Wim Hazeu, Gerbrand Bakker, Roberto Bolaño, Gerhard Henschel, Harper Lee, Joop Waasdorp, Karl Kraus, Ğabdulla Tuqay

De Nederlands dichter, schrijver, journalist, radio- en televisieprogrammamaker, uitgever en biograaf Wim Hazeu werd geboren in Delft op 28 april 1940. Zie ook alle tags voor Wim Hazeu op dit blog.

 

Imkers dood

uw bijenvader is dood
hang het zwarte strikje
om de korf zo los
dat bij de minste wind
ook dit teken vertrekt

jullie kunnen vrijuit gaan
zonder het hinderlijk volgen
van de man die meer beloofde
dan hij ooit waar kon maken
aan bloesem en aan was

 

Willem de Mérode

je had het over de waanzin van het recht
maar gekker nog is mijn protest
tegen jouw beul en letterknecht
wat kan ik doen uit mijn gewest
voor jouw verdriet, jouw ondersneeuwen
je hoort me niet, je bent te ver
mijn laatste reis naar jou duurt eeuwen

 

Achterberg

als ik aan achterberg denk, z’n leven
en z’n poëzie, dan slaat een zwoele adem
om m’n nek; ik peins dan: laat ‘em
in z’n tweede levensfase zonder beven
voor vingerwijzen en snurkerig plezier
geef hem de kans van ongeziene liefdes,
hartstochten en kwatrijnen daar
en ik met m’n gestumper hier

 

 
Wim Hazeu (Delft, 28 april 1940)

 

De Nederlandse schrijver Gerbrand Bakker werd geboren in Wieringerwaard op 28 april 1962. Zie ook alle tags voor Gerbrand Bakker op dit blog.

Uit: Boven is het stil

“Ik heb vader naar boven gedaan. Nadat ik hem in een stoelhad gezet, heb ik het bed uit elkaar gehaald. Hij bleef in die stoel zitten als een kalf van een paar minuten oud, nog voorhet schoongelikt is; met een ongestuurd wankelend hoofd en ogen die zich nergens aan hechten. Ik heb de dekens, lakens en de molton van het matras gerukt, het matras zelf en de beddenplanken tegen de wand gezet, en het hoofd- en voeteneinde losgeschroefd van de zijkanten. Ik probeerde zoveel mogelijk door mijn mond te ademen. De kamer boven – mijn kamer – had ik al leeggeruimd.‘Wat doe je?’ vroeg hij.‘ Je gaat verhuizen,’ zei ik.‘Ik wil hier blijven.’‘Nee.’Hij mocht zijn bed houden. Eén helft van het bed is al meer dan tien jaar koud, maar de onbeslapen plek wordt nog steeds bekroond met een kussen. In de kamer boven schroefde ik het bed weer in elkaar, het voeteneinde naar het raam toe. Onder de poten plaatste ik klossen. Ik maakte het bed op met schone lakens en twee schone kussenslopen. Daarna droeg ik vader de trap op. Vanaf het moment dat ik hem uit de stoel haalde, keek hij me aan en hij bleef dat doen tot ik hem in bed legde, en onze gezichten elkaar bijna raakten.‘Ik kan zelf lopen,’ zei hij, toen pas.
‘Nee, dat kan je niet,’ zei ik. Hij zag dingen door het raam die hij niet verwachtte tezien. ‘Ik lig hoog,’ zei hij.‘ Ja. Zo kun je naar buiten kijken zonder alleen maar lucht te zien.’Ondanks de nieuwe ruimte en de verschoonde lakens en slopen rook het bedompt, rook hij bedompt en schimmelig. Ik zette een van de twee ramen op het haakje. Buiten was het kraakfris en stil, alleen aan de bovenste takken van de kromme es in de voortuin zaten nog een paar verfrommelde bladeren. Heel in de verte zag ik drie fietsers over de dijk gaan. Als ik een stap opzij had gedaan, had hij de drie fietsers ook kunnen zien. Ik bleef staan waar ik stond. ‘Haal de dokter,’ zei vader.‘Nee,’ antwoordde ik. Ik draaide me om en liep de slaapkamer uit. Vlak voor de deur dichtviel, riep hij: ‘Schapen!’ In zijn voormalige slaapkamer lag een rechthoek stof op de grond, iets kleiner dan de maten van het bed. Ik haalde de slaapkamer leeg. De twee stoelen, de nachtkastjes en de kaptafel van moeder zette ik in de woonkamer. In een hoek van de kamer wurmde ik twee vingers onder de vloerbedekking. ‘Niet vastplakken,’ hoorde ik moeder zeggen, een eeuwigheid geleden, terwijl vader net door de knieën wilde gaan,met een pot lijm in zijn linker- en een lijmkwast in zijn rechterhand, en wij al haast bedwelmd raakten van de scherpe dampen. ‘Niet vastplakken, want over tien jaar wil ik nieuwe vloerbedekking.’ De achterkant van het tapijt verkruimelde onder mijn vingers. Ik rolde het op en droeg het door het melklokaal naar buiten, waar ik, midden op het erf, opeens niet wist wat ik ermee aan moest. Ik liet het uit mijn handen vallen, op de plek waar ik stond. Een paar kauwen schrokken van de onverwacht luide klap en vlogen op uit de bomen die langs het erf staan.”

 


Gerbrand Bakker (Wieringerwaard, 28 april 1962)

 

De Chileense dichter en schrijver Roberto Bolaño werd geboren op 28 april 1953 in Santiago de Chile. Zie ook alle tags voor Roberto Bolaño op dit blog.

Uit: Antwerpen (vertaald door Aline Glastra Van Loon)

“De meeste huizen waren onbewoond in dit jaargetijde. De man stopte in een smalle straat met huizen van één verdieping en identieke tuinen. Terwijl zij in de badkamer verdween, zette hij koffie. De keuken had bruine vloertegels met arabesken en zag eruit als een gymnastieklokaal. Ze schoof de gordijnen open, in geen van de huizen aan de overkant scheen licht. Ze trok haar satijnen jurk uit en de man stak weer een sigaret voor haar aan. Voordat ze haar slipje omlaag deed, zette de vent haar op handen en voeten op het zachte, witte tapijt. Ze hoorde dat hij iets zocht in de kast. Een rode, ingebouwde kast. Ze zag hem ondersteboven, tussen haar benen door. De man glimlachte tegen haar. Nu loopt er iemand door een straat waar alleen auto’s geparkeerd staan voor de respectieve huizen. Boven de boulevard bungelt, alseen gehangene, de lichtreclame van het beste restaurant in de buurt, sinds lang gesloten. De voetstappen sterven weg in de aflopende straat, in de verte zie je de koplampen van een paar auto’s. Zij zei nee. Luister. Er is iemand buiten. De man liep naar het raam, daarna kwam hij naakt terug naar het bed. Ze had sproeten en soms hield ze zich sla-pend. Hij keek naar haar vanuit de deuropening met een soort onpersoonlijke vertedering. Iemand creëert stiltes voor ons. Hij drukte zijn gezicht zo lang te-gen het hare dat het pijn deed en penetreerde haar met één stoot.Misschien schreeuwde ze een beetje. Vanaf de straat was echter niets te horen. Ze vie-len in slaap zonder elkaar los te laten. Iemand gaat weg. We zien zijn rug, zijn vuile broek en zijn laarzen met de afgesleten hakken. Hij gaat een bar binnen en zoekt een plaatsje aan de toog als iemand die jeuk heeft over zijn hele lijf. Zijn bewegingen bren-gen een vaag gevoel van verontrusting teweeg bij de rest van de stamgasten. Is dit Barcelona? vraagt hij. ’s Avonds lijken alle tuinen hetzelfde, overdag maken ze een andere indruk, alsof de verlangens wor-den gekanaliseerd via de bloemenen de perken en de slingerplanten. ‘Ze verzorgen hun auto’s en hun tuinen…’ ‘Iemand heeft een speciale stilte voor ons gecreëerd…’ ‘Eerst bewoog hij hem van binnen naar buiten en daarna werd de beweging circulair…’ ‘Haar billen zaten vol krabben…’ ‘De maan gaat schuil ach-ter het enige grote gebouw in de buurt…’ ‘Is dit Bar-celona…?’

 


Roberto Bolaño (28 april 1953 – 15 juli 2003)
Cover

 

De Duitse schrijver en vertaler Gerhard Henschel werd geboren op 28 april 1962 in Hannover. Zie ook alle tags voor Gerhard Henschel op dit blog.

