Nick McDonell, Gaston Burssens, Bart FM Droog, Huub Beurskens, Toni Morrison, Níkos Kazantzákis, Jean M. Auel, Hedwig Courths-Mahler, Elke Erb, Alexander Kielland, Mór Jókai, Audre Lorde, Wallace Stegner, Leon Alberti

De Amerikaanse schrijver Nick McDonell werd geboren op 18 februari 1984 in New York. Hij stamt uit de rijke, blanke Upper East Side van Manhattan.  McDonell schreef een roman over zijn rijke, blanke, verveelde leeftijdsgenoten, Twelve. Lang voordat het boek in 2002 uitkwam, begonnen er in tijdschriften als de New Yorker artikelen te verschijnen over McDonell en zijn achtergrond. Vader werkte voor Rolling Stone en Esquire, moeder schrijft romans en filmscenario’s, en onder de huisvrienden bevinden zich Hunter S. Thompson, Jay McInerney, P.J. O’Rourke, Joan Didion en andere schrijvers, die niet te beroerd waren om Nicks boek te voorzien van aanbevelingen. In 2005 verscheen zijn tweede roman The Third Brother.

 

Uit: Twelve

 

„White Mike is thin and pale like smoke.

White Mike wears jeans and a hooded sweatshirt and a dark blue Brooks Brothers overcoat that hangs long on him. His blond hair, nearly white, is cropped tight around his head. White Mike is clean. White Mike has never smoked a cigarette in his life. Never had a drink, never sucked down a doobie. But White Mike has become a very good drug dealer, even though it started out as a one-shot deal with his cousin Charlie.

White Mike was a good student, but he’s been out of school for six months, and though some people might wonder what he’s doing, no one seems to care very much that he’s taking a year off before college. Maybe more than a year. White Mike saw that movie American Beauty about a kid who is a drug dealer and buys expensive video equipment with the money he makes. The kid says that sometimes there is so much beauty in the world that sometimes you just can’t take it. Fuck that, thinks White Mike.

White Mike is not looking at beauty. He is looking at the Upper East Side of Manhattan. It is two days after Christmas and all the kids are home from boarding school and everyone has money to blow. So White Mike is busy with a pickup in Harlem and then ounces and fifties and dimes and loud music and packed open houses and more rounds and kids from Hotchkiss and Andover and St. Paul’s and Deerfield all looking to get high and tell stories about how it is to kids from Dalton and Collegiate and Chapin and Riverdale, who have stories, of their own. All the same stories, really“.

 

McDonell

Nick McDonell (New York, 18 februari 1984)

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Gaston Burssens werd geboren in Dendermonde op 18 februari 1896. Zie ook mijn blog van 18 februari 2008.

De drie gezellen

In het loof van jasmijnestruikjes
zit ik bij de wijn.
Vrienden laat nu ’t goede uur opduiken!
Daar buigt zich de maan met gouden schijn
in de klare sloot,
en hoffelik buig ik me met haar
en m’n schaduw met sierlik gebaar
buigt zich als derde bondgenoot.

De maan wil ik drinken,
laat het zo blijven.
Schaduw, laat ons klinken!
Maar het arme kind ontvangt geen drop.
Ons beider dorst wil ik samerijven
en voor drie drinken en lachen
zolang geen dorre takken
de grond slaan en m’n kop.

Zie de maan: ze lacht om m’n gezangen.
Zie m’n schaduw: ze danst en springt
als was ze alleen in verlangen.
Als zich de nevel van de roes in m’n hersens dringt
zorg dan in roes met mij te zijn.

Tot weerziens alle drie,
morgen avend in ’t bloesemloof bij de wijn.

 

Adieu
                                                 à Yvette

Adieu. Dit zijn de laatste noten
die ik gespeeld heb op mijn ribbenkast.
Een kast, waarvan ik in de laden
wat blanco vellen heb geborgen,
papieren voor de dorst.
Zij zullen met mij begraven worden,
mishandeld en mijn slaven worden
en adders aan mijn borst.
Maar goed. Vandaag ben ik nog krekel,
doch morgen ben ik mier,
die overmorgen al zijn hekel
¬– uit zijn reserves in de pekel –
aan apropos, atoom en spirocheten
posthuum zal zetten op papier.
Adieu! Wie weet of ik niet zal beklijven
door ’t schrijven van een later lied,
of ik het schrijven zal of niet.
Zinloos of niet.
Levend of niet.

burssens

Gaston Burssens (18 februari 1896 – 29 januari 1965)

 

 

De Nederlandse dichter Bart FM Droog werd geboren in Emmen op 18 februari 1966. Zie ook mijn blog van 18 februari 2008.

IJsselglijden

Aan boord van het motorpersoonschip Organza
laven we ons aan uiterwaarden en zicht op gevogelte
zo nemen we waar de eend, de aalscholver, de gans
de meeuw, de zwaan en al wat verder vliegt

over het groene land dat aan dit water grenst
ach, hoe leeg de rivier, hoe ijdel ons vermaak
glijdend over de IJssel van Deventer naar Zutphen
en in Zutphen weer terug, het heen en weer

is aan pontschippers en ons want ook
al wat vliegt en zwemt, de baars, de snoek
de voorn, de karper en de gespekte tjiftjaf
lomen zich in en op en boven de wateren voort

 

Stemmen

Stemmen deed ze nooit
ze hoorde stemmen in haar hoofd

stemmen die haar ontstemden
kiezen deed ze nooit

ze had kiezen in haar kop
kiezen die knarsten en kraakten

nee, waarom zou ze
zich inlaten met het leven

met al die zaken in haar brein?
de boeken gingen branden

panden werden leeg gesleurd
en zij zat daar te staren

zich nog minder dan bewus

BartFM_Droog
Bart FM Droog (Emmen, 18 februari 1966)

 

 

De Nederlandse dichter,vertaler en schilder Huub Beurskens is geboren in Tegelen op 18 februari 1950. Zie ook mijn blog van 18 februari 2007 en ook mijn blog van 18 februari 2008.

 

Etruskische sarcofaag

 

voor Hans Berghuis

 

Even bestaat de dood daar niet, althans

een huis is hij, alles konden we er bergen

en blijven, liggend, spijzend, converserend

met de glimlach van de liefste en haar zoen.

 

De dood had de tijd niet te verdrijven.

Hoe moet het zich geleefd hebben, bij levenden

lijve, fluitspelend, bloei van kruiden,

grazende kudden rondom Caere, toen!

 

Waarom dan dat meten, woelend in een lever,

en stenen naar een vogelvlucht gesmeten?

Quasarwikkers, DNA-auguren, verzekeringsmeneren

 

Geloof de dichters, elk zijn zij de dioscuren,

hun behuizing is de drempel van allebei de sferen,

daar stoken zij zich de dood tot levensvatbare figuren.

