is vandaag dus precies honderd jaar geleden. Algren groeide op in Chicago en studeerde journalistiek aan de University of Illinois at Urbana-Champaign. In 1933 werd zijn eerste verhaal gepubliceerd. De doorbraak kwam met zijn roman The Man With the Golden Arm over de morfine-verslaafde pokerspeler Frankie Machine, waarvoor hij in 1950 de National Book Award ontving. In zijn volgende boek Chicago, City on the Make (1951) schetste hij een prachtig portret van de nachtzijde van deze stad met zijn achterafsteegjes, corrupte politici en zwendelaars. Destijds was
niet iedereen er blij mee, maar Chicago eerde de schrijver in 1998 door een fontein naar hem te noemen.In de jaren veertig had Algren een affaire met de Franse schrijfster Simone de Beauvoir. In 1949 reiseden zij samen naar Latijns Amerika. In haar roman De Mandarijnen schreef zij over hem (Lewis Brogan in het boek): „At first I found it amusing meeting in the flesh that classic American species: self-made leftist writer. Now, I began taking an interest in Brogan. Through his stories, you got the feeling that he claimed no rights to life and that nevertheless he had always had a passionate desire to live. I liked that mixture of modesty and eagerness.““

Uit: The Man With the Golden Arm

„Louie was the best fixer of them all because he knew what it was to need to get well. Louie had had a big habit–he was one man who could tell you you lied if you said no junkie could kick the habit once he was hooked. For Louie was the one junkie in ten thousand who’d kicked it and kicked it for keeps.

   He’d taken the sweat cure in a little Milwaukee Avenue hotel room cutting himself down, as he put it, “from monkey to zero.” From three full grains a day to one, then half of that and half of that straight down to zero, though he’d been half out of his mind with the pain two nights running and was so weak, for days after, that he could hardly tie his own shoelaces.

Back on the street at last, he’d gotten the chuck horrors: for two full days he’d eaten candy bars, sweet rolls and strawberry malteds. It had seemed that there would be no end to his hunger for sweets.

   Louie never had the sweet-roll horrors any more. Yet sometimes himself sensed that something had twisted in his brain in those nights when he’d gotten the monkey off his back on Milwaukee Avenue.

   “Habit? Man,” he liked to remember, “I had a great big habit. One time I knocked out one of my own teet’ to get the gold for a fix. You call that bein’ hooked or not? Hooked? Man, I wasn’t hooked, I was crucified. The monkey got so big he was carryin’ me. “Cause the way it starts is like this, students: you let the habit feed you first ’n one mornin’ you wake up ’n you’re feedin’ the habit.

   “But don’t tell me you can’t kick it if you want to. When I hear a junkie tell me he wants to kick the habit but he just can’t I know he lies even if he don’t know he does. He wants to carry the monkey, he’s punishin’ himself for somethin’ ’n don’t even know it. It’s what I was doin’ for six years, punishin’ myself for things I’d done ’n thought I’d forgot. So I told myself hwo I wasn’t to blame for what I done in the first place, I was only tryin’ to live like everyone else ’n doin’ them things was the only way I had of livin’. Then I got forty grains ’n went up to the room ’n went from monkey to nothin’ in twenny-eight days ’n that’s nineteen years ago ’n the monkey’s dead.”
“The monkey’s never dead, Fixer,” Frankie told him knowingly.“

NelsonAlgren

Nelson Algren (28 maart 1909 – 9 mei 1981)

 

De Nederlandse dichter Chrétien Breukers werd geboren op 28 maart 1965 in het Limburgse Leveroy. Zie ook mijn blog van 12 oktober 2008 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

OFFERFEEST

Ik ben lam en slager, prooi en jager.
Zonder mij bestaat de jager niet.
Zonder mij verlabbekakt de prooi.

Het mes dat mij de keel afsnijdt, is scherp
en wordt met vakmanschap bestuurd.
De man die mij de keel afsnijdt, is zacht
en prevelt troost en streelt mijn vacht.

Bloed. Het stinkt. Ik gorgel. Nog even
en in mijn hoofd wordt alles licht.
De slager doet mijn ogen dicht.
Ik ben voedsel op het offerfeest.

Zonder ons gaat dat dit jaar niet door.
Ik ben de slager en ik steek het lam.
Ik ben het lam en laat de slager doen.