Uit: Jugendroman

„Die Sonne bollerte ins Zimmer, und als ich mich auf die andere Seite drehte, knarrte das Bettgestell. Ich rieb mir die Augen und gähnte ein Stück Tapete an, das ich nie zuvor gesehen hatte.
Ach du Schreck – jetzt war ich ja in Meppen! In unserem neuen Haus, das ich noch gar nicht kannte, weil ich den Umzug nicht miterlebt hatte und danach erst spätabends aus Jever abgeholt worden war.
Nichts wie raus aus der Kiste! Hastig frühstücken und sich dann alles ansehen, von oben bis unten.
Von meinem Zimmer konnte ich durchs Fenster auf den Balkon klettern. Volker wohnte links nebenan und verfügte über eine Balkontür, weil er drei Jahre älter war als ich und das bessere Zimmer gleich mit Beschlag belegt hatte. Seins war auch viel größer als meins.
»Untersteh dich, hier durchs Fenster zu steigen!« rief Mama, als sie mit dem Staubsauger nach oben kam. »Schluß damit!« Das war das Ende meiner Karriere als Fassadenkletterer und zugleich der Beginn meiner Laufbahn als ruhmloser Einwohner einer emsländischen Kleinstadt.
Den Auszug aus unserem Eigenheim auf dem Mallendarer Berg in Vallendar bei Koblenz hatte Mama uns damit schmackhaft zu machen versucht, daß wir es von Meppen aus nicht mehr so weit zu Oma und Opa Jever hätten. Das stimmte: Früher hatten wir regelmäßig sechs Stunden lang im vollgefurzten Pkw gehockt oder in überfüllten Zügen, und von hier aus würde die Fahrt bloß noch knapp zwei Stunden dauern.
Das Haus hatten Mama und Papa vom Bund gemietet. Georg-Wesener-Straße 47.
Im oberen Flur gab es außer dem Elternschlafzimmer und Renates, Volkers, Wiebkes und meinem Zimmer ein Bad mit Wanne und Waschbecken und ein Klo mit Waschbecken und Dusche. Zum Dachboden führte eine steile Holztreppe hoch, die man mit einem Hakenstiel nach unten klappen und dann ausfahren mußte, wenn man da raufwollte. Dabei mußte man aber aufpassen, daß einem die Leiter beim Herunterklappen nicht in die Fresse donnerte. Da oben hatten Mama und Papa nach dem Umzug allen Kraßel abgestellt, mit dem sie auch schon in unserem alten Haus nicht gewußt hatten wohin.
Verboten war es, vom Balkon in den Garten zu hopsen oder auf die von Papa übertapezierten Klingeln in den Kinderzimmern zu drücken: Wenn man das tat, bimmelte es unten in der Küche. Damit hatten einstige Hausbewohner ihr Personal alarmiert.
Im Erdgeschoß standen einem da und dort noch unausgepackte Umzugskartons im Weg. Hinter der Küche war eine kleine Vorratskammer versteckt.“

 


Gerhard Henschel (Hannover, 28 april 1962)

 

De Amerikaans schrijfster Nelle Harper Lee werd geboren in Monroeville op 28 april 1926. Zie ook alle tags voor Harper Lee op dit blog.

Uit:Go Set A Watchman

“She sternly repressed a tendency to boisterousness when she reflected that Sidney Lanier must have been somewhat like her long-departed cousin, Joshua Singleton St Clair, whose private literary preserves stretched from the Black Belt to Bayou La Batre. Jean Louise’s aunt often held up Cousin Joshua to her as a family example not lightly to be discountenanced: he was a splendid figure of a man, he was a poet, he was cut off in his prime, and Jean Louise would do well to remember that he was a credit to the family. His pictures did the family well – Cousin Joshua looked like a ratty Algernon Swinburne.
Jean Louise smiled to herself when she remembered her father telling her the rest of it. Cousin Joshua was cut off, all right, not by the hand of God but by Caesar’s hosts.
When at the University, Cousin Joshua studied too hard and thought too much; in fact, he read himself straight out of the nineteenth century. He affected an Inverness cape and wore jackboots he had a blacksmith make up from his own design. Cousin Joshua was frustrated by the authorities when he fired upon the president of the University, who in his opinion was little more than a sewage disposal expert. This was no doubt true, but an idle excuse for assault with a deadly weapon. After much passing around of money Cousin Joshua was moved across the tracks and placed in state accommodations for the irresponsible, where he remained for the rest of his days. They said he was reasonable in every respect until someone mentioned that president’s name, then his face would become distorted, he would assume a whooping crane attitude and hold it for eight hours or more, and nothing or nobody could make him lower his leg until he forgot about that man. On clear days Cousin Joshua read Greek, and he left a thin volume of verse printed privately by a firm in Tuscaloosa. The poetry was so ahead of its time no one has deciphered it yet, but Jean Louise’s aunt keeps it displayed casually and prominently on a table in the living-room.”

 
Harper Lee (Monroeville, 28 april 1926) 

 

De Nederlandse schrijver en journalist Joop Waasdorp (pseudoniem: Frans Hals) werd geboren in Amsterdam op 28 april 1917. Zie ook alle tags voor Joop Waasdorp op dit blog.

Uit: Fritzi

“Fritzi ten Harmsen van der Beek, een hartelijke, geinige vrouw, heeft een interessant-knap gezicht, een zekere chique en is verder om de bliksem geen doetje. Ik heb haar eens een proleet van een vent woedend en afdoende horen afbekken. Bravo! Haar gedichten, maar ook haar verhaaltjes, bijvoorbeeld dat dingetje over Koekje met zijn tas met cadeautjes (uit Neerbraak) – wie die niet prachtig vindt moet zijn of haar bovenkamer laten nakijken.
Ik ken Fritzi sinds de winter van 1968 toen zij op een late namiddag een nogal bekend bierhuis kwam binnenzoeven. Aanstonds bleek dat zij manieren heeft. Zo noemde ze mij bij die eerste ontmoeting ‘meneer’ en zei netjes U in plaats van direct te gaan jijjen en jouwen. Ook liet zij (wat later) in het bierhuis achter een mapje kiekjes zien van Chicago (Crime City), waarop een nieuwjaarswens, kort nadat we in gezelschap van haar escort (een geschikte jonge snuiter) capucijners gegeten hadden. Fritzi wil op een beschaafde wijze leven. Wat zij daaronder verstaat blijkt uit haar bizarre mondeling gedane verhalen. In een daarvan vertoefde zij dagenlang in een lauw-warm kuipbad in de badinrichting aan de Amsterdamse Heiligeweg, terwijl op gezette tijden heerlijke tartaartjes naar binnen werden geschoven door een besteller van de fijnste banketbakker van heel Amsterdam, namelijk de firma Pott uit de Van Baerlestraat (inmiddels verdwenen).
En knaagt iets (Wat knaagt? is immers de titel van een van haar dichtbundels) en dat knagen zal wel een gemeen scherp kantje hebben. Desondanks staat die snuit van Fritzi vrijwel steeds naar lachen, wat ik bijzonder in haar waardeer.
Zij had mij uitgenodigd voor een feestje op haar behuizing Jachtlust. Als de bulldozers het niet hebben vermalen staat het er nog maar jammer genoeg zonder Fritzi. Jachtlust lag er, al was het winter, tamelijk riant bij: een groot vóórgazon, enkele forse bomen, oprijpaden. Er was veel goede drank, waarvan ik weinig gebruikte omdat teveel drank mij ziek maakt. Veel volk was er ook, het merendeel van jeugdige leeftijd, van wie ik (behalve Fritzi’s zoon Gill, aardige jongen) niemand kende. Maar op een feestje is dat eigenlijk ook nergens voor nodig. Dus liet ik mij neer in een oude settee, waar ik aangenaam warm en droog zat en die urenlang mijn basis is gebleven. Intussen werd er steeds opgebeld, wat kennelijk van Fritzi niet moest. Uiteindelijk besloot zij deze ‘waardeloze typen’ niet meer te woord te staan. Verder deelde ze de gasten mede dat iedereen die iets van haar wou ‘meteen moest opdonderen’. Fritzi kan zoiets doen en dan toch charmant blijven.
Later, in de vestibule, stond zij met een enkelloops jachtgeweer in de handen. Ik vond dat ding naderhand in een paraplubak en ik heb toen gekeken of het soms geladen was maar dat was niet zo.”


Joop Waasdorp (28 april 1917 – 3 september 1988)
Fritzi ten Harmsen van der Beek

 

De Joods-Oostenrijkse dichter, schrijver en journalist Karl Kraus werd geboren in Jičin, Bohemen, Oostenrijk-Hongarije (thans Tsjechië) op 28 april 1874. Zie ook alle tags voor Karl Kraus op dit blog.

 

Der sterbende Mensch

Der Mensch
Nun ists genug. Es hat mich nicht gefreut,
Und Neues wird es auch wohl nicht mehr geben.

Das Gewissen
In einer Stunde endet sich dein Leben,
Und du hast nichts gesühnt und nichts bereut.

Der Mensch
Bereuen kann man nur, was man getan.
Ich habe nichts erfüllt und nichts versprochen.

Die Erinnerung
Ich war dein Zeitvertreib. So wurden Wochen
Aus Jahren. Denkst du noch? Sieh mich nur an!

