Jan Slauerhoff, Lucebert, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Jan Slauerhoff op dit blog.

 

De laatste herfst

Ver stond de strakke lucht
Als een grijszijden scherm
Gespannen voor de dood.
Aan deze zijde een vlucht
Vogelen met gekerm,
Onze hoofden over, vlood.

De grond bekroop wat groen.
Schril staken stengels riet.
De wereld stond ontbladerd
Uitstervend in seizoen,
Dat zon voorgoed verliet,
Weer tot de maan genaderd.
Wij vonden nog een zoen.
Ergens zijn wij ons toen
Ontweken of genaderd?

 

Eenzaamheidsverlangen

Ik wilde alleen zijn met mijn droefenis
En ik verborg mij in ’t gewoekerd gras.
Maar tevergeefs: mijn droefenis verried mij,
Mijn smartkreet overstemt de roep der vogels.
Waarom kan men niet lijden ongehoord
En ongezien, terwijl men toch alleen,
Alleen de lange levensweg moet gaan,
En toch nooit eenzaam leven kan: altijd
Zijn broeders, zusters, zonen, dochters, ouders
Aanwezig en bewijzen zorg en aandacht.
Ontvlucht men in de tempel, dan moet men
Voorouders aandacht wijden, offers brengen,
Om door demonen niet omringd te worden.
Ach, alles, eer en welstand, wilde ik offren
Om met mijn droefenis alleen te zijn.

 

De wijze

Mijn huis is vuil, mijn kinderen, talrijk, krijsen.
De varkens wroeten ronkend in de hof.
Maar bergen, blauw en ver verheven, eisen
Mijn aandacht op, die stijgt uit stank en stof.

Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)

Lees verder “Jan Slauerhoff, Lucebert, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie”

Jan Slauerhoff, Lucebert, Chimamanda Ngozi Adichie, Orhan Kemal

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Jan Slauerhoff op dit blog.

De zee

De zee, het enige leven dat strekt
Van begin tot einde
– Terwijl alle andre, voor kort gewekt,
Gedwee en weerloos verdwijnen –
Geeft in eeuwige breking
De grote, zachte verzekering
Dat, wanneer allen versterven, verstijven,
Zij bevallig zal blijven.

En als ik ga gehaast,
Genaderd en genaast
Door de jagende dood,
Hoor ik de troost
Van ’t eendre golfgeruis,
Dat is als het vermengd gejuich
Van al haar schipbreuklingen, al haar meeuwen,
Aanbreken over de eeuwen,
Die mij verzwijgen en verteren.

Zij heeft geen andre vormen
Dan de borsten van haar golven,
En geen andre woorden dan de volle
Koren van haar branding en haar stormen.
Maar sidderend belijdt
Elk leven, hoe verfijnd
En schoon ’t in ’t licht verschijnt,
De wankele kortstondigheid
Van zijn bekoorlijkheid
Voor de geweldige eentonigheid van ’t grootse
En de onsterflijke lieflijkheid van ’t doodse.

Sterrenkind

Een sterrennacht op de wereld geworpen,
In sneeuw begraven door de wind,
Houthakkers brachten naar hun verre dorpen
Als een gevonden schat het sterrenkind.

Zij dachten hun vrouwen gelukkig te maken
Omdat zijn mantel van zilver was,
Maar zij moesten hem voeden en bij hem waken
Als was hij een kind van hun eigen ras.

De mantel konden zij niet verkopen,
Geen zilversmid geloofde er aan;
De pope wou de vondeling niet dopen,
Dat heidenkind gevallen van de maan.

Geen timmerman wilde hem laten werken,
Die tere prins, wat had men er aan?
De kosters joegen hem uit hun kerken,
Het heidenkind dat peinzend stil bleef staan.

En op een nacht is hij weer verdwenen;
Het dorp telde vele kindren minder,
Terwijl opeens veel meer sterren schenen.
Het was zeven jaar geleden. En weer winter.

Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)

Lees verder “Jan Slauerhoff, Lucebert, Chimamanda Ngozi Adichie, Orhan Kemal”

Jan Slauerhoff, Lucebert, Orhan Kemal, Gunnar Ekelöf, Agatha Christie, Ina Seidel, Jim Curtiss

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook mijn blog van 15 september 2006. Zie voor de twee bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 15 september 2007 en ook mijn blog van 16 september 2008 en ook mijn blog van 15 september 2009.

De voortekenen

Witte ijsvogels wiegen
Zich op zee en twijgen dichtbij.
Zij wijst ze en roept ze met helle
Bekoringsstem: “Zij voorspellen
Geluk!”
Maar ik zie verder: van het bergenjuk
Komt een donkere stip neersnellen,
Een zwarte vogel voegt zich er bij.

 

Dit eiland

Voor de zachtmoedigen, verdrukten,
Tot geregelde arbeid onwilligen,
Voor de met moedwil mislukten
En de groots onverschilligen,

De reine roekelozen,
Door het kalm leven verworpen,
Die boven steden en dorpen
De woestenijen verkozen,

Die zonder een zegekrans
Streden verloren slagen
En ’t liefst met hun fiere lans
De wankelste tronen schragen;

Voor allen, omgekomen
Door hun dédain voor profijt,
Slechts beheerst door hun dromen
De spot der bezitters ten spijt,

Neem ik bezit van dit eiland,
Plant ik de zwarte vlag,
Neem iedere natie tot vijand,
Erken slechts ’t azuur als gezag.

