Dirk van Weelden, Christian Filips

De Nederlandse schrijver Dirk van Weelden werd geboren in Zeist op 22 november 1957. Zie ook alle tags voor Dirk van Weelden op dit blog.

Uit: Het voorbeeld van hun liefde

Hier, pak dit vel luchtpostpapier eens vast. Voel je hoe ontstellend dun het is, en licht? Het lijkt vloeipapier. Houd het tussen duim en wijsvinger en sluit je ogen. Geef toe, je vingertoppen vertellen je nu niet dat je iets vasthebt. Het papier is er niet, of hooguit als een gedachte. Als ik tot drie heb geteld laat je het los, en dan moet je goed luisteren. Een halve seconde later landt het vel op het tafelblad. Hoor je dat droge geritsel? Hoor je hoe lang geleden dat is? Meer dan zeventig jaar. Deze drie kratten vol met ordners zijn gevuld met brieven, de meeste op luchtpostpapier, en al die honderdduizenden woorden reisden de wereld over tussen twee jonge mensen. Hij is begin 1948 nog negentien en zij zeventien. Hij gaat op reis en verlaat de stad waar ze opgroeiden, het gebombardeerde Rotterdam, om anderhalf jaar te werken als administratieve kracht, of zoals dat heet ‘schrijver’, aan boord van een vrachtschip van de Rotterdamsche Lloyd. Zij doet eindexamen en zal na de zomer gaan studeren, aan de School voor Maatschappelijk Werk. Ze heeft een bijbaantje op de koekjesafdeling van de HEMA. Een jongen die jouw opa zou worden en een meisje dat jouw oma zou worden. Wat je hier ziet zijn de brieven die zij schreven tussen januari 1948 en december r95o. Om te bevatten hoe groot de afstand tussen hen was, moet je bedenken dat Gerrits brieven, die blauwe pakketjes van luchtpostpapier, meegegeven werden aan een agent van de Rotterdamsche Lloyd, in Manilla, San Francisco of Bombay, die ze afleverde bij een koerier die ermee naar het dichtstbijzijnde vliegveld reed. Anks brieven werden in Rotterdam uit een brievenbus gevist door een postbode, kwamen op de bergen post op de sorteertafels van het postkantoor aan de Coolsingel, en gingen via vrachtwagens van de PTT Op Schiphol aan boord van een walmend en ronkend propellervliegtuig van de KLM. Daarna belandden ze na allerlei tussenstops en via de handen van postsorteerders in India, Koeweit, Manilla of San Francisco in de aktetas van een agent van de Rotterdamsche Lloyd, die aan boord ging van het motorschip Japan, waar Gerrit, jouw opa, uit handen van de kapitein, de stuurman of de hofmeester de aan hem geadresseerde enveloppen in ontvangst nam. Met zwetende handen en een bonzend hart.”

 

Dirk van Weelden (Zeist, 22 november 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Momenten van de dag

Merkbaar is alles weer
onopgemerkt verstreken:
de dag zonder zorgen,
in de ochtend met het scheermesje
de tanden gepoetst.
De trillende haren in mijn nek
onmerkbaar verwijderd
zonder pincet.
De bewuste vingers.
Ze zijn ingekort.
De waakzame knie
benaderd onopgemerkt:
De nacht onzorgvuldig
daarna met het gordijn
de sporen uitgewist.
In bewuste uren:
Ze zijn verstreken, weer
onopgemerkt verstreken
zonder iets opmerkelijks.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e november ook mijn blog van 22 november 2018 en eveneens mijn blog van 22 november 2015 deel 2.

Maarten ’t Hart, Christian Filips

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: Verlovingstijd

“Uitvaart
Op een zonnige, windstille septemberdag stoven wij naar een groeve in Groningen. Jarenlang had mijn moeder daar met mijn stiefvader in Baflo gewoond. Zij was daar, ‘zo dicht onder de poolcirkel’, zoals zij zei, langzaam weggekwijnd. Uiteindelijk had zij mijn stiefvader, vlak voor hij begon te dementeren, zo ver gekregen dat hij erin toestemde om te verhuizen naar de landouwen onder Schipluiden, waar mijn moeder en hij geboren en getogen waren. Als voorwaarde stelde hij wel dat hij in Baflo begraven wilde worden. Vandaar dat wij ons drie dagen na zijn overlijden van Zuid-Holland naar Noord-Groningen begaven.
Dat wij die tocht per touringcar zouden maken, was bij wijze van spreken reeds van voor de grondlegging der wereld door God voorbeschikt. In onze clan worden steevast bij kraamvisites, doopplechtigheden, confirmaties, huwelijken en begrafenissen touringcars ingehuurd. Het kan ook moeilijk anders, daar zowel mijn vader als mijn moeder, prettig overzichtelijk, voorzien is van negen broers en drie zussen. Met wederhelften en nakroost erbij vul je dan algauw een dubbeldekker.
Eerder al waren we, vanwege de huwelijksvoltrekking van mijn moeder en stiefvader, met een touringcar diagonaal door Nederland gekruist. Daags na de begrafenis van mijn vader had mijn moeder mij bezworen dat ze nimmer meer zou huwen. Niettemin had ze mij, nota bene aan de telefoon, een dozijn jaar na de dood van mijn vader totaal overrompeld met de volstrekt onverwachte mededeling: ‘Ik ga weer trouwen.’
‘Met wie?’ had ik gevraagd.
‘Met Siem.’
‘Hoe kom je aan Siem?’
‘In de krant zag ik een overlijdensadvertentie van zijn vrouw. Ik heb hem opgebeld om hem te condoleren. Zo is ’t gekomen.’
Ze had niet toegelicht hoe uit haar condoleance zo miraculeus snel liefde opgebloeid was, maar uiteraard werden we gesommeerd naar de bruiloft in Baflo te komen. Toen mijn broer hoorde dat ons gehavende gezin dankzij dat condoleancehuwelijk met zes stiefzussen zou worden uitgebreid, had hij een week amper geslapen.
‘Niet te geloven, zomaar zes zusjes erbij! Het moet toch gek gaan wil daar niet een sexy stoot bij zijn waar je van omrolt.’
Na onze diagonale dubbeldekkerstocht zaten wij al in het krappe gemeentehuisje van Baflo toen die zes zusjes binnen marcheerden. Zes schonkige, vadsige, wijdbeense wijkverpleegsters. Stuk voor stuk zo hartelijk dat het mij niet deerde dat ze eruitzagen als Deense doggen. Desondanks was mijn broer diep ontgoocheld. Tijdens de trouwdienst-aan-huis weigerde hij om mee te zingen. Toen de dominee, aan het begin van die trouwdienst, bij wijze van alternatief voor het kerkorgel, een taperecorder in de vensterbank had geinstalleerd en daaruit geen ander geluid tevoorschijn wist te toveren dan hevige bandruis, zei mijn broer: ‘Hoor nou toch, lied 33.”