Der Mensch
Ich sah stets hinter mich, und du warst da.
Warst du nicht da, so schloß ich gern die Augen.

Die Welt
Ich schien dir nicht in deine Welt zu taugen.
Du sahst nur alles Ferne immer nah.

Der Mensch
Und alles Nahe fern. Bleib mir vom Geist!
Stell dich nicht vor, ich stell’ dich besser vor.

Der Geist
Wenn sie dich plagt, was leihst du ihr dein Ohr?
Von mir hast du, von ihr nicht, was du weißt!

Der Mensch
Was weiß ich, was ich weiß! Ich weiß es nicht.
Ich glaube, zweifle, hoffe, fürchte, schwebe.

Der Zweifel
Du fällst nicht, Freund, wenn ich dich höher hebe.
Verlaß dich auf mein ehrliches Gesicht.

Der Mensch
Ich kenne dich. Du hast durch manche Nacht
Mir eingeheizt und manches Wort gespalten.

Der Glaube
Ich aber, glaub mir, hab’ es dir gehalten,
Mit meinem Atem dir die Glut entfacht.

Der Mensch
Zu viel, ich hab’ die Seele mir verbrannt.
Oft wars wie Hölle, oft wars wie der Blitz –

Der Witz
Da bin ich schon. Im Ernst, ich bin der Witz.
Ich bins im Ernst, und doch als Spaß verkannt.

Der Mensch
Wer wäre, was er ist, wo Trug und Wesen
Die Welt vertauscht in jämmerlicher Wahl!

Der Hund
Ich bin ein Hund und kann nicht Zeitung lesen.

Der Bürger
Ich bin der Herr und wähle liberal.

Die Hure
Ich, weil ich Weib bin, von der Welt verachtet.

Der Bürger
Weil ich kein Mann bin, von der Welt geehrt.

Der Mensch
Nach ihrer Ehre hab’ ich nicht geschmachtet.
Und ihre Liebe hat mich nicht verzehrt.

Gott
Im Dunkel gehend, wußtest du ums Licht.
Nun bist du da und siehst mir ins Gesicht.
Sahst hinter dich und suchtest meinen Garten.
Du bliebst am Ursprung. Ursprung ist das Ziel.
Du, unverloren an das Lebensspiel,
Nun mußt, mein Mensch, du länger nicht mehr warten.

 


Karl Kraus (28 april 1874 – 12 juni 1936

 

De Tataarse dichter Ğabdulla Tuqay werd geboren op 28 april 1886 in Qoşlawıç in Kazan, Rusland (tegenwoordig Tatarstan). Zie ook alle tags voor Ğabdulla Tuqay op dit blog.

Uit:The book

In those moments when my spirit is low,
I hate myself, I feel nothing but sorrow.
With pangs of remorse I look for a place,
Where I could peace and comfort embrace.
I’m in a total void, miserable and sad,
Dark thoughts race spinning through my head.
My eyes have barely dried of tears,
A still darker image before me appears.
In moments like these I turn to the Scripture
What I find on its pages my mind can picture.
And suddenly joy fills my poor exhausted soul,
Chasing away dark thoughts and making troubles go.
Every page I read, every line and every verse,
Turn to shining stars, showing me the course.
O, how meaningless become all these earthly concerns,
My eyes are opened and the light returns.
Now I’m forgiven, I am redeemed and safe,
That’s what the Holy Book means for Allah’s slave.
It brings back confidence, self esteem and trust,
With hope I view the future, leaving behind the past.

 


Ğabdulla Tuqay (28 april 1886 – 15 april 1913)
Standbeeld in Naberezjnye Tsjelny

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e april ook mijn vorige blog van vandaag.

Karl Kraus, Ğabdulla Tuqay, Charles Cotton, Nezahualcóyotl, Auguste Barbier, Bruno Apitz

De Joods-Oostenrijkse dichter, schrijver en journalist Karl Kraus werd geboren in Jičin, Bohemen, Oostenrijk-Hongarije (thans Tsjechië) op 28 april 1874. Zie ook alle tags voor Karl Kraus op dit blog.

 

Die Freiheit, die ich nicht meine

Die Freiheit, die möcht’ ich echt haben,
drum möcht’ ich sie früher befrein
von solchen, die zwar recht haben,
doch ohne berechtigt zu sein.
Denn die, deren die sich erfrecht haben,
ist die Freiheit nicht, die ich mein’!

 

Zwei Dichternamen

Wenn Männer erzählend die Zeit uns begleiten,
indem sie deren Probleme verwässern,
so gehören sie bestenfalls zu den bessern,
die da liefern weibliche Handarbeiten.
Zwei, nicht zu verwechseln, sollt ihr unterscheiden:
was die Namen trennt, das vereint die Gestalten;
der Unterschied ist in beiden enthalten,
und was gemeinsam in keinem von beiden.

 

Das Hiesige

Du rufst es an, schon ist es fort;
verloren die Tat, verloren das Wort.
Es ist da und dort, und wo immer es sei,
ist es immer dabei und nie dabei.
Es ist ein Ding, und du greifst Luft;
du schreitest: weit und breit ist Kluft.
Umgebend Nichts um lebendiges Sein,
und alles um dich, der du allein.
Und alles verbindet dich ohne Band
und widersteht ohne Widerstand.
Wenn du es stößt, bleibt’s angeschmiegt,
und wie es weicht, bist du besiegt.
So ist es halt, so ohne Halt
und wo es steht, hat es Gewalt.
Von seiner Schwäche, nicht deiner Kraft
ist dieses Hiesige hingerafft.
Und was ich auch tat und wie ich sprach
Es war zu weich, es gab nicht nach!

 

 
Karl Kraus (28 april 1874 – 12 juni 1936
Cover

 

De Tataarse dichter Ğabdulla Tuqay werd geboren op 28 april 1886 in Qoşlawıç in Kazan, Rusland (tegenwoordig Tatarstan). Zie ook alle tags voor Ğabdulla Tuqay op dit blog.

 

Influence

In a most tough, unfitting and hard moment
of life;
If I burn in the fire of longing and sorrow:
I read in quick pace a nice chapter of the
Koran,
All pains are taken by a spiritual hand from
the soul.
And all doubts fly away from the heart and I
start to cry:
With sacred tears I string perls on my
cheeks;
Mt soul becomes purified totally, I read faith
and become a believer;
The ease of comfort descends: I am released
from heavy burden;
Oh God! The things you forbid are utterly
rejectful and defective, I say.
I prostrate myself and say “God is the Truth!

 


Ğabdulla Tuqay (28 april 1886 – 15 april 1913)
Postuum portret door E. Simbirin, 1976.

 

De Engelse dichter en vertaler Charles Cotton werd geboren op 28 april 1630 in Beresford in Staffordshire. Zie ook alle tags voor Charles Cotton op dit blog.

 

The Morning Quatrains (Fragment)

The cock has crow’d an hour ago,
‘Tis time we now dull sleep forego;
Tir’d Nature is by sleep redress’d,
And Labour’s overcome by rest.
We have out-done the work of Night,
‘Tis time we rise t’attend the Light,
And e’er he shall his beams display,
To plot new bus’ness for the Day.
None but the slothful, or unsound,
Are by the Sun in feathers found,
Nor, without rising with the Sun,
Can the world’s bus’ness e’er be done.
Hark! Hark! the watchful Chanticler
Tells us the Day’s bright harbinger
Peeps o’er the eastern hills, to awe
And warm night’s sov’reign to withdraw.
The morning curtains now are drawn,
And now appears the blushing dawn;
Aurora has her roses shed,
To strew the way Sol’s steeds must tread.
Xanthus and Aethon harness’d are,
To roll away the burning car,
And, snorting flame, impatient bear
The dressing of the charioteer.
The sable cheeks of sullen Night
Are streak’d with rosy streams of light,
Whilst she retires away in fear,
To shade the other hemisphere.
The merry lark now takes her wings,
And long’d-for Day’s loud welcome sings,
Mounting her body out of sight,
As if she meant to meet the Light.

 


Charles Cotton (28 april 1630 – 16 februari 1687)

 

De Meso-Amerikaanse dichter en filosoof Nezahualcóyotl werd geboren in Texcoco op 28 april 1402. Zie ook alle tags voor Nezahualcóyotl op dit blog.

 

He Makes The Eagles And Ocelots Dance With Him! (Fragment)

He makes the Eagles and Ocelots dance with him!
Come to see the Huexotzinca:

On the dais of the Eagle he shouts out,
Loudly cries the Mexica.

The battlefield is the place: where one toasts the divine liquor in war,
where are stained red the divine eagles,
where the tigers howl,
where all kinds of precious stones rain from ornaments,
where wave headdresses rich with fine plumes,
where princes are smashed to bits.

There is nothing like death in war,
nothing like the flowery death
so precious to Him who gives life:
far off I see it: my heart yearns for it!