Wie nadert met goede bedoeling:
Handel, lust of bekering,
Wordt geweerd aan ’t rif door bezwering
Of in ’t atol door onderspoeling.

Oovral op aarde heerst orde,
Men late mijn eiland met rust;
’t Blijft woest, zal niet anders worden
Zolang ik kampeer op zijn kust.

 

In mijn leven

In mijn leven, steeds uiteengerukt
Door de vlagen waar ‘k aan blootsta,
Daar ‘k niet kan hechten aan liefde en geluk
Die mij zullen drijven tot ik doodga,
Ontstaan soms plotsling enkle plekken
Van een stilte zo onaangedaan,
Dat ik geloof in slaap te zijn gekomen
Bij de diepten waar geen onderstromen
Meer door ’t eeuwig stilstaand water gaan.

slauerhof

Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)
Met zijn vrouw Darja Collin

 

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2006 en ook mijn blog van 15 september 2007 en ook mijn blog van 16 september 2008 en ook mijn blog van 15 september 2009.

Zielsverhuizing

stram strompelt hij van knooppunt naar knooppunt
de eens zo bekoorlijke zondebok
je mag hem aanlachen als je kunt
hij grijnst maar trekt het zich niet aan
aangebrand niet maar afgebrand een flauwte
dat gaat weer over hij zal wel weer opstaan
plooiend zijn broek zijn rok het ouwe rund

dra staat hij lang en breed tussen de pilaren
door de schaduwen bestormd het marmer van zijn kaken
de zweep spelemeiend met de laars
aldoordringend de blik gericht op de dreigende maan

langzaam daalt hij af men juicht
pondereus buiten alle proportie daalt hij af
en plaatst zich naast de labbekak de losplaats
onveranderd niet met verlossing als poetslap

 lucebert1

 Poëzieprent van Lucebert

 

School der poëzie

Ik ben geen lieflijke dichter
Ik ben de schielijke oplichter
Der liefde, zie onder haar de haat
En daarop een kaaklende daad.

Lyriek is de moeder der politiek,
Ik ben niets dan omroeper van oproer
En mijn mystiek is het bedorven voer
Van leugen waarmee de deugd zich uitziekt.

Ik bericht, dat de dichters van fluweel
Schuw en humanistisch dood gaan.
Voortaan zal de hete ijzeren keel
Der ontroerde beulen muzikaal opengaan.

Nog ik, die in deze bundel woon
Als een rat in de val, snak naar het riool
Van revolutie en roep: rijmratten, hoon,
Hoon nog deze veel te schone poëzieschool.

 

Liefde

ik droom dus ben ik niet

ik droom dat iemand de deur intrapt
niet voor de grap maar voor een politieke moord

ik droom dat ik niet ben

ik droom dat ik dood ga
niet voor de grap maar voor niets

ik droom dat er een ik is

ik droom dat ik eet en drink
voor de grap maar ook voor jou

 lucebert2

Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)

 

De Turkse schrijver Orhan Kemal (eig. Mehmet Raşit Öğütçü) werd geboren op 15 september 1914 in Ceyhan. Zie ook mijn blog van 15 september 2009.

Uit: Der Mann und Seine Frau (Vertaald door Adalet Cimcoz)

„Der Vater stand vor der Eismachine.Er füllte den Kessel mit kleinen Eisstückchen und streute Salz darauf. Seine Frau saβ daneben, in einem Sonnenstreifen.Sie hatte ihm sechs Mädchen geboren. Sie flickte das Hemd ihres siebenten Kindes,das ein Bub war.

Sie schien nachzudenken.Der Fater schaute die Frau an und sagte:”Weib,an was denkst du? Denkst du, daβ du die Mutter eines Artzes sein wirst, he?”Die Frau lachte:” Du   bist derjenige, der so was denkt , nicht ich.. Du kannst es fast nicht mehr erwarten….”,sagte sie.

“Das ist wahr .Ich kann es kaum erwarten . . . Ein groβes Haus besitzen und einen feinen, neuen Anzug haben . . . Keine Kleinigkeit,der Vater eines Artzes zu sein . . .Vielleicht:in einem schönen Kaffeehaus sitzen und Wasserpfeife rauchen . . .”

Die Frau legte ihre Flicken auf die Knie und rieb sich die Augen :Ich träume oft davon….

Weiβt du ,in einem Haus auf der Hauptstraβe, aber in dem gröβten . . . Und dan vor der Tür das Schild vom Buben . . .Ich sag’ dir was,Mann,ich werde das Schild jeden Tag mit Seifenwasser waschen . . .Und wenn er sich verheiratet,werde ich zu seiner Frau-Gott soll mich behüten -nicht wie eine Swiegermutter sein . . . Und die Enkelkinder werde ich ans Herz drücken . . .”

“Ich auch” ,sagte der Mann.”Ich werde die Knirpse jeden Tag in den Park führen .Kinder sind wie Blumen.Sie brauchen frische Luft und viele Sonne.” “Ich were ihnen die Hausarbeiten machen ,werde das Geschirr abwaschen , die Wäsche flicken . . . Die Hausarbeiten darf man nicht fremden Leuten lassen,die machen es oberflächlich . . .”

“Sicher werden sie uns ein Zimmer in ihrem groβen Haus geben . . .Und das Essen . . Was werden wir schon essen? Bis dahin sind wir auch viel älter . . .”

