Advent, Frédéric Leroy, Botho Strauß, Ann Patchett, Hein Boeken, T. C. Boyle

 

Bij de Eerste Advent

 

De aartsengel Gabriël verkondigt aan Maria de komst van Jezus door Robert Campin, ca. 1427–32

 

Advent

Advent is wachten. Wachten met verlangen
totdat het eindelijk gebeuren gaat
wat werd voorspeld in de profetenzangen;
wachten, tot God het Woord vervult in daad.

Advent is luist’ren. Luist’ren en verlangen
totdat de hemel lichtend opengaat
en je omspoeld wordt door de eng’lenzangen;
luisteren, totdat je hart meezingen gaat.

Advent is komen. Komen met verlangen
naar Bethlehem, waar God vlak voor ons staat
en onze mond vervult met nieuwe zangen
en waar geloof verandert in de daad.

Advent is bidden. Bidden vol verlangen
opdat Gods rijk van vrede komen gaat;
en Hij ons op de nieuwe aarde zal ontvangen
waar ons verlangen in aanbidding overgaat.

 

Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)

Lees verder “Advent, Frédéric Leroy, Botho Strauß, Ann Patchett, Hein Boeken, T. C. Boyle”

Frédéric Leroy, Botho Strauß, Ann Patchett, Hein Boeken, T. C. Boyle

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook alle tags voor Frédéric Leroy op dit blog.

De nood aan vaste middelpunten

Het staat ook in de reisgids: de kennismaking met de stad
begint niet aan de poorten maar in het hart, het plein
waar guillotines blinken tussen bloemen en fruit.
Rechtdoor en links zegt u? De man met glazen benen
bedankt het bloemenmeisje, zet de eerste stappen

in het stenen labyrint. Hij is nieuw hier maar declameert
luid en met overtuiging het unieke van elke stoeptegel,
van elk nastarend gezicht – uniek zoals ook woorden
strijdbaar van elkaar willen verschillen (vreemdeling
en vreemdeling twee anderen zijn). Zijn glazen benen

vertonen barsten maar dat deert hem niet: de stad is mooi
en geurt naar honderd verschillende kruiden tegelijk.

 

De avonden

Ik ben ze gaan liefhebben:

de avonden – hoe ze zwart
op de klaver druipen en ik
ze met open deur opwacht

stoet van stinkende nonnen

hoe ik dan niets heb dan wijn en brood
en hoe ze daar genoegen mee nemen

maar nooit blijven willen, rusteloos zijn

als uit hun rokken schatten vallen
eieren die over de houten vloer
stuiteren, onder meubelen rollen
nachtelijk worden uitgebroed

god weet tot welke monsters.

De avonden. Telkens
wat vozer, wat roestiger
wat meer vooringenomen.

 

Ondraaglijke lichtheid

In het raam een meisje, jong nog en vrijwillig
machteloos, overtollige zwaarte heeft ze
vrolijk naast zich neergelegd: want zij is licht
en vluchtig, in essentie een uitgehold raadsel
dat moeiteloos de kunst verstaat van het verdwijnen
in de alledaagsheid: zij is de fluisterstem,
de vogelvlucht, het trillen van het spinnenweb,
het licht dat uitdooft op de bodem van de put.

Zij is,

in het raam een meisje, een schatje en ze werkt
je danig op de zenuwen – je hebt een borrel nodig,
denk je, maar bij elke slok wordt je lichaam
weer wat zwaarder, een gapend gravitatieveld.

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

Lees verder “Frédéric Leroy, Botho Strauß, Ann Patchett, Hein Boeken, T. C. Boyle”

Frédéric Leroy, Botho Strauß, Ann Patchett

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook mijn blog van 2 december 2006 en mijn blog van 24 november 2007 en ook mijn blog van 2 december 2007 en ook mijn blog van 2 december 2008 en ook mijn blog van 2 december 2009.

Heiden

De zon scheen vaker. Aan de dingen kleefden
nog de namen, uitnodigend, uitwisselbaar
als losse plaatjes, zodat ik rozenstruiken
krokodillen ging noemen, mezelf krijger.

Wreedheid was een deugd, rauw geweld
iets voor helden (dat wat heerste onder
de zomerzon, triomfeerde, regenwormen
in stukken hakte). Ik lachte vaker toen.

In een wereld van gras en pluizen was ik
heidens blond, wist van god noch gebod
maar hield van het witgekalkte kapelletje
verderop – plukte plechtig kruisspinnen.

Ik schiep een pantheon van gedrochten,
krioelend in glazen confituurpotten.

 

Dagelijks brood

zondag

1.
Sluit de heilige boeken en weet
liefste, dat voor een openbaring
deze homp op de keukentafel,
hier en nu, voor ons, eenzaam
addergebroed, genoeg kan zijn

want vergis je niet in eenvoud,

dit gebroken boerenbrood is
volmaakt als de middagzon.

 

Dodenmars

En draal niet en maal niet maar sta
nu smalend uit de doden op en klop
de nacht uit loden lakens. Gooi de luiken
open, stap de kamer uit en zet de pas erin,
maar kijk niet om, niet om, nooit om, en ga
niet na of kruimels door harpijen worden opgepikt,
vergeet hoe uit de verte een geliefde je naam roept,
tel je stappen maar herval niet in stilstand, word
geen zoutpilaar, treur niet om afgehakte vingerkootjes,
weggeworpen sieraden, kledingstukken bij elke hellepoort,
vergeet hoe lijken in zee werden gegooid, bijeengeraapt,
hoe klauwen werden geplant in de zwakste van de kudde,
in het weke deel, je weekste vlees, je hagedissenstaart,
je pars pro toto.

 

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

 

 

 

Lees verder “Frédéric Leroy, Botho Strauß, Ann Patchett”

Frédéric Leroy, Botho Strauß, Ann Patchett, George Saunders, T. C. Boyle, Eric L. Harry

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook mijn blog van 2 december 2006 en mijn blog van 24 november 2007 en ook mijn blog van 2 december 2007 en ook mijn blog van 2 december 2008.

 

Poëzie

Overdrijf nu niet – zij is lang
geen heldin met ontblote borst
die over lijken van de vijand stapt
en tirannen onthoofdt, noch de fakkel
van de humanisten, heilige belofte
van gelijkheid en broederschap,
blauwe fee die hout tot vlees maakt,
dan tot duurzaam aluminium, bron
van eeuwige jeugd of miraculeuze brug
over de vuurzee.

Nee, zij is geen fata morgana
maar de vuurzee zelf, lichtekooi
met tuberculose, vulgaire slet
die zwarte nagels in je rug plant,
infecties zaait, de laffe slag
van het ezelskaakbeen, schreeuw
van de vermoorde, geneuzel
van de bronstige sjamaan, lied
over de wereldslang en het ei

dat breken zal.