 

Ik ben voorzegd, verwekt, vermoord

Ik ben ter helle neergedaald. Via de trappen
van het licht ging ik, wantrouwig en gestaag,
omhóóg. Ik was zelfs voor ik leefde

zo verweven met de tekst die mij beschrijven
zou. Ik was het zelf, maar kon daar niets
aan doen. Mijn huid omgaf steeds ijler leegte.

Steeds blinder zou ik tasten naar zijn
lijfelijk bestaan. Steeds dover zou ik
luisteren naar slechts één woord.

Het is de leegte en het rekt zich uit.
Het houdt zich stil en laat mij ongewis.
Het is mijn vader en hij is er niet.

chretien_breukers

Chrétien Breukers (Leveroy,  28 maart 1965)

 

De Amerikaanse schrijfster Lauren Weisberger werd geboren op 28 maart 1977 in Scranton, Pennsylvania en verhuisde op haar elfde naar Allentown, Pennsylvania, waar ze les volgde aan Parkland High School. In 1999 behaalde ze een diploma in Engels aan Cornell University. Na haar studies maakte ze een reis door Europa, Israël, Egypte, Jordanië, Thailand, India, Nepal en Hong Kong. Na die wereldreis scoorde ze haar eerste echte job: assistente van de hoofdredactrice van Vogue, Anna Wintour. Over deze job schreef ze haar eerste boek, The Devil Wears Prada. Daarna volgden, in 2005, Gucci & Gossip en, in 2008, Chanel Chic. The Devil Wears Prada werd in 2006 verfilmd.

Uit: The Devil Wears Prada

“The light hadn’t even officially turned green at the intersection of 17th and Broadway before an army of overconfident yellow cabs roared past the tiny deathtrap I was attempting to navigate around the city streets. Clutch, gas, shift (neutral to first? Or first to second?), release clutch, I repeated over and over in my head, the mantra offering little comfort and even less direction amid the screeching midday traffic. The little car bucked wildly twice before it lurched forward through the intersection. My heart flip-flopped in my chest. Without warning, the lurching evened out and I began to pick up speed. Lots of speed. I glanced down to confirm visually that I was only in second gear, but the rear end of a cab loomed so large in the windshield that I could do nothing but jam my foot on the brake pedal so hard that my heel snapped off. Shit! Another pair of seven-hundred-dollar shoes sacrificed to my complete and utter lack of grace under pressure: this clocked in as my third such breakage this month. It was almost a relief when the car stalled (I’d obviously forgotten to press the clutch when attempting to brake for my life). I had a few seconds–peaceful seconds if one could overlook the angry honking and varied forms of the word “fuck” being hurled at me from all directions–to pull off my Manolos and toss them into the passenger seat. There was nowhere to wipe my sweaty hands except for the suede Gucci pants that hugged my thighs and hips so tightly they’d both begun to tingle within minutes of my securing the final button. My fingers left wet streaks across the supple suede that swathed the tops of my now numb thighs. Attempting to drive this $84,000 stick-shift convertible through the obstacle-fraught streets of midtown at lunchtime pretty much demanded that I smoke a cigarette.”

 

weisbergerx

Lauren Weisberger (Scranton, 28 maart 1977)

 

De Russische schrijver Maksim Gorki (pseudoniem van Aleksej Maksimovitsj Pesjkov) werd geboren in Nizjni Novgorod op 28 maart 1868. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008

Uit: The Lower Depths

“PEPEL: I told you — I’m through with being a thief, so help me God! I’ll quit! If I say so, I’ll do it! I can read and write — I’ll work — He’s been telling me to go to Siberia on my own hook — let’s go there together, what do you say? Do you think I’m not disgusted with my whole life? Oh — Natasha — I know . . . I see . . . I console myself with the thought that there are lots of people who are honored and respected — and who are bigger thieves than I! But what good is that to me? It isn’t that I repent . . . I’ve no conscience . . . but I do feel one thing: One must live differently. One must live a better life . . . one must be able to respect one’s own self . . . I’ve been a thief from childhood on. Everybody always called me “Vaska — the thief — the son of a thief!” Oh — very well then — I am a thief — . . . just
imagine — now, perhaps I am a thief out of spite — perhaps I’m a thief because no one ever called me anything different. Come with me. You’ll love me after a while! I’ll make you care for me . . . if you’ll just say yes! For over a year I’ve watched you . . . you’re a decent girl . . . you’re kind — you’re reliable — I’m very much in love with you. Please — feel a little sorry for me! My life isn’t all roses — it’s a hell of a life . . . little happiness in it . . . I feel as if a swamp were sucking me under . . . and whatever I try to catch and hold on to, is rotten . . . it breaks . . . Your sister — oh — I thought she was different . . . if she weren’t so greedy after money . . . I’d have done anything for her sake, if she were only all mine . . . but she must have someone else . . . and she has to have money — and freedom . . . because she doesn’t like the straight and narrow . . . she can’t help me. But you’re like a young fir-tree . . . you bend, but you don’t break. . . . Come, Natasha! Say yes!”