 

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)
Portret door Jopie Roosenburg-Goudriaan, 1995

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Hete fusie met Aurora

Overschot, overschot, puur overschot.
Sperma van giraffen. rasechte honden.
artisjokharten. liefde, ongevraagd
Zoveel dat ons omringt. Ik droomde gewoon
leeg en wit over de mest, de mest van schapen.
Temidden van de kudde, de heiligste wolkencommune
verscheen ook jij aan mij, wilde met je naar bed,
maar in de vacht van mijn benen, was je al snel niet meer te zien
verdwenen uit angst voor mijn paal, je extravagante
daverend geblaat, dat maaide voor ons neer
al die prachtige Aurora-kosmologie!

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e november ook mijn blog van 25 november 2021 en ook mijn blog van 22 november 2018 en eveneens mijn blog van 22 november 2015 deel 2.

Dirk van Weelden, Christian Filips

De Nederlandse schrijver Dirk van Weelden werd geboren in Zeist op 22 november 1957. Zie ook alle tags voor Dirk van Weelden op dit blog.

Uit: Wrede vrijheid

Stel je voor, je kinderwereld is saai, grauw en getekend door armoede. De volwassenen om je heen vechten tegen hun oorlogsherinneringen. Je hunkert naar iets anders, een breuk met de oude toestand. Maar al je verlangens naar vrijheid, avontuur, plezier, het verruimen van je horizon worden in benauwde Hollandse alledaagsheid en moralisme gesmoord.
En als je al probeert te dromen van een ontsnapping of een alternatief, dan dienen zich met overrompelend geweld de beelden en geluiden aan die uit Amerika komen. Daar zijn de jeugd, het optimisme, de vooruitgang en het plezier de baas. Vanuit zo’n standpunt bezien kun je de Amerikaanse culturele invloed als een kolonisering ervaren. Ze hadden ons bevrijd en nu dwongen ze ons hen na te doen, of nee, het was onweerstaanbaar hen na te doen. Want ook dat beloofde een bevrijding, zij het een die op zelfverraad kon lijken. En dat leverde een intense haat-liefdeverhouding op, die onderdeel uitmaakt van de mentaliteit van de generatie die twintig was in het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw.
Ik was toen een jochie van tien. De eerste keren dat ik me iets probeerde voor te stellen van de Verenigde Staten van Amerika woonde ik in een spiksplinternieuwe buitenwijk in een Noord-Hollandse stad. Ik keek naar Rawhide op de televisie en speelde in de braakliggende bouwterreinen en rietvelden aan de rand van de stad. De duinen in de verte waren de canyons, de vaarten tussen bouwland en weiland de machtige Rio Grande.
De kinderwereld van waaruit ik me een beeld van Amerika vormde, was helemaal niet grauw, moralistisch en saai. Van behoudzucht en oorlogsherinneringen was niets te merken. Om ons heen woonden jonge, vrolijke moeders, een groot deel ervan kleedde zich modieus en had een vak geleerd. De huisvaders reden iedere paar jaar in een grotere auto, waarmee ze hun kinderen in de weekends naar het Evoluon reden om ze in die betonnen ufo van Philips de wereld van de toekomst te laten zien. Of ze gingen naar de Euromast om met de ronddraaiende lift op te stijgen naar een glorieus uitzicht over de grootste haven van de wereld. De trots van mijn vader was besmettelijk.”

Ik wil maar zeggen: als het om welvaart, technologische vooruitgang en energiek optimisme ging, had in mijn beleving Europa evenveel te bieden als Amerika. Als jochie van tien zwijmelde ik bij de TEE-treinen, precies even hartstochtelijk als bij de Geminicapsules van de NASA. En popmuziek was geen Amerikaans specialisme. Eerlijk gezegd vond ik de Engelse bandjes op de radio even lekker of irritant klinken als hun Amerikaanse, Zweedse, Nederlandse of Duitse collega’s.

 

Dirk van Weelden (Zeist, 22 november 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Daar op het loerende, het witte stuk

waar helderheid, open, zo vijandig open
en betrapt ligt: om de helderheid te begrijpen
van het concept helderheid, alsof zeggen we
er een breed veld was, alsof zeggen we
het bedekt met sneeuw was, alsof het ook helder was
van grote afstand: daar ligt toch mijn blik
en hij is en kijkt daar zo vriendelijk vreemd
daar op de uitgestrekte witte loer

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e november ook mijn blog van 22 november 2018 en eveneens mijn blog van 22 november 2015 deel 2.

Connie Palmen, Christian Filips

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook alle tags voor Connie Palmen op dit blog.

Uit: I. M.

“Hij sluit de voordeur van de Reestraat af als ik vanaf de Prinsengracht de hoek om kom. We blijven allebei verstard staan, kijken elkaar aan en zeggen niks. Hij wou naar mij toe en ik naar hem, dat weten we. Zonder me van tevoren te waarschuwen wijkt mijn kringspier uit elkaar en ik doe het in mijn broek. Tegenover me spreidt hij zijn benen, grijpt naar zijn kont en roept verbaasd uit dat hij in zijn broek heeft gepoept. Ik zeg tegen hem dat ik dit keer wel met hem mee naar boven ga. Het is i z februari 1991, zeven dagen na ons interview. Onder mijn kleren draag ik die dag een veel te wijde boxershort
Anderhalve week daarvoor ben ik gebeld door de producer van zijn radioprogramma, Leonie Smit Zij vraagt me of ik op dinsdag 5 februari te gast wil zijn in Een Uur Ischa, om door hem geïnterviewd te worden. Mijn eerste boek is twee weken uit, ik heb nagenoeg iedere dag een interview gegeven, ik ben moe en vind het eigenlijk wel goed geweest. Terwijl ik al jaren rondloop met het halsstarrige idee dat Ischa Meijer en ik elkaar op een dag zullen ontmoeten en dat er dan iets tussen ons gebeurt, iets, ik weet niet wat, denk ik dat de tijd er nog niet rijp voor is en ik zeg naar waarheid tegen de producer dat ik op de ochtend van die dag al een afspraak heb met een journaliste van Elsevier, dat het me te veel wordt en ik ’s middags niet ook nog eens naar Eik en Linde kan komen. Voor het geval ik me mocht bedenken laat de producer haar telefoonnummer achter. Ik leg de hoorn op de haak In een flits realiseer ik me dat ik me vergis, dat dit wel het moment is. Zonder daar verder over na te denken draai ik het nummer dat ik zonet opgeschreven heb en zeg tegen Leonie Smit dat ik toch kom. Ze vraagt waarom ik me bedacht heb. ‘Toen ik de hoorn op dc haak legde wist ik dat ik er spijt van zou krijgen dat ik nee had gezegd,’ zeg ik.