 

Schoolplein

Dat ik hier nu weer sta en over de muren

gluur naar het plein en hoe de bel dan gaat,
de hel bevriest, ik mijn vertrapte zelf opraap,
in de rij ga staan, de broek gladstrijk, hoe zij,
nu ook weer hier, het ijle, vlasblonde meisje,
ach, hoe zij dan hap in de appel stapt en hap
door die zure groene bol hapt en naast me
staat met een rake krakende appelhap,
bloedend op het witte vruchtvlees trapt.

Nee. Dat ik nu hier weer sta en zwijgend
naar een keurig ontruimd speelplein staar,
en hoe met z’n rattentanden de kindertijd
schuldig is en ettert als geschaafde knieën,
strijdbaar geurt naar gras en melk en krijt.

 

Onrust

Over de pijnboomgrens wacht de maan halfvol
en geel als een zuurtje op alarmfase twee
van het nachtelijk rampenplan.
‘Er lijkt wat,’
fluister je, ‘er lijkt wat in het gras te leven.’

maar ook jij weet: dit is geen leven, dit is
het stuiptrekkend sterven van iets jong
en vormloos.
‘Wat dan’’ Noem het
een gedachte, noodlottig in het gras verloren
door dat meisje in haar witte jurk (deze middag,
toen de zon scheen en er gezongen werd).

 

Jij legt je te slapen, naakt onder de bedsprei,
beeldt je stilte in, ik streel je haren en jij
ontwerpt zelfs een glimlach,

alles lijkt vredig,
terwijl de wind zich door de kieren sleept.

 

Leroy

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

 

De Duitse schrijver Botho Strauß werd geboren op 2 december 1944 in Naumburg an der Saale. Zie ook mijn blog van 2 december 2007 en ook mijn blog van 2 december 2008.

Uit: Ithaka

Oberes Gemach der Penelope. Halbverdeckt von der Rückenlehne sitzt die Fürstin auf ihrem Thronsessel. Ihr gegenüber auf einem Schemel Amphinomos, ein junger Freier.

 

PENELOPE Amphinomos. Du allein weißt nun, wie ich, die Bittere, lebe. Daß mein Gesicht vom Lächeln träumt wie von einer fernen Jugendfreude. Ich sehe, daß du ein Herz besitzt.

Ja, ein Herz. Anstand. Liebenswürdigkeit. Daß du mich achtest und dich nicht scheust, in die schwarze Flamme zu blicken, die ich bin — die mich verzehrt.

AMPHINOMOS Was von Eurem Rätsel ist mir begreiflich’ Was werde ich nie verstehen’

PENELOPE Du hast diesen riesigen Leib. Er zwingt dich, immer aufrecht zu sitzen. Ich halte mich gerade. Damit mir der Bauch nicht ans Kinn stößt. Du mußt dich langsam bewegen, mußt immer langsam gehen, gerade sitzen, gerade lehnen. Aber es gibt Stunden, da möchtest du dich verkriechen. Gar nicht so einfach, irgendwo einen Schlupfwinkel zu finden mit dem Leib, wo du dich verkriechen kannst, wie dir zumute ist.

AMPHINOMOS Die Fürstin könnte sich in eine entfernte Kammer zurückziehen, unerreichbar für die Rufe der Freier.

PENELOPE Dabei wispert’s in mir, drinnen bin ich eine kleine, zarte Person. Draußen fällt Licht auf meine speckige Haut. Ich glänze wie eine schwitzende Stute. Drinnen kauere ich, schleiche wie ein Schatten auf der Mauer… Hat man aber einmal von mir den Koloß gesehen, so wird man nicht mehr nach dem zerbrechlichen Wesen fragen, das da drinnen lebt.

AMPHINOMOS Die Fürstin darf nicht erwarten, daß die Vorstellungskraft eines Menschen ausreicht, um gegen die Leibesfülle, die er vor Augen hat, anzukämpfen und sich ein Bild zu erschaffen von der mageren, der entbehrungsvollen, der wahren Fürstin.  Allein die Hände. Die Finger sind zahlreich mit

Ringen bestückt .. .

PENELOPE Nur um von den feisten Klumpen selber abzulenken!

Die Hände, du siehst es, liegen weit oben, knapp unterhalb der Leistengegend, ein wenig nach innen verdreht, liegen gleich vorn auf den Fleischkissen der Oberschenkel. Meist stehen

die Ellbogen ein wenig ab, wenn ich mich aufstütze. Ich sehe dann aus wie eine Marktfrau, die mit dem richtigen Hintern auf dem richtigen Fleck sitzt. Doch die bin ich nicht.

Amphinomos! Befreie die Gefangene aus der Götzenstatur ihres Leibes! Durchschau, ich bitte, alles Stattliche, Große an mir! Befrei das zarte Geschöpf, dessen Rufe — elende, verzweifelte

— du deutlich vernimmst aus der Tiefe dieses Kolosses!

Auf der Kante des Ölbaumbetts sitzen die Drei fragmentarischen Frauen. Von der einen leuchtet nur das Knie. Von der anderen nur das Handgelenk. Von der Dritten nur im ausgeschnittenen Kleid das linke Schlüsselbein.

AMPHINOMOS Das kann ich nicht.’

Boto_Strauss

Botho Strauß (Naumburg, 2 december 1944)

 

 

De Amerikaanse schrijfster Ann Patchett werd geboren in Los Angeles op 2 december 1963. Zie ook mijn blog van 2 december 2007 en ook mijn blog van 2 december 2008.

 

Uit: Run

Bernadette had been dead two weeks when her sisters showed up in Doyle’s living room asking for the statue back. They had no legal claim to it, of course, she never would have thought of leaving it to them, but the statue had been in their family for four generations, passing down a maternal line from mother to daughter, and it was their intention to hold with tradition. Bernadette had no daughters. In every generation there had been an uncomfortable moment when the mother had to choose between her children as there was only one statue and these Irish Catholic families were large. The rule in the past had always been to give it to the girl who most resembled the statue, and among Bernadette and her siblings, not that the boys ever had a chance, Bernadette was the clear winner: iron rust hair, dark blue eyes, a long, narrow nose. It was frankly unnerving at times how much the carving looked like Bernadette, as if she had at some point modeled in a blue robe with a halo stuck to the back of her head.

‘I can’t give it to you,’ Doyle said. ‘It’s in the little boys’ room, on the dresser. Tip and Teddy say a prayer to it at night.’ He kept his eyes on them steadily. He waited for an apology, some indication of backing down, but instead they just kept staring right at him. He tried again. ‘They believe it’s actually a statue of her.’

‘But since we have daughters,’ Serena said, she was the older of the two, ‘and the statue always passes on to a daughter—’ She didn’t finish her thought because she felt the point had been made. She meant to handle things gracefully.

Doyle was tired. His grief was so fresh he hadn’t begun to see the worst of it yet. He was still expecting his wife to come down the stairs and ask him if he felt like splitting an orange. ‘It has in the past but it isn’t a law. It can go to a son for one generation and everyone will survive.’