And they called it Teotihulcan
because it was the place
where the lords were buried.
Thus they said:

‘When we die,
truly we die not,
because we will live, we will rise,
we will continue living, we will awaken
This will make us happy.’

 


Nezahualcóyotl (28 april 1402 – 4 juni 1472)
Standbeeld in Mexico City

 

De Franse dichter Auguste Barbier werd geboren op 28 april 1805 in Parijs.Zie ook alle tags voor Auguste Barbier op dit blog.

 

La curée (Fragment)

VI
Ainsi, quand désertant sa bauge solitaire,
Le sanglier, frappé de mort,
Est là, tout palpitant, étendu sur la terre,
Et sous le soleil qui le mord ;
Lorsque, blanchi de bave et la langue tirée,
Ne bougeant plus en ses liens,
Il meurt, et que la trompe a sonné la curée
A toute la meute des chiens,
Toute la meute, alors, comme une vague immense,
Bondit ; alors chaque mâtin
Hurle en signe de joie, et prépare d’avance
Ses larges crocs pour le festin ;
Et puis vient la cohue, et les abois féroces
Roulent de vallons en vallons ;
Chiens courants et limiers, et dogues, et molosses,
Tout s’élance, et tout crie : Allons !
Quand le sanglier tombe et roule sur l’arène,
Allons, allons ! les chiens sont rois !
Le cadavre est à nous ; payons-nous notre peine,
Nos coups de dents et nos abois.
Allons! nous n’avons plus de valet qui nous fouaille
Et qui se pende à notre cou :
Du sang chaud, de la chair, allons, faisons ripaille,
Et gorgeons-nous tout notre soûl !
Et tous, comme ouvriers que l’on met à la tâche,
Fouillent ses flancs à plein museau,
Et de l’ongle et des dents travaillent sans relâche,
Car chacun en veut un morceau ;
Car il faut au chenil que chacun d’eux revienne
Avec un os demi-rongé,
Et que, trouvant au seuil son orgueilleuse chienne,
Jalouse et le poil allongé,
Il lui montre sa gueule encor rouge, et qui grogne,
Son os dans les dents arrêté,
Et lui crie, en jetant son quartier de charogne :
” Voici ma part de royauté “

 

 
Auguste Barbier (28 april 1805 – 14 februari 1882)
Cover

 

De Duitse schrijver Bruno Apitz werd geboren in Leipzig op 29 april 1900. Zie ook alle tags voor Bruno Apitz op dit blog.

Uit: Nackt unter Wölfen

„Hätten wir es, als wir das Wurm fanden, lieber am Tor abgegeben, dann lebte unser Pippig noch und dann säßen nicht Höfel und Kropinski im Bunker und warteten jetzt auf ihren Tod! Dann wäre auch über euch und das Lager keine Gefahr gekommen. Allerdings hätten sie dann das Kind totgeschlagen, doch das wäre nicht so schlimm gewesen, was?“
Eine sonderbare Aufmerksamkeit füllte den Raum.
„Hättest du das Kind bei der SS abgegeben? fragte Krämer Pribula, in dessen Nähe er stand?
Der junge Pole antwortete nicht. Krämer sah das heimliche Glitzern in dessen Augen.
„Siehst du, so schwer ist die Entscheidung über Leben und Tod! – Meinst du, dass es mir leichtfällt,
Todestransporte zum Tor zu schicken?“
Krämer wandte sich allen zu. „Was soll ich tun? – Soll ich zu Kluttig gehen: Ich verweigere den
Befehl, schieß mich über den Haufen? …Großartig von mir, was? …Ihr würdet mir bestimmt ein Denkmal setzen …Aber ich verzichte auf die Ehre und schicke dafür Menschen in den Tod, um …Menschen zu retten, nämlich nur, damit Schwahl nicht schießt!“
Krämer sah in die Gesichter hinein, die ihn anstarrten. „Begreift ihr das? …Es ist nicht so leicht, das
zu begreifen. Es ist überhaupt nicht leicht. Denn alles was wir jetzt tun müssen, ist nicht nur eine einfache Entscheidung! Wir haben nicht einfach zu wählen zwischen Leben und Tod! Wäre es so, dann würde ich sagen: Jawohl, her mit den Waffen, ab morgen schießen wir! Sagt mir: haben wir Pippig in den Tod getrieben, weil wir das Kind gerettet haben? Sagt mir: hätten wir das Wurm umbringen lassen sollen, um Pippig zu retten? – Na, sagt es doch! Wer gibt mir die richtige Antwort?“
Krämer war in tiefe Erregung geraten. Er musste noch viel sagen. Doch die Gedanken wurden für
ihn immer komplizierter, er formte sie mit den Händen, fand aber keinen Ausdruck mehr und kapitulierte vor dem Schweigen.“

 

 
Bruno Apitz (28 april 1900 – 7 april 1979)
Cover DVD

Zia Haider Rahman, Wim Hazeu, Roberto Bolaño, Gerhard Henschel, Harper Lee, Joop Waasdorp, Karl Kraus, Ğabdulla Tuqay, Charles Cotton

 

De Britse schrijver Zia Haider Rahman werd in 1969 geboren op het platteland van Bangladesh in de regio Sylhet. Zie ook alle tags voor Zia Haider Rahman op dit blog.

Uit: In the Light of What We Know

“I had not heard the name of the twentieth-century Austrian-American mathematician Kurt Gödel since a July weekend in New York, in the early 1990s, when I was visiting from London for a month of induction at the head offices of an investment bank into which I had recently been recruited. In some part I owe my recruitment to the firm, of which I later became a partner, to Zafar, who was already a derivatives trader in the bank’s Wall Street offices and who had quickly established a reputation as a bright though erratic financial wizard.
Like Zafar, I was a student of mathematics at Oxford, but that, to put it imprecisely, was the beginning and the end of what we had in common. Mine was a privileged background. My father was born into a well-known landed family in Pakistan, where he met and married my mother. From there, the newly-weds went to Princeton, where they had me, making me an American citizen, and where my father obtained his doctorate before moving to Oxford so that he could take up a chair in physics. I am no genius and I know that without the best English schooling, I would not have been able to make as much as I have of the opportunities that came my way.
Zafar, however, arrived at Oxford in 1987 with a peculiar education, largely cobbled together by his own efforts, having been bored, when not bullied, out of one school after another. His family moved to Britain when he was no more than five years old, but then, at the age of twelve, or ten, by the new reckoning, he returned from Britain to rural Bangladesh for an interval of some years.
To him, Oxford must have seemed, as the expression goes, a long way to come. In our first term there, as we lounged in the Junior Common Room beside windows that gave out onto the garden quad, I observed that Zafar’s pronunciation of the names of various Continental mathematicians – Lebesgue, Gauss, Cauchy, Legendre, and Euler – was grotesquely inaccurate. Though my first reaction, I am a little ashamed to say, was to find this rather amusing, I soon grasped that Zafar’s errors marked his learning as his own, unlike mine, which carried the imprint of excellent schoolmasters. I must confess to a certain envy at the time.”

 

 
Zia Haider Rahman (Sylhet, 1969)

Lees verder “Zia Haider Rahman, Wim Hazeu, Roberto Bolaño, Gerhard Henschel, Harper Lee, Joop Waasdorp, Karl Kraus, Ğabdulla Tuqay, Charles Cotton”

Zia Haider Rahman, Wim Hazeu, Roberto Bolaño, Gerhard Henschel, Harper Lee, Joop Waasdorp, Karl Kraus, Ğabdulla Tuqay

De Britse schrijver Zia Haider Rahman werd in 1969 geboren op het platteland van Bangladesh in de regio Sylhet. Zie ook alle tags voor Zia Haider Rahman op dit blog.

Uit: In het licht van wat wij weten (Vertaald door Anne Jongeling en Carla Hazewindus)

“Op een ochtend in september 2008 stond er een broodmagere man op de stoep van ons huis in South Kensington. Hij had een donkere huid, scherpe jukbeenderen en een woeste baard. Ik schatte hem achter in de veertig, begin vijftig en hij was ongeveer één meter tachtig, een centimeter of twee kleiner dan ik. Zijn waterdichte jack met een sluiting van klittenband, hing open. De mouwen waren iets te kort, en aan de lichte streep boven zijn rechterhand te zien had daar waarschijnlijk een horloge gezeten. De veters van zijn afgetrapte schoenen waren verschillend van kleur en de zakken van zijn cargobroek puilden uit van allerlei ondefinieerbare zaken. Er hing een rugzakje om zijn schouder en tegen de deurpost stond een canvas plunjezak.
Door zijn manier van spreken maakte hij een enigszins opgewonden indruk, niet warrig maar indringend, en duidelijk niet van zins zich in de rede te laten vallen, alsof hij een onderbroken gesprek hervatte. Ik stond daar maar zonder wat te zeggen terwijl ik mijn best deed om iets aan hem te ontdekken wat me bekend voorkwam, toen ik plotseling getroffen werd door een Duitse naam die ik al bijna twintig jaar niet had gehoord.
Op dat moment drongen de details van wat er gebeurde niet echt tot me door, die kwamen pas later bij me boven, toen ik bezig was alles wat ik me kon herinneren op papier te zetten. Ik heb altijd in de financiële sector gewerkt, een business waarin het om de fijne kneepjes gaat, zoals de kleine bewegingen in de beurskoersen waar het lot van miljoenen dollars, ponden, en zelfs yens van af kan hangen. Maar ik moet eerlijk bekennen dat het succes dat ik in mijn loopbaan heb gehad – als je tenminste kunt spreken van succes – niet zozeer te danken was aan mijn oog voor detail, een veel-voorkomende eigenschap in deze branche, als aan mijn vermogen patronen in het grote geheel te zien waarin zich nieuwe zakelijke mogelijkheden aftekenen.”