 

Huub_Beurskens_200

Huub Beurskens (Tegelen, 18 februari 1950)

 

 

De Afro-Amerikaansschrijfster Toni Morrison werd geboren op 18 februari 1931 in Lorain, Ohio. Zie ook mijn blog van 18 februari 2007.

 

Uit: Love

 

„The day she walked the streets of Silk, a chafing wind kept the temperature low and the sun was helpless to move outdoor thermometers more than a few degrees above freezing. Tiles of ice had formed at the shoreline and, inland, the thrown-together houses on Monarch Street whined like puppies. Ice slick gleamed, then disappeared in the early evening shadow, causing the sidewalks she marched along to undermine even an agile tread, let alone one with a faint limp. She should have bent her head and closed her eyes to slits in that weather, but being a stranger, she stared wide-eyed at each house, searching for the address that matched the one in the advertisement: One Monarch Street. Finally she turned into a driveway where Sandler Gibbons stood in his garage door ripping the seam from a sack of Ice-Off. He remembers the crack of her heels on concrete as she approached; the angle of her hip as she stood there, the melon sun behind her, the garage light in her face. He remembers the pleasure of her voice when she asked for directions to the house of women he has known all his life.

“You sure?” he asked when she told him the address.

She took a square of paper from a jacket pocket, held it with ungloved fingers while she checked, then nodded.

Sandler Gibbons scanned her legs and reckoned her knees and thighs were stinging from the cold her tiny skirt exposed them to. Then he marveled at the height of her bootheels, the cut of her short leather jacket. At first he’d thought she wore a hat, something big and fluffy to keep her ears and neck warm. Then he realized that it was hair-blown forward by the wind, distracting him from her face. She looked to him like a sweet child, fine-boned, gently raised but lost.“

 

morrison_toni7

Toni Morrison(Lorain, 18 februari 1931)

 

 

De Griekse schrijver Níkos Kazantzákis werd geboren in Heraklion op  18 februari 1883. Zie ook mijn blog van 18 februari 2007.

 

Uit: Zorba the Greek

 

My dear friend,
“I am writing to you from a lonely shore in Crete where destiny and I have agreed I should stay several months to play – to play at being a capatlist. If my game succeeds, I shall say it was not a game, but that I had made a great resolution and changed my mode of life.
“You remember how, when you left, you called me a bookworm. That so vexed me I decided to abandon my scribbling on paper for a time – or for ever? – and to throw myself into a life of action. I rented a hillside containing lignite; I engaged wormen and took picks and shovels, acetylene lamps, baskets, trucks. I opened up galleries and went into them. Just like that, to annoy you. And by dint of digging and making passages in the earth, the bookworm has become a mole. I hope you approve of the metamorphosis.
“My joys here are great, because they are very simple and spring from the everlasting elements: the pure air, the sun, the sea and the wheaten loaf. In the evening an extraordinary Sindbad-the-Sailor squats before me, Turkish fashion, and speaks. He speaks and the world grows bigger. Occasionally, when words no longer suffice , he leaps up and dances. And when dancing no longer suffices he places his santuri on his knee and plays.
“Sometimes he plays a savage air and you feel you are choking because you realise all at once that your life is colourless, miserable and unworthy of man. Sometimes he plays a dolorous air and you feel your life passing, running away like sand between your fingers, and that there is no salvation.
“My heart is going to and fro in my breast like a weaver’s shuttle. It is weaving these few months which I am spending in Crete, and – God forgive me – I believe I am happy.
“Confucius says: ‘Many seek happiness higher than man; others beneath him. But happiness is the same height as man.’ That is true. So there must be a happiness to suit every man’s stature. Such is, my dear pupil and master, my happiness of the day. I anxiously measure it and measure it again, to see what my stature of the moment is. For, you know this very well, man’s stature is not always the same.
“How the soul of man is transformed according to the climate, the silence, the solitude, or the company in which it lives!“

 

Kazantzakis_black_and_white

Níkos Kazantzákis (18 februari 1883 – 26 oktober 1957)

 

 

De Amerikaanse schrijfster Jean Marie Auel werd geboren op 18 februari 1936 in Chicago. Zie ook mijn blog van 18 februari 2007 en ook mijn blog van 18 februari 2008.

 

Uit: The Shelters of Stone

 

„People were gathering on the limestone ledge, looking down at them warily. No one made a gesture of welcome, and some held spears in positions of readiness if not actual threat. The young woman could almost feel their edgy fear. She watched from the bottom of the path as more people crowded together on the ledge, staring down, many more than she thought there would be. She had seen that reluctance to greet them from other people they had met on their Journey. It’s not just them, she told herself, it’s always that way in the beginning. But she felt uneasy.

The tall man jumped down from the back of the young stallion. He was neither reluctant nor uneasy, but he hesitated for a moment, holding the stallion’s halter rope. He turned around and noticed that she was hanging back. “Ayla, will you hold Racer’s rope? He seems nervous,” he said, then looked up at the ledge. “I guess they do, too.”

 

aueljean

Jean M. Auel (Chicago,  18 februari 1936)

 

 

 De Duitse schrijfster Hedwig Courths-Mahler werd geboren in Nebra (Saksen-Anhalt) op 18 februari 1867. Zij was een buitenechtelijk kind van de marketentster Henriette Mahler en de binnenschipper Ernst Schmidt. Aangezien haar vader nog voor haar geboorte gestorven was groeide Hedwig bij een pleeggezin in Weißenfels op. Zij verliet op jonge leeftijd de school om geld te gaan verdienen. In Leipzig werd ze gezelschapsdame van een oude dame, die ze ook moest voorlezen. Daarbij ontdekte ze het plezier in schrijven. Op zeventienjarige leeftijd schreef zij haar eerste vertelling Wo die Heide blüht, deze werd in een plaatselijke krant gepubliceerd. In Halle (Saksen-Anhalt) werkte zij daarna als verkoopster. In 1889 trouwde zij in Leipzig met de kunstschilder en decorateur Fritz Courts en kreeg twee dochters. Pas in 1904 verscheen in het Chemnitzer Dagblad -als feuilleton- haar eerste roman Licht und Schatten. Daarna werd zij een zeer productieve auteur, die jaarlijks meerdere romans publiceerde. Al haar romans volgen hetzelfde stramien. Sociaal achtergestelden overwinnen het standsverschil door de liefde. De geliefden strijden tegen allerlei intriges en vinden samen het geluk, rijkdom en aanzien. De naam Courths-Mahler werd bijna een synoniem voor “Trivialliteratur”.  In totaal schreef zij ruim 200 romans met een totale oplage van ongeveer veertig miljoen stuks.