“Wir sterben dann in einem bequemen Bett . . .Und nicht auf der Straβe . . .”

“Laβ das . . . Wen der Bub mal so weit ist,möchte ich nur Eines : Ich möchte mich schon frühmorgens in einen Kaffeehaus setzen und Wasserpfeife . . . Die und die Freunde sollen platzen vor Neid . . .”

Du,die werden mit Messer und Gabel essen. Ob wir da mitkönnen, Alter?”

“An was du auch alles denkst . . .Wir ziehen uns in unser Zimmer zurück und essen dort , wie wir es gewöhnt sind . . .”

“Auch wenn sie Besuch bekommen gehen wir in unser Zimmer . . . schlieβen die Tür und

zeigen uns nicht . . .”

“Aber wir kochen ihnen den Kaffee und reichen ihn durch die Tür . . .”

“Ja den Kaffee müssen wir ihnen kochen . . .”

Ach was , das ist ja alles nicht wichtig . . . Nur das Eine . . . Nur einmal,in meinem alten Tagen,die Wassepfeife rauchen . . .Im Kaffeehaus vor Freund und Feind . . .”

“Und ?”

“Dann,meinetwegen,kann ich sterben . . .”

Der Mann fing an, mit seinen kräftigen Händen die Eisenmaschine zu drehen. Der Kessel sauste zwischen Salz und kleinen Eisstückchen.”

kemal

Orhan Kemal (15 september 1914 – 2 juni 1970)

 

De Zweedse dichter en schrijver Bengt Gunnar Ekelöf werd geboren op 15 september 1907 in Stockholm. Zie ook mijn blog van 15 september 2007 en ook mijn blog van 16 september 2008 en ook mijn blog van 15 september 2009.

Uit: Diwan on the Prince of Emgion

Five times I saw the Shadow
And greeted her as we passed,
But the sixth time
In a narrow alley of the lower city
Suddenly she stood before me
Barring my way
And began to revile me
In the coarsest language
Then she asked:
“Why have you rejected me?
Why have you not lain with your Shadow?
Am I so repulsive?”
To which I answered:
“How can a man lie with his Shadow?
It is customary
To let it walk two paces behind him
Until the evening.”
She smiled scornfully
And pulled her black shawl tighter about her face:
“And after sunset?”
“Then a wanderer has two shadows,
One from the lantern he has just left behind him
And one from the lantern he is just approaching:
They keep changing places.”
She smiled scornfully and laid her hand on the neighboring wall:
“Then I am not your Shadow?”
I said: “I do not know whose shadow you are”
And meant to walk on
But, lifting her hand, she showed its black impression
In the moonlight on the white wall
And said again:
“Then I am not your Shadow?”
To which I answered:
“I see who you are.
It is for you to take me
Not for me to take you”
She smiled scornfully. “Beloved,” she said
“At your place? Or at mine?”
“At yours,” I answered.

 

Vertaald door Steven Fowler

 Ekelöf

Gunnar Ekelöf (15 september 1907 – 16 maart 1968)
Portret door Reinhold Ljunggrens, 1958

 

De Britse schrijfster Agatha Christie werd geboren in Torquay (Devon) op 15 september 1890. Zie ook mijn blog van 16 september 2008 en ook mijn blog van 15 september 2009.

Uit: Murder on the Orient Express

„It was five o’clock on a winter’s morning in Syria. Alongside the platform at Aleppo stood the train grandly designated in railway guides as the Taurus Express. It consisted of a kitchen and dining-car, a sleeping-car and two local coaches.
By the step leading up into the sleeping-car stood a young French lieutenant, resplendent in uniform, conversing with a small lean man, muffled up to the ears, of whom nothing was visible but a pink-tipped nose and the two points of an upward curled moustache.
It was freezingly cold, and this job of seeing off a distinguished stranger was not one to be envied, but Lieutenant Dubosc performed his part manfully. Graceful phrases fell from his lips in polished French. Not that he knew what it was all about. There had been rumours, of course, as there always were in such cases. The General — his General’s — temper had grown worse and worse. And then there had come this Belgian stranger — all the way from England, it seemed. There had been a week — a week of curious tensity. And then certain things had happened. A very distinguished officer had committed suicide, another had resigned — anxious faces had suddenly lost their anxiety, certain military precautions were relaxed. And the General — Lieutenant Dubosc’s own particular General — had suddenly looked ten years younger.“

christie.jpg

Agatha Christie (15 september 1890 – 12 januari 1976)
Buste bij de haven van Torquay

 

De Duitse schrijfster en dichteres Ina Seidel werd geboren op 15 september 1885 in Halle. Zie ook mijn blog van 15 september 2007 en ook mijn blog van 15 september 2009.

Lichtmeß

Stille Luft und eingewölkte Himmelskuppel, hinter deren
Lichter Alabasterwölbung steht mit silberklaren schweren
Strahlenschwertern ausgebreitet, abgedämpft und gött-
lich fern:

Der im Winterdunst verlorne,
Der ersehnte, neu geborne
Ungeheure Sonnenstern.

 

August

Sanft – so dehnt sich mein Herz,
Segel, gehoben von Luft,
Sehnt sich weit länderwärts,
Stiller, blauer August –
Sanft so dehnt sich mein Herz.