They looked at each other. These two women, these aunts, had supported their now dead sister in her limitless quest for children but they knew that Doyle didn’t mean for the family’s one heirloom to pass to Sullivan, his oldest son. He meant for the statue to go to the other ones, the ‘little boys’ as everyone called them. And why should two adopted sons, two black adopted sons, own the statue that was meant to be passed down from redheaded mother to redheaded daughter’’

 

patchett

Ann Patchett (Los Angeles, 2 december 1963)

 

De Amerikaanse schrijver George Saunders werd geboren op 2 december 1958 in Chicago. Zie ook mijn blog van 2 december 2007 en ook mijn blog van 2 december 2008.

Uit: Pastoralia

“This morning I go to the Big Slot and find it goatless. Instead of a goat there’s a note:

Hold on, hold on, it says. The goat’s coming, for crissake. Don’t get all snooty.

The problem is, what am I supposed to do during the time when I’m supposed to be skinning the goat with the flint’ I decide to pretend to be desperately ill. I rock in a corner and moan. This gets old. Skinning the goat with the flint takes the better part of an hour. No way am I rocking and moaning for an hour.

Janet comes in from her Separate Area and her eyebrows go up.

‘No freaking goat’ she says.

I make some guttural sounds and some motions meaning: Big rain come down, and boom, make goats run, goats now away, away in high hills, and as my fear was great, I did not follow.

Janet scratches under her armpit and makes a sound like a monkey, then lights a cigarette.

‘What a bunch of shit,’ she says. ‘Why you insist, I’ll never know. Who’s here’ Do you see anyone here but us’’

I gesture to her to put out the cigarette and make the fire. She gestures to me to kiss her butt.

‘Why am I making a fire’’ she says. ‘A fire in advance of a goat. Is this like a wishful fire’ Like a hopeful fire’ No, sorry, I’ve had it. What would I do in the real world if there was thunder and so on and our goats actually ran away’ Maybe I’d mourn, like cut myself with that flint, or maybe I’d kick your ass for being so stupid as to leave the goats out in the rain. What, they didn’t put it in the Big Slot’’

I scowl at her and shake my head.

‘Well, did you at least check the Little Slot’’ she says. ‘Maybe it was a small goat and they really crammed it in. Maybe for once they gave us a nice quail or something.’

I give her a look, then walk off in a rolling gait to check the Little Slot.

Nothing.

‘Well, freak this,’ she says. ‘I’m going to walk right out of here and see what the hell is up.’

But she won’t. She knows it and I know it. She sits on her log and smokes and together we wait to hear a clunk in the Big Slot.

About lunch we hit the Reserve Crackers. About dinner we again hit the Reserve Crackers.

No heads poke in and there’s no clunk in either the Big or Little Slot.

Then the quality of light changes and she stands at the door of her Separate Area.”

 

Saunders-George

George Saunders (Chicago, 2 december 1958)

 

De Amerikaanse schrijver Thomas Coraghessan Boyle werd geboren op 2 december 1948 in Peekskill, New York. Zie ook mijn blog van 2 december 2008.

 

Uit: Drop City

 

The morning was a fish in a net, glistening and wriggling at the dead black border of her consciousness, but she’d never caught a fish in a net or on a hook either, so she couldn’t really say if or how or why. The morning was a fish in a net. That was what she told herself over and over, making a little chant of it-a mantra-as she decapitated weeds with the guillotine of her hoe, milked the slit-eyed goats and sat down to somebody’s idea of porridge in the big drafty meeting room, where sixty shimmering communicants sucked at spoons and worked their jaws.
Outside was the California sun, making a statement in the dust and saying something like ten o’clock or ten-thirty to the outbuildings and the trees. There were voices all around her, laughter, morning pleasantries and animadversions, but she was floating still and just opened up a millionkilowatt smile and took her ceramic bowl with the nuts and seeds and raisins and the dollop of pasty oatmeal afloat in goat’s milk and drifted through the door and out into the yard to perch on a stump and feel the hot dust invade the spaces between her toes. Eating wasn’t a private act-nothing was private at Drop City-but there were no dorm mothers here, no social directors or parents or bosses, and for once she felt like doing her own thing. Grooving, right? Wasn’t that what this was all about? The California sun on your face, no games, no plastic society-just freedom and like minds, brothers and sisters all?
Star-Paulette Regina Starr, her name and being shrunk down to four essential letters now-had been at Drop City for something like three weeks. Something like. In truth, she couldn’t have said exactly how long she’d been sleeping on a particular mattress in a particular room with a careless warm slew of non-particular people, nor would she have cared to. She wasn’t counting days or weeks or months-or even years. Or eons either. Big Bang. Who created the universe? God created the universe. The morning is a fish in a net. Wasn’t it a Tuesday when they got here? Tuesday was music night, and today-today was Friday.”

 

tc-boyle

T. C. Boyle (Peekskill, 2 december 1948)

 

De Amerikaanse schrijver Eric L. Harry werd geboren op 2 december 1958 in Ocean Springs, Mississippi. Zie ook mijn blog van 2 december 2007.

 Uit: Invasion

 

Trotz der abendlichen Stunde war die Luft unangenehm. Ein nachmittägliches Gewitter hatte stickige, feuchte Luft zurückgelassen. Captain Jim Hart von den US Army Special Forces kletterte die Leiter zu dem getarnten Hochstand für die Rehjagd hinauf. Mit der Linken umklammerte er die Sprossen der Leiter, mit der Rechten seine H&K Maschinenpistole. Die Gummisohlen seiner Kampfstiefel verursachten keinerlei Geräusch. Oben angekommen, spähte er in den kleinen dunklen Raum, an dessen Wänden Gewehre mit langen Zielfernrohren lehnten. Schwach vernehmbares Schnarchen verriet ihm, wo sich die beiden Männer aufhielten. Sie lagen nebeneinander in offenen Schlafsäcken, deren Reißverschlüsse nicht zugezogen und die oben zurückgeschlagen waren. Offensichtlich wollten sie sich durch die Brise kühlen lassen, die auch in dieser schwülen Nacht herüberwehte.
Hart hängte die MP über seine Schulter und zog sein Messer aus der Scheide. Die fast fünfundzwanzig Zentimeter lange Klinge war von einem dumpfen Schwarz, nur an den Seiten glänzte sie silbrig, da sie an einem an der Scheide befestigten Stein geschliffen worden war.
Vorsichtig kletterte Hart zwischen die beiden Männer in den engen Raum.“

 

Larry

Eric L. Harry (Ocean Springs, 2 december 1958)

Frédéric Leroy, Botho Strauß, Ann Patchett, George Saunders, T. C. Boyle, Eric L. Harry

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook mijn blog van 2 december 2006 en mijn blog van 24 november 2007 en ook mijn blog van 2 december 2007.