 

Gorki

Maksim Gorki  (28 maart 1868 – 18 juni 1936)

 

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: Trailerpark

The story of Flora Pease, how she got to be the way she is now, isn’t all that uncommon a story, except maybe in the particulars. You hear often in these small New Hampshire towns of a woman no one will deal with anymore, except to sell her something she wants or needs-food, clothing or shelter. In other words, you don’t have a social relationship with a woman like Flora, you have an economic one, and that’s it. But that’s important, because it’s what keeps women like Flora alive, and after all, no matter what you might think of her, you don’t want to let her die, because if you’re not related to her somehow, you’re likely to have a friend who is, or your friend will have a friend who is, which is almost the same thing in a small town. And not only in a small town, either-these things are true for any group of people that knows its limits and plans to keep them.

When Flora Pease first came to the trailerpark and rented number 11, which is the second trailer on your left as you come in from Old Road, no one in the park thought much about her one way or the other. She was about forty or forty five, kind of flat-faced and plain, a red-colored person, with short red hair and a reddish tint to her skin. „

russell-banks-190

Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

 

De Vlaamse roman- en toneelschrijver Walter van den Broeck werd geboren in Olen op 28 maart 1941. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: Het Beleg van Laken

Net als in België zelf schuurden ook thuis twee aan elkaar tegengestelde kulturen en temperamenten met veel misbaar langs elkaar heen. De braam die zich tussen de smalle raakvlakken vormde ben ikzelf, een mengsel van Germaans en Latijns puin, en het gekrijs waarmee het tot stand kwam is mijn moedertaal: een krom Nederlands met Franse strukturen. Als de heer Loracq gelijk heeft, ben ook ik uiteindelijk een product van Schoonenberg, net als België zelf. Als hij gelijk heeft, ben ik onmiskenbaar een Belg, misschien wel een van de weinige èchte.”

walter-van-den-broeck300

Walter van den Broeck (Olen, 28 maart 1941)

 

De Zweedse schrijfster Marianne Fredriksson werd geboren in Göteborg op 28 maart 1927. Zie ook mijn blog van 12 februari 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: Two Women

“We meet in the garden center.
We are separated by a huge trolley, some three meters by eight, filled with thousands of pansies. An unruly blue and purple sea, with flashes of yellow like waves glittering in the sun.
She is standing directly opposite me, and her face reflects my own delight. I gesture towards the flowers, saying something about how wonderful they look. She smiles broadly and replies that there is nothing like flowers for making you feel that life’s worth living. “Or maybe small children too,” she adds. This startles me. She speaks good but accented Swedish and I realize she must be an immigrant, perhaps from Chile.
“I haven’t thought about it like that,” I say. “But you’re right, of course.”
Then we both react to the wind rattling the panes in the roof of the tall greenhouse and agree that it is too early in the year to plant our pansies. Every night still brings a touch of frost. “And then there’s the wind,” she says.
We hug our coats tighter as we walk from the greenhouse to the shop.
“My name’s Ingegerd,” I tell her. “People call me Inge.”
“And I’m called Edermira, but here in Sweden it’s Mira.”
We nod, as if to signify that things somehow feel right. I am curious about her.
A little later Mira is speaking quickly and eagerly to the girl behind the counter. She is asking for the bulbs of . . . She is forced to halt, close her eyes, think and find the right name. In Spanish.”

Marianne_Fredriksson

Marianne Fredriksson (28 maart 1927 – 11 februari 2007)

 

De Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal werd geboren in Brno-Židenice op 28 maart 1914. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2008.