 

Uit: Ich lieb’ in dir die ganze Welt

 

„Baroness Annedore kuvertierte gerade den Brief, den sie an ihre beste Freundin aus dem Pensionat geschrieben hatte, als sie von der Terrasse jemanden ihren Namen rufen hörte. Es war Komtess Lilly.
„Kommen Sie doch herunter, liebe Annedore! Wir erwarten Sie mit Sehnsucht am Teetisch, und Lothar hat mich voll Ungeduld nach Ihnen ausgesandt.“
„Ich komme gleich“, rief Annedore ihr zu. Damit schloss sie hastig ihre Schreibmappe, ordnete vor dem Spiegel ihr Haar und eilte dann hinunter.
Komtess Lilly war inzwischen über die das ganze Schloss umgebende Terrasse auf die andere Seite gegangen. Da saß ihr Bruder Lothar unter einem grau und blau gestreiften Sommerzelt an einem einladend gedeckten Teetisch. Er war ein sehr hübscher, eleganter Mann von 28 Jahren, den selbst das Einglas im Auge vorzüglich kleidete.
Er sah seiner Schwester erwartungsvoll entgegen. „Nun, Lilly, kommt das Baronesschen?“
„Ja, sie kommt gleich. Bezähme deine Sehnsucht noch zwei Minuten“, erwiderte sie mit spöttischem Lächeln.
Graf Lothar lachte leichtsinnig. „Du brauchst gar nicht so spöttisch meine Sehnsucht zu betonen, Lilly. Annedore ist ein so reizendes, frisches Mädel, dass man sich auch in sie verlieben könnte, wenn sie nicht glücklicherweise eine so reiche Erbin wäre.“

 

Courts-Mahler

Hedwig Courths-Mahler (18 februari 1867 – 26 november 1950)

 

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. In 1949 verhuisde zij naar Halle in de DDR. Na enkele jaren op het land gewerkt te hebben studeerde zij germanistiek, geschiedenis en pedagogie. Sinds 1966 is zij zelfstandig schrijfster. Ook is zij werkzaam als vertaalster en uitgeefster.

 

RUNDUM

 

Siebengestirn eines Vogels Bootes
Das Wasser des Quais oder Morgens
Unbeseelt nicht Niemand /
rudert Es lodert

 

ludert Bootskiel Schiffskiel Bug
Wie jener Jungfrau Profil Fischfrau
Fischschwanz das Bäuchlein kugelrund
tanzt Sie ruhten nicht wenn der Mond

 

schien Sie hatten die
Sinne beisammen Rechts Links
wie unlängst Ergrauen-
der Hain Gebüschrest

 

am Hügel
Am Hügelrücken Am Mais
kam der Abend rötete ihn Da war
aufgespannt Sommer

 

Elke_Erb

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

 

 De Noorse schrijver Alexander Lange Kielland werd geboren in Stavanger op 18 februari 1849. Met Henrik Ibsen, Jonas Lie en Bjørnstjerne Bjørnson wordt hij gerekend tot De Grote Vier van de Noorse literatuur. Kielland kwam uit een welgesteld koopmansgezin. Zelf zou hij – hoewel welgesteld en zelf directeur van een steenfabriek – zich zijn leven lang het lot van de minvermogenden blijven aantrekken. Zijn werk was sterk realistisch. Rond het jaar 1890 legde hij de pen neer en begon een tweede loopbaan in de politiek.

 

Uit: Else – Eine Weihnachtsgeschichte (Vertaald door Marie Leskien-Lie en Fr. Leskien)

 

„Ja, aber wir müssen bedenken, meine Damen und Herren, daß es hier nicht bloß gilt, der bedrängten Menschheit ganz im allgemeinen zu Hilfe zu kommen, sondern daß wir uns die Aufgabe gestellt haben, unsere Wirksamkeit auf ein bestimmtes Gebiet zu beschränken. Obwohl ich mich von ganzem Herzen den von Herrn Konsul With vorgetragenen Argumenten anschließe, so muß ich zugleich doch daran festhalten, daß wir nicht über die von uns selbst gesteckten Grenzen hinausgehen dürfen. Es ist wohl möglich, daß die Not – und was uns hier im besonderen betrifft: die sittliche Verderbnis unter den jungen Mädchen –, daß sie ebenso groß, ja vielleicht viel größer in der Gemeinde Sankt Pauli als hier in Sankt Petri ist. Aber ich glaube doch: Wenn unsere Arbeit wirklich sichtbare Früchte zum Segen tragen soll, so müssen wir uns innerhalb der von Gott selbst gewiesenen Grenzen halten, und das heißt, so meine ich, innerhalb unserer eigenen Gemeinde.«
»Oh, wie wahr das ist, was der Kaplan da sagt«, sagte Frau Bentzen froh; »es ist ganz wie damals, bevor mir meine bestimmten Armen zugeteilt wurden. Alles, was ich gab, was wir mit vollen Händen verteilten, verschwand spurlos, und es kamen nur immer mehr, die bettelten und etwas haben wollten. Aber jetzt lasse ich das Mädchen nur antworten: Wir haben unsere bestimmten Kunden. So weiß man, daß kein Unwürdiger etwas bekommt, und dann kann man die unsichtbaren Früchte – nein–, die gesegneten Früchte –; oder wie sagte der Kaplan doch? Es war ebenso wahr wie schön.«
»Sichtbare Früchte zum Segen«, sagte der Kaplan und errötete bescheiden.“

 

Kielland

Alexander Kielland (18 februari 1849 – 6 april 1906)

 

 

 De Hongaarse schrijver en journalist Mór Jókai werd geboren op 18 februari 1825 in Komárom. Hij was vooral schrijver van historische romans. Hij wijdde zich ook een leven lang aan de Hongaarse taal. Verder was hij uitgever van het satirische blad Az Üstökös dat van 1861 tot 1920 in Wenen verscheen en waain hij onder het pseudoniem Kakas Márton ook zelf schreef.

 

Uit: The Corsair King

“You see, gentlemen, you see the contemptuous face with which he receives your offer, you see how proudly, how scornfully he looks down upon you, as if it would be a disgrace to him to recognize such worthy men as judges. Oh, I will submit to your sentence, I have no desire to stand before wiser, more just or more distinguished judges. I will tell with my own lips everything of which I am accused.”

“I forbid you to do so!” cried Rolls vehemently.

“There, you see for yourselves, gentlemen. He wants to command here still, here, where you are the rightful possessors. He will not even permit me to repeat the charge against me! Very natural! He knows that he, and not I, will be condemned. So listen, gentlemen, listen, for what I have to tell is an important matter; my crime is that we were bringing huge bars of silver–“

“Ho! ho! that begins well,” shouted Asphlant, craning his neck to hear better.“

 

Jokai-Budapest

Mór Jókai (18 februari 1825 – 5 mei 1904)
Standbeeld in Boedapest

 

De Afro-Amerikaanse schrijfster, dichteres en lesbisch-feministische, anti-racistische activiste Audre Geraldine Lordewerd geboren op 18 februari 1934 in New York.Ze schreef en sprak over racisme, seksisme, klassisme en homofobie en over de manieren waarop deze haar raakten, zowel buiten als binnen de vrouwen-, holebi- en antiracistische beweging

 

The Black Unicorn

 

The black unicorn is greedy.
The black unicorn is impatient.
‘The black unicorn was mistaken
for a shadow or symbol
and taken
through a cold country
where mist painted mockeries
of my fury.
It is not on her lap where the horn rests
but deep in her moonpit
growing.
The black unicorn is restless
the black unicorn is unrelenting
the black unicorn is not
free.