Holokauston

Ook in de herfst hielden we
ons als rovers op in de duinen

met haren vol zand en mist
en de opmerkelijke ernst
van een bende tienjarigen
riepen we oktober uit
tot de maand van het bloed

de dappersten onder ons
sneden met een ruk hun vingers
aan het helmgras, de rest kleurde
met het sap van braambessen
de handen rood

op een klein, cirkelvormig altaar
van schelpen en gedroogde bladeren
verbrandden we joelend een dode mus

als je tien bent ruikt de dood
nooit weeïg, wel scherp en rabiaat,
alsof de wereld brandt.

 

AQUAREL (voor Danaë)

maandag

Elk begin is heilig zwanger

ook dit
geknetter van insectenvleugels, dit gekras
op rijstpapier, het trage en nagelblanke
losknopen van je bloes, het druppen
van zonlicht op je schouders.

(Je navel
is een nauwe doodsspelonk
waarin gorgonen lonken, mijn galjoenen
krakend stranden, een duivelsnest
van beendermeel en afgehakte
handen).

Laat je vingers
glijden als gulzige zilvervisjes
door je haren, die zware krullen van je,
een waterval die je losgooit, eensklaps
maar verwacht

als regen op een zwoele zomeravond.

 

Hoe bij het ontwaken

Hoe bij het ontwaken je lichaam in daagse eenvoud
een publieke plaats is, een zonbeschenen marktplein
dat werelden draagt, zich overweldigend uitvouwt
en koopwaar uitstalt, hoe ik dan stiekem verdwijn

in ochtendrumoer, aan meloenen ruik en een druif
meepik, volwaardig het spel van vraag en aanbod
meespeel, slinks met vervalste prijskaartjes schuif,
persoonlijk en vrij van gewetensbezwaren de strot

oversnijd van de meest enthousiaste mededingers,
hoe ik vermoedens uitstuur als een doodseskader
van schaduwen, Assassijnen met lange vingers,
een gapende oogwonde en een mond vol ijswater,

hoe de hebzucht langs je heen glijdt als een stiletto,
hoe de kruimels resten, hoe de duiven landen: zo.

leroy

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

 

 

De Duitse schrijver Botho Strauß werd geboren op 2 december 1944 in Naumburg an der Saale. Zie ook mijn blog van 2 december 2007.

Uit: Die Unbeholfenen

„Das Haus, in dem mich die Familie meiner neuen Freundin erwartete, lag draußen vor der Stadt und war das einzige Wohngebäude mitten in einem öden Gewerbepark.

Verloren und trotzig übriggeblieben stand es zwischen den Fertigteilkonstruktionen der Lagerhallen und Containerbüros. Ein dreigeschossiger Fachwerkbau aus späterer Zeit, mit nachempfundenem mittelalterlichen Zierat, galt es seinen jetzigen Bewohnern je nach Laune für das einstige Domizil einer zu Wohlstand gelangten Wahrsagerin oder gar für das Haus des Scharfrichters außerhalb der Stadtmauer. Vor allem Nadjas jüngere Geschwister hielten es für fluchbeladen, wenn sie einmal der Koller der Abgeschiedenheit überkam und sie ihr entlegenes Wohnen als Strafe empfanden. Aber dies geschah eher selten und war allenfalls Ausdruck einer flüchtigen Überreizung, denn man hatte sich ja

freiwillig in die gemeinsame Isolation begeben und von der äußeren Alltagswelt entfernt.

Als erster begrüßte mich der ältere Bruder, ein Mann knapp über dreißig, mit einem Kopf voll silbergrauer Locken und ungewöhnlich breitem Oberkörper. Natürlich sah ich, daß es die Brust eines

Verwachsenen war, die mir auf Anhieb so vertrauenswürdig erschien und bei der ich am liebsten schon jetzt Zuflucht gesucht hätte. Denn ich fühlte mich unversehens entwurzelt, kaum daß ich in dieses mir völlig unbekannte Gemeinschaftsleben eingetreten war. Sein Brustkorb saß beinahe ohne Übergang auf den Oberschenkeln, ein Bauch oder Unterleib war nicht zu erkennen. Er fuhr im Rollstuhl auf mich zu, und ich kann mich nicht erinnern, daß mir der Anblick dieser Mißgestalt in den Zimmern meiner neuen Geliebten auch nur das geringste Unbehagen bereitet hätte.

»Albrecht!« rief er seinen Namen und streckte mir die Hand entgegen. Im selben Moment faßte ich eine überschwengliche Zuneigung zu ihm, ziemlich haltlos und verfrüht. Das einfache Wechselspiel von anziehenden und abstoßenden Kräften, das für gewöhnlich unter noch unbekannten Menschen eine erste Orientierung erlaubt, schien bei mir zu diesem Zeitpunkt außer Kontrolle geraten. Jedenfalls war ich in der fremden Umgebung, die die häusliche meiner mir ebenfalls noch fremden Freundin war, nicht imstande, zwischen Scheu und Überschwang, tiefer Beklommenheit und spontaner Vertrauensseligkeit eine gemäßigte Empfindungslage zu wählen.“

botho_strauss2

Botho Strauß (Naumburg, 2 december 1944)

 

De Amerikaanse schrijfster Ann Patchett werd geboren in Los Angeles op 2 december 1963. Zie ook mijn blog van 2 december 2007.

Uit: Bel Canto

„When the lights went off the accompanist kissed her. Maybe he had been turning towards her just before it was completely dark, maybe he was lifting his hands. There must have been some movement, a gesture, because every person in the living room would later remember a kiss. They did not see a kiss, that would have been impossible. The darkness that came on them was startling and complete. Not only was everyone there certain of a kiss, they claimed they could identify the type of kiss: it was strong and passionate, and it took her by surprise. They were all looking right at her when the lights went out. They were still applauding, each on his or her feet, still in the fullest throes of hands slapping together, elbows up. Not one person had come anywhere close to tiring. The Italians and the French were yelling, “Brava! Brava!” and the Japanese turned away from them. Would he have kissed her like that had the room been lit? Was his mind so full of her that in the very instant of darkness he reached for her, did he think so quickly? Or was it that they wanted her too, all of the men and women in the room, and so they imagined it collectively. They were so taken by the beauty of her voice that they wanted to cover her mouth with their mouth, drink in. Maybe music could be transferred, devoured, owned. What would it mean to kiss the lips that had held such a sound?

Some of them had loved her for years. They had every recording she had ever made. They kept a notebook and wrote down every place they had seen her, listing the music, the names of the cast, the conductor. There were others there that night who had not heard her name, who would have said, if asked, that opera was a collection of nonsensical cat screechings, that they would much rather pass three hours in a dentist’s chair. These were the ones who wept openly now, the ones who had been so mistaken.“

ann_patchett

Ann Patchett (Los Angeles, 2 december 1963)

 

De Amerikaanse schrijver George Saunders werd geboren op 2 december 1958 in Chicago. Zie ook mijn blog van 2 december 2007.

