Lucebert, Jan Slauerhoff, Sergio Esteban Vélez, Chimamanda Ngozi en Vriendschappelijke brieven (Frans Roumen)

De Nederlandse dichter en schilder Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook alle tags voor Lucebert op dit blog.

de schoonheid van een meisje
of de kracht van water en aarde
zo onopvallend mogelijk beschrijven
dat doen de zwanen

maar ik spel van de naam a
en van de namen a z
de analphabetische naam

daarom mij mag men in een lichaam
niet doen verdwijnen
dat vermogen de engelen
met hun ijlere stemmen

maar mij het is blijkbaar is wanhopig
zo woordenloos geboren slechts
in een stem te sterven

 

het gelijk – een chanson

het gelijk van vissen vingers
het kwintet van de complicaties en braille
het gelijk van de ogen op borsten
het aanraken van de taille der vertedering
het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen

het gelijk van het gelijken
op een grote gek die door drinken denkt
– in de rivieren drijft de hemel
mee met de aarde en de werelddelen
stomen naar elkaar op door de zeven
wereldzeeën – een processie van de progressie

– wind gelijk honing stroop tussen de
personen de meest frivole tronie van de
adem het meest idolate gelaat van de
eenzaat – mimicry als leitmotiv

het gelijk van twee bokkingen op een bord
in een kamer te huur
twee geheime schaduwen aan de muur
spuwen een wachtwoord naar elkaar
het gelijk oversteken
is een geluid in de lekke goot
twee eendere handen zitten samen in het haar
de eenzame honden zoeken hun brood

 

oorlog & oorlog

zij komen glanzend overgevlogen
onder de bloedende moeder
smelt de eerste sneeuw

onder wuivende palmen
monstert hij de nieuwe limousine van zijn schoonzoon

Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)
Lucebert – Pythia 1960


De Nederlandse dichter en schrijver Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook alle tags voor Jan Slauerhoff op dit blog.

Dialogue Mystique

‘O marinero
en esta fonda’.

‘O lichtmatroos,
Wat zoek je toch
In deze kroeg?’

‘k Zit in mijn hoek
En drink een glas,
Ik lig niet graag
Des nachts in ’t gras.

– Neen, neen, matroos,
Je hebt toch drank
Aan boord genoeg.

‘k Was derdhalfjaar
Ter walvisvangst.
En voor de stilte
Heb ik angst.

– Maar in het dok
Begint ’t lawaai,
Al ’s morgens vroeg!

Neen, ik hoor graag
Valse muziek.
’t Geknars van winches
Maakt mij ziek.

– Neen, neen, matroos,
Je luistert niet.
Je bloed zingt jou
Een ander lied.

Nu ja, ’t is waar,
Ik kwam om jou.
‘k Zag in drie jaar
Geen blanke vrouw.

‘k Zoek jou met huid,
Haar en de rest,
In deze kroeg.

– Matroos, dat ’s best.
Verbras je buit.
Ik ben genoeg.

– Je hebt plezier,
Betast mijn been.
Boy, come here,
One bottle champaign.

– Buig je maar over
Mijn boezem heen.
Steek je hand erin;
Two bottle champaign.

– Wil je nog meer,
Kom dan boven,
Ik doe meer
Dan alleen beloven.

Neen, Dolly, neen,
Dat zoek ik niet –
Van kroeg tot kroeg.
Dat wil ik niet –

– Maar wat dan wel?
Ik weet het niet.

– Matroos, matroos,
Je bent geen man.
Geen drank geen vrouw,
Wat zoek je dan?

Ik weet het niet,
Het is ook niet
In deze kroeg.

Ik heb nooit wat
En heb ik wat,
Dan is ’t niet dat.

– Je bent een held,
Maar niet bij de hoeren
Geef mij mijn geld,
‘k Heb tijd verloren,

Hier, alles, neem,
‘k Ga weer op zee.
Mijn hart barst nog
Van woede en wee.

Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)
Cover


De Colombiaanse dichter, schrijver, hoogleraar en journalist Sergio Esteban Vélez werd geboren op 15 september 1983 in Medellín. Zie ook alle tags voor Sergio Esteban Vélez op dit blog.

EL ALMA PESA VEINTIÚN GRAMOS

El alma pesa veintiún gramos,
afirman los filósofos
esotéricos.
La energía suprema
encadenada a un cuerpo
y sólo dos postigos
trémulos
le muestran un rincón
desierto
del universo.