Uit: In-House Weddings (Vertaald door Tony Liman)

“THE BUILDING I WAS LOOKING FOR WAS QUITE FINE-OUT IN FRONT of its main entrance stood a gas lamppost; the sidewalk, once checkered, had most certainly been torn up ages ago and most recently filled in again. The gas lamp was already lit, so I was able to decipher the house number correctly: twenty-four. When I stepped inside, the hallway smelled of the cold and spilled wine. The walls were damp, peeling like puff pastry. When I walked through the hallway, out into the small courtyard, I had to jump back. A blonde in violet panties and bra was splashing bucketfuls of water around the yard, up as high as the windows, then brushing the water away into the gutter. She was in a sweat, scowling, focused on her work. Again she took a bucket of water, a bucket into which the water gushed from an open tap, hung the empty bucket on the brass tap, and again splashed water onto the cement yard. I said, “Is Miss Liza home?”

“She’s not, but ask the doctor, he’s washing floors, too, you see we need to keep it clean here, the whole building walks past my windows, and I’m a neat woman!” So said the saturnine blonde, and perhaps in an effort to prove what she said, she collided with my shoulder in pushing by into the hallway to flick the switch on in her room, and I could actually see her place was unbelievably clean: a polished stove and a polished wardrobe, atop which lay an ostrich-feather fan, and under the window was a plushly upholstered couch decorated with velvet pillows, and a table laid with a tablecloth, in the center of which glowed a vase full of artificial flowers, wild poppies.”

Bohumil_Hrabal_by_Kubik_1994_01

Bohumil Hrabal (28 maart 1914 – 3 februari 1997)

 

De Franstalige dichter uit Guyana Léon-Gontran Damas werd geboren op 28 maart 1912 in Cayenne. Zie ook mijn blog van 12 februari 2007.

Bouclez-la

Bouclez-
la
muselez-

la

fermez-

la

vous toutes

avec vos guilleris de moinesses

avec

vos gloussements

de nonnes refoulées

qui voulez l’être

souhaitez l’être

priez dieu pour l’être

de tout votre être

Bouclez-la

muselez-la

fermez-la

Un mot

un seul de plus

et je

et je vous

et je vous vi

et je vous vi-o-le

et je vous viole à la cousin germain D’CHIMBO

le ROUN’GOU

dont la terreur invisible

berçait à la nuit tombée

naguère encore

les filles impubères

de mon Pays

 

damas-f

Léon-Gontran Damas (28 maart 1912 – 22 januari 1978)

 

De Franse schrijver en dramaturg Éric-Emmanuel Schmitt werd geboren op 28 maart 1960 in Lyon. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: Monsieur Ibrahim und die Blumen des Koran (Vertaald door Annette Bäcker, Paul Bäcker)

Zweihundert Francs waren also im Schweinebauch. Zweihundert Francs, das war der Preis für ein Mädchen in der Rue de Paradis. Das mußte zahlen, wer ein Mann werden wollte. Die ersten haben mich nach meinem Ausweis gefragt. Trotz meiner Stimme, trotz meines Gewichts – ich war dick wie ein Sack Zucker – zweifelten sie daran, daß ich sechzehn war, wie ich behauptet hatte, wahrscheinlich hatten sie mich in all den letzten Jahren mit meinem Einkaufsnetz vorbeigehen und heranwachsen sehen. Am Ende der Straße, in dem Toreingang, stand eine Neue. Sie war mollig und schön wie ein Bild. Ich zeigte ihr mein Geld. Sie lächelte. »Und du bist sechzehn?« »Ja, seit heute morgen.« Wir sind raufgegangen. Ich konnte es kaum glauben, sie war zweiundzwanzig, sie war alt, und sie war ganz für mich da. Sie hat mir erklärt, wie man sich wäscht, und dann, wie man Liebe macht … Natürlich wußte ich das schon, aber ich hab sie reden lassen, damit sie sich besser fühlt, außerdem mochte ich ihre Stimme, sie klang ein bißchen trotzig, ein bißchen traurig. Die ganze Zeit über war ich halb ohnmächtig. Zum Schluß hat sie mir dann übers Haar gestreichelt und sanft gesagt: »Du mußt wiederkommen und mir ein kleines Geschenk mitbringen.« Das hätte mir meine Freude beinahe vermasselt: Ich hatte das kleine Geschenk vergessen. Da haben wir’s, ich war ein Mann, getauft zwischen den Schenkeln einer Frau, ich konnte mich kaum auf den Beinen halten, so zitterten mir noch die Knie, und schon begann der Ärger: Ich hatte das berühmte kleine Geschenk vergessen.”