 

 
Zia Haider Rahman (Sylhet, 1969)

Lees verder “Zia Haider Rahman, Wim Hazeu, Roberto Bolaño, Gerhard Henschel, Harper Lee, Joop Waasdorp, Karl Kraus, Ğabdulla Tuqay”

Roberto Bolaño, Harper Lee, Karl Kraus, Nezahualcóyotl, Ğabdulla Tuqay

De Chileense dichter en schrijver Roberto Bolaño werd geboren op 28 april 1953 in Santiago de Chile. Zie ook alle tags voor Roberto Bolaño op dit blog.

Uit: 2666 (Vertaald door Natasha Wimmer)

“Reading these two novels only reinforced the opinion he’d already formed of Archimboldi. In 1983, at the age of twenty-two, he undertook the task of translating D’Arsonval. No one asked him to do it. At the time, there was no French publishing house interested in publishing the German author with the funny name. Essentially Pelletier set out to translate the book because he liked it, and because he enjoyed the work, although it also occurred to him that he could submit the translation, prefaced with a study of the Archimboldian oeuvre, as his thesis, and — why not? — as the foundation of his future dissertation.
He completed the final draft of the translation in 1984, and a Paris publishing house, after some inconclusive and contradictory readings, accepted it and published Archimboldi. Though the novel seemed destined from the start not to sell more than a thousand copies, the first printing of three thousand was exhausted after a couple of contradictory, positive, even effusive reviews, opening the door for second, third, and fourth printings.
By then Pelletier had read fifteen books by the German writer, translated two others, and was regarded almost universally as the preeminent authority on Benno von Archimboldi across the length and breadth of France.
Then Pelletier could think back on the day when he first read Archimboldi, and he saw himself, young and poor, living in a chambre de bonne, sharing the sink where he washed his face and brushed his teeth with fifteen other people who lived in the same dark garret, shitting in a horrible and notably unhygienic bathroom that was more like a latrine or cesspit, also shared with the fifteen residents of the garret, some of whom had already returned to the provinces, their respective university degrees in hand, or had moved to slightly more comfortable places in Paris itself, or were still there — just a few of them — vegetating or slowly dying of revulsion.”

 

 
Roberto Bolaño (28 april 1953 – 15 juli 2003)

Lees verder “Roberto Bolaño, Harper Lee, Karl Kraus, Nezahualcóyotl, Ğabdulla Tuqay”

Roberto Bolaño, Harper Lee, Karl Kraus, Nezahualcóyotl, Ğabdulla Tuqay

De Chileense dichter en schrijver Roberto Bolaño werd geboren op 28 april 1953 in Santiago de Chile. Zie ook alle tags voor Roberto Bolaño op dit blog.

Uit:The Savage Detectives

« Asking Álamo these questions was, as I soon learned, a sign of my tactlessness. At first I thought he was smiling in admiration. Later I realized it was actually contempt. Mexican poets (poets in general, I guess) hate to have their ignorance brought to light. But I didn’t back down, and after he had ripped apart a few of my poems at the second session, I asked him whether he knew what a rispetto was. Álamo thought that I was demanding respect for my poems, and he went off on a tirade about objective criticism (for a change), a minefield that every young poet must cross, etc., but I cut him off, and after explaining that never in my short life had I demanded respect for my humble creations, I put the question to him again, this time enunciating as clearly as possible.
“Don’t give me this crap,” said Álamo.
“A rispetto, professor, is a kind of lyrical verse, romantic to be precise, similar to the strambotto, with six or eight hendecasyllabic lines, the first four in the form of a serventesio and the following composed in rhyming couplets. For example …” And I was about to give him an example or two when Álamo jumped up and cut me off. What happened next is hazy (although I have a good memory): I remember Álamo laughing along with the four or five other members of the workshop. I think they may have been making fun of me.
Anyone else would have left and never gone back, but despite my unhappy memories (or my unhappy failure to remember what had happened, at least as unfortunate as remembering would have been), the next week there I was, punctual as always.
I think destiny brought me back. This was the fifth session of Álamo’s workshop that I’d attended (but it might just as well have been the eighth or the ninth, since lately I’ve been noticing that time can expand or contract at will), and tension, the alternating current of tragedy, was palpable in the air, although no one could explain why.”

 

 
Roberto Bolaño (28 april 1953 – 15 juli 2003)

Lees verder “Roberto Bolaño, Harper Lee, Karl Kraus, Nezahualcóyotl, Ğabdulla Tuqay”

Auguste Barbier, Ğabdulla Tuqay, Charles Cotton, Bruno Apitz

De Franse dichter Auguste Barbier werd geboren op 28 april 1805 in Parijs.Zie ook alle tags voor Auguste Barbier op dit blog.

 

La curée (Fragment)

IV
C’est la vierge fougueuse, enfant de la Bastille,
Qui jadis, lorsqu’elle apparut
Avec son air hardi, ses allures de fille,
Cinq ans mit tout le peuple en rut ;
Qui, plus tard, entonnant une marche guerrière,
Lasse de ses premiers amants,
Jeta là son bonnet, et devint vivandière
D’un capitaine de vingt ans
C’est cette femme, enfin, qui, toujours belle et nue,
Avec l’écharpe aux trois couleurs,
Dans nos murs mitraillés tout à coup reparue,
Vient de sécher nos yeux en pleurs,
De remettre en trois jours une haute couronne
Aux mains des Français soulevés,
D’écraser une armée et de broyer un trône
Avec quelques tas de pavés.

V
Mais, ô honte ! Paris, si beau dans sa colère,
Paris, si plein de majesté
Dans ce jour de tempête où le vent populaire
Déracina la royauté,
Paris, si magnifique avec ses funérailles,
Ses débris d’hommes, ses tombeaux,
Ses chemins dépavés et ses pans de murailles
Troués comme de vieux drapeaux ;
Paris, cette cité de lauriers toute ceinte,
Dont le monde entier est jaloux,
Que les peuples émus appellent tous la sainte,
Et qu’ils ne nomment qu’à genoux,
Paris n’est maintenant qu’une sentine impure,
Un égout sordide et boueux,
Où mille noirs courants de limon et d’ordure
Viennent traîner dans leurs flots honteux ;
Un taudis regorgeant de faquins sans courage,
D’effrontés coureurs de salons,
Qui vont de porte en porte, et d’étage en étage,
Gueusant quelque bout de galons ;
Une halle cynique aux clameurs insolentes,
Où chacun cherche à déchirer
Un misérable coin de guenilles sanglantes
Du pouvoir qui vient d’expirer.

 

Auguste Barbier (28 april 1805 – 14 februari 1882)
Parijs, Le Pont du Carrousel met het Louvre, door Vincent van Gogh, 1886

Lees verder “Auguste Barbier, Ğabdulla Tuqay, Charles Cotton, Bruno Apitz”

Ğabdulla Tuqay, Charles Cotton, Bruno Apitz, Aart G. Broek

De Tataarse dichter Ğabdulla Tuqay werd geboren op 28 april 1886 in Qoşlawıç in Kazan, Rusland (tegenwoordig Tatarstan). Zie ook alle tags voor Ğabdulla Tuqay op dit blog.

 

God the Great

Oh worthy, oh precious, oh young child without sin!
HIS compassion is very deep, rely always on God!
Oh God! Show me in this world a bright path;
HE is merciful, has more compassion than your father or mother!
Your soul is still pure; no impure thought has entered it,
Your pure tongue has never used unfitting words.
Both your soul and your body are clean, all your body is clean!
You are the crumb of an angel; your face is pure white!
Pray, free of all ties kneel towards Kibla[8],
Know that from a pure soul there is a straight path to the Throne of God!
Oh worthy, oh precious, oh young child without sin!
HIS compassion is very deep, rely always on God!

 

The Twentieth Century

This has been the century of science and capability,
This has been the century of ascending humanity,
But the events demonstrate that, indeed,
This has been the century of evil and depravity.