Uit: Pastoralia

I have to admit Im not feeling my best. Not that Im doing so bad. Not that I really have anything to complain about. Not that I would actually verbally complain if I did have something to complain about. No. Because Im Thinking Positive/Saying Positive. Im sitting back on my haunches, waiting for people to poke in their heads. Although its been thirteen days since anyone poked in their head and Janets speaking English to me more and more, which is partly why I feel so, you know, crummy.

Jeez, she says first thing this morning. Im so tired of roast goat I could scream.

What am I supposed to say to that It puts me in a bad spot. She thinks Im a goody-goody and that her speaking English makes me uncomfortable. And shes right. It does. Because weve got it good. Every morning, a new goat, just killed, sits in our Big Slot. In our Little Slot, a book of matches. Thats better than some. Some are required to catch wild hares in snares. Some are required to wear pioneer garb while cutting the heads off chickens. But not us. I just have to haul the dead goat out of the Big Slot and skin it with a sharp flint. Janet just has to make the fire. So things are pretty good. Not as good as in the old days, but then again, not so bad.

In the old days, when heads were constantly poking in, we liked what we did. Really hammed it up. Had little grunting fights. Whenever I was about to toss a handful of dirt in her face Id pound a rock against a rock in rage. That way she knew to close her eyes. Sometimes she did this kind of crude weaving. It was like: Roots of Weaving. Some-times wed go down to Russian Peasant Farm for a barbecue, I remember there was Murray and Leon, Leon was dating Eileen, Eileen was the one with all the cats, but now, with the big decline in heads poking in, the Russian Peasants are all elsewhere, some to Administration but most not, Eileens cats have gone wild, and honest to God sometimes I worry Ill go to the Big Slot and find it goatless.

Saunders

George Saunders (Chicago, 2 december 1958)

 

De Amerikaanse schrijver Thomas Coraghessan Boyle werd geboren op 2 december 1948 in Peekskill, New York. Zijn jeugd werd bepaald door het alcoholisme van zijn vader. Hij studeerde aan de State University of New York geschiedenis en Engels. Daar begon hij ook met schrijven. Hij studeerde verder aan de University of Iowa en behaalde daar zijn doctorstitel (PH.D.) in de Engelse literatuur van de 19e eeuw. Zijn verhalen en short stories verschijnen regelmarig in verschillende tijdschriften. Sinds 1978 doceert hij aan de University of Southern California, vanaf 1986 als hoogleraar. In 1979 verscheen zijn eerste verhalenbundel Descent of Man“. Inmiddels staan er naast verhalenbundels ook al elf romans op zijn naam.

Uit: Talk Talk

„She was running late, always running late, a failing of hers, she knew it, but then she couldn’t find her purse and once she did manage to locate it (underneath her blue corduroy jacket on the coat tree in the front hall), she couldn’t find her keys. They should have been in her purse, but they weren’t, and so she’d made a circuit of the apartment — two circuits, three — before she thought to look through the pockets of the jeans she’d worn the day before, but where were they ? No time for toast. Forget the toast, forget food. She was out of orange juice. Out of butter and cream cheese. The newspaper on the front mat was just another obstacle. Piss-warm — was that an acceptable term? Yes — piss-warm coffee in a stained mug, a quick check of lipstick and hair in the rearview mirror, and then she was putting the car in gear and backing out onto the street.
She may have been peripherally aware of a van flitting by in the opposite direction, the piebald dog sniffing at a stain on the edge of the pavement, someone’s lawn sprinkler holding the light in a shimmer of translucent beads, but the persistent beat of adrenaline — or nerves, or whatever it was — wouldn’t allow her to focus. Plus, the sun was in her eyes, and where were her sunglasses? She thought she remembered seeing them on the bureau, in a snarl of jewelry — or was it the kitchen table, next to the bananas, and she’d considered taking a banana with her, fast food, potassium, roughage, but then she figured she wouldn’t because with Dr. Stroud it was better to have nothing at all in your stomach. Air. Air alone would sustain her.“

TCBoyle

T. C. Boyle (Peekskill, 2 december 1948)

 

De Amerikaanse schrijver Eric L. Harry werd geboren op 2 december 1958 in Ocean Springs, Mississippi. Zie ook mijn blog van 2 december 2007.

Ann Patchett, George Saunders, Eric L. Harry, Botho Strauß, Frédéric Leroy

De Amerikaanse schrijfster Ann Patchett werd geboren in Los Angeles op 2 december 1963. Zij schreef vier bekroonde romans, waarvan de wereldwijde bestseller Belcanto zowel de PEN/Faulkner Award als de Orange Prize won. Ze woont en werkt in Nashville, Tennessee, en schrijft regelmatig voor The New York Times Magazine, Vogue en de Washington Post.

Uit: Run

Bernadette had been dead two weeks when her sisters showed up in Doyle’s living room asking for the statue back. They had no legal claim to it, of course, she never would have thought of leaving it to them, but the statue had been in their family for four generations, passing down a maternal line from mother to daughter, and it was their intention to hold with tradition. Bernadette had no daughters. In every generation there had been an uncomfortable moment when the mother had to choose between her children as there was only one statue and these Irish Catholic families were large. The rule in the past had always been to give it to the girl who most resembled the statue, and among Bernadette and her siblings, not that the boys ever had a chance, Bernadette was the clear winner: iron rust hair, dark blue eyes, a long, narrow nose. It was frankly unnerving at times how much the carving looked like Bernadette, as if she had at some point modeled in a blue robe with a halo stuck to the back of her head.

“I can’t give it to you,” Doyle said. “It’s in the little boys’ room, on the dresser. Tip and Teddy say a prayer to it at night.” He kept his eyes on them steadily. He waited for an apology, some indication of backing down, but instead they just kept staring right at him. He tried again. “They believe it’s actually a statue of her.”

patchett

Ann Patchett (Los Angeles, 2 december 1963)

 

De Amerikaanse schrijver George Saunders werd geboren op 2 december 1958 in Chicago (USA) en schrijft vooral korte satirische verhalen, gebundeld in onder meer CivilWarLand in Bad Decline (1996) en Pastoralia (2000). Hij publiceert regelmatig verhalen in McSweeney’s, een literaire blad dat in Amerika erg populair is. Voor zijn verhalen kreeg hij in 1994 en in 1996 de National Magazine Award. In 2000 debuteerde hij als kinderboekenschrijver met The very persistent Gappers of Frip.

Uit: Sticks

Every year Thanksgiving night we flocked out behind Dad as he dragged the Santa suit to the road and draped it over a kind of crucifix he’d built out of metal pole in the yard. Super Bowl week the pole was dressed in ajersey and Rod’s helmet and Rod had to clear it with Dad if he wanted to take the helmet off. On the Fourth of July the pole was Uncle Sam, on Veterens Day a soldier,  on Halloween a ghost. The pole was Dad’s only concession to glee. We were allowed a single Crayola from the box at a time. One Christmas Eve he shrieked at Kimmie for wasting an apple slice. He hovered over us as we poured ketchup saying: good enough good enough good enough. Birthday parties consisted of cupcakes, no ice cream. The first I brought a date over she said: what’s with your dad and that pole? and I sat there blinking.