‘La Palmen; gilt hij me toe als ik de studioruimte van het café binnenkom. We gaan het niet hebben over De Wetten hoor,’ zegt hij, terwijl hij mijn hand schudt, ‘we gaan het hebben over die hype rondom jou? ‘Ik wil het wel hebben over het boek,’ zeg ik. ‘Daar hebben we al genoeg over gehoord, die mediahype is veel interessanter: ‘Maar daar ben ik nu zelf onderdeel van.’ ‘Ho ho Palmen, niet zo scherp uit de hoek komen, laat dat maar aan mij over.’ Het programma wordt opgenomen met publiek. Voordat het begint loopt hij op een vrouw toe die op de eerste rij zit en hij fluistert haar vertrouwelijk iets toe. Die is straks verleden tijd, schiet het door me heen.
Via de luidsprekers horen we het einde van het nieuwsbericht en de aankondiging van het programma. Cor Calis staat klaar achter de microfoon en houdt met zijn trillende, oude handen de door Ischa volgetikte velletjes papier vast om daarna met een onmiskenbaar eigen stemgeluid de tekst voor te lezen.”

 

Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

een witte schoenveter

Flits nu. Dat is
mama’s hand hoe zij strikt! –

Strikken leert mij
hem wil leren: zij
zit tegenover haar zoon
strikt de veters,
……………………zo, beide handen
handen beide linksom in de lus
weet ze
………….– hoe om? zo om? schoenlepel stijl

straks zelf, nee zo om!
………………………………………..verder niets-

oh, in spiegelbeeld,
……………………………………..Moeder van God!
Weldra strikken we hem
Weldra hij ons

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e november ook mijn blog van 25 november 2018 deel 2 en eveneens deel 2.

Dirk van Weelden, Christian Filips

De Nederlandse schrijver Dirk van Weelden werd geboren in Zeist op 22 november 1957. Zie ook alle tags voor Dirk van Weelden op dit blog.

Uit: Die blik van Ninetto

“Poëzie levert geen wetenschap, geen filosofische theorie, geen religieuze leerstelligheden en zelfs geen kunstmetafysica op. Voorzover er van inzicht, uitzicht of overzicht sprake is, ligt die besloten in de ervaring van de poëtische activiteit zelf. En die is uiterst concreet, individueel en lokaal; gebonden aan dat ene landschap, de woorden in dit ene gedicht, die paar filmbeelden, de lijnen en kleuren van het schilderij, de klanken van het muziekstuk, dit ene lichaam.
In de slotalinea vertelt Beurskens over een derde Pasolini-film, ‘Uccellacci e uccellini’ (1965), waarin Rosanna di Rocco opnieuw een engel speelt. Ze is het vriendinnetje van de jongen Ninetto, die toekijkt hoe zij in haar engelenkostuum op weg gaat naar het kerkelijk feest waar ze als engel optreedt. Maar wanneer ze vertrokken is ziet hij Rosanna in de gebouwen om zich heen, in deuropeningen, in openstaande ramen, op het dak. Ze is wonderbaarlijk alomtegenwoordig. En altijd lacht ze en zwaait en verdwijnt. De laatste zin van het essay luidt: ‘Dan moet je die blik van Ninetto zien!’
Een vreemd en abrupt einde? Nee, want die blik van Ninetto is nu precies hetgene dat het essay ons geboden heeft. Met die laatste zin kijken we de essayist Beurskens in het gezicht. Ninetto is een speler in de film, waarin de engel Rosanna haar poëzie kan tonen, maar hij is ook altijd nog die ander: het gewone, niet-acteurslichaam, de man die het wonder aanschouwt en rilt en zich tot in zijn tenen verbaast. De essayist Beurskens is een Ninetto, die meespeelt in de vormenwereld van de kunst, maar zijn kracht put uit het feit dat hij ook altijd zichzelf speelt: de amateur in de nobelste zin van het woord, degene wiens betrokkenheid op liefde en plezier gebaseerd is en nooit vrij is van de laconieke scepsis, die alle kunst omringd, ja verzwolgen ziet door het leven.
Dit essay is een mooie versie van Beurskens denkwijze over de verhouding tussen de vormen van de kunst, de mythische clichés en de even wonderlijke als groteske effecten wanneer die in contact komen met de aarde en de lichamen, de zintuigen van sterfelijke mensen. Ik zeg opzettelijk versie en niet voorbeeld of illustratie omdat dit essay met zijn vervlechting van filmbeschouwing en herinnering zelf doet waarover het spreekt. De slingerbeweging langs filmscènes, citaten, denkbeelden en herinneringen levert een poëtische gebeurtenis op. In Beurskens gedichten, romans en verhalen zien we de maker aan het werk. De essays zijn het werk van een Ninetto, die is gaan schrijven, vragen gaan stellen, verbanden gaan leggen, omdat het niet genoeg is het spel zelf te spelen, omdat hij het niet laten kan te vertellen wat hij meemaakt en uit te leggen hoe het werkt als hij voor zijn ogen de dochter van de melkboer een engel ziet worden, omdat dat het wonder van alle poëzie is.”

 

Dirk van Weelden (Zeist, 22 november 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Momenten van de dag

Aanmerkelijk is alles weer
onopgemerkt verstreken:
de dag zonder zorgen
in de morgen met het scheermesje
je tanden gepoetst.
De trillende nekhaartjes
onmerkbaar verwijderd
zonder pincet.
De bewuste vingers.
Ze zijn ingekort.
De behoedzame knie
onopgemerkt benaderd:
De nacht onzorgvuldig
daarna met het gordijn
de sporen gewist.
In bewuste uren:
Ze zijn verstreken, weer
onopgemerkt verstreken
zonder iets opmerkelijks.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e november ook mijn blog van 22 november 2018 en eveneens mijn blog van 22 november 2015 deel 2.

Connie Palmen, Christian Filips

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook alle tags voor Connie Palmen op dit blog.