La pseudovida
sometida al tiempo;
los sueños,
a unos huesos,
y el amor,
a unos átomos de humo.

Todo en un cenicero.

Son sólo veintiún gramos
eternos.

Sergio Esteban Vélez (Medellín, 15 september 1983)

 

De Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie werd geboren op 15 september 1977 in Enugu. Zie ook alle tags voor Chimamanda Ngozi Adichie op dit blog.

 Uit: Half of a Yellow Sun

“Ugwu tried to read the titles, but most were too long, too difficult. Non-Parametric Methods. An African Survey. The Great Chain of Being. The Norman Impact Upon England. He walked on tiptoe from room to room, because his feet felt dirty, and as he did so he grew increasingly determined to please Master, to stay in this house of meat and cool floors. He was examining the toilet, running his hand over the black plastic seat, when he heard Master’s voice.

“Where are you, my good man?” He said my good man in English.

Ugwu dashed out to the living room. “Yes, sah!”

“What’s your name again?”

“Ugwu, sah.”

“Yes, Ugwu. Look here, nee anya, do you know what that is?” Master pointed, and Ugwu looked at the metal box studded with dangerous–looking knobs.

“No, sah,” Ugwu said.

“It’s a radiogram. It’s new and very good. It’s not like those old gramophones that you have to wind and wind. You have to be very careful around it, very careful. You must never let water touch it.”

“Yes, sah.”

“I’m off to play tennis, and then I’ll go on to the staff club.” Master picked up a few books from the table. “I may be back late. So get settled and have a rest.”

“Yes, sah.”

After Ugwu watched Master drive out of the compound, he went and stood beside the radiogram and looked at it carefully, without touching it. Then he walked around the house, up and down, touching books and curtains and furniture and plates, and when it got dark he turned the light on and marveled at how bright the bulb that dangled from the ceiling was, how it did not cast long shadows on the wall like the palm oil lamps back home. His mother would be preparing the evening meal now, pounding akpu in the mortar, the pestle grasped tight with both hands. Chioke, the junior wife, would be tending the pot of watery soup balanced on three stones over the fire. The children would have come back from the stream and would be taunting and chasing one another under the breadfruit tree. Perhaps Anulika would be watching them. She was the oldest child in the household now, and as they all sat around the fire to eat, she would break up the fights when the younger ones struggled over the strips of dried fish in the soup. She would wait until all the akpu was eaten and then divide the fish so that each child had a piece, and she would keep the biggest for herself, as he had always done.”

Chimamanda Ngozi Adichie (Enugu, 15 september 1977)


*************************

In de tweede helft van de jaren negentig werkte Frans Roumen aan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het tweede van een nog nader te bepalen aantal

Uit: Vriendschappelijke brieven

« Arnhem, 4 mei 1996

Lieve Stefan,

Love is the same old situation… Hoe zijn jouw de eerste werkdagen in de regen bevallen? Is our romance to continue? My love is mellow and my hopes are strong…

Dit wordt voor mij een heel relaxte dag om thuis wat op mijn dooie gemak te klungelen. Het is zo’n dag om uit te slapen, maar in dit jaargetijde gaat mij dat nu eenmaal slecht af. Gisteren was ik in Entre Nous en ik was pas om 4.00 uur thuis en dan vanmorgen toch weer om 8.00 uur op. Eerder zelfs.

(Rob heeft er ook meteen werk van gemaakt bij Ravage. Nog iets op de harde schijf gevonden ? Wat nemen ze het hoog op, Kenan, snap jij dat nou ? Omdat het vlak bij mij is? Ja, Toronto is ook vlabij, Kenan.)

Je kunt wel stellen dat de dag om 8.11 uur is begonnen te werken.

Weet je, Stefan, dat ik gisteren een fiat heb gekregen van de coordinator van Paradox ? Of was het een Fiat Jeffrey ? Als jij me kust, Stefan, kan de rest van de wereld kapotvallen, wist je dat al?

Captain Jack. Op Volkel starten een paar F 16’s, Yarci. De piloten denken dat hun opdracht strikt vertrouwelijk is, want ze weten niet meer dan : Maastricht. “Spanje heeft Nederland de oorlog verklaart”, zegt Yarci tegen Raphaël.