We left home, married,  had children of our own, found the seeds of meanness blooming also within us. Dad began dresssing the pole with more complexity and less discernible logic. He draped some kind of fur over it on Groundhog Day and lugged out a floodlight to ensure a shadow. When an earthquake struck Chile he lay the pole on its side and spray painted a rift in the earth. Mom died and he dressed the pole as Death and hung from the crossbar photos of Mom as a baby. We’d stop by and find odd talismans from his youth arranged around the base: army medals, theater tickets, old sweatshirts, tubes of Mom’s makeup. One autumn he painted the pole bright yellow. He covered it with cotton swabs that winter fro warmth and provided offspring by hammering in six crossed sticks around the yard. He ran lengths of string between the pole and the sticks, and taped to the string letters of apology, admissions of error, pleas for understanding, all written in a frantic hand on index cards. He painted a sign saying LOVE and hung it from the pole and another that said FORGIVE? and then he died in the hall with the radio on and we sold the house to a young couple who yanked out the pole and the sticks and left them by the road on garbage day.”

saunders3

George Saunders (Chicago, 2 december 1958)

 

De Amerikaanse schrijver Eric L. Harry werd geboren op 2 december 1958 in Ocean Springs, Mississippi. Harry raakte plotsklaps bekend binnen de internationale techno-thriller gemeenschap dankzij zijn eerste boek “Arc Light” (WWIII) waarin de 3de wereldoorlog uitbreekt door de schuld van een overijverige Russische generaal. Harry werd dankzij dit boek onmiddellijk vergeleken met andere schrijvers zoals Tom Clancy en Michael Crichton en wordt aanzien als 1 van de leidende nieuwe meesters in het genre. Nochtans wees niets in het verleden van Harry erop dat hij ooit schrijver zou worden. Hij studeerde o.a. op de Militaire Marine Academie en in de staatsuniversiteiten van Moskou en Leningrad. (Harry spreekt dan ook vloeiend Russisch en gaf reeds lezingen over de post-soviet militaire capaciteiten) Momenteel is hij Senior Vice President bij El Paso Corporation ( gas en olie maatschappij ) en is hij verantwoordelijk voor alle legale aspecten binnen het bedrijf. Volgens eigen zeggen rolde hij totaal onverwacht het schrijversvak in. Toen hij op een dag zijn nieuwe printer wou uittesten, kwam hij tot de conclusie dat hij eigenlijk niets te printen had. Met de eerste Golfoorlog in gedachten, begon hij dan maar wat in te typen. Zijn echtgenote Marina las deze pagina’s en moedigde hem aan het verhaal te vervolledigen. Deze eerste pagina’s vormden het begin van zijn bestseller “Arc Light” en Harry heeft sindsdien 3 andere romans geschreven. Eric L. Harry woont momenteel samen met zijn vrouw en 2 zonen in Houston, Texas.

Eric L. Harry zelf over Society of the mind:

“Following Arc Light, I went to work on Protect & Defend — a military/political technothriller about the collapse of Russia into anarchy, an attempt by China to claim Siberia, and the American and European “blue berets” who are in the wrong place at the wrong time. I’m now back with the troops on the frigid Eurasian plain, but I took a feverish six-week detour to produce the first draft of a book about artificial intelligence, virtual reality, and robotics. Society of the Mind may be about computers, but it sprang from my reading of a book entitled Consciousness Explained by Daniel Dennett. I’ve since forsworn further reading until I’ve completely finished the project to which I’m committed.”

harry_ericl

Eric L. Harry (Ocean Springs, 2 december 1958)

 

De Duitse schrijver Botho Strauß werd geboren op 2 december 1944 in Naumburg an der Saale. Zie ook mijn blog van 2 december 2006.

Uit: Mikado

”Zu einem Fabrikanten, dessen Gattin ihm während eines Messebesuchs entführt worden war, kehrte nach Zahlung eines hohen Lösegelds eine Frau zurück, die er nicht kannte und die ihm nicht entführt worden war. Als die Beamten sie ihm erleichtert und stolz nach Hause brachten, stutzte er und erklärte: Es ist Ihnen ein Fehler unterlaufen. Dies ist nicht meine Frau.

Die ihm Zu-, jedoch nicht Zurückgeführte stand indessen hübsch und ungezwungen vor ihm, wachsam und eben ganz neu. Außerdem schien sie schlagfertig und geistesgegenwärtig zu sein. Den Beamten, die betreten unter sich blickten, gab sie zu verstehen, ihr Mann habe unter den Strapazen der vergangenen Wochen allzusehr gelitten, er sei von der Ungewißheit über das Schicksal seiner Frau noch immer so durchdrungen und besetzt, daß er sie nicht auf Anhieb wiedererkenne. Solch eine Verstörung sei bei Opfern einer Entführung und ihren Angehörigen nichts Ungewöhnliches und werde sich bald wieder geben. Darauf nickten die Beamten verständnisvoll, und auch der tatsächlich verwirrte Mann nickte ein wenig mit.

Aus seinen dunkelsten Stunden war also unversehens diese völlig Fremde, diese helle und muntere Person aufgetaucht, die den übernächtigten Fabrikanten von seinen schlimmsten Befürchtungen zwar ablenkte, diese aber keinesfalls zerstreute.”

strauss
Botho Strauß (Naumburg, 2 december 1944)

 

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook mijn blog van 2 december 2006 en mijn blog van 24 november 2007.

Parasolpoëzie

(Het terras van café Liberty)

De lijven zijn week en blank vandaag. De man kijkt naar
de vrouw en weet dat de vrouw kijkt naar het schaaltje
met groene olijven maar weet dat de man naar haar kijkt
en zo vult kijken en weten bijna een uur en stapt ergens
halverwege dit uur, alsof hij een symmetrie wil breken,
een postbode voorbij die met het tweetal weinig van doen
heeft behalve dan dat hij de vrouw soms envelopjes bezorgt,
maar zo zullen er wel meer van die toevalligheden zijn
die er niets of alles toe doen, ik alvast betaal mijn schuld
en laat geen fooi na, nooit een fooi na.

 

Zij stoeit met stiletto’s

Het gedicht als zoektocht
naar mezelf maar vooral
naar jou, datgene
wat mij ontbreekt,
rusteloos maakt

en soms korrelig
geprojecteerd in een cerebrale
achterbuurt (hersenwijk waar ik
mijn eigen gore lijk verberg) ben jij

een nymfomane ijspop: Eurotrash
en naakt in hoge laarzen speel je er
een bleke heroine, draag je
in een vluchtige zwarte mis
met gladgestreken haren
je merrieheupen hoog,

stoei je met stiletto’s.

Leroy

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974

Frédéric Leroy, Jules Deelder, Laurence Sterne, Cissy van Marxveldt, Arundhati Roy, Carlo Collodi

De Vlaamse dichter (en voedingsbiotechnoloog) Frédéric Leroy ontving vandaag in Brugge de Prijs Letterkunde 2007 van de Provincie West-Vlaanderen voor zijn bundel “Lucifer en het grote belang (van kleine rituelen)”. Zie ook mijn blog van 2 december 2006. 