Uit: Jij zegt het

“Alles wat ik gemeend had zelf te denken was al voor mij gedacht. Pas toen ik de harde les in nederigheid had verwerkt, liet ik het meesterschap van Graves toe, werd het lezen van zijn werk de leidraad voor de volgende fase in mijn leven, een waarin ik me niet langer wentelde in de romantiek van de uniciteit, maar waarin ik mijn leven zou wijden aan het allerhoogste: het dienen van de poëzie, en het streven naar de heilige eenwording met al wat leeft. Ik was eenentwintig en doolde rusteloos rond met een van de belangrijkste lessen van Graves: dat een dichter zich pas bewust wordt van zijn poëtische zelf als hij stapelverliefd wordt op een vrouw in wie de witte godin huist, de vrouw in wie schepping en vernietiging zijn verenigd en die in zijn leven verheffing en verschrikking zal brengen. Graves’ odi atque amo begeleidde me op deze zoektocht als een spannende formule, omdat ik nog nooit een liefde had beleefd die ook de haat in mij zou wekken. Vijf jaar later was ik de dichter die ik wilde zijn, danste stapelverliefd, bekroond en al, met mijn wispelturige muze door de kamer, er diep van overtuigd dat zij het was, de witte godin met de duizend namen. Getrouwd, samengepakt in een klein appartement, omsloten door een ijzige Engelse winter, moest ik ontdekken dat een van haar namen Hera was. Over de uren die ik buiten haar zicht doorbracht spon ze de wildste fantasieën, stelde zich geheime affaires met vrouwen voor, of was bang dat ik dagdroomde over vriendinnen die ik ooit had of op een dag zou hebben. Terwijl ik voor een klas stoere, onwelriekende jongens The Waste Land declameerde — iets wat overigens het verbijsterende effect had dat ze me herhaaldelijk vroegen het gedicht nog een keer voor te dragen — daalde op haar schouder de paniekvogel neer die haar influisterde dat ik — op het moment dat zij in de bibliotheek noest de examens over de kunst van de tragedie voorbereidde — de minnares beklom met wie ik in een goedkope hotelkamer een ontmoeting had gearrangeerd. Huilend biechtte ze ’s avonds haar angsten op, schilderde de taferelen die ze voor zich zag, hoe ik woest en hartstochtelijk een andere vrouw beminde, de muziek van mijn dierlijk gekreun in vreemde oren klonk, mijn bedwelmende lichaamsgeur door een rivale werd opgesnoven, vroeg me honderduit over de vriendinnen met wie ik het had gedaan, en hoe ik het deed, en wat ik hun bij het liefdesspel toefluisterde, en of ik hen ook streelde, kuste, likte, beet zoals haar, maar als ik de vergissing beging nogal eerlijk te antwoorden of er ongemerkt enige vertedering sloop in het uitspreken van de naam van een vroegere geliefde — Shirley — gilde ze het uit en bedekte haar oren. Ze zei dat ze het verschrikkelijk vond, die jaloezie, maar ze wist zeker dat iedere vrouw die mij zag onmiddellijk weeë knieën kreeg van lust en verlangen en nog maar aan één ding dacht: seks, door mij verkracht worden. Zij zwoegde op de eindexamens en kwam elke avond doodmoe thuis, haar rechterhand — het schrijven ontwend — pijnlijk verkrampt. In de weiden plukte ik kruiden en brouwde er een aftreksel van waarmee ik ’s avonds haar hand en schouders masseerde. Om haar te helpen bij het onthouden van de belangrijkste vertegenwoordigers van de verschillende periodes in de Engelse literatuurgeschiedenis, tekende ik op een groot vel een rij pilaren waaraan bordjes hingen met de namen en jaartallen, een bekende truc van de retorici om het geheugen visueel te ondersteunen.”

 

Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Zoals water kookt

wacht ik op de liefste.

De liefste kookt in mij,
zoals water kookt.

Onvoorwaardelijk de liefste
pruttelt – ik

zet thee.

En zie – zelf een luchtbel –
luchtbellen vrijen.

Eerst ben ik vier, dan kwart over
vier, dan zeven. Eerst borrel,

dan kook ik.
Dan stoom
.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e november ook mijn blog van 25 november 2018 deel 2 en eveneens deel 2.

Dirk van Weelden, Christian Filips

De Nederlandse schrijver Dirk van Weelden werd geboren in Zeist op 22 november 1957. Zie ook alle tags voor Dirk van Weelden op dit blog.

Uit: Rond de kerktoren

‘Ik weet niet wat jij ziet, maar ik zie onrendabel geworden landbouwgrond. Decoratieve boerderijdieren. Kunstmatig drooggemalen rivierdelta-moeras. Dat door eeuwenlange bemaling alsmaar verder is weggezakt en ingeklonken. Verder zie ik nuttige wateropslagbekkens, slim gecombineerd met een kunstmatig gediversifieerd poldergebied dat smaakvol is ontworpen voor het recreatief fietsen, kanoën en plantjes en vogels kijken. Het is slim rond watertjes, een eendenkooi en de Vinexwijken gedrapeerd. De weg hindert de watertjes, kikkers en fietsers niet en zelfs de herrie en zichthinder in de omringende dorpen is geminimaliseerd. Er zijn enclaves waar de vogeltjes rust hebben. Het is een hi-tech grootstedelijk park. Geen natuur. Voor natuur moet je naar Noorwegen, Peter, niet naar Pijnacker.’
Peters gezicht werd wat donkerder van opwinding. Hij schreef. Zijn mond verstrakte.
‘En de kerktoren… Heeft die een neoreligieuze betekenis? Een oproep misschien om weer christelijk te worden tegen de oprukkende islam?’

‘Grappig dat je meteen laat weten wat je me graag hoort zeggen. Nee, het beeld is ontleend aan een volgens mij heel herkenbare Hollandse ruimtelijke ervaring. Je schaatst op een heldere winterdag over een plas. Zon. Zwart ijs. Geel ritselend riet. Overal in de verte zie je de kerktorens van de dorpen. Je koerst op die torenspitsen zoekend naar warme chocolademelk, pannenkoeken, een beerenburgje, een bord hachee. De glasplaten verwijzen naar ijs. Ook al werken ze visueel als water. Zoals mijn werk in het land ligt is het een synthese van al die beelden en ervaringen, van de geschiedenis die daarin is opgeslagen. Een heel Hollands soort schoonheid. Het ziet er toch schitterend uit? Voel je niks als je ernaar kijkt?’
Peter haalde zijn schouders op. Hij noteerde de uitspraken van Timon.
Timon kon het niet laten. Hij zei tegen de verslaggever: ‘Dan moet jij zeggen: bij de nazi’s zag alles er ook schitterend uit. Leni Riefenstahl, prachtig! En dan citeer je Armando, schoonheid is niet pluis.’ Hij grijnsde even naar Angela, die niet-begrijpend teruglachte.
Peter van Leunen bedankte voor het vraaggesprek en meed Timons blik. Snel handje. Daarna beende hij wijdbeens achter zijn buik aan naar de tafel met champagne. Timon wist dat de man van de Haagse Courant hem een arrogante klootzak vond. Een mooipratende kontkruiperige kunstenaar, die meelulde met de regenten en een enorme bult belastinggeld in zijn zak stak. En nog een praalhans en rokkenjager bovendien. Maar zou dat ook in de krant komen te staan?”

 

Dirk van Weelden (Zeist, 22 november 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Exultate, jubilate!