 

eric-emmanuel-schmidt

Éric-Emmanuel Schmitt (Lyon, 28 maart 1960)

 

De Deens-Duitse dichter Adolph Wilhelm Schack von Staffeldt werd geboren op 28 maart 1769 in Garz / Rügen. Hij stamde uit een oud adelijk geslacht uit Pommern, maar besloot Deen te worden. Tussen 1795 en 1800 reisde hij door Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en Italië. Zijn brieven en gedichten, tijdens deze reizen ontstaan werden in de Deense salons veel gelezen, evenals zijn uitvoerige Wiener Tagebuch.

Die Herbstrose

Zwar kann nicht mehr ich mit dem Jüngling ringen
die Kniee brechen, und die Sehn’ erschlafft,
im Herzen aber fühl´ich Jünglingskraft
und schlag den Äther mit des Geistes Schwingen.

Drum kann ich auch das All der Welt durchdringen
und mir zueignen, was Natur erschafft,
erlösen,selig-liebend aus der Haft,
was noch beharret in der Selbstheit schlingen.

Drum müsstest du, o süsses Mädchen! mir,
an meiner Liebe Inbrunst mir erwarmen
und liebend lächeln in des Sängers Armen:

Der späten Rose gleich, des Gartens Zier,
die, wenn der Herbst, dem Sommer gleich, entbrennet,
zu diesem nicht, zu jenem sich bekennet

Staffeldt

Schack von Staffeldt (28 maart 1769 – 26 december 1826)

 

De Franse dichter, schrijver en criticus Arsène Houssaye werd geboren op 28 maart 1815 in Bruyères. In 1836 verschenen zijn romans „La couronne de bluets“ en „La pécheresse“. Hij was bevriend met de schrijvers Jules Janin en Théophile Gautier die de deuren van de Parijse salons voor hem openden. In 1849 werd hij administrator van de Comédie-Française. In de zeven jaar dat hij er werkte wist hij aardig wat successen te behalen, zowel op artistiek als op financieel gebied.

Uit: Les grandes dames

« Les curieuses des bords du Lac se demandaient ce jour-là avec inquiétude pourquoi M. de Parisis n’avait pas encore paru ?
Jean-Octave de Parisis, surnommé Don Juan de Parisis, était un homme du plus beau monde parisien ;-un dilettante partout, à l’Opéra, à la Comédie-Française, dans l’atelier des artistes ;-un virtuose quand il conduisait son breack victorieux, quand il jouait au baccarat, quand il pariait aux courses, quand il prêchait l’athéisme, quand il donjuanisait avec les femmes.
C’est un quasi-ambassadeur. Aussi, selon les perspectives, disait-on :-C’est un homme sérieux,-ou :-C’est un désoeuvré.
Les femmes disaient : «Il porte l’Enfer avec lui.»
Le duc de Parisis n’était pas au bord du Lac, parce qu’il se promenait à cheval dans l’avenue de la Muette. Il avait pris le chemin des écoliers pour suivre un landau à huit ressorts. C’est que dans ce landau il voyait une jeune fille qu’il n’avait jamais rencontrée, lui qui connaissait toutes les femmes et toutes les jeunes filles du beau Paris, comme Théophile Gautier connaissait toutes les figures du Louvre.
Cette jeune fille était accompagnée d’une dame en cheveux blancs qui avait grand air. Toutes deux descendirent de voiture pour se promener dans une allée solitaire, en femmes qui ne vont au Bois que pour le bois.”

houssaye

Arsène Houssaye (28 maart 1815 – 26 februari 1896)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 28 maart 2007.

De Nederlandse dichter en romanschrijver Martien Beversluis werd geboren in Barendrecht op 28 maart 1894

Walter van den Broeck, Mario Vargas Llosa, Maksim Gorki, Russell Banks, Marianne Fredriksson, Bohumil Hrabal, Chrétien Breukers, Éric-Emmanuel Schmitt, Martien Beversluis

De Vlaamse roman- en toneelschrijver Walter van den Broeck werd geboren in Olen op 28 maart 1941. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: Meester Streuvels en de minieme ontregeling

“Neem nu ‘De oogst’ van Stijn Streuvels. Het is een verhaal van nog geen honderd bladzijden, maar ik doe er graag mijn petje voor af. Het dient zich aan als een naïeve love-story, maar middels een gewaagde maar geslaagde ingreep op de traditionele verhaalcurve, verandert het in een stukje sociaal geëngageerde epiek. Ik kom daar straks op terug. Eerst een anekdote.