 

AudreLorde

Audre Lorde (18 februari 1934 – 17 november 1992)
Portret door Simone Bouyer

 

De Amerikaanse schrijver Wallace Stegner werd geboren op 18 februari 1909 in Lake Mills, Iowa. Hij doceerde aan de University of Wisconsin en aan Harvard University. In 1972 won hij de Pulitzer Prize for Fiction voor Angle of Repose. Het boek leidde tot een controverse die aan zijn reputatie nog steeds schade doet. De roman is namelijk gebaseerd op de brieven van de Amerikaanse schrijfster Mary Hallock Foote (later verschenen als memoires onder de titel A Victorian Gentlewoman in the Far West). Stegner had er teveel uit geput zonder bronvermelding. In 1977 won Stegner overigens wel weer de National Book Award voor The Spectator Bird. In 1996 kwam er een film uit over zijn leven, Wallace Stegner: A Writer’s Life, onder de regie van Stephen Jay Fisher.

 

Uit: Angle of Repose

 

„Right there, I might say to Rodman, who doesn’t believe in time, notice something: I started to establish the present and the present moved on. What I established is already buried under layers of tape. Before I can say I am, I was. Heraclitus and I, prophets of flux, know that the flux is composed of parts that imitate and repeat each other. Am or was, I am cumulative, too. I am everything I ever was, whatever you and Leah may think. I am much of what my parents and especially my grandparents were–inherited stature, coloring, brains, bones (that part unfortunate), plus transmitted prejudices, culture, scruples, likings, moralities, and moral errors that I defend as if they were personal and not familial.
Even places, especially this house whose air is thick with the past. My antecedents support me here as the old wistaria at the corner supports the house. Looking at its cables wrapped two or three times around the cottage, you would swear, and you could be right, that if they were cut the place would fall down.“

 

stegner

Wallace Stegner (18 februari 1909 – 13 april 1993)

 

 

Rectificatie: De Italiaanse dichter en schrijver Leone Battista Alberti werd geboren in Genua op 18 (en dus niet op 14) februari 1404. Zie ook mijn blog van 14 februari 2007.

 

Uit: The Architecture

 

„Do not think the Labour and Expence of a Building to be en­ter’d upon in a hurry; as well for several other Reasons, as also because a Man’s Honour and Reputation suffers by it. For as a Design well and compleatly finish’d brings Praise to him that has employ’d his Pains and Study in the Work; so if in any particular the Author  seems to have been wanting, either of Art or Prudence, it detracts very much from that Praise, and from his Reputation. And indeed the Beauties or Faults of Edifices, especially publick ones, are in a Manner clear and mani­ fest to every body; and (I know not how it happens) any Thing amiss sooner draws Con­ tempt, than any Thing handsome or well finish’d does Commendation. It is really wonderful, how, by a Kind of natural Instinct, all of us knowing or ignorant, immediately hit upon what is right or wrong in the Contrivance or Execution of Things, and what a shrewd Judg­ment the Eye has in Works of this Nature above all the other Senses. Whence it happens,

that if any Thing offers itself to us that is lame or too little, or unnecessary, or un­ graceful, we presently find ourselves moved and desirous to have it handsomer.“

 

Alberti

Leone Battista Alberti (14 februari 1404 — 25 april 1472)
Standbeeld in de Uffizi galerij, Florence.

Gaston Burssens, Huub Beurskens, André Breton, Toni Morrison, Bart FM Droog, Jean M. Auel, Níkos Kazantzákis

De Vlaamse dichter en schrijver Gaston Burssens werd geboren in Dendermonde op 18 februari 1896. Hij deed zijn middelbare studies aan het atheneum te Mechelen, waar hij les kreeg van o.a. Maurits Sabbe. Tijdens Wereldoorlog I nam hij, samen met Wies Moens en Paul van Ostaijen, deel aan het Activisme en studeerde hij enige tijd aan de door de Duitsers vernederlandste Gentse universiteit. Na de wapenstilstand kwam hij in de gevangenis terecht. Hierna werkte hij in een bedrijf in granen. Hij vestigde zich te Antwerpen en richtte zelf een fabriekje op.  Zijn eerste gedichtenbundel “Verzen” verscheen in 1918. De invloed van het Duitse expressionisme was reeds merkbaar. De dadaïstische en surrealistische stromingen kregen echter steeds meer invloed op hem. De vrucht hiervan werd “Piano” (1924), dat gelijkenis vertoont met “Bezette stad” van P. van Ostaijen. Beide dichters waren trouwens met elkaar bevriend. Gaston Burssens stak heel wat energie in het afdwingen van respect en waardering voor het werk van zijn vriend P. van Ostaijen, ook na diens dood. Op latere leeftijd, na zelf heel wat tegenslagen te hebben gekend, na het verlies van zijn eerste echtgenote, keerde Gaston Burssens terug naar de belijdenislyriek en de poëzie in haar meer traditionelere vorm, zoals in “Ode” (1954) en “Adieu” (1958). Hij ontving tweemaal de Driejaarlijkse Prijs voor Poëzie (periodes 1950-52 en 1956-58). Gaston Burssens schreef ook proza en essays en hij beoefende ook de schilderkunst.

 

Zee

De zee hier is de zee

Zij werd geboren in ’t jaar Onzes Heren

Plus minus nul en nul is zij gebleven

De Grote Nul die zij gebleven is

Door alle eeuwen van belijdenis

Van nul is nul en één plus één is twee

 

De zee hier is de zee

Die nul geboren is en nul gebleven

Maar dwaas is en gedwee

Want zij is niets van wat men heeft geschreven

Het niets waarvan men zegt dat het oneindig is

En niets oneindig dat niet eindig is

 

Hier is de zee en zij is hier

Alleen van water zout en wier

Van krabben kwallen schollen en garnalen

Maar niet van zeemeerminnen en koralen

Misschien ¬– maar het is niet bewezen – van sardijnen

En zeker niet van haaien en dolfijnen

 

En honden paarden koeien leeuwen en sirenen

Jawel sirenen zegt men met één oog

In al de kleuren van de regenboog

En zwijnen – met rozige schubben bovendien –

En katten – heb je van je leven

Zeg Kees heb jij ooit katten in de zee gezien

 

Jawel jawel maar in de bioscoop

Maar daar helaas is alles zoveel fraaier

Men ziet er geel- en blauwgelakte papegaaien

Die ons doen twijfelen aan geloof en hoop

Waarvan de beelden om en ommedraaien

In ’t kleurenprisma van een telescoop

 