 

Kleine ode aan de verloren tijd

Deur die opent. Stappen. Deur die sluit.
De zure geur van houten kasten en de wijze
waarop licht in oude gebouwen zichzelf dooddrukt
tegen muren, documentarisch wordt, onwerkelijk
als een foetus op sterk water. Deur die opent.

(Maar waarom toch altijd de verloren tijd
het scherpst in mijn geheugen gegrift wordt:
het wandelen, het wachten, het nagelbijten,
het staren naar de straatstenen – en de rest,
dat wat men al snel sleutelmomenten noemt,
een lijstje, een overhoop gegooide chronologie?)

Deur die sluit. Uitspraak. Stappen.
Schouderklopjes. De onaangepaste kleur
van mijn schoenen.

 

frederic

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

 

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jules Deelder werd geboren op 24 november 1944 te Rotterdam, in de wijk Overschie. Zie ook mijn blog van 24 november 2006.

 

Blues on tuesday

Geen geld.
Geen vuur.
Geen speed.

Geen krant.
Geen wonder.
Geen weed.

Geen brood.
Geen tijd.
Geen weet.

Geen klote.
Geen donder.
Geen reet.

 

 

Aan de Maas

Aan de Maas gezeten
turend in het zwerk
het stadsgeraas geweken
ontstijgt men aan zichzelf

Op hoger plan gekomen
wiekend door de lucht
de zwaartekracht te boven
vindt men een ander terug

O vogel van verlangen
wiegend op de wind
verlos ons van elkander
en van elkaars gewicht

 

 

Bokswereld

Half Moon Inn
San Diego California

Op het gazon rond
het zwembad groepen ze samen
de gok- sex- en horecaf-
bazen doen zaken

Soms laat er een
zich voorzichtig te water
Van ver klinkt de stem
van Bep van Klaveren

“Ik gaf ‘m een hóek …
Hij hep nóoit meer gebokst”
De temperatuur loopt op
tot 26 graden

 

Deelder

Jules Deelder (Rotterdam, 24 november 1944)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 24 november 2006.

 

De Engels-Ierse schrijver Laurence Sterne werd geboren op 24 november 1713 in Clonmel, Tipperary, Ierland.

 

De Nederlandse schrijfster Cissy van Marxveldt werd geboren in Oranjewoud op 24 november 1889.

 

De Indiase schrijfster Arundhati Roy werd geboren op 24 november 1961 in Shillong.

 

De Italiaanse schrijver Carlo Collodi werd als Carlo Lorenzi op 24 november 1826 in Florence geboren.

Botho Strauß, Frédéric Leroy, Han van der Vegt

De Duitse schrijver Botho Strauß werd geboren op 2 december 1944 in Naumburg an der Saale. Hij is de zoon van een voedingsdeskundige; in Keulen en München studeerde hij in de jaren 60 germanistiek. Hij was tussen 1967 en 1970 redacteur bij Theater heute, een tijdschrift over de hedendaagse toneelkunst. Daarna begon hij zelf theaterstukken te schrijven, en werd reeds vroeg opgemerkt: samen met Peter Stein werkte hij vanaf 1970 voor de Schaubühne am Halleschen Ufer, waar hij vijf jaar actief bleef. Sinds medio jaren 70 woont hij in Berlijn. In 1980 publiceerde Strauß zijn eerste roman, Rumor, waarin duidelijk werd dat hij eveneens een begaafd prozaïsch verteller is, zelfs al is de samenhang soms ver te zoeken. Sedert de jaren 80 is zijn stijl, benevens pessimistisch, tevens ironisch geworden: hij schijnt de hedendaagse samenleving zowel te bekritiseren als te bespotten. Algemene bekendheid in de Duitstalige wereld verwierf hij in 1981 met zijn verhalenbundel Paare, Passanten, waarin hij alledaagse scènes uit het bestaan van doordeweekse mensen beschrijft, met speciale aandacht voor hoe ze zich uitdrukken en gedragen, en vanop een bepaalde afstand die ironiserend commentaar toelaat. Zijn daaropvolgend toneelstuk Kaldewey Farce vertoont de introductie van een mystiek element: het toneel wordt tot zijn oorspronkelijke, dithyrambische proporties herleid, en een irrationele Dionysus-cultus ontstaat op de scène. Der Park is een bewerking van A Midsummer Night’s Dream van Shakespeare. In 1993 werd Strauß een bijzonder controversieel figuur. In dat jaar schreef hij een — buitengewoon ingewikkeld — essay voor Der Spiegel, getiteld Anschwellender Bocksgesang, waarin hij opperde dat de stompzinnigheid van de media (die hij een „cloaca“ noemde), een onherroepelijke scheidingslijn tussen de massa en de intellectuele elite teweeggebracht had. Die elite was volgens hem verbrokkeld: mensen met werkelijk inzicht waren individuen die node hun eigen weg dienden te vervolgen, terwijl de overige mensen in de waan verkeerden dat ze goed geïnformeerd en daardoor wijs waren, maar in werkelijkheid hopeloos ten prooi waren gevallen aan de illusionaire realiteit die de media hun ten langen leste geïndoctrineerd hadden. Daarenboven sprak uit dit betoog een conservatieve reflex; Strauß werd dientengevolge als een nieuwe pleitbezorger voor een conservatieve revolutie beschouwd.

Uit: Anschwellender Bocksgesang

… „Sie treten den Gedanken breit, den wir nur eben vorbeihuschen ließen, sie machen zum Schema und füllen die Sendezeit mit Fragen, die sie sich niemals selber stellten, die Kommentatoren, die Debattanten, die Infotainer. Sie nehmen sogar Rätsel und Hieroglyphe auf in ihre seichte, nach allen Seiten hin durchschaubare Sprache, die Vermittler, die Weltmoderatmacher. Die Schande der modernen Welt ist nicht die Fülle ihrer Tragödien, darin unterscheidet sie sich kaum von früheren Welten, sondern allein das unerhörte Moderieren, das unmenschliche Abmäßigen der Tragödien in der Vermittlung.

Aber die Sinne lassen sich nur betäuben, nicht abtöten. Irgendwann wird es zu einem gewaltigen Ausbruch gegen den Sinnenbetrug kommen. Wenn man nur nicht mehr von “Medien” spräche, sondern von einem elektronischen Schaugewerbe, das seinem Publikum die Welt in dem äußersten Illusionismus, der überhaupt möglich ist, vorführte. Aber eines Tages geschähe es eben, über Nacht, wie in einer universellen Mutation, daß die Seher allesamt des Sinnenglaubens verlustig gingen vor dem Fernsehschirm, und dort würden noch fortgesetzt die seriösesten Anstrengungen unternommen, um das Publikum wieder einzufangen, es erneut zu illusionieren, einzupegeln auf die moderierten Frequenzen. Doch sie werden nicht mehr empfangen. Das Weltschaugewerbe wirkt auf einmal wie ein verstaubter Zirkus, hat auf einen Schlag alle suggestive, realitätszersplitternde Macht verloren. Die in den Kästen werben und werben noch, geradezu mit todesängstlicher Anstrengung – doch das Publikum lächelt unerbittlich und milde zugleich: es glaubt einen anderen Glauben.