Vorig jaar zit ik naar een of andere boerenfilm te kijken. Hij begint met een panoramisch shot van een immens graanveld. In de rechter onderhoek van het beeld maakt een handvol boeren ritmische maaibewegingen. Het is een aandoenlijk tafereel dat de strijd toont tussen de kleine mens en de geweldige natuur. Met natuur bedoel ik hier niet het schier oneindige graanveld, want dat is eigenlijk cultuur, maar wel de brandende zon die dat maaien tot een marteling maakt. Het vogelperspectief veroorzaakt een grote deernis bij de kijker. Hij ziet wat die boeren niet zien: de onvoorstelbare hoeveelheid werk die nog verricht moet worden. Mijn allereerste reactie is er een van herkenning. Ik ben ervan overtuigd dat ik die film al eens eerder heb gezien. Maar naarmate de intrige zich ontwikkelt blijkt dat toch niet het geval te zijn. Vanwaar dan die indruk die maar niet wil wijken? Opeens weet ik het! Ik heb hem jaren geleden opgedaan uit ‘De oogst’ van Stijn Streuvels, en hij heeft mij sindsdien, zoals nu blijkt, niet meer verlaten. Van ‘De oogst’ kan ik na al die jaren nog moeiteloos de intrige navertellen en vooral navoelen; van de film die ik dus pas vorig jaar zag, kan ik mij daarentegen, op het openingsbeeld na, niets meer voor de geest halen. Maar ook daar wil ik het eigenlijk niet over hebben.”

Broeck

Walter van den Broeck (Olen, 28 maart 1941)

 

De Peruviaanse schrijver Mario Vargas Llosa in Arequipa werd geboren op 28 maart 1936. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: The Chilean Girls (Vertaald door Edith Grossman)

“That was a fabulous summer. Pérez Prado and his twelve-professor orchestra came to liven up the Carnival dances at the Club Terrazas of Miraflores and the Lawn Tennis of Lima; a national mambo championship was organized in Plaza de Acho, which was a great success in spite of the threat by Cardinal Juan Gualberto Guevara, Archbishop of Lima, to excommunicate all the couples who took part; and my neighborhood, the Barrio Alegre of the Miraflores streets Diego Ferré, Juan Fanning, and Colón, competed in some Olympic games of mini-soccer, cycling, athletics, and swimming with the neighborhood of Calle San Martín, which, of course, we won.
Extraordinary things happened during that summer of 1950. For the first time Cojinoba Lañas fell for a girl—the redhead Seminauel—and she, to the surprise of all of Miraflores, said yes. Cojinoba forgot about his limp and from then on walked around the streets thrusting out his chest like Charles Atlas. Tico Tiravante broke up with Ilse and fell for Laurita, Víctor Ojeda fell for Ilse and broke up with Inge, Juan Barreto fell for Inge and broke up with Ilse. There was so much sentimental restructuring in the neighborhood that we were in a daze, people kept falling in and out of love, and when they left the Saturday night parties the couples weren’t always the same as when they came in. “How indecent!” said my scandalized aunt Alberta, with whom I had lived since the death of my parents.
The waves at the Miraflores beaches broke twice, the first time in the distance, two hundred meters from shore, and that’s where those of us who were brave went to ride them in without a board, and they carried us a hundred meters to the spot where they died only to reform into huge, elegant waves and break again in a second
explosion that carried body-surfers smoothly to the pebbles on the beach.
During that extraordinary summer, at the parties in Miraflores, everybody stopped dancing waltzes, corridos, blues, boleros, and huarachas because the mambo had demolished them. The mambo, an earthquake that had all the couples—children, adolescents, and grown-ups—at the neighborhood parties moving, jumping, leaping, and cutting a figure. And certainly the same thing was happening outside Miraflores, beyond our world and our life, in Lince, Breña, Chorrillos, or the even more exotic neighborhoods of La Victoria, downtown Lima, Rímac, and El Porvenir, where we, the Miraflorans, had never set foot and didn’t ever plan to set foot.”

llosa

Mario Vargas Llosa (Arequipa, 28 maart 1936)

 

De Russische schrijver Maksim Gorki (pseudoniem van Aleksej Maksimovitsj Pesjkov) werd geboren in Nizjni Novgorod op 28 maart 1868. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: THE BIRTH OF A MAN (Vertaald door CJ Hogarth)

 The year was the year ’92– the year of leanness–the scene a spot between Sukhum and Otchenchiri, on the river Kodor, a spot so near to the sea that amid the joyous babble of a sparkling rivulet the ocean’s deep-voiced thunder was plainly distinguishable.