Silberne Fäden fliehn
An mir vorüber im Wind,
Schimmernde Wolken ziehn,
Wege bedrängen mich lind.  

Wege verlocken mein Herz,
Einer dem andern mich gibt,
Wiesenzu, wälderwärts:
Oh, wie die Erde mich liebt! –
Sanft – so dehnt sich mein Herz …

 seidel

Ina Seidel (15 september 1885 – 2 oktober 1974)
Illustratie door U. Postler

 

De Amerikaanse schrijver Jim Curtiss werd geboren op 15 september 1969 in Beaver Falls, Pennsylvania. Zie ook mijn blog van 15 september 2009.

Uit: Sheboygan, Poland

„As I ate breakfast while staring out the kitchen window, the phone rang. I let the answering machine take it and was startled to hear, “Hello, I’m calling from the American School of English – I was told Elijah Counts could be…”

I spit a mouthful of Cookie Crisp into the sink and ran over to the phone.

Taking a deep breath, I picked up the receiver. “Hello?”

The speaker continued: “…and if he could – Oh… uh… Hello. Can I speak to Elijah Counts?”

“That’s me.”

“Great, I’m glad I caught you! Elijah, I just got your online application, and I’m really happy you’re interested in the job in Poland!”

I blinked.

“Elijah? Are you there?”

“…”

“Elijah?”

“Uh…sorry. D…did you say… ‘Poland’?”

I switched on the speakerphone and paced as Todd, the smooth recruiter from The American School, promised me three meals a day and a private room, with bathroom, for the whole summer in the resort town of Wegierska Górka, Poland, an hour south of Katowice.

There, I would spend a leisurely summer – beginning just three weeks hence – teaching children and teenagers English over four two-week intervals. A substantial bulk payment, in Polish Zloty, would come at the end of the summer.

“So, Elijah, are you interested?”

After a short pause I said, “You know, on a certain level I am. But I honestly never considered going to Poland, so you’ll have to give me some time to think about it.”

curtiss.jpg

Jim Curtiss (Beaver Falls, 15 september 1969)

 

Jan Slauerhoff, Lucebert, Orhan Kemal

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook mijn blog van 15 september 2006.

 Uit: Such is life in China

 

“Het is nog vroeg, voor vieren, de dag is nog in den hemel. Misschien was het beter dat hij er bleef en de wereld voortaan overliet aan den nacht, goedgunstig voor de minnaars en misdadigers, de avonturiers, de eenigsten die aan de lotgevallen dezer wereld nog iets nieuws geven, al is het dan niet onder de zon. Waarom houdt deze laatste toch het doffe dagelijksche leven in gang, overal hetzelfde, in China, in Europa?

Wat zou er gemist worden als de zon eens niet meer kwam? Maar hij komt toch, en daarmee ook dit verhaal te voorschijn. Nu is het nog niet zoo ver, een oogenblik verademing. Lucht en wereld zijn nog even grijs, raken elkaar aan met laaghangende wolken en zacht naar de hoogte zwellende bergen. Daartusschen zijn gaten waardoor een groen verschiet als een hoogerliggende zee glooit. De zon komt op, ergens achter de Tai Sjan, de stad ligt nog in diepe schaduw, het eiland Lappa, waarop de huizen en tuinen van de Westerlingen, yamen en rijke kooplieden liggen, drijft al in rozig licht.

Langs de landtongen meren de sampans in groote zwermen, de gespleten achterstevens omhoog, groen en rood als van watervogels met dubbele staarten. De vrachtschepen liggen roerloos op den stroom, op enkele brandt schaarsch en bleek licht, in de verte wordt bij een kustvaarder, uit een langszijliggenden lichter, geladen, telkens, hoor, de kleine donder van een kraan.

Dan komt er ook beweging in deze wereld. Een groote driemastjonk zeilt dwars door de baai.

Dichtbij ziet men talrijke mannen op het dek; vrouwen met kinderen op den arm tusschen manden met groenten en kippenkooien op den achtersteven. Van den boeg steken vier koperen kanonnen den tromp op. De piraten zijn nog niet uitgeroeid. De jonk is vol lading, leven en beweging. Een poos later drijft hij in de verte als een hol bruin blad op het water en de baai is weer stil en leeg.

Dan schieten plotseling, bijna gelijktijdig, alsof twee kustkanonnen tegen elkaar waren afgevuurd, snelronkend, twee motorbootjes de baai in, één van het eiland, één van de stad. Zij naderen elkaar. Welk van beide is de torpedo? Ze zullen elkaar rammen! Neen, op een paar meter afstand een scherpe zwenking. ‘Stockfish!’ ‘Wooden Shoe!’ Zijn dit oorlogskreten?

De twee aan het roer schijnen dubbelgangers, beiden stokmager, de kleeren fladderend om het lijf. Van dichtbij verschillen ze als engel en duivel: drankduivel en doodsengel. Talman is manager van de South China Bank en honorair consul van Letland, Holland, Oostenrijk en nog een paar kleinere naties.”