Weg libido! Weg, boeken! Lichaam, weg!
Jullie willen me toch allemaal slechts te grazen nemen.
Weg liefdesperikelen. Laat niemand toe.
En als je me met kranen belaagt:
Kun je beter naar Kamtsjatka of Leipzig gaan,
Bouw kolonies in de omgeving noem ze
Naar mij (dus: Filips-Congo. Of: Christograd),
Bouw dierentuinen, gedenktekens, nachtclubs,
Schrijf huiswerk over mijn gedichten,
Vertaal me in het Hongaars, verzorg me, smeek maar –
Dit alles laat me koud. Ik, met mijn grandeur,
Heb een snel hart, ga om negen uur naar bed.
Verdwaal niet in mijn denken, speculeer
ook niet langer meer op jullie telefoontjes
– Of iemand juist bereid is om met mij te delen
Zijn beetje leven, werk, aangeboren driften –
Ik ga gewoon slapen. Zeg hardop:
Legendes blijven groeien. Tot ze waar zijn.
De duivel pronkte met zijn geloof en siste.
Werd substantie. En gaf zichzelf over: aan de geest.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e november ook mijn blog van 22 november 2018 en eveneens mijn blog van 22 november 2015 deel 2.

André Gide, George Eliot, Dirk van Weelden, Christian Filips, Suresh en Jyoti Guptara, Viktor Pelevin, Endre Ady, William Kotzwinkle, Elisabeth Maria Post

De Franse schrijver André Gide werd geboren op 22 november 1869 in Parijs. Zie ook alle tags voor André Gide op dit blog.

Uit: La Porte étroite

“J’ai revu Juliette l’an passé. Plus de dix ans s’étaient écoulés depuis sa dernière lettre, celle qui m’annonçait la mort d’Alissa. Un voyage en Provence me fut une occasion de m’arrêter à Nîmes. Avenue de Feuchères, au centre bruyant de la ville, les Teissières habitent une maison d’assez belle apparence. Bien que j’eusse écrit pour annoncer ma venue, j’étais passablement ému en franchissant le seuil.
Une bonne me fit monter dans le salon où, quelques instants après, Juliette vint me rejoindre. Je crus voir la tante Plantier : même démarche, même carrure, même cordialité essoufflée. Elle me pressa tout aussitôt de questions dont elle n’attendait pas les réponses, sur ma carrière, mon installation à paris, mes occupations, mes relations ; qu’est-ce que je venais faire dans le Midi ? Pourquoi n’irais-je pas jusqu’à Aigues-Vives où Edouard serait si heureux de me voir ?… Puis elle me donnait des nouvelles de tous, parlait de son mari, de ses enfants, de son frère, de la dernière récolte, de la mévente… J’apprenais que Robert avait vendu Fongueusemare, pour venir habiter Aigues-Vives ; qu’il était maintenant l’associé d’Edouard, ce qui permettait à celui-ci de voyager et de s’occuper plus spécialement de la partie commerciale de l’affaire, tandis que Robert restait sur les terres, améliorant et étendant les plants.
Cependant je cherchais des yeux, inquiètement, ce qui pouvait rappeler le passé. Je reconnaissais bien, parmi le mobilier neuf du salon, quelques meubles de Fongueusemare ; mais ce passé qui frémissait en moi, il semblait que Juliette à présent l’ignorât ou prît à tache de nous en distraire.
Deux garçons de douze et treize ans jouaient dans l’escalier ; elle les appela pour me les présenter. Lise, l’aînée de ses enfants, avait accompagné son père à Aigues-Vives. Un autre garçon de dix ans allait rentrer de promenade ; c’est celui dont Juliette m’avait annoncé la naissance prochaine en m’annonçant aussi notre deuil. Cette dernière grossesse ne s’était pas terminée sans peine ; Juliette en était restée longtemps éprouvée ; puis, l’an passé, comme se ravisant, elle avait donné le jour à une petite fille qu’il semblait, à l’entendre parler, qu’elle préférât à ses autres enfants.
« Ma chambre, où elle dort, est à côté, dit-elle ; viens la voir. » Et comme je la suivais : « Jérôme je n’ai pas osé te l’écrire… consentirais-tu à être parrain de cette petit ?
– Mais j’accepte volontiers, si cela doit t’être agréable, dis-je, un peu surpris, en me penchant vers le berceau. “


André Gide (22 november 1869 – 19 februari 1951)
Geïllustreerde editie van het boek

 

De Engelse dichteres en schrijfster George Eliot werd geboren op 22 november 1819 in Nuneaton in Warwickshire. Zie ook alle tags voor George Eliot op dit blog.

Uit: Adam Bede

“I was dreadful frightened, and angry with her for going. I didn’t go to give information, because I’d no thought she meant to do any harm, and I knew she had money in her pocket to buy her food and lodging. I didn’t like to set the constable after her, for she’d a right to go from me if she liked.”
The effect of this evidence on Adam was electrical; it gave him new force. Hetty could not be guilty of the crime — her heart must have clung to her baby — else why should she have taken it with her? She might have left it behind. The little creature had died naturally, and then she had hidden it. Babies were so liable to death — and there might be the strongest suspicions without any proof of guilt. His mind was so occupied with imaginary arguments against such suspicions, that he could not listen to the cross-examination by Hetty’s counsel, who tried, without result, to elicit evidence that the prisoner had shown some movements of maternal affection towards the child. The whole time this witness was being examined, Hetty had stood as motionless as before: no word seemed to arrest her ear. But the sound of the next witness’s voice touched a chord that was still sensitive, she gave a start and a frightened look towards him, but immediately turned away her head and looked down at her hands as before. This witness was a man, a rough peasant. He said:
“My name is John Olding. I am a labourer, and live at Tedd’s Hole, two miles out of Stoniton. A week last Monday, towards one o’clock in the afternoon, I was going towards Hetton Coppice, and about a quarter of a mile from the coppice I saw the prisoner, in a red cloak, sitting under a bit of a haystack not far off the stile. She got up when she saw me, and seemed as if she’d be walking on the other way. It was a regular road through the fields, and nothing very uncommon to see a young woman there, but I took notice of her because she looked white and scared. I should have thought she was a beggar-woman, only for her good clothes.”

 


George Eliot (22 november 1819 – 22 december 1880)
Cover

 

De Nederlandse schrijver Dirk van Weelden werd geboren in Zeist op 22 november 1957. Zie ook alle tags voor Dirk van Weelden op dit blog.