 Also, the season being autumn, leaves of wild laurel were glistening and gyrating on the white foam of the Kodor like a quantity of mercurial salmon fry. And as I sat on some rocks overlooking the river there occurred to me the thought that, as likely as not, the cause of the gulls’ and cormorants’ fretful cries where the surf lay moaning behind a belt of trees to the right was that, like myself, they kept mistaking the leaves for fish, and as often finding themselves disappointed.

 

Over my head hung chestnut trees decked with gold; at my feet lay a mass of chestnut leaves which resembled the amputated palms of human hands; on the opposite bank, where there waved, tanglewise, the stripped branches of a hornbeam, an orange-tinted woodpecker was darting to and fro, as though caught in the mesh of foliage, and, in company with a troupe of nimble titmice and blue tree-creepers (visitors from the far-distant North), tapping the bark of the stem with a black beak, and hunting for insects.

 

gorki

Maksim Gorki (28 maart 1868 – 18 juni 1936)

 

 

De Amerikaanse schrijver Russell Banks werd geboren op 28 maart 1940 in Newton, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

 

Uit: The Darling

 

After many years of believing that I never dream of anything, I dreamed of Africa. It happened on a late-August night here at the farm in Keene Valley, about as far from Africa as I have been able to situate myself. I couldn’t recall the dream’s story, although I knew that it was in Africa, the country of Liberia, and my home in Monrovia, and that somehow the chimps had played a role, for there were round, brown, masklike faces still afloat in my mind when I awoke, safe in my bed in this old house in the middle of the Adirondack Mountains, and found myself overflowing with the knowledge that I would soon return there.

It wasn’t a conscious decision to return. More a presentiment is all it was, a foreboding perhaps, advancing from the blackest part of my mind at the same rate as the images of Liberia drifted there and broke and dissolved in those dark waters where I’ve stored most of my memories of Africa. Memories of Africa and of the terrible years before. When you have kept as many secrets as I have for as long as I have, you end up keeping them from yourself as well. So, yes, into my cache of forgotten memories of Liberia and the years that led me there — that’s where the dream went. As if it were someone else’s secret and were meant to be kept from me, especially.

And in its place was this knowledge that I would soon be going back — foreknowledge, really, because I didn’t make the decision until later that day, when Anthea and I had finished killing the chickens and were wrapping them in paper and plastic bags for delivery and pickup.”

 

Banks

Russell Banks (Newton, 28 maart 1940)

 

De Zweedse schrijfster Marianne Fredriksson werd geboren in Göteborg op 28 maart 1927. Zie ook mijn blog van 12 februari 2007 en ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: Hanna’s Daughters

 

Her mind was as clear as a winter’s day, a day as quiet and shadowless as if snow had just fallen. Harsh sounds penetrated, the clatter of dropped enamel bowls and cries. It frightened her. Like the weeping from the next bed slicing into the whiteness.

There were many who cried where she was.

She had lost her memory four years ago, then only a few months later her words had disappeared. She could see and hear, but could name neither objects nor people, so they lost all meaning.

That was when she came to this white country where time was nonexistent. She didn’t know where her bed was or how old she was, but she had found a new way of being and appealed for compassion with humble smiles. Like a child. And like a child, she was wide open to emotions, everything vibrating between people without words.

She was aware she was going to die. That was knowledge, not an idea.
Her family were those who kept her going.

Her husband came every day. He also was wordless but for different reasons: He was over ninety, so he, too, was near the borderline, but he had no wish either to die or to know about it. Just as he had always controlled his life and he
rs, he put up a fierce struggle against the inevitable. He massaged her back, bent and stretched her knees, and read aloud to her from the daily paper. She had no means of opposing him. They had had a long and complicated relationship.

Most difficult of all was when their daughter, who lived in another town, came to visit. The old woman knew nothing of time or distance, and was always uneasy before she came, as if the moment she woke at dawn, she had already sensed the car making its way through the country, at the wheel the woman with all her unreasonable hopes.