 

slauerhoff

Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)

 

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2006

gij zult rondtasten in de middaghitte

 

de slaper door een sloopwerktuig ontworpen

eens genummerd als kind is door willekeur omringd

hij gaat tenslotte op zijn tenen staan zijn ogen

zullen eenzaam opklimmen naar een schitterend lichaam in de lucht

dit is mijn geluk dit is mijn ellende

 

deze dag zal zijn als alle dagen

gedachten worden gedaan rondom de dingen

deels duidelijk deels aangeduid

maar geen zal er daadwerkelijk winnen

 

slechts even door handoplegging

zal zich losmaken het pakijs van het verdriet

te zijn gebonden een last logge onderdelen

een loopmachine smekend om respijt

om rust in de rage

de dwingende bronnendorst

 

bah hoe slaat in de goedgesmeerde steden

keer op keer de bliksem in

juist daar waar ik drinken wil

 

 

Sachsen

 

ik a classic

ik dronk de deur open

de deur het rode water

waarvan wij zo vaak samen droomden

ook jij maoni

met 30 dolzinnige ogen onder een voorhoofd

pauwogen pijnlijk open

jij hield niet van beeldhouwershanden onthouden

heuvels en dalen nee en zelfs geen schaduwen

 

toen wij een rode oto kogten

en naar gross magdenburg reden

daarna in de elmerstrasse ontvouwde jij je kaarten

een staalkaart van stenen appelen

en op de platz de morello-kapelle speelde

weisse schatten ja en sehr reizvoll

wei yes studentensnelle blikken over alle gebreken

globale van de Globe

afwisslend en waar als heuvels en dalen

 

is het niet waar fredrich?

 

 

 

sonnet

 

ik

mij

ik

mij

 

mij

ik

mij

ik

 

ik

ik

mijn

 

mijn

mijn

ik

 

 

lucebert

Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)

 

Zie voor de twee bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 15 september 2007. en ook mijn blog van 16 september 2008.

 

De Turkse schrijver Orhan Kemal (eig. Mehmet Raşit Öğütçü) werd geboren op 15 september 1914 in Ceyhan. Nog tijdens zijn schooltijd moest hij met zijn vader om politieke redenen naar Syrië vluchten. Hij keerde in 1932 terug naar Adana waar hij als arbeider zijn brood verdiende. Tijdens zijn diensttijd werd hij weer om politieke redenen tot een gevangenisstraf van vijf jaar veroordeeld. In die tijd leerde hij de schrijver Nazım Hikmet kennen. Na zijn vrijlating trok hij naar Istanbul waar hij vanaf 1951 als zelfstandig schrijver werkte. Onder het pseudoniem Ekmek Kavgası publiceerde hij in 1949 zijn eerste verhalenbundel en eveneens zijn roman Baba Evi. Later schreef hijook draaiboeken en toneelstukken.

 

Uit: Schokolade

 

„Sie waren vor dem riesigen Schaufenster des Süssigkeitengeschäfts. Im Schaufenster waren verschieden grosse Bonbons, Süssigkeiten in Schachteln und Schokolade. Sie schauten zu den Schokoladen. Rechts des dicken und runden Knaben war seine Schwester und links die Tochter des Joghurtverkäufers. Die Tochter des Joghurtverkäufers war etwa so alt wie die Schwester. Die Schwester hatte gerade vorhin den dicken und runden Bruder zum Coiffeure gebracht, mit grosser Mühe. Der Coiffeure hatte einen grossen Spiegel, einen Käfig mit blauem Gitter, im Käfig einen gelben Vogel.

Er war ein Freund des Vaters. Der hauchdünne, pechschwarze Schnurrbart oberhalb seiner Lippe lächelte ständig durch den Spiegel dem Mädchen mit den grossen Busen des gegenüberliegenden Hauses. Auch das Mädchen mit den grossen Busen lächelte, sie lächelten sich gegenseitig an. Ab und zu winkten sie sich gegenseitig. Der dicke und runde Knabe hatte es auch gesehen, als seine Haare rasiert wurden, er hatte auch den gelben Vogel gesehen. Fingergross, es zwitscherte ununterbrochen.

Wenn bloss die Maschine des Coiffeurs sein Haar nicht ab und zu rupfen würde. Das tat ihm so weh. Er wollte aufstehen und fliehen und den Laden von draussen mit Steinen bombardieren. Desshalb mochte er es nicht, zum Coiffeur zu gehen. Sein Stampfen und seine Fusstritte gegen die Schwester waren desshalb. Wenn seine Schwester nach der Rasur nicht:” Komm, lass unser Geld zusammenmischen und uns Schokolade für einen fünfziger kaufen!” Gesagt hätte, hätte er schon gewusst, was er machen würde.“

 

Kemal

Orhan Kemal (15 september 1914 – 2 juni 1970)

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e september ook mijn vorige blog van vandaag.

Jan Slauerhoff, Gunnar Ekelöf, Lucebert, Ina Seidel

De Nederlandse dichter Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook mijn blog van 15 september 2006.

Herfst

 

Ik kon het in huis niet uithouden.

’t Laatste lief stelde mij teleur

Evenzeer als het eerste.

Ik ging op ’t terras uitzien op de wouden

Trachtte mij te troosten met de allereerste

Bloemen en de allerbedwelmendste geur.

 

Maar ’t was later seizoen dan ik dacht; de koude

Bergwind trok dampen over de dalen,

Grijs werd alle kleur.

Ik dacht dat ik nooit meer van eene zou houden

En zag beneên door een nevelscheur

Het rood van de laatste mispels valen.

 

 

Billet Doux

 

Ik wilde een gedicht op een waaier schrijven,

Zoodat je de woorden je kunt toewuiven

En de strophen, wanneer je wilt blijven

Mijmren, weer achtloos dicht kunt schuiven;

 

Maar liever wilde ik dat ze binnen

In je gewaad geschreven stonden,

Zoodat tegelijk met batist of linnen

Mijn gedachten je streelen konden.