 

Ğabdulla Tuqay (28 april 1886 – 15 april 1913)
Mozaïek in het metrostation van Kazan

Lees verder “Ğabdulla Tuqay, Charles Cotton, Bruno Apitz, Aart G. Broek”

Roberto Bolaño, Harper Lee, Karl Kraus, Nezahualcóyotl, Auguste Barbier, Ğabdulla Tuqay, Charles Cotton, Bruno Apitz

De Chileense schrijver Roberto Bolaño werd geboren op 28 april 1953 in Santiago de Chile. Zie ook mijn blog van 28 april 2009.

 

Uit: 2666 (Vertaald door Natasha Wimmer)

 

“The first time that Jean-Claude Pelletier read Benno von Archimboldi was Christmas 1980, in Paris, when he was nineteen years old and studying German literature. The book in question was D’Arsonval. The young Pelletier didn’t realize at the time that the novel was part of a trilogy (made up of the English-themed The Garden and the Polish-themed The Leather Mask, together with the clearly French-themed D’Arsonval), but this ignorance or lapse or bibliographical lacuna, attributable only to his extreme youth, did nothing to diminish the wonder and admiration that the novel stirred in him.

From that day on (or from the early morning hours when he concluded his maiden reading) he became an enthusiastic Archimboldian and set out on a quest to find more works by the author. This was no easy task. Getting hold of books by Benno von Archimboldi in the 1980s, even in Paris, was an effort not lacking in all kinds of difficulties. Almost no reference to Archimboldi could be found in the university’s German department. Pelletier’s professors had never heard of him. One said he thought he recognized the name. Ten minutes later, to Pelletier’s outrage (and horror), he realized that the person his professor had in mind was the Italian painter, regarding whom he soon revealed himself to be equally ignorant.

Pelletier wrote to the Hamburg publishing house that had published D’Arsonval and received no response. He also scoured the few German bookstores he could find in Paris. The name Archimboldi appeared in a dictionary of German literature and in a Belgian magazine devoted — whether as a joke or seriously, he never knew — to the literature of Prussia. In 1981, he made a trip to Bavaria with three friends from the German department, and there, in a little bookstore in Munich, on Voralmstrasse, he found two other books: the slim volume titled Mitzi’s Treasure, less than one hundred pages long, and the aforementioned English novel, The Garden.”

 

roberto-bolano

Roberto Bolaño (28 april 1953 – 15 juli 2003)

 

De Amerikaans schrijfster Nelle Harper Lee werd geboren in Monroeville op 28 april 1926. Zie ook mijn blog van 28 april 2009.

 

Uit: To Kill a Mockingbird

 

Mindful of John Wesley’s strictures on the use of many words in buying and selling, Simon made a pile practicing medicine, but
in this pursuit he was unhappy lest he be tempted into doing what he knew was not for the glory of God, as the putting on of gold and costly apparel. So Simon, having forgotten his teacher’s dictum on the possession of human chattels, bought three slaves and with their aid established a homestead on the banks of the Alabama River some forty miles above Saint Stephens. He returned to Saint Stephens only once, to find a wife, and with her established a line that ran high to daughters. Simon lived to an impressive age and died rich.

It was customary for the men in the family to remain on Simon’s homestead, Finch’s Landing, and make their living from cotton. The place was self-sufficient: modest in comparison with the empires around it, the Landing nevertheless produced everything required to sustain life except ice, wheat flour, and articles of clothing, supplied by river-boats from Mobile.

Simon would have regarded with impotent fury the disturbance between the North and the South, as it left his descendants stripped of everything but their land, yet the tradition of living on the land remained unbroken until well into the twentieth century, when my father, Atticus Finch, went to Montgomery to read law, and his younger brother went to Boston to study medicine. Their sister Alexandra was the Finch who remained at the Landing: she married a taciturn man who spent most of his time lying in a hammock by the river wondering if his trot-lines were full.“

 

harper-lee

Harper Lee (Monroeville, 28 april 1926)

 

De Joods-Oostenrijkse dichter, schrijver en journalist Karl Kraus werd geboren in Jičin, Bohemen, Oostenrijk-Hongarije (thans Tsjechië) op 28 april 1874. Zie ook mijn blog van 28 april 2007 en ook mijn blog van 28 april 2008 en ook mijn blog van 28 april 2009.

 

Wiese im Park

 

(Schloß Janowitz)

 

Wie wird mir zeitlos. Rückwärts hingebannt

weil’ ich und stehe fest im Wiesenplan,

wie in dem grünen Spiegel hier der Schwan.

Und dieses war mein Land.

 

Die vielen Glockenblumen! Horch
und schau!

Wie lange steht er schon auf diesem Stein,

der Admiral. Es muß ein Sonntag sein

und alles läutet blau.

 

Nicht weiter will ich. Eitler Fuß, mach Halt!

Vor diesem Wunder ende deinen Lauf.

Ein toter Tag schlägt seine Augen auf.

Und alles bleibt so alt.

 

 

Flieder

 

Nun weiß ich doch, ’s ist Frühling wieder.

Ich sah es nicht vor so viel Nacht

und lange hatt’ ich’s nicht gedacht.

Nun merk’ ich erst, schon blüht der Flieder.

 

Wie fand ich das Geheimnis wieder?

Man hatte mich darum gebracht.

Was hat die Welt aus uns gemacht!

Ich dreh’ mich um, da blüht der Flieder.

 

Und danke Gott, er schuf mich wieder,

indem er wiederschuf die Pracht.

Sie anzuschauen aufgewacht,

so bleib’ ich stehn. Noch blüht der Flieder

 

 

Sehnsucht

 

Es war einmal.

Ich leb’ am Tage vom Gedanken,

nachts von der Qual;

oft träum’ ich nur vom Traum.

Du gehst dahin und bist dir selbst es kaum.

In meinem Wahn jedoch, dem fieberkranken,

sind deine Wesen ohne Zahl.

 

Kraus

Karl Kraus (28 april 1874 – 12 juni 1936)

 

De Azteekse dichter en filosoof Nezahualcóyotl werd geboren in Texcoco op 28 april 1402.

 

Uit: SONG OF NEZAHUALCOYOTL (Fragment)

 

Our drums are ready; already I inspire the eagles and jaguars to

dance. Already you are on your feet, song flower. I search for

songs, our adornments. Ayyo.

 

Toward the end of it all I, Nezahualcoyotl, go weeping. Why must I

go lose myself in the land of the dead? Already I leave you, by

whom all live, you command me to lose myself in the land of the

dead. Ayyo.

 

How will things continue on Earth, in Acolhuacan? In time will

you disperse all your dependents, spirit of all I leave behind?

 

Only songs are our adornments. Already He destroys our painted

books, the princes. Be joyful here, no one has his house on earth;

we must leave the fragrant flowers. Ayyo.

 

Drums: Quititi quititi quiti quiti tocoto tocoti tocototocoti. Just

thus it will come back in.

 

Let there be flower songs. Let my younger brothers sing. I drink

intoxicating flowers; already they have arrived, the flowers that

make us dizzy, they come to glorify. Ayyo.

 

Let there be flowers. Bouquets of flowers have already arrived here;

flowers of pleasure are scattered, many-colored flowers rain

entwined. The drum resounds: let the dance begin. Ayyo.

 

nezahualcoyotl

Nezahualcóyotl (28 april 1402 – 4 juni 1472)

 

De Franse dichter Auguste Barbier werd geboren op 28 april 1805 in Parijs.

 

La curée

I

Oh ! lorsqu’un lourd soleil chauffait les grandes dalles

Des ponts et de nos quais déserts,

Que les cloches hurlaient, que la grêle des balles

Sifflait et pleuvait par les airs ;

Que dans Paris entier, comme la mer qui monte,

Le peuple soulevé grondait,

Et qu’au lugubre accent des vieux canons de fonte

La Marseillaise répondait,

Certe, on ne voyait pas, comme au jour où nous sommes,

Tant d’uniformes à la fois ;

C’était sous des haillons que battaient les coeurs d’homme

C’étaient alors de sales doigts

Qui chargeaient les mousquets et renvoyaient la foudre ;

C’était la bouche aux vils jurons

Qui mâchait la cartouche, et qui, noire de poudre,

Criait aux citoyens : Mourons !

Barbier

Auguste Barbier (28 april 1805 – 14 februari 1882)

 

Zie voor de twee bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 28 april 2008 en ook mijn blog van 28 april 2009.

 

 

De Tataarse dichter Ğabdulla Tuqay werd geboren op 28 april 1886 in Qoşlawıç in Kazan, Rusland (tegenwoordig Tatarstan). Zie ook mijn blog van 28 april 2007 en ook mijn blog van 28 april 2008 en ook mijn blog van 28 april 2009.

 

Ô, ma langue maternelle! (Fragment)

 

Ô, langue chérie de mon enfance

Ô, langue enchanteresse de ma mère !