 

Die Intelligenz der Massen hat ihren Sättigungsgrad erreicht. Unwahrscheinlich, daß sie noch weiter fortschreitet, sich transzendiert und 10 Millionen RTL-Zuschauer zu Heideggerianern würden. Hellesein ist die Borniertheit unserer Tage. Die High-Touch-Intelligenz, alle immer miteinander in Tuchfühlung, unterscheidet nicht mehr zwischen Fußvolk und Anführern. Was einmal die dumpfe Masse war, ist heute die dumpfe aufgeklärte Masse.

 

      Ich sehe zwischen einem Schau-Gespräch und einem Schau-Prozeß nur graduelle Unterschiede in der Vorführung von Denunzierten. Wer sich bei einer privaten Unterhaltung von Millionen Unbeteiligter begaffen läßt, verletzt die Würde und das Wunder des Zwiegesprächs, der Rede von Angesicht zu Angesicht und sollte mit einem lebenslangen Entzug der Intimsphäre bestraft werden. Das Regime der telekratischen Öffentlichkeit ist die unblutigste Gewaltherrschaft und zugleich der umfassendste Totalitarismus der Geschichte. Es braucht keine Köpfe rollen zu lassen, es macht sie überflüssig. Es kennt keine Untertanen und keine Feinde. Es kennt nur Mitwirkende, Systemkonforme. Folglich merkt niemand mehr, daß die Macht des Einverständnisses ihn mißbraucht, ausbeutet, bis zur Menschenunkenntlichkeit verstümmelt.“

 

 

Strauss
Botho Strauß (Naumburg an der Saale, 2 december 1944)

 

 

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Hij woont in Brussel en is behalve als dichter werkzaam als voedingstechnoloog en docent. Leroy publiceerde in verscheidene literaire tijdschriften (o.a. De Brakke Hond, Gierik & NVT, LAVA, Meander, Krakatau). Zijn debuutbundel ‘Gedichten’ maakt deel uit van de poëziereeks De Contrabas. Citaat uit een interview: “Dichters die ik bewonder zijn (onder andere) Paz, Montale, Gatsos en García Lorca, omwille van de magie van hun schrijven en omdat het visionairen zijn. En ook Dante en Ovidius, als ik even mag? Verder nog Rimbaud natuurlijk, die als tiener al meer poëtische maturiteit had dan wie dan ook.”

7:53 AM

Ik (nu ook onder de levenden) herinner
me het woord – nog net of net niet meer,
proefde het op mijn verwonde lippen,
het woord zoals het was: onuitgesproken
maar drachtig als een zeug, hoe het rook
naar ontucht en onophoudelijk wisselde
van vorm, hoe het alles was en dan weer
niets, een lege oceaan, de frêle glimlach
van een meisje, een ruwe noordenwind,
hoe het uiteindelijk stolde: tot een bevel,
tot het willen, het opeisen, de roepnaam
van het ingeslapen beest. Ja – ik wil,

als een god ontwaken wil ik, ontbloot
en zonbeschenen op krijtwitte lakens,
met dit door oorlogen getekend lichaam
dat smaakt naar zeezout en die knoert
van een stierenkop, dit groteske hoofd
dat de wereld dragen wil maar zichzelf
niet herkent, in het eigenste labyrint
verloren loopt, pijnlijk bevreemdend
is zoals een ochtendlijke motelkamer
die geneest van bourbon en netkousen
(terwijl de poetsploeg luiken opengooit
en de nacht in holen kruipt) – ontwaken

van mezelf wil ik, het eenzame en trage
openen van nachtelijk gebroken ogen,
krokussen zien ontluiken en het brood
van gisteren wil ik, de zon in het gezicht
spuwen, lasteren en bloed doen stromen,
als een moeder jongen uitsturen wil ik,
en de hemel wil ik, helemaal, op natte klei
dansen, met wilde honing in het speeksel,
vol van liefde wil ik, als kapitein ter zee,
als pooier, als vreemdeling wil ik, rood
van woede, triomferen wil ik. Ja, ik wil!

frederic

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

 

Vandaag is er weer wat ruimte voor een dichter die ik pas onlangs voor het eerst ter hand nam.

Han van der Vegt werd op 30 januari 1961 geboren te Utrecht, precies op het moment dat de hondsster zich boven de horizon verhief. Hij woonde enkele jaren in Antwerpen en is al door Piet Gerbrandy als ‘Vlaamse dichter’ erkend. Na acht jaar in Antwerpen te hebben gewoond is hij tegenwoordig inwoner van Arnhem. Hij heeft tot nu toe vier dichtbundels gepubliceerd: Oker, Pilonder, Ratel & Experimenten en vorig jaar Exorbitans. Naast gedichten schrijft hij essays, zoals ‘Een vaag gezoem om het leven’ over de poëzie van Rutger Kopland, en (samen met Peter Holvoet-Hanssen) ‘De vegtlijnen; Pathos, kapsones en conflict’, een manifest voor een dynamische, expansieve poëzie.

Uit: Pilonder  (Uitgeverij IJzer te Utrecht)

trek een lijn over je verhemelte
er valt een ster in je mond
en je hoeft niet meer te praten
vlammend langs de horizon
zoekt je stem zich een eigen weg

het universum musiceert weer
niet meer met sferen maar met snaren
de cirkel op je buik
heeft een naam voor zijn eigen klank

scheur het eelt van onder je voeten
de aarde rolt voort zonder je te raken
waar de horizon zijn adem inhoudt
zal je stem je vertellen wat
hij voor je heeft gevonden

*

met de zon in mijn mond ben ik opgestaan
van de mangrovebossen van mijn weten
ik heb mijn vorm uitgehangen aan de
haken van violette nevels
mijn voeten tot de grond

de sterren spelen in mijn oksels

Als de wind zwelt in mijn borst
ben ik het zeil waaraan de
wereld zich door haar uren takelt

en jij, in het bootje van je lichtste zinnen
trekt een lijn van tepel naar tepel
tekent met een losse slag van je riem
mijn hart op de plek van mijn hemel

*

vierkant in de band van het donker
kantelend door de damp van weifelende regens

hier is niemand
en niemand is hier

welk landschap zal ik over blauwe aarde uitleggen
om er de morgen mee te begroeten

een hand zal komen en vragen
en uitwissen wat hij heeft gevraagd

de avond waait niet

de avond ademt

de damp van weifelende regens

HANVANDERVEGT

Han van der Vegt (Utrecht, 30 januari 1961)