Uit: Training

“De handrem kraakte. De stilte van het bos overspoelde de auto. We stapten uit. De grond rook naar potaarde uit de supermarkt.
‘Iets te drinken meenemen?’ vroeg ik.
‘Heb ik aan gedacht,’ zei Denijs. Hij toonde de inhoud van zijn lichtgewicht rugzakje: druivesuiker, twee bananen en een plastic veldflesje met isotone frisdrank.
Voor de warming up wandelden we naar een open plek waar banken stonden die het stretchen makkelijker maakten. De heldere winterlucht smaakte lekker en ik haalde zo diep mogelijk adem.
Tijdens de warming up zei Denijs:
‘Kijk, daarom belde ik je. We hebben allebei de juiste loopconditie om dit experiment te kunnen doen, als het lopen een probleem is heeft het sowieso geen zin. Je moet aandacht óver hebben.’
Hij had onderweg in de auto verteld van het experiment dat op stapel stond. Het trainen van ons geestesoog. Denijs had een theorie over het afsterven van de visuele verbeeldingskracht. Dat kwam door de overdaad aan kant en klare beelden waarmee een modern mens overspoeld werd. Voorzover de moderne mens zich met gesloten ogen beelden voor de geest kon halen was het een vuilstort van versleten plaatjes. De oosterse meditatie, gericht op het leegmaken van de gedachten wees hij af.
‘Laten we nuchter zijn,’ zei hij, ‘dat veronderstelt toch een soort volkenkundige salto mortale, zo zit ons denken niet in elkaar. Zelfs de mystiekste monniken hebben altijd over Maria, Jezus, een heilige of een bijbeltekst gemediteerd. Niks leegte. Een helder beeld, dat ze zich steeds beter leerden voorstellen. Ze trainden hun geestesoog. Tot ze konden denken in beelden. Geen opgejaagde stroom van ooit vluchtig opgepikte televisiebeelden en foto’s, maar zelf samengestelde en opgeroepen beelden.
‘Die mentale cinema is in onbruik geraakt. Ons geestesoog is lui geworden en luie ogen worden blind. Mensen hebben er tegenwoordig moeite mee iets te lezen en het voor zich te zien. En als ze zich iets voorstellen om het te beschrijven schieten hun alleen vlakke, grauwe beelden te binnen. Ik wil mijn geestesoog trainen om het krachtiger te maken en er een betere controle over te hebben.”

 

 
Dirk van Weelden (Zeist, 22 november 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Als ich neulich nachts

an die Wand gedrückt, wieder

(Ich-Taste) wie damals, mit sechs
oder sieben, die Eltern (im Traum

sind im Krieg)
kalt weiß massiv

(im Scheidungskrieg) geblieben
der Eindruck, den die Wand

ihm – wem? –
wieder gut macht:

Zugewandter
wendet die Wand sich

zu.

 

Ich sitze da, wo du mich sitzen lässt

auf deines Vaters Mauer, hoch dort oben

(Landschaft mit Kranich, Schilf
und Brise, weiter hinten)

höre ich dich
an dir vorbei …

und höre
einen Flussgott, jung

der an die hohe, hehre

strullt (Mauer in der
Abenddämmerung)

 


Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

De Brits-Indische schrijverstweeling Suresh en Jyoti Guptara werd geboren op 22 november 1988 in Frimley, Hants in het zuidoosten van Engeland. Zie ook alle tags voor Suresh en Jyoti Guptara op dit blog.

Uit: Calaspia, Das Erbe der Apheristen (Vertaald door Frank Böhmert)

„Es roch nach Räucherwerk. Er blickte sich suchend um, bis er die Weihrauchkugeln fand, die in einer Schale brannten. Schnuppernd ging er immer näher heran. Als ihn der Rauch in die Nase biss, schüttelte er mit einem Niesen den Kopf und tastete mit zittrigen Fingern nach der Glut. Er riss die Hand zurück. «Hast du den Verstand verloren, du Narr?» Plötzlich schien ihn der Anblick seines Gemachs zu ängstigen. Er sah sich vergeblich nach einer Wache um. Er hatte längst vergessen, dass sie allesamt draußen postiert waren, und wagte es nicht, die Tür zu öffnen, weil davor unaussprechliche Wesen auf der Lauer liegen mochten. «Peasmi? Rameon? Warum habt ihr mich verlassen?» Klagend und hustend schlich er umher. «Vater? Ich dachte, du wärst tot … Elyon sei Dank, dann bin ich gar nicht Imperator! Ich hatte einen Albtraum … viele Albträume …» Seine wirren Reden endeten in einem Aufschrei: «Holt mich hier heraus!» Er stolperte zu seinem Thron und strich mit den Finger spitzen über die Schatulle auf der Armlehne. Es bereitete ihm einige Mühe, den Deckel zu öffnen. Bald seufzte er erleichtert, versank in immer tieferen Schichten der Bewusstlosigkeit. Außerhalb der Gefangenschaft seiner Gedanken, außerhalb seines Palasts, der ihm wie ein Kerker vorkam, brannte sein Imperium.
***

Hundert Wegstunden von der schwimmenden Hauptstadt des Imperiums entfernt, stapfte ein bebrillter Krieger mit freiem Oberkörper durch den Schnee der Säbelzahnberge. Die behaarten Arme des Zwergs besaßen denselben Umfang wie die Oberschenkel der Soldaten, die er mit einem finsteren Blick bedacht hatte, als sie über diese Kombination von Körperkraft und Sehschwäche zu lachen wagten. Inzwischen befand sich Galar Sturlison im sturmumtosten Grenzland. Er kniff die tränenden Augen zusammen und hielt nach anderen Lebensformen Ausschau. Die Heere der Numenii standen versammelt im Hinterland und warteten auf den Befehl, in das unabhängige Königreich des Nordens einzufallen, und er sollte erkunden, inwieweit Polgaren seine Truppen bereits zusammengezogen hatte. Außer ein paar Bauern, die in der rauen Umgebung ein undankbares Dasein fristeten, lebte im Umkreis von Meilen niemand. Die windgepeitschten Gipfel ließen sich kaum voneinander unterscheiden, die Sonne gleißte schmerzhaft auf den Schneefeldern und Gletschern. Da nahm er ja sogar lieber am Rat von COLA teil, von Calaspias Offiziellen und Landesältesten, die durch ein schmutziges Komplott dazu verleitet worden waren, das Land in diesen Schlamassel zu stürzen. Politik hin oder her, dort gab es wenigstens etwas Anständiges zu futtern.“

 

 
Suresh en Jyoti Guptara (Frimley, 22 november 1988)

 

De Russische schrijver Viktor Pelevin werd geboren op 22 november 1962 in Moskou. Zie ook alle tags voor Viktor Pelevin op dit blog.