C’est toi qui m’a permis de chercher à connaître

Le monde, depuis mes jeunes années

 

Quand tout enfant je n’arrivais pas à dormir

Ma mère me chantait des berceuses

Et grand-maman me racontait des histoires

À travers l’obscurité pour me fermer les yeux

 

Ô, ma langue! Tu as toujours été

Mon soutien dans la douleur et dans la joie

Je te comprends et je te chéris tendrement

Depuis l’âge où j’étais un petit garçon

 

Dans ma langue, j’ai appris avec patience

À exprimer ma foi et à dire :

« Ô, Créateur! Bénis mes parents

Allah, emporte mes péchés! »

 

tuqay

Ğabdulla Tuqay (28 april 1886 – 15 april 1913)

 

De Engelse dichter en vertaler Charles Cotton werd geboren op 28 april 1630 in Beresford in Staffordshire. Zie ook ook mijn blog van 28 april 2009.

 

The Noon Quatrains 

 

THE Day grows hot, and darts his rays

From such a sure and killing place,

That half this World are fain to fly

The danger of his burning eye.

His early glories were benign,

Warm to be felt, bright to be seen,

And all was comfort, but who can

Endure him when Meridian?

Of him we as of kings complain,

Who mildly do begin to reign,

But to the Zenith got of pow’r,

Those whom they should protect devour.

Has not another Phaeton

Mounted the chariot of the Sun,

And, wanting art to guide his horse,

Is hurri’d from the Sun’s due course.

If this hold on, our fertile lands

Will soon be turn’d to parched sands,

And not an onion that will grow

Without a Nile to overflow.

The grazing herds now droop and pant,

E’en without labour fit to faint,

And willingly forsook their meat

To seek out cover from the heat.

The lagging ox is no unbound,

From larding

the new turn’d up ground, [pressing down]

Whilst Hobbinal alike o’er-laid

Takes his coarse dinner to the shade.

Cellars and grottos now are best

To eat and drink in, or to rest,

And not a soul above is found

Can find a refuge under ground.

When pagan tyranny grew hot,

Thus persecuted Christians got

Into the dark but friendly womb

Of unknown subterranean Rome

. [the Roman catacombs]

And as that heat did cool at last,

So a few scorching hours o’er-pass’d,

In a more mild and temp’rate ray

We may again enjoy the Day.

 

CharlesCotton

Charles Cotton (28 april 1630 – 16 februari 1687)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 28 april 2007.

De Duitse schrijver Bruno Apitz werd geboren in Leipzig op 29 april 1900.

 

Roberto Bolaño, Harper Lee, Karl Kraus, Nezahualcóyotl, Auguste Barbier, Ğabdulla Tuqay, Alistair MacLean, Charles Cotton, Bruno Apitz

De Chileense schrijver Roberto Bolaño werd geboren op 28 april 1953 in Santiago de Chile. Een groot deel van zijn jeugd bracht hij door in Mexico. Toen Salvador Allende in 1972 aan de macht was gekomen keerde hij naar Chili terug. Na de militaire staatsgreep van 1973 zat hij acht dasgen vast. Daarna kon hij het land weer verlaten, ging eerst naar El Salvador en daarna weer naar Mexico. Toen in Spanje het Franco regime verdwenen was vestigde hij zich daar. Hij voorzag in zijn levensonderhoud via allerlei jobs tot hij in de jaren tachtig van het prijzengeld van verschiilende literaire wedstrijden kon leven. Na surrealistische gedichten begon hij proza te schrijven. In 1999 kreeg hij voor zijn hoofdwerk Los detectives salvajes” de Premio Herralde de Novela en de Premio Rómulo Gallegos.

Uit: The Savage Detectives

“I’m not really sure what visceral realism is. I’m seventeen years old, my name is Juan García Madero, and I’m in my first semester of law school. I wanted to study literature, not law, but my uncle insisted, and in the end I gave in. I’m an orphan, and someday I’ll be a lawyer. That’s what I told my aunt and uncle, and then I shut myself in my room and cried all night. Or anyway for a long time. Then, as if it were settled, I started class in the law school’s hallowed halls, but a month later I registered for Julio César Álamo’s poetry workshop in the literature department, and that was how I met the visceral realists, or viscerealists or even vicerealists, as they sometimes like to call themselves. Up until then, I had attended the workshop four times and nothing ever happened, though only in a manner of speaking, of course, since naturally something always happened: we read poems, and Álamo praised them or tore them to pieces, depending on his mood; one person would read, Álamo would critique, another person would read, Álamo would critique, somebody else would read, Álamo would critique. Sometimes Álamo would get bored and ask us (those of us who weren’t reading just then) to critique too, and then we would critique and Álamo would read the paper.

It was the ideal method for ensuring that no one was friends with anyone, or else that our friendships were unhealthy and based on resentment.

And I can’t say that Álamo was much of a critic either, even though he talked a lot about criticism. Really I think he just talked for the sake of talking. He knew what periphrasis was. Not very well, but he knew. But he didn’t know what pentapody was (a line of five feet in classical meter, as everybody knows), and he didn’t know what a nicharchean was either (a line something like the phalaecean), or what a tetrastich was (a four-line stanza). How do I know he didn’t know? Because on the first day of the workshop, I made the mistake of asking. I have no idea what I was thinking. The only Mexican poet who knows things like that by heart is Octavio Paz (our great enemy), the others are clueless, or at least that was what Ulises Lima told me minutes after I joined the visceral realists and they embraced me as one of their own.”

Roberto_Bolano_Estrella_distante_Chile

Roberto Bolaño (28 april 1953 – 15 juli 2003)

 

De Amerikaans schrijfster Nelle Harper Lee werd geboren in Monroeville op 28 april 1926. Zij is vooral bekend geworden door haar boek To Kill a Mockingbird uit 1960 dat een Pulitzer-prijs won in 1961. Lee is de jongste uit een gezin van vier kinderen. n haar jeugdjaren was ze het buurmeisje van schrijver Truman Capote, met wie ze een levenslange vriendschap had en wie tevens een inspiratiebron was voor een van de karakters in Mockingbird. Na het behalen van haar diploma voor secundair onderwijs, studeerde ze aan Huntingdon College. Na een jaar ging ze daar weg om rechten te studeren aan de University of Alabama. Daarnaast heeft ze een jaar in Oxford gestudeerd, voordat ze naar New York City verhuisde in 1950. Lee schreef een serie korte verhalen over het leven in het zuiden van de Verenigde Staten. Deze bood ze een uitgever aan voor publicatie in 1957. Haar redacteur Tay Hohoff moedigde haar echter aan om deze verhalen om te zetten in een roman, dit werd To Kill a Mockingbird. Tot op de dag van vandaag is het een bestseller in de Verenigde Staten. Na dit boek trok ze zich grotendeels terug uit het publieke leven en publiceerde vrijwel niks meer. Ze begeleidde Truman Capote bij zijn onderzoek naar In Cold Blood.

 Uit: To Kill a Mockingbird

“When he was nearly thirteen, my brother Jem got his arm badly broken at the elbow. When it healed, and Jem’s fears of never being able to play football were assuaged, he was seldom self-conscious about his injury. His left arm was somewhat shorter than his right; when he stood or walked, the back of his hand was at right angles to his body, his thumb parallel to his thigh. He couldn’t have cared less, so long as he could pass and punt.

When enough years had gone by to enable us to look back on them, we sometimes discussed the events leading to his accident. I maintain that the Ewells started it all, but Jem, who was four years my senior, said it started long before that. He said it began the summer Dill came to us, when Dill first gave us the idea of making Boo Radley come out.

I said if he wanted to take a broad view of the thing, it really began with Andrew Jackson. If General Jackson hadn’t run the Creeks up the creek, Simon Finch would never have paddled up the Alabama, and where would we be if he hadn’t? We were far too old to settle an argument with a fist-fight, so we consulted Atticus. Our father said we were both right.

Being Southerners, it was a source of shame to some members of the family that we had no recorded ancestors on either side of the Battle of Hastings. All we had was Simon Finch, a fur-trapping apothecary from Cornwall whose piety was exceeded only by his stinginess. In England, Simon was irritated by the persecution of those who called themselves Methodists at the hands of their more liberal brethren, and as Simon called himself a Methodist, he worked his way across the Atlantic to Philadelphia, thence to Jamaica, thence to Mobile, and up the Saint Stephens.”

Harper_lee

Harper Lee (Monroeville, 28 april 1926)

 

De Joods-Oostenrijkse dichter, schrijver en journalist Karl Kraus werd geboren in Jičin, Bohemen, Oostenrijk-Hongarije (thans Tsjechië) op 28 april 1874. Zie ook mijn blog van 28 april 2007 en ook mijn blog van 28 april 2008.

 

Der Funktionär

 

Entgegenkommend zu sein und verbindlich

des k.k. Beamten äußerstes Lob war,

das in der Amtssprache jemals empfindlich,

wenn er nicht hinsichtlich dessen auch grob war.