Ach laten wij het houden bij de deining

Bij deze deining die niet eeuwig is

Maar eeuwig schijnt als een verschijning

Van eind’ en van begin ’lijk d’ ergernis

En herbegint en weder eindigt als de waan

Die eind’ krijgt en begin bij komen en bij gaan

 

En als wij gaan begint het – als wij komen

Dan eindigt alles nog in wonderdromen

Er zijn helaas geen papegaaien in de zee

Laat ons alleen maar spelevaren

Al op de baren

Van zilver of verguld op snee

 

Laat ons maar spelevaren in de wind

Terwijl ze speels is als een kind

Wijl ze wellustig als een rijpe dame

Haar jonge minnaar zal bekwamen

In ’t spelen van een liefdespel

Dat welig deint op wee en wel

 

En als het spel is uitgespeeld

En alle liefde rustig wordt

En zij zich in haar eigen stilte stort

Zie dan haar wateren in dit waterbeeld

Van groen tot grauw van luw tot loom

Ondiep misschien en zeker zonder boôm

 

Zie dan haar wateren in dit waterglas

Waarin een storm zij heeft geschonken

Haar zeilen dansen en haar lichten vonken

Haar éne horizon die horizonnen was

Toen men haar eeuwig noemde

En haar aanbad en haar verdoemde

 

Toen zij van ons was en de vissers

En van de vissen de geheimen onder ons

Want waar ligt het geluk van ons de gissers

Dan in het gissen met een vaderons

Of met een vloek o spiegelvlak van woede

Als toen een storm van lust ons voor de rust behoedde

 

Het was de tijd dat men zo onbezonnen

Zijn liefje wonder de verhalen deed

Van al die sterren en van al die zonnen

Waarvan de glans langsheen de deining gleed

’t Is goed zo aan uw liefje de verhalen

Van al die wonderen te herhalen

 

Het wonder van de witte zeekonijntjes

En van de dartelblinkende sardijntjes

Waarvan het zielig is dat men z’ in blikjes doet

Van ’t koude bloed

¬– Zij lacht u ongelovig tegen –

Der lokkende sirenen

 

En nog van zoveel zoveel meer en meer

Het was een tijd van lieflijk liegen

Waar op het deinen wij ons lieten wiegen

Mee met het wiegen van een dwaas geredeneer

Dat heenging met de vloed en met de ebbe keerde

Tot we niets meer begeerden

 

Het was de tijd van onbegonnen jeugd

En onbezonnen wijsheid

Van toen wij van de grijze deugd

De deugdelijke grijsheid

Zo maar voor ’t happen gooiden aan de kwallen

Wij niet alleen wij allen

 

Wij streelden toen een golf van blonde haren

En strelen nu een golvend lichaam mee

Tot het gewiegd wordt op de baren

En stijgt en stijgt naar hoger zee

En wegglijdt in de weke wonderheên

En zelf wordt een sireen

 

En kom en laat u lokken

Naar d’overzijde van uw nuchterheid

De schaduwzijde van uw veiligheid

De warmte van haar lokken

Zoals die vroeger was

De trage welving van een zeegewas

 

Zo is zij ons ontstaan van ieder beeld ontbonden

Ontdaan van ieder woord dat was

Wel blijft het beeld zo ongeschonden

Maar broos als glas

Want eens heeft men op ’t strand een hoorn gevonden

Waar men in horen kon dat zij nog anders was.

 

Burssens2

Gaston Burssens (18 februari 1896 – 29 januari 1965)

 

De Nederlandse dichter,vertaler en schilder Huub Beurskens is geboren in Tegelen op 18 februari 1950. Zie ook mijn blog van 18 februari 2007.

Behandeling van de mannelijke boom

Om zonder te kunnen lopen om
zonder ogen neus en oren hevig

verliefd te worden opeen vrouwe
zonder ogen neus en oren al even

hevig allenig geworteld verre van
zijn mogelijkheden haar te betasten

met zijn twijgen bast of blaadjes laat hij
zijn mannelijkheid ontbloeien opdat van

haar opengevouwen hem komen bekrioelen
tongen likken snuitkevers nectarvogels

honingopossums om dan weerom haar
te gaan bekruipen aaien kussen o om zo

verliefd te kunnen blijven als nu zou ik je
zo willen staan neuken in alle vier seizoenen.

beurskens

Huub Beurskens (Tegelen, 18 februari 1950)

 

De Franse dichter en essayist André Breton werd geboren in Tinchebray in het departement Orne op 18 februari 1896. Zie ook mijn blog van 18 februari 2007.

Tournesol

La voyageuse qui traverse les Halles à la tombée de l’été
Marchait sur la pointe des pieds
Le désespoir roulait au ciel ses grands arums si beaux
Et dans le sac à main il y avait mon rêve ce flacon de sels
Que seule a respiré la marraine de Dieu
Les torpeurs se déployaient comme la buée
Au Chien qui fume
Ou venaient d’entrer le pour et le contre
La jeune femme ne pouvait être vue d’eux que mal et de biais
Avais-je affaire à l’ambassadrice du salpêtre
Ou de la courbe blanche sur fond noir que nous appelons pensée
Les lampions prenaient feu lentement dans les marronniers
La dame sans ombre s’agenouilla sur le Pont-au-Change
Rue Git-le-Coeur les timbres n’étaient plus les mêmes
Les promesses de nuits étaient enfin tenues
Les pigeons voyageurs les baisers de secours
Se joignaient aux seins de la belle inconnue
Dardés sous le crêpe des significations parfaites
Une ferme prospérait en plein Paris
Et ses fenêtres donnaient sur la voie lactée
Mais personne ne l’habitait encore à cause des survenants
Des survenants qu’on sait plus dévoués que les revenants
Les uns comme cette femme ont l’air de nager
Et dans l’amour il entre un peu de leur substance
Elle les intériorise
Je ne suis le jouet d’aucune puissance sensorielle
Et pourtant le grillon qui chantait dans les cheveux de cendres
Un soir près de la statue d’Etienne Marcel
M’a jeté un coup d’oeil d’intelligence
André Breton a-t-il dit passe.

 

andre_breton

André Breton (18 februari 1896 – 28 september 1966)

 

De Afro-Amerikaans schrijfster Toni Morrison werd geboren op 18 februari 1931 in Lorain, Ohio. Zie ook mijn blog van 18 februari 2007.

Uit: The bluest eye

 

“Nuns go by as quiet as lust, and drunken men and sober eyes sing in the lobby of the Greek hotel. Rosemary Villanucci, our next-door friend who lives above her father’s cafe, sits in a 1939 Buick eating bread and butter. She rolls down the window to tell my sister Frieda and me that we can’t come in. We stare at her, wanting her bread, but more than that wanting to poke the arrogance out of her eyes and smash the pride of ownership that curls her chewing mouth. When she comes out of the car we will beat her up, make red marks on her white skin, and she will cry and ask us do we want her to pull her pants down. We will say no. We don’t know what we should feel or do if she does, but whenever she asks us, we know she is offering us something precious and that our own pride must be asserted by refusing to accept.