 

Ik zou deze dwaze wensch niet uiten

Als mij een krankzinnige was vervuld,

Je eenmaal zelf in mijn armen te sluiten…

Maar ik heb engelengeduld.

 

 

Fado

 

Ben ik traag omdat ik droef ben,

Alles vergeefs vind en veil

Op aarde geen hoogere behoefte ken

Dan wat schaduw onder een zonnezeil?

 

Of ben ik droef omdat ik traag ben,

Nooit de wijde wereld inga,

Alleen Lisboa van bij de Taag ken,

En ook daar voor niemand besta,

 

Liever doelloos in donkere stegen

Van de armoedige Mouraria loop?

Daar kom ik velen als mijzelven tegen

Die leven zonder liefde, lust, hoop.

 

Slauerhoff

Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)

 

De Zweedse dichter en schrijver Bengt Gunnar Ekelöf werd geboren op 15 september 1907 in Stockholm. In zijn werk zitten elementen van het symbolisme en het surrealisme. Ook de muziek van Igor Strawinsky had invloed op hem. Zijn late werk uit de jaren zestig speelt in het Byzantijnse Rijk van de middeleeuwen. Ekelöf was ook cultuur –en literatuurcriticus.

 

 

 

apotheose

 

gib mir gift zum sterben oder träume zum leben/

askese wird enden bald unter dem tor des monds von der sonne gesegnet/

und wenn unvermählt auch dem wirklichen werden die träume des toten beenden/

die klage um ihr geschick./

 

vater deinem himmel gleich einem tropfen bläue im meer reich ich mein auge zurück/

die schwarze welt sie beugt sich nicht mehr palmwedeln und psalmensang/

aber tausendjährige winde kämmen der bäume offenes haar/

quellen löschen des unsichtbaren wanderers durst/

vier weltecken stehen leer um die bahre/und der engel flor verwandelt sich/

durch zauberhand/

in nichts

 

 

gunnar-ekelof

Gunnar Ekelöf (15 september 1907 – 16 maart 1968)

 

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2006.

Er is een grote norse neger

 

er is een grote norse neger in mij neergedaald die van

binnen dingen doet die niemand ziet ook ik niet want donker

is het daar en zwart

 

maar ik weet zeker hij bestudeert er aard en struktuur van

heel mijn blanke almacht

 

hij morrelt eerst aan halfvermolmde kasten

dan voel ik splinters schieten door mijn schouder nu leest hij oude

formulieren dit is het lastigst te veel slaven trok ik af van de

belasting

 

 

 

ik draai een kleine revolutie af

ik draai een kleine revolutie af
ik draai een kleine mooie revolutie af
ik ben niet langer van land
ik ben weer water
ik draag schuimende koppen op mijn hoofd
ik draag weer schietende schimmen in mijn hoofd
op mijn rug rust een zeemeermin
op mijn rug rust de wind
de wind en de zeemeermin zingen
de schuimende koppen ruisen
de schietende schimmen vallen

ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af
en ik val en ik ruis en ik zing

 

 

haar lichaam heeft haar typograaf

 

spreek van wat niet spreken doet

van vlees je volmaakt gesloten geest

maar mijn ontwaakte vinger leest

het vers van je tepels venushaar je leest

 

leven is letterzetter zonder letterkast

zijn cursief is te genieten lust

en schoon is alles schuin

de liefde vernietigt de rechte druk

liefde ontheft van iedere druk

 

de poëzie die lippen heeft van bloed

van mijn mond jouw mond leeft

zij spreken van wat niet spreken doet

 

 

Lucebert

Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)

 

De Duitse schrijfster en dichteres Ina Seidel werd geboren op 15 september 1885 in Halle. Haar jeugd bracht zij door in Braunschweig. Zijn vader had de leiding over het ziekenhuis daar, maar pleegse wegens allerlei intriges van zijn collega’s zelfmoord. De familie verliet toen Braunschweig en trol naar Marburg en nog later naar München. In 1930 publiceerde Ina Seidel haar belangrijkste werk, de roman Das Wunschkind. Samen met Gottfried Benn werd zij als tweede vrouw naast Ricarda Huch in 1932 opgenomen in de Preußische Akademie der Künste.

 

Sommer

 

Sanft – so dehnt sich mein Herz,
Segel, gehoben von Luft,
Sehnt sich weit länderwärts,
Stiller, blauer August –
Sanft so dehnt sich mein Herz.

 

Silberne Fäden fliehn
An mir vorüber im Wind,
Schimmernde Wolken ziehn,
Wege bedrängen mich lind.   