Uit: Buddha’s Little Finger (Vertaald door Andrew Bromfield)

“Vorblei picked up the receiver. `Yes, comrade Babayasin,’ he roared into the ebony cup of the mouthpiece. `Yes, I remember … No, don’t send them … Comrade Babayasin, I can’t do that, it will look ridiculous … Just imagine — with the sailors, it will be a disgrace … What? I will follow orders, but I must register a vigorous protest … What?’
He glanced sideways at me and, not wishing to embarrass him, I went through into the lounge.
The floor there was covered with newspapers — most of them banned long ago. I supposed there must have been files of them left behind in the flat. Other traces of the place’s former life were also visible: there was a delightful Turkish carpet hanging on the wall and below it stood a secretaire decorated with enamel rhomboids of various colours. As soon as I saw it I realized that a well-to-do bourgeois family must have lived there. A large mirror stood against the opposite wall. Beside it hung a crucifix in the art-nouveau style, and for a moment I pondered the nature of the religious feeling which might correspond to such a work of art. A considerable part of the space was occupied by an immense bed under a yellow canopy. The items that stood on the round table in the centre of the room seemed to me — possibly because of their proximity to the crucifix — to be a still-life composed of esoteric Christian motifs: a large bottle of vodka, a halvah tin shaped like a heart, a staircase leading into emptiness constructed out of pieces of black bread laid one on top of another, three tooth glasses and a cross-shaped can-opener.
Lying on the floor beside the mirror was a pile of packages whose shapes put me in mind of contraband; a sour smell of leg-wrappings and stale drink hung in the air, and there were also a great many empty bottles in the room. I sat on the table.”

 

 
Viktor Pelevin (Moskou, 22 november 1962)

 

De Hongaarse dichter Endre Ady werd geboren op 22 november 1877 in het huidige Adyfalva. Zie ook alle tags voor Endre Ady op dit blog.

 

Hawk Mating On The Fallen Leaves

Up. Up. And onward into Autumn fly
In shrill pursuit and raucous hunting cry
A pair of hawks with summer-weary wings.

Summer has bred new pirates in her care
And fresher pinions flutter down her air
To join the lists of Love which now are wide.

We fled from Summer, now ourselves pursued,
Till somewhere sometime in an autumn wood
We stooped with fluttered wings for very love.

This is our final mating. Now the keen
Talon on feather tears the quick between
And so we fall together with the leaves

 

Mahnung an die Hüter

Ihr Hüter auf Wache, habt acht!
Die Sterne verstreut jede Nacht,
Erinnerung gestriger Sommer,
Glühwürmchen in Gärten entfacht.
Vermischt florentinischer Sommer
Mit Abschied vom Lido im Herbst,
Erinnerung dämmernder Morgen
An Ballsäle – dunstig – zerweht
An alles vergangene Schöne,
Das niemals durch Sterben vergeht.
Das ferne Lächeln der Herzen,
Lebendiges, Totes, behütet – bedacht,
Sieht auf euch besorgt und verlassen –
Ihr Hüter auf Wache, habt acht!

Ihr Hüter auf Wache, habt acht!
Das Leben will leben und lebt.
Es schenkt nicht deshalb soviel Schönes,
Damit es in Flammen zergeht,
Durch dumme und gierige Greuel.
So traurig das Menschsein auch ist,
Die Losung der heldischen Bestien,
Die Sterne verstreuende Nacht,
Sie lassen auch heut nicht vergessen
Den Glauben, durch Schönheit entfacht.
Ihr, die ihr noch da seid, bewahrend –
Ihr Hüter auf Wache, habt acht!

 

Vertaald door Paul Kárpáti e.a.

 

 
Endre Ady (22 november 1877 – 27 januari 1919)
Standbeeld in Boedapest

 

De Amerikaanse schrijver William Kotzwinkle werd geboren op 22 november 1943 in Scranton, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor William Kotzwinkle op dit blog.

Uit: Fata Morgana

“Paris, 1861
The faces in the crowd were dark, from Spain, Morocco, Constantinople, and a sensuous air prevailed, exotic and violent. The shops were filled with cheap merchandise; a dark-haired prostitute stood on the corner, smiling, and Inspector Picard passed her, making his way through Pigalle. Glancing at his watch, he quickened his step, muttering the usual nonsense to himself about eating less and training more, for he was breathing heavily from his exertion. Yet he moved more swiftly than any other on the busy street, with the surprising swiftness of the bear who has suddenly found reason to move. And like the bear he had a heavy, natural grace, despite his fifty-two years and the extra pounds around his waistline, produced by a particularly delicious lemon tart sold on the rue Dauphine; he longed for one now, for as always when on the scent, a strange hunger stole over him—he felt he could devour Baron Mantes alive, swallow him down and munch his bones. As he hurried along, Picard studied certain faces carefully, taking note of their eyes, and also of their hands—the way they handled a franc note, almost caressing it, ritually folding it and slipping it away—these were men he would see again, in the intimate embrace of arrest, or they would find their fate elsewhere, or they would escape absolutely. The city was vast, sprawling, who could know it all? He left the street of cheap pimps and prostitutes, entering the chausee d’Antin, where the Great Whores had their apartments. The carriages at the curb belonged to diplomats, ambassadors, and the voices he heard were discreet, refined. Nonetheless, last month he’d assisted in the removal of a body from one of the luxurious gardens, where a duel had been fought over a whore’s favor. Madness prevailed everywhere. Ahead he saw the lights of the Opera. The street was lined with waiting carriages. Among them he spotted Paradis the ragman, a wicker basket over his shoulder, a filthy paper flower in his lapel. Picard approached the informer quickly. “He’s still here?” “The box seats,” said Paradis, staring wildly around him. Picard handed him a roll of franc notes. “Stay and point him out to me.” Paradis hurriedly thrust the money in his pocket and shuffled off as fast as he could, his enormous shoes slapping in the mud, his baggy pants trailing over his heels. Picard watched the retreating ragman for a moment, then turned and walked into the lobby of the theatre as the final ovation was being offered the horned and embattled singers. He took his position where he could observe those music lovers who’d held box seats. The crowd filed past, involved in the usual flirtations, the regular boredom. All they’d killed was another evening.”

 


William Kotzwinkle (Scranton, 22 november 1943)
Cover

 

De Nederlands dichteres en schrijfster Elisabeth Maria Post werd geboren in Utrecht op 22 november 1755. Zie ook alle tags voor Elisabeth Maria Post op dit blog.