School has started, and Frieda and I get new brown stockings and cod-liver oil. Grown-ups talk in tired, edgy voices about Zick’s Coal Company and take us along in the evening to t
he railroad tracks where we fill burlap sacks with the tiny pieces of coal lying about. Later we walk home, glancing back to see the great carloads of slag being dumped, red hot and smoking, into the ravine that skirts the steel mill. The dying fire lights the sky with a dull orange glow. Frieda and I lag behind, staring at the patch of color surrounded by black. It is impossible not to feel a shiver when our feet leave the gravel path and sink into the dead grass in the field.”

 

Toni-Morrison

Toni Morrison (Lorain, 18 februari 1931)

 

De Nederlandse dichter Bart FM Droog werd geboren in Emmen op 18 februari 1966. Zie ook mijn blog van 18 februari 2007.

BENZINE, BENZINE

Merk dagen van andere kant
slaap als mensen waken, werk
bij het woelen van volk in volle
verre wijken, uitgeweken leef ik

in mijn coole wagen zakenblauw
de hits die me raken te draaien
bij het steady cruisen door dit
bloeddronken continent

zoek ik niets, verwacht nog minder
dan een vroeg geruimd graf
honden die mijn botten knauwen
en een vrouw die niet vergeten kan.

 

 

NA DE LAST POST

Als de rookflarden van het laatste saluut verwaaid
en het getrompetter verstorven is, wat rest er dan?

het lege bed, de lege stoel, het bord dat leeg bleef
tientallen jaren lang rusten ze ver van huis en hier

en hun makkers die mazzel hadden, terugkwamen
met verhalen die geen wilde horen, decennia

wind ruis bomen buig breng ons de gesneuvelden
hun lachende gezichten, hun ongeschonden lijven

die voortleven zolang wij leven en herinneren
dat eens dat lege bed, die lege stoel, dat lege bord

een mens behoorden die op Mars’ orders
ontnomen is wat niet ontnomen mag.

 

droog

Bart FM Droog (Emmen op 18 februari 1966)

 

De Amerikaanse schrijfster Jean Marie Auel werd geboren op 18 februari 1936 in Chicago. Zie ook mijn blog van 18 februari 2007.

Uit: The Mammoth Hunters

 

Trembling with fear, Ayla clung to the tall man beside her as she watched the strangers approach. Jondalar put his arm around her protectively, but she still shook.

He’s so big! Ayla thought, gaping at the man in the lead, the one with hair and beard the color of fire. She had never seen anyone so big. He even made Jondalar seem small, though the man who held her towered over most men. The red-haired man coming toward them was more than tall; he was huge, a bear of a man. His neck bulged, his chest could have filled out two ordinary men, his massive biceps matched most men’s thighs.

Ayla glanced at Jondalar and saw no fear in his face, but his smile was guarded. They were strangers, and in his long travels he had learned to be wary of strangers.

“I don’t recall seeing you before,” the big man said without preamble. “What Camp are you from?” He did not speak Jondalar’s language, Ayla noticed, but one of the others he had been teaching her.

“No Camp,” Jondalar said. “We are not Mamutoi.” He unclasped Ayla and took a step forward, holding out both hands, palms upward showing he was hiding nothing, in the greeting of friendliness. “I am Jondalar of the Zelandonii.”

 

auelj

Jean M. Auel (Chicago,  18 februari 1936)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 18 februari 2007.

De Griekse schrijver Níkos Kazantzákis werd geboren in Heraklion op  18 februari 1883.

Huub Beurskens, André Breton, Toni Morrison, Níkos Kazantzákis, Bart FM Droog, Jean Marie Auel

De Nederlandse dichter en vertaler Huub Beurskens is geboren in Tegelen op 18 februari 1950 en studeerde op het Thomascollege in Venlo, en aan de Kunstacademie van Tilburg. Hij debuteerde in 1975 met Blindkap gevolgd door Cirkelgang in 1977. Recente boekpublicaties zijn Duivenhart. Een complex (2002), De school aan zee (2001), Als met een vogeltje. Gedichten (2004) en het prozaboek Albinoziel (2005). Huub Beurskens vertaalde werk van o.a. Gottfried Benn, Georg Trakl, Nelly Sachs en Anne Duden. Proza in vertaling werd opgenomen in o.m. The Dedalus Book of Dutch Fantasy (ed. and transl. by Richard Huijng, Dedalus Ltd. 1993) en Die Fähre – Moderne niederländische Erzählungen (Herausg. Carel ter Haar, Suhrkamp Verlag 1993). Poëzie werd vertaald in o.m. het Engels, Duits, Frans, Italiaans, Japans, Hongaars, Tsjechisch en Servisch en verscheen in periodieken als Kolo, Quorum, Si scrive en Gendaishi Techo. In juni 2006 is verschenen In duizend kamers, poëzie geschreven samen met Wiel Kusters. In het najaar van 2006 verschenen bij uitgeverij Meulenhoff Even dit, een vertaalde bloemlezing van gedichten van William Carlos Williams, en het grote prozakeuzeboek De echoïst.

 

De koelkast

 

Het leek me beter mijn getormenteerde hart

(stukken speerschacht steken er voor vast)

in de koelkast te conserveren mijn verdere leven,

 

zodat ik niets anders dan, in mijn binnen-

kamertje gezeten, een vredig pijpje te roken had.

 

Maar ook de koelkast had een hart! Wat

als het dat plotseling aan iets zou ontbreken?

 

De stekker zat goed in het stopcontact, daar

had ik naar gekeken. Maar hoe waren de voedings-

 

draden in de muren? Hoe liepen de leidingen

bij de buren en onder de straten van de stad?

 

En wat als iets de kabels naar de centrale door-

gesneden had? Of als te midden der grazige weiden

 

de centrale zelf dodelijk van afloop was

vanwege een klein scheurtje in het inwendige vat!

 

Daar sta ik dan, voor de koelkast,

met een beklemde borst die bijna barst.

 

 

De handdoek

 

Van heel de wereld het gewicht! Ik

legde maar zelf de doek op mijn gezicht.

 

Man van smarten, o mijn God!, die van dorst

in een azijnspons beet Doch dat niemand

er zich een beeld van vormde was het lijden

waaraan ik nog het hartverscheurendst leed.

 

Toen hoorde ik mijn jongensnaam. Een vrouw!

Haar aansnellende klacht op het stenige pad,

die in de hitte van geen der eender bestofte

cipressen enige schaduw had. Zwetend

 

wierp ik alles van me af en trok de voorhang

open. – Niets van wat ik had gedacht. Ik

 

keek om en zag hoe mijn handdoek

in zijn hoek geamuseerd te lachen lag.