 

Um die Bestandteile gut zu verbinden,

mußte der Funktionär konnivent sein,

nach oben, nach unten, nach hinten sich winden,

hauptsächlich, weil mr eh schon am End sein.

 

Nun, da sie doch auseinandergegangen,

was soll ihm noch seine Verbindlichkeit frommen?

Höchstens, um rücksichtlich anzufangen,

unserem Ende entgegenzukommen.

 

 

 

Das arme Leben

 

Tust du nicht unrecht diesen Freuden?

Verbergen sie nicht Gram und Qual?

Verzittert nicht das tiefste Leiden

in einem Tränenbach-Kanal?

 

Hat doch der Glaube sie zum Narren,

daß jeder Schritt ins Freie drängt,

wenn sie in diese Enge starren,

die sich nur immer mehr verengt.

 

Bange macht jedem jede Stunde,

die von ihm abnimmt Stück für Stück,

und jeder zieht mit einer Wunde

in sein Verhängnis sich zurück.

 

Wer fühlt das Leben nicht vertropfen

und wie es in den Tod verfällt!

Sie hören ihre Herzen klopfen,

und eben darum lärmt die Welt.

 

Jeglicher Blick verkürzt das Dauern

von der bemessnen Wartezeit,

und jeder Atemzug ist Schauern,

und jeder Gang ein Grabgeleit.

 

Wenn sie verrucht den andern nahmen

den zugeteilten Henkerschmaus,

es hat zum vorbestimmten Amen

der vollste Magen nichts voraus.

 

Heben vergebens ihre Hände,

eh sie vereint das letzte Band.

Sie reichen alle doch am Ende

einander ihre Totenhand.

 

kraus - Kokoschka

Karl Kraus (28 april 1874 – 12 juni 1936)
Karl Kraus door Oskar Kokoschka, 1925

 

 

De Azteekse dichter en filosoof Nezahualcóyotl werd geboren in Texcoco op 28 april 1402. Zie ook mijn blog van 28 april 2008.

 

Uit: SONG OF NEZAHUALCOYOTL (Fragment)

   I, the singer, plumes of narcotic flowers tint my heart; already I

   scatter flowers, they are quickly taken. Enjoy. Within my heart the

   song flowers burst, already I scatter flowers. Ayyo.

 

   With songs I must deck m+yself, with flowers my heart must be

   entwined: they are princes, they are kings! Ayyo.

 

   For this I cry sometimes and say: The fame of my flowers, the renown

   of my songs, I will leave abandoned someday: with flowers my heart

   must be entwined: they are princes, they are kings! Ayyo.

 

   Drums: Tico toco tocoto. At the end: ticoto ticoto.

 

   As a parrot, as a quechol bird, I fly above the earth, my heart

   drunk. Ahuayyai.

 

   I am a quetzal, I arrive in the One Spirit’s place of rain,

   beautifully over the flowers; singing, my heart fills with joy.

   Ahuayyai.

 

   Flowers flood the earth: my heart is drunk. Ahuayyai.

 

   I cry and grieve, for no one has a home on earth. Ahuayyai.

 

   I, a Mexica, say, let me have pleasure as I march to Tecuantepec:

   I go to destroy the Chiltepecans, so the Tecuantepecans may weep.

 

   If only these warriors of mine, these Mexicas, were not so warlike!

   They destroy! Ahuayyai.

 

   A comet showers down upon them. Perished are the Xochitecans,

   weeping are the Amaxtecans, weeping are the Tecuantepecans.

   Ahuayyai.

 

nezahualcoyotl

Nezahualcóyotl (28 april 1402 – 4 juni 1472)

 

De Franse dichter Auguste Barbier werd geboren op 28 april 1805 in Parijs. Zie ook mijn blog van 28 april 2008.

 

Iambes, le progres

 

à quoi servent, grand dieu ! Les leçons de l’ histoire

pour l’ avenir des citoyens,

et tous les faits notés dans une page noire

par la main des historiens,

si les mêmes excès et les mêmes misères

reparaissent dans tous les temps,

et si de tous les temps les exemples des pères

sont imités par leurs enfants ?

ô pauvres insensés ! Qui, le front ceint de chêne

devant l’ univers enchanté,

voilà six ans bientôt, entonnions d’ une haleine

l’ hymne brûlant de liberté !

Nous chantions tous en choeur, dans une sainte ivresse,

la vierge pure comme l’ or,

sans penser que plus tard l’ immortelle déesse

devait tant nous coûter encor.

Nous rêvions un ciel doux, un ciel exempt d’ orages,

un éternel et vaste azur,

tandis que sur nos fronts s’ amassaient les nuages :

l’ avenir devenait obscur.

Et nous avons revu ce qu’ avaient vu nos pères,

le sang humain dans les ruisseaux,

et l’ angoisse des nuits glaçant le coeur des mères,

quand le plomb battait les carreaux ;

le régicide infect aux vengeances infâmes

et ses stupides attentats,

la baïonnette ardente entrant au sein des femmes,

les enfants percés dans leurs bras :

enfin les vieux forfaits d’ une époque cruelle

se sont tous relevés, hélas !

Pour nous faire douter qu’ en sa marche éternelle

le monde ait avancé d’ un pas.

 

barbier

Auguste Barbier (28 april 1805 – 14 februari 1882)

 

De Tataarse dichter Ğabdulla Tuqay werd geboren op 28 april 1886 in Qoşlawıç in Kazan, Rusland (tegenwoordig Tatarstan). Zie ook mijn blog van 28 april 2007 en ook mijn blog van 28 april 2008.

 

The Shuraleh (Fragment)

(A mythical horned demon,
which inhabits the forests of Qazan.)

Past Qazan into the country
There’s a village called Qirlay.
In that village even hens cluck.
God alone could tell you why.

Even though I was not born there,
For a while it was my home.
There in spring I tilled and harrowed,
In the autumn reaped the loam.

I recall in all directions
Lay the backwood’s broad delight.
Grasslands there of glossy velvet
Dazzled everybody’s sight.

And is the village large? О no!
It’s just a hamlet in a ring.
All its daily drinking water
Comes from one, lone tiny spring.

 

Tuqay_monument_in_St-Peterburg

Ğabdulla Tuqay (28 april 1886 – 15 april 1913)
Standbeeld in Sint Petersburg

 

De Schotse schrijver Alistair Stuart MacLean werd geboren op 28 april 1922 in Glasgow. Zie ook mijn blog van 28 april 2008 en ook mijn blog van 28 april 2007.

 

Uit: Ice Station Zebra

” My executive offucer, Torpedoman Rawlings and Radioman Zabrinski,” Swanson said formally, ” don’t like this.”

” They won’t let you go through with it,” Swanson went on, ” unless, that is, you will permit them to accompany you, which they have volunteered to do.”

” Volunteered,” Rawlings sniffed. ” You, you, and you.”

” I don’t want them,” I said.

” Gracious, ain’t he?” Rawlings asked of no one in particular. ” You might at least have said thanks, Doc.”

” You are putting the lives of your men in danger, Commander Swanson. You know what your orders said….

” What do your men think of your making them risk their lives to save the good name of the submarine service?”

” You heard the captain,” Rawlings said. ” We’re volunteers. Look at Zabrinski there, anyone can see that he is a man cast in a heroic mould.”

” Have you thought of what happens,” I said, ” if the ice closes in when we’re away and the captain has to take the ship down.”

” Don’t even talk of it,” Zabrinski urged. ” I’m not all that heroic.”

Alistair_MacLean

Alistair MacLean (28 april 1922 – 2 februari 1987)

 

De Engelse dichter en vertaler Charles Cotton werd geboren op 28 april 1630 in Beresford in Staffordshire. Hij is bekend geworden door zijn vertaling van het werk van Michel de Montaigne en door zijn bijdragen aan The Compleat Angler en zijn invloed op The Compleat Gamester.

To Coelia

WHEN, Coelia, must my old day set,
And my young morning rise
In beams of joy so bright as yet
Ne’er bless’d a lover’s eyes?
My state is more advanced than when
I first attempted thee:
I sued to be a servant then,
But now to be made free.

I’ve served my time faithful and true,
Expecting to be placed
In happy freedom, as my due,
To all the joys thou hast:
Ill husbandry in love is such
A scandal to love’s power,
We ought not to misspend so much
As one poor short-lived hour.

Yet think not, sweet! I’m weary grown,
That I pretend such haste;
Since none to surfeit e’er was known
Before he had a taste:
My infant love could humbly wait
When, young, it scarce knew how
To plead; but grown to man’s estate,
He is impatient now.

charles-cotton-1-sized

Charles Cotton (28 april 1630 – 16 februari 1687)

 

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 28 april 2007.

De Duitse schrijver Bruno Apitz werd geboren in Leipzig op 29 april 1900.