 

Wege verlocken mein Herz,
Einer dem andern mich gibt,
Wiesenzu, wälderwärt
s:
Oh, wie die Erde mich liebt! –
Sanft – so dehnt sich mein Herz …

 

 

Trost

Unsterblich duften die Linden –
Was bangst du nur?
Du wirst vergehn, und Deiner Füße Spur
wird bald kein Auge mehr im Staube finden.
Doch blau und leuchtend wird der Sommer stehn
und wird mit seinem süßen Atemwehn
gelind die arme Menschenbrust entbinden.
Wo kommst du her? Wie lang bist Du noch hier?
was liegt an Dir?
Unsterblich duften die Linden –

 

seidel

Ina Seidel (15 september 1885 – 2 oktober 1974

Slauerhoff, Lucebert en Storm

Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Hij was een van de belangrijkste dichters en romanschrijvers uit het interbellum. Slauerhoff ging naar de HBS in Harlingen; in 1916 verhuisde hij naar Amsterdam om geneeskunde te gaan studeren. In zijn studententijd leerde hij Simon Vestdijk kennen, en schreef hij zijn eerste gedichten, waarvan een paar werden gepubliceerd in het studentenblad Propria Cures. Vanaf 1921 begon Slauerhoff zijn eerste “serieuze” gedichten te publiceren, in het literaire tijdschrift Het getij. Zijn eerste dichtbundel, Archipel, volgde in 1923. Doordat hij weinig vrienden en vooral veel vijanden had gemaakt in de besloten kringen van geneeskundigen viel het hem zwaar een fatsoenlijke medische aanstelling te krijgen in Nederland. Hij besloot daarom aan te monsteren als scheepsarts bij een rederij die op Nederlands-Indië voer. Zijn zwakke gezondheid speelde hem meteen parten: op zijn eerste reis en dat zou zo blijven. Zijn faam als schrijver groeide daarentegen steeds meer. Zijn romans Het verboden rijk (1932) en Het leven op aarde (1934) werden alom geroemd en zijn gedichtenbundel Soleares (1933) kreeg in 1934 de C.W. van der Hoogtprijs.

 

Woninglooze

 

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,

Nooit vond ik ergens anders onderdak;

Voor de’ eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,

Een tent werd door den stormwind meegenomen.

 

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.

Zoolang ik weet dat ik in wildernis,

In steppen, stad en woud dat onderkomen

Kan vinden, deert mij geen bekommernis.

 

Dat voor den nacht mij de oude kracht ontbreekt

En tevergeefs om zachte woorden smeekt,

Waarmee ’k weleer kon bouwen, en de aarde

Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de

Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.

 

 

O engeitado

 

Ik voel mij van binnen bederven,

Nu weet ik waaraan ik zal sterven:

Aan de oevers van de Taag.

Aan de gele, afhellende oevers,

Er is niets schooners en droevers,

En ‘t bestaan verheven en traag.

 

Ik bewandel ‘s middags de prado’s

En ‘s avonds hoor ik de fado’s

Aanklagen tot diep in den nacht:

“A vida é immenso tristura” –

Ik voel mij al samensnoeren

Met de kwaal die zijn tijd afwacht.

 

De vrouwen die visch verkoopen

En de wezens die niets meer hopen

Dan een douro meer, voor een keer,

Zij zingen ze even verlaten,

Door de galmgaten der straten,

In een stilte zonder verweer.

 

Een van hen hoorde ik zingen

En mijn kilte tot droefenis dwingen:

“Ik heb niets tot troost dan mijn klacht.

Het leven kent geen genade,

Niets heb ik dan mijn fado

Om te vullen mijn leege nacht.”

 

Ik voel mij van binnen bederven,

Hier heeft het zin om te sterven,

Waar alles wulpsch zwelgt in smart:

Lisboa, eens stad der steden,

Die ‘t verleden voortsleept in ‘t heden,

En ruïnes met roem verwart.

Ik word door dien waan betooverd;

Ook ik heb ontdekt en veroverd,

Die later alles verloor,

Om hier aan den tragen stroom
Bij het graf van den grootsten droom

Te sterven: “tudo é dôr”

 

Het einde

 

Vroeger toen ’k woonde diep in t land,

Vrat mij onstilbaar wee;

Zooals een gier de lever, want

Ik wist: geen streek geeft mij bestand,

En ’k zocht het ver op zee.

 

Maar nu ik ver gevaren heb

En lag op den oceaan alleen,

Waar zelfs Da Cunha en Sint-Heleen

Niet boren door de kimmen heen,

Voel ik het trekken als een eb

 

Naar ’t verre, vaste, bruine land…

Nu weet ik: nergens vind ik vree,

Op aarde niet en niet op zee,

Pas aan die laatste smalle ree

Van hout in zand.

 

Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)

 

Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zijn vader was huisschilder, en had een eigen zaak. Luceberts tekentalent werd ontdekt na de ULO toen hij bij zijn vader begon te werken. Met een beurs ging hij een half jaar naar het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in 1938. Daarna sloeg hij aan het zwerven. Toen hij in 1947 het aanbod van het Franciscanessenklooster in Heemskerk kreeg om in ruil voor kost en inwoning een enorme wandschildering te maken, ging hij daarop in. Omdat de zusters de wandschildering niet konden waarderen hebben ze het geheel laten overschilderen met witte verf.