 

BEURSKENS

Huub Beurskens, (Tegelen, 18 februari 1950)

 

De Franse dichter en essayist André Breton werd geboren in Tinchebray in het departement Orne op 18 februari 1896. Hij stond aan de wieg van het surrealisme (Manifeste du surréalisme, 1924), na eerder betrokken te zijn geweest bij het dadaïsme. Van 1927 tot 1935 was hij, evenals andere surrealisten, lid van de Communistische Partij van Frankrijk. Breton was vooral dichter, maar hij schreef ook een roman, Nadja (1928).

Het ‘Manifeste du Surrealisme’, dat hij in 1924 publiceerde, was de vrucht van vijf jaar systematische proefnemingen, hoofdzakelijk op het gebied van het ‘automatisch schrijven’, maar ook op dat van de hypnotische slaap. Het beslissend aandeel dat hij sindsdien in het leven van de beweging bleef nemen, hield evenzeer verband met zijn streven de innerlijke samenhang van het surrealisme te behouden als met het streven direct in voeling te blijven met het gebeuren. Reeds in 1925 dwong hij het bestaansrecht van een surrealistische schilderkunst af. In 1938 verwelkomde hij het binnentreden in deze schilderkunst van het ‘absoluut automatisme’. In 1941 legde hij de nadruk op het eigen karakter van het automatisme binnen de vormgevende activiteiten van het surrealisme.

 

BRETON1

 

 

Breton

André Breton (18 februari 1896 – 28 september 1966)

 

De Afro-Amerikaans schrijfster Toni Morrison werd geboren op 18 februari 1931 als tweede in een gezin met vier kinderen als Chloe Anthony Wofford in Lorain, Ohio. Ze was een verwoed lezer, en haar vader vertelde haar veel volksvertellingen uit zijn cultuur. Ze studeerde letteren aan de Howard Universiteit, en het was daar dat ze haar naam veranderde naar “Toni”, naar haar doopnaam “Anthony”, met als reden dat mensen het lastig vonden om Chloe uit te spreken. Ze ontving haar BA in Engels in 1953, en studeerde daarna voor haar MA aan de Cornell Universiteit. In 2005 kreeg ze een eredoctoraat van de Universiteit van Oxford. Na haar afstuderen gaf ze Engels aan de Texas Southern University in Houston, Texas, en keerde daarna terug naar Howard om les te geven. In 1958 trouwde ze met Harold Morrison. Ze kregen twee kinderen, en scheidden in 1964. Na haar scheiding verhuisde ze naar Syracuse in New York, waar ze als redacteur werkte. Als redacteur voor Random House speelde ze een belangrijke rol in het onder de aandacht brengen van afro-amerikaanse literatuur. Ze gaf ook les aan de State University of New York. In 1984 kreeg ze een Albert Schweitzer chair toegewezen aan de Universiteit van Albany in New York. Vanaf 1989 was ze lange tijd de Robert F. Goheen professor in de Letteren aan de Princeton-universiteit. In mei 2006 nam ze afscheid. In 1993 ontving ze de Nobelprijs voor de Literatuur voor haar oeuvre.

Uit: Beloved

“124 WAS SPITEFUL. Full of a baby’s venom. The women in the house knew it and so did the children. For years each put up with the spite in his own way, but by 1873 Sethe and her daughter Denver were its only victims. The grandmother, Baby Suggs, was dead, and the sons, Howard and Buglar, had run away by the time they were thirteen years old–as soon as merely looking in a mirror shattered it (that was the signal for Buglar); as soon as two tiny band prints appeared in the cake (that was it for Howard). Neither boy waited to see more; another kettleful of chickpeas smoking in a heap on the floor; soda crackers crumbled and strewn in a line next to the doorsill. Nor did they wait for one of the relief periods: the weeks, months even, when nothing was disturbed. No. Each one fled at once–the moment the house committed what was for him the one insult not to be borne or witnessed a second time. Within two months, in the dead of winter, leaving their grandmother, Baby Suggs; Sethe, their mother; and their little sister, Denver, all by themselves in the gray and white house on Bluestone Road. It didn’t have a number then, because Cincinnati didn’t stretch that far. In fact, Ohio had been calling itself a state only seventy years when first one brother and then the next stuffed quilt packing into his hat, snatched up his shoes, and crept away from the lively spite the house felt for them.
Baby Suggs didn’t even raise her head. From her sickbed she heard them go but that wasn’t the reason she lay still. It was a wonder to her that her grandsons had taken so long to realize that every house wasn’t like the one on Bluestone Road. Suspended between the nastiness of life and the meanness of the dead, she couldn’t get interested in leaving life or living it, let alone the fright of two creeping-off boys. Her past had been like her present–intolerable–and since she knew death was anything but forgetfulness, she used the little energy left her for pondering color.
“Bring a little lavender in, if you got any. Pink, if you don’t.”

morrison
Toni Morrison (Lorain, 18 februari 1931)

 

De Griekse schrijver Níkos Kazantzákis werd geboren in Heraklion op  18 februari 1883. Hij studeerde rechten in Athene en filosofie in Parijs bij Henri Bergson. Het begin van zijn carrière had weinig met literatuur te maken: op jeugdige leeftijd reeds bekleedde hij een directeursfunctie op het Griekse ministerie van Sociale Zaken, en na WO Ikreeg hij de leiding van een commissie voor de repatriëring van Griekse vluchtelingen die, op de vlucht voor het oorlogsgeweld in Turks Klein-Azië, naar de Kaukasus en Zuid-Rusland waren gevlucht. Door zijn optreden werden 150.000 Grieken gered van een hongerdood in Rusland. Kazantzakis heeft zeer veel en vaak gereisd. Na 1945 stichtte hij een kleine socialistische partij die alle niet-communistische linkse splintergroepen in Griekenland wilde verenigen. Voor korte tijd was hij minister in de regering Sofoulis, maar hij nam spoedig ontslag en werkte daarna voor de UNESCO. De laatste jaren van zijn leven kreeg hij steeds meer last met de gezondheid. Kazantzakis overleed op 74-jarige leeftijd in Freiburg im Breisgau, op 26 oktober 1957. Het grootste deel van zijn leven had hij buiten Griekenland doorgebracht. Vanwege zijn kritiek op de Grieks-Orthodoxe Kerk, werd hem een begraafplaats op een kerkhof geweigerd, hoewel hij niet ongelovig was. Kazantzakis rust nu op zijn eigen verzoek in zijn geboortestad Iraklion in Kreta, waar een houten kruis zijn graf siert. Kazantzákis was een veelzijdig kunstenaar, met een zeer omvangrijk literair oeuvre: filosofische werken, gedichten, romans, reisbeschrijvingen en toneel, maar ook vertaalwerk. Zijn belangrijkste dichtwerk is het epos Odyssee (1938), dat begint waar de Odyssee van Homerus eindigt.  Vooral met zijn romans verwierf hij grote internationale bekendheid, ook al omdat enkele werden verfilmd: De laatste VerzoekingChristus wordt weer gekruisigd (door Jules Dassin op Kreta zelf verfilmd) – Alexis Zorbas (“Zorba de Griek”)Kapitein Michalis. De inhoud van zijn omstreden romans bracht hem niet alleen in conflict met de Grieks-orthodoxe Kerk, zelfs de paus liet De laatste Verzoeking op de Index der Verboden Boeken plaatsen.