Anna realized she was being as demanding as a child. That was no help, and as soon as she gave in, her thoughts slid away: just for once, perhaps, an answer to one of the questions I never had time to ask. After almost five hours of driving, as she turned into the nursing home parking lot, she had accepted that her mother would not recognize her this time, either.
Yet she would ask the questions.”

fredriksson

Marianne Fredriksson (28 maart 1927 – 11 februari 2007)

 

De Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal werd geboren in Brno-Židenice op 28 maart 1914. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007.

Uit: Allzu laute Einsamkeit und andere Texte

 

Fünfunddreißig Jahre lang habe ich Altpapier an der mechanischen Presse gepreßt, fünfunddreißig Jahre lang hab ich mir gedacht, daß ich so, wie ich bisher gearbeitet hätte, ewig weiterarbeiten würde, daß diese Presse mit mir in Pension gehen würde, aber schon drei Tage nachdem ich die gigantische Presse in Bubny gesehen hatte, wurde genau das Gegenteil meiner Träume wahr. Ich kam zur Arbeit, und dort standen zwei junge Männer, ich erkannte sie sofort, es waren Mitglieder jener Brigade der sozialistischen Arbeit, sie waren gekleidet, als wollten sie Baseball spielen, orange Handschuhe und orange amerikanische Schirmmützen und blaue Overalls bis an die Brustwarzen, und unter den Hosenträgern hatten sie grüne Pullis an. Der siegreiche Boß hatte sie in meinen Keller geführt, zeigte auf meine Presse, und die jungen Männer richteten sich hier gleich häuslich ein, sie legten ein sauberes Papier auf den Tisch, und darauf stellten sie ihre Milchflaschen, und ich stand gedemütigt und betroffen daneben, stand völlig zermürbt daneben, und plötzlich, da fühlte ich mit Leib und Seele, daß ich mich nie würde anpassen können, daß ich in der gleichen Lage war wie die Mönche einiger Klöster, die sich, als sie erfahren hatten, daß der Kopernikus ganz andere kosmische Gesetze gefunden hatte als jene, die bis dahin Gültigkeit hatten, daß nämlich nicht die Erde der Mittelpunkt der Welt sei, sondern im Gegenteil, da nahmen sich diese Mönche also massenhaft das Leben, weil sie sich eine andere Welt als die, in der sie und durch die sie bis dahin gelebt hatten, einfach nicht vorstellen konnten. Der Boß sagte mir dann, ich solle den Hof kehren oder helfen oder gar nichts tun, denn ab nächste Woche würde ich im Keller der Verlagsdruckerei Melantrich weißes Papier zu verpacken haben, nichts anderes würde ich mehr verpacken als unbedrucktes weißes Papier. Und da wurde mir ganz schwarz vor den Augen, ich also, der fünfunddreißig Jahre lang nur Papierbrei und Makulatur verpackt hatte, ich, der nicht leben konnte ohne die Überraschung, immer wieder mal ein schönes Buch als Prämie aus dem häßlichen Papier herauszufischen, ich also sollte nun makelloses, unmenschlich reines Papier verpacken.”

 

hrabal_big

Bohumil Hrabal (28 maart 1914 – 3 februari 1997)

 

De Nederlandse dichter Chrétien Breukers werd geboren op 28 maart 1965 in het Limburgse Leveroy. Zie ook mijn blog van 12 oktober 2008.

IMPASSE

We stonden in de keuken. Ik dacht:
‘Straks pak ik haar;’ maar pakken deed ik
niet. Mijn handgebaar verplaatste slechts
ijle waterdamp. Ik praatte oude

dichters na. Ik brabbelde wat over mijn
geschrijf, dat uit de dichte la. En zij,
zij speelde dat ze luisterde en keek
hoe wijzers op de klok verschoven

tot het voorgeschreven uur. Er moest,
er zou echt iets gebeuren. Maar mijn armen
hingen naar beneden. Mijn benen stonden stil.

Het werd avond. Het werd nacht. Het was
de tijd voor geesten en veredelde vermetelen.
Zwijgend stonden we. We waren al gestold.

breukers
Chrétien Breukers (Leveroy,  28 maart 1965)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 maart 2007.

De Franse schrijver en dramaturg Éric-Emmanuel Schmitt werd geboren op 28 maart 1960 in Lyon.

De Nederlandse dichter en romanschrijver Martien Beversluis werd geboren in Barendrecht op 28 maart 1894.