Hij behoorde bij de groep van de Vijftigers. Zijn kunst, die vooral in het begin sterk beïnvloed was door Cobra, weerspiegelt een vrij pessimistisch wereldbeeld. Hij overleed op 10 mei 1994 in een ziekenhuis in Alkmaar.

aan de kinderen

kinderen der roomse schoot
kromgefluisterd door gereformeerde dood
neem af het kruis sta op
kneed aardse duiven uit het dagelijks brood

want het dak van je vader
werd het tranendal van je moeder
dank zij de zwarte prater
die zaad haatte

teken kind een kind
een gezicht als een schip als een huis
woon in water en wind
verbrijzel de stilstand het kruis

 

Poëzie is kinderspel

Over het krakende ei
dwaalt een hemelse bode
op zoek naar zijn antipode
en dat zijt gij

mogelijk dat men op zulk een kleine schaal
niet denken kan het maakt nijdig
of men is verveeld dus veel te veilig
dan is men verloren voor de poëzie

u rest slechts een troost ligt gij op sterven
gij verveelt u dan ook niet
en plotseling kan dan pop en bal
laat herinnerd u laten weten
dit was ik en dat was het heelal

 

Nazomer

ik heb in het gras mijn wapens gelegd
en mijn wapens gaan geuren als gras
ik heb in het gras mijn lichaam gelegd
mijn lichaam is geurig als hout bitter en zoet

dit liggen dit nietige luchtige liggen
als een gele foto liggend in water
glimmend gekruld op de golven
of bij het bos stoffig van lichaam en schaduw

oh grote adem laat de stenen nog niet opstaan
maak nog niet zwaar hun wangen hun ogen
kleiner gebrilder en grijzer

laat ook de minnaars nog liggen en stilte
zwart tussen hun zilveren oren en ach
laat de meisjes hun veertjes nog schikken en glimlachen

Lucebert (15 september 1924  – 10 mei 1994)

 

Theodor Storm was de zoon van een advocaat in Husum, dat in die tijd in Denemarken lag. Hij werd geboren op 14 september 1817 in Hademarschen en studeerde recht te Kiel en vervolgens Berlijn, en in 1843 was hij zelf advocaat. In dat jaar keerde hij naar huis terug en publiceerde met Theodor Mommsen een gedichtenbundel. Hij begon verhalen te schrijven; in 1846 huwde hij. Daar hij echter gekant was tegen de Deense bezetting van Holstein ging hij in 1843 in vrijwillige ballingschap naar Pruisen. In Potsdam ontmoette hij Eichendorff, Heyse en Fontane, en ook Mörike en later vooral Keller behoorden tot zijn vriendenkring. Hij bleef eenentwintig jaar in ballingschap; zijn reputatie als novellist en dichter was aanzienlijk. Hij schreef 58 novellen (waaronder Der Schimmelreiter) en een aantal bekende gedichten.

 

Im Herbste

Es rauscht, die gelben Blätter fliegen,
Am Himmel steht ein falber Schein;
Du schauerst leis und drückst dich fester
In deines Mannes Arm hinein.

Was nun von Halm zu Halme wandelt,
Was nach den letzten Blumen greift,
Hat heimlich im Vorübergehen
Auch dein geliebtes Haupt gestreift.

Doch reißen auch die zarten Fäden,
Die warme Nacht auf Wiesen spann –
Es ist der Sommer nur, der scheidet;
Was geht denn uns der Sommer an!

Du legst die Hand an meine Stirne
Und schaust mir prüfend ins Gesicht;
Aus deinen milden Frauenaugen
Bricht gar zu melancholisch Lich

 

Theodor Storm (14 september 1817 – 4 juli 1888)

Lucebert

Lucebert (luce = licht, bert = helder) was het pseudoniem van Lubertus Jacobus Swaanswijk. Deze dichter – ook actief als beeldend kunstenaar – werd geboren op 15 september 1924 in Amsterdam. In de jaren vijftig van de twintigste eeuw trad hij op als voorman van de Beweging van Vijftig, de groep experimentele dichters die destijds veel stof deed opwaaien. Hij debuteerde in 1949 met het gedicht ‘minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia’ – het was de tijd van de Politionele Acties – en zijn eerste bundel, triangel in de jungle, gevolgd door de dieren der democratie, verscheen in 1951. Vele bundels volgden, waaronder apocrief; de analfabetische naam (1952) en van de afgrond en de luchtmens (1953).   Hij ontving o.a.  de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam, de Constantijn Huygensprijs, de P.C. Hooftprijs en de Prijs der Nederlandse Letteren. Lucebert overleed op 10 mei 1994.

School der poëzie

Ik ben geen lieflijke dichter
Ik ben de schielijke oplichter
Der liefde, zie onder haar de haat
En daarop een kaaklende daad.

Lyriek is de moeder der politiek,
Ik ben niets dan omroeper van oproer
En mijn mystiek is het bedorven voer
Van leugen waarmee de deugd zich uitziekt.

Ik bericht, dat de dichter van fluweel
Schuw en humanisties dood gaan.
Voortaan zal de ijzeren keel
Der ontroerde beulen muzikaal opengaan.

Nog ik, die in deze bundel woon
Als een rat in de val, snak naar het riool
Van revolutie en roep: rijmratten, hoon,
Hoon nog deze veel te schone poëzieschool.

Lucebert “Bachus”

 

er is alles in de wereld het is alles
de dolle hondenglimlach van de honger
de heksenangsten van de pijn en
de grote gier en zucht de grote
oude zware nachtegalen

het is alles in de wereld er is alles
allen die zonder licht leven
de in ijzeren longen gevangen libellen
hebben van hard stenen horloges

de kracht en de snelheid
binnen het gebroken papier van de macht
gaapt onder de verdwaalde kogel van de vrede
gaapt voor de kortzichtige kogel van de oorlog
de leeggestolen schedel
de erosie

er is alles in de wereld het is alles
arm en smal en langzaam geboren
slaapwandelaars in een koud circus alles
is in de wereld het is alles
slaap

Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)