Uit: The Last Temptation of Christ

“A poor man, a rich man, and a rake died on the same day and appeared before God’s tribunal at the same hour. None of them had ever studied the Law. God frowned and asked the poor man, “Why didn’t you study the Law while you were alive?”
“Lord,” he answered, “I was poor and hungry. I slaved day and night to feed my wife and children. I didn’t have time.”
“Were you poorer than my faithful servant Hillel?” God asked angrily. “He had no money to pay to enter the synagogue, and hear the Law being explained, so he climbed onto the roof, stretched himself out, and listened through the skylight. But it snowed and he was so absorbed in what he heard that he did not realize it. In the morning when the rabbi entered the synagogue he say that it was dark. Raising his eyes, he discovered a man’s body over the skylight. He mounted to the roof, dug away the snow and exhumed Hillel. He took him in his arms, carried him down, lighted a fire and brought him back to life. Then he gave him permission to enter and listen after that without paying, and Hillel became the famous rabbi whom the whole world has heard of….
What do you have to say to that?”
“Nothing, Lord,” murmured the poor man, and he began to weep.
God turned to the rich man. “And you, why didn’t you study the Law while you were alive?”
“I was too rich. I had many orchards, many slaves, many cares. How could I manage?”
“Were you richer,” God snapped, “than harsom’s son Eeazar, who inherited a thousand villages and a thousand ships? but he abandoned them all when he learned the whereabouts of a sage who was explaining the Law. What do you have to say for yourself?”
“Nothing, Lord,” the rich man murmured in his turn, and he too began to weep.
God then turned to the rake. “And you, my beauty, why didn’t you study the Law?”
“I was exceedingly handsome and many women threw themselves at me. With all the amusement I had, where could I find time to look at the Law?”
“Were you handsomer than Joseph, who was loved by the wife of Putiphar? He was so beautiful that he said unto the sun,
`Shine, sun, so that I may shine.’ When he unfolded the Law the letters opened up like doors and the meaning came out dressed in light and flames. What do you have to say?”
“Nothing, Lord,” murmured the rake, and he too began to weep.
God clapped his hands and called Hillel, Eleazar and Joseph out from Paradise. When they had come, he said, “Judge these men who because of poverty, wealth, and beauty did not study the Law. Speak, Hillel. Judge the poor one!”
“Lord,” answered Hillel, “how can I condemn him? I know what poverty means, I know what hunger means. He should be pardoned!”
“And you, Eleazar?” said God. “There is the rich one. I hand him over to you!”
“Lord,” replied Eleazar, “how can I condemn him? I know what it is to be rich – death! He should be pardoned!”
“And you, Joseph? It’s your turn. There is the handsome one!”
“Lord, how can I condemn him? I know what a struggle it is, what a terrible martyrdom, to conquer the body’s loveliness. He should be pardoned.””
Jesus paused, smiled, and looked at Nathanael. But the cobbler felt uneasy.
“Well, what did God do next?” he asked.
“Just what you would have done,” Jesus answered with a laugh.”

 

KAZANTZAKIS

Níkos Kazantzákis (18 februari 1883 – 26 oktober 1957)

 

De Nederlandse dichter Bart FM Droog werd geboren in Emmen op 18 februari 1966.Sinds 2000 is hij  hoofdredacteur van het poëziedagblad Rottend Staal Online. Bart FM Droog debuteerde in 1998 met de bundel Deze dagen (Passage, Groningen). In 2000 volgde de bundel Benzine (Passage) en in 2004 de dichtbundel Radioactief. Hij treedt veel in binnen- en buitenland op met het in 1994 opgerichte gezelschap De Dichters uit Epibreren, dat sinds 1998 bestaat uit Tjitse Hofman, Jan Klug en Droog. In 2003 kreeg dit poëzie- en muziekgezelschap de Johnny van Doornprijs voor de Gesproken Letteren. In januari 2002 werd hij door het college van B&W van Groningen benoemd tot eerste stadsdichter van die stad. Hij vervulde deze taak tot en met januari 2005.

 

Het is mei en het regent

Het is mei en het regent en ik denk aan jou
en jij aan mij op deze dag in mei dat het regent
met vogels krijsend in het struweel en het regent
het regent, in mei, in mij, in mei.

in mei zeiden we goedbij, voorgoed, voorgoed
voorbij in mei ging onze liefde voorbij
en het regent en het regent in mei, in mij
in jou en mij voorgoed voorbij

die mei met jou en mij, wanneer dan ook
als het regent in mei denk ik aan mei
dat jij mij zei mijn lief, mijn zoet, die dag
die dag in mij zo lang voorbij.

 

droog

Bart FM Droog (Emmen op 18 februari 1966)

 

De Amerikaanse schrijfster Jean Marie Auel werd geboren op 18 februari 1936 in Chicago en woont tegenwoordig in de staat Oregon, met haar man Ray Bernard Auel die ze in 1954 huwde.In 1977 begon ze met de voorbereidingen voor de romanserie De Aardkinderen. Ze bestudeerde boeken over de ijstijd en volgde een overlevingscursus. Ze leerde veel over jagen met primitieve middelen, over eetbare en geneeskrachtige planten en het bewerken van vuurstenen. Ook reisde ze naar Europa en bezocht diverse prehistorische vindplaatsen. Op basis van deze onderzoeken schreef zij ‘de Aardkinderen’, een romanserie over ontmoetingen tussen de Cro-Magnonmens en de Neanderthalers, die een groot succes werd. Het verhaal is als een (doorlopende) roman geschreven en wordt door sommigen beschouwd als een goede beschrijving van het leven van 40.000 jaar geleden. Door wetenschappers wordt Auel niet serieus genomen.

 

Uit: The Clan of the Cave Bear

 

“Clan Gatherings were also a time to reestablish old acquaintances, see relatives from other clans, and exchange gossip and stories that would enliven many a cold winter evening for the next few years. Young people, unable to find mates within their own clan, vied for each other’s attention, though matings could only take place if the woman was acceptable to the leader of the young man’s clan. It was considered an honor for a young woman to be chosen, especially by a clan of a higher status, although moving away would be traumatic for her and her loved ones left behind.”

 

 

Auel

Jean Marie Auel (Chicago,  18 februari 1936)