Uit: Het land, in brieven

“Ik woon, ’t is waar, bij een klein, afgelegen, en schaarsbezogt Dorpje. Op het hangen van eenen eenzamen heuvel, ligt mijn aangenaam Zorgenvrij. – Mijne eenvoudige woning, is verscholen onder rijzend geboomte. In het vreedzaam dal, dat aan deszelfs voet ligt, vertoonen zig de lage bemoste hutten der Landlieden, met eene bekorende nederigheid. Akkers, Weiden, Bergen, Dalen, Beken, Bronnen, Bosschen en Vlaktens versieren dezen voor mij betoverenden oord en maken dien des Zomers, tot een Eden. – Maar de Winter, vraagt gij? In den Winter, ja, is de Natuur van haar voornaamste sieraad berooft. Zij slaapt. Zij schijnt dood, en draagt alom de merktekenen van eene akelige verwoesting. De digtste bosschen staan nu bladerloos. De gevleugelde zangers zwijgen. De bloemhoven toonen niet meer, dan de dorre overblijfzelen van verdwenen schoonheid. De velden zijn ledig en de weiden zonder vee. Het geruisch der beekjes is niet meer betoverend. Met een woord: er is geen schaduw meer van die heerlijkheid, die alles voor weinig maanden versierde. – Maar zou de Natuur daarom thans alles schoon missen? De gure, de woeste winter, is wel een treurig, maar toch een grootsch toneel van Gods alvermogen: en dit denkbeeld; ‘De Natuur is niet dood – maar rust; zij bereidt zig, om eerlang met grooter luister te schitteren,’ – neemt veel van zijne treurigheid weg. Het vervuld den geest met streelende vooruitzigten, die dikwils meer voldoen dan het genot zelve. – Met welk eene vergenoegde hoop, zie ik aan de boomen de knopjes, waarin de bladeren zitten opgewonden, die mij in een volgend jaar zullen beschaduwen, of het sieraad en den groei der vrugten bevorderen! Ga ik naar eenen kersenboom, ik pluk een knopje, en open het: welk een aangename verwondering volgt op de spijt, waar mede ik een zo konstig natuur-gewrogt vernietig! Welk eene wijsheid, welk eene almagt toont het eenvoudig blaadje! Wat zeg ik eenvoudig? in de bijna onzigtbare deeltjes van deze digt in elkander gerolde blaadjes die reeds de toekomstige vrugt in zig besluiten, is een samenloop van wonderen.
Kunt gij in de stad, daar u zoo veele afleidingen uwen tijd ontrooven, wel om deze dingen denken, die kleinigheden schijnen in het oog van iemand, die er het zagt genoegen niet van kent?”

 

 
Elisabeth Maria Post (22 november 1755 – 3 juli 1812)
Illustratie uit “Het land, in brieven”

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e november ook mijn blog van 22 november 2015 deel 2.

André Gide, George Eliot, Dirk van Weelden, Christian Filips, Suresh en Jyoti Guptara, Viktor Pelevin, Endre Ady, William Kotzwinkle, Elisabeth Maria Post

De Franse schrijver André Gide werd geboren op 22 november 1869 in Parijs. Zie ook alle tags voor André Gide op dit blog.

Uit: Si le grain ne meur

« Je naquis le 22 novembre 1869. Mes parents occupaient alors, rue de Médicis, un appartement au quatrième ou cinquième étage, qu’ils quittèrent quelques années plus tard, et dont je n’ai pas gardé souvenir. Je revois pourtant le balcon ; ou plutôt ce qu’on voyait du balcon : la place à vol d’oiseau et le jet d’eau de son bassin — ou, plus précisément encore, je revois les dragons de papier, découpés par mon père, que nous lancions du haut de ce balcon, et qu’emportait le vent, par-dessus le bassin de la place, jusqu’au jardin du Luxembourg où les hautes branches des marronniers les accrochaient. Je revois aussi une assez grande table, celle de la salle à manger sans doute, recouverte d’un tapis bas tombant ; au-dessous de quoi je me glissais avec le fils de la concierge, un bambin de mon âge qui venait parfois me retrouver. — Qu’est-ce que vous fabriquez là-dessous ? criait ma bonne. — Rien. Nous jouons. Et l’on agitait bruyamment quelques jouets qu’on avait emportés pour la frime. En vérité nous nous amusions autrement : l’un près de l’autre, mais non l’un avec l’autre pourtant, nous avions ce que j’ai su plus tard qu’on appelait « de mauvaises habitudes ». Qui de nous deux en avait instruit l’autre ? et de qui le premier les tenait-il ? Je ne sais. Il faut bien admettre qu’un enfant parfois à nouveau les invente. Pour moi je ne puis dire si quelqu’un m’enseigna ou comment je découvris le plaisir ; mais, aussi loin que ma mémoire remonte en arrière, il est là. Je sais de reste le tort que je me fais en racontant ceci et ce qui va suivre ; je pressens le parti qu’on en pourra tirer contre moi. Mais mon récit n’a raison d’être que véridique. Mettons que c’est par pénitence que je l’écris. A cet âge innocent où l’on voudrait que toute l’âme ne soit que transparence, tendresse et pureté, je ne revois en moi qu’ombre, laideur, sournoiserie. On m’emmenait au Luxembourg ; mais je me refusais à jouer avec les autres enfants ; je restais à l’écart, maussadement, près de ma bonne ; je considérais les jeux des autres enfants. Ils faisaient, à l’aide de seaux, des rangées de jolis pâtés de sable… Soudain, à un moment que ma bonne tournait la tête, je m’élançais et piétinais tous les pâtés. »

 

 
André Gide (22 november 1869 – 19 februari 1951)
André Gide et ses amis au Café maure de l’exposition universelle de 1900 door Jacques-Émile Blanche. Gide rechts, met hoed.

Lees verder “André Gide, George Eliot, Dirk van Weelden, Christian Filips, Suresh en Jyoti Guptara, Viktor Pelevin, Endre Ady, William Kotzwinkle, Elisabeth Maria Post”

André Gide, George Eliot, Dirk van Weelden, Christian Filips, Suresh en Jyoti Guptara, Viktor Pelevin, Endre Ady, William Kotzwinkle

De Franse schrijver André Gide werd geboren op 22 november 1869 in Parijs. Zie ook alle tags voor André Gide op dit blog.

Uit: Les Faux-monnayeurs

“Mais si cela voulait dire quelque chose, tu ne comprendrais tout de même pas.
Quand on parle, c’est pour se faire comprendre.
Veux-tu, nous allons jouer à faire des mots pour nous deux seulement les comprendre.
Tâche d’abord de bien parler français.
Ma maman, elle, parle le français, l’anglais, le romain, le russe, le turc, le polonais, l’italoscope, l’espagnol, le perruquoi et le xixitou.
Tout ceci dit très vite, dans une sorte de fureur lyrique.
Bronja se mit à rire.
Boris, pourquoi est-ce que tu me racontes tout le temps des choses qui ne sont pas vraies ?
Pourquoi est-ce que tu ne crois jamais ce que je te raconte ?
Je crois ce que tu me dis, quand c’est vrai.
(…)

Oui. Non ; écoute : on va prendre un bâton ; tu tiendras un bout et moi l’autre. Je vais fermer les yeux et je te promets de ne les rouvrir que quand nous serons arrivés là-bas.
Ils s’éloignèrent un peu ; et, tandis qu’ils descendaient les marches de la terrasse, j’entendis encore Boris :
Oui, non, pas ce bout-là. Attends que je l’essuie.
Pourquoi ?
J’y ai touché.”

 
André Gide (22 november 1869 – 19 februari 1951)
Hier met zijn jonge geliefde Marc Allégret (links) in 1926

Lees verder “André Gide, George Eliot, Dirk van Weelden, Christian Filips, Suresh en Jyoti Guptara, Viktor Pelevin, Endre Ady, William Kotzwinkle”