Villa Franca. De boordcomputer.

Rihad : Nederland wil binnenkort meer olie importeren.

Den Haag : Mimnister Zalm heeft aangekondigd dat een verhoging van de gasprijs noodzakelijk is.

Bette Midler : To deserve you, Arie, moet nog een hit worden. Trendy Arie. Charmant, nietwaar?

Psalm 149:5, Bart.

Tot zover deze lezing.

Dat was net een variant van Jurriaan met Arie en Pim, Bart. Die zaken moeten toch wel iets met viriliteit te maken hebben.

Fokker had gewoon aan een overname van Antonov moeten denken in plaats van aan een overname dóór DASA. Laten wij de les leren die deze ervaring ons biedt en overgaan tot de orde van de dag misschien kan DASA alsnog zelf Antonov overnemen ).

Çiller tegen haar minister van cultuur : “Wat lees jij tegen-woordig ?” – “Verveel je je, Tansu?” –

Amsterdam : Nordholt vindt dat politie voorbeeld kan nemen aan Colombiaanse collega’s.

Bill tegen Hilary : “Dat proberen ze al te analyseren, dear. Dat proberen ze al.”

Wij moeten naar de Aldi, Kenan. 11.32 uur. Daar waren ze alert: LB SF 93. Wij moeten naar het park, Kenan. Eendjes voeren.

Vorige week om deze tijd was ik net van Cor terug…gesprek met Lies over Raphaël.”

Tansu Çiller (Istanboel, 24 mei 1946)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e september ook mijn blog van 15 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Liefdesbrieven (Jan Slauerhoff)

 

Bij Valentijnsdag

 

 
The Morning of Saint Valentine by John Callcott Horsley, 1863

 

Liefdesbrieven

Een liefdesbrief is beter dan het lief
Zelf: als men eens de brieven heeft gekregen
Dan heeft men ze voorgoed, terwijl tien tegen
Eén ’t lief verdwijnt om geldgebrek of grief.

Een brief kan men daags, nachts, elk ogenblik
Dat men ze bij zich heeft, te voorschijn halen,
De tederheid er uit op laten stralen,
De woordjes lezen, denkend: zo ben ìk!

Een vrouw is wisselvallig, een brief niet.
Wel lacht men wijs of weent men bitter, later
Als men voorbije dwaze woorden ziet.

Maar als het kon wou ‘k door woestijn en water
Wel eeuwig naar oase’ en havens tijgen,
Als ’t zeker was in elk een brief te krijgen.

 

 
Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)
Voorjaar in Park Vijversburg, Leeuwarden, de geboorteplaats van Jan Slauerhoff

 

Zie voor de schrijvers van de 14 februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Lucebert, Jan Slauerhoff, Sergio Esteban Vélez, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Orhan Kemal

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook alle tags voor Lucebert op dit blog.

Wambos

Van rozenhout en snijkunst
nog geuren en kraken de treurige tuinen
de tijd een teng van molm en zweet
beeft murmelt en prevelt

nu leeft en nu zaait sneltastend
stenen vuur met al zijn hoornen
vrouwelijk en manlijk opwaarts
wankelende goed en kwaad gewillig
gaat hij tussen onverschillig alle
wateren der rust

zeggen kunnen vanuit hun nesten
de poppen ik heb dorst & honger
vorstelijk verschijnt de vader
van zijn arbeidsveld nog stoffig
er is bidden en beginnen
en amen en opstaan
maar niet gaan samen ja en nee en niet
de honger baart het lam een lamzak

zo zie toe hoe
vroom vogels de lucht versnijden
een vlees van geest van zout
ook dat ootmoedig en onmachtig
het hart aan huilen hangt
als een trap aan een dak

 

Stereographie

Naar stad en land van geluk
Zullen wij samen gaan
Niet hier en naast elkaar
Maar hier en daar
En ieder afzonderlijk

Op vuil water voetstappen
Zijn onze handelingen
En onze vrolijkheid is
Een gevangenis vlammende

Maar ver van elkaar in de ruimte
Is de ruimte een tweesnijdend mes
Zijn rechterdaad is sterven
Zijn linkerdaad is de dood.

 

Teken en tijd

Streng en eenvoudig spreken
met de streng gelovige aarde
de zwaarte voedt het zwevende
in de danser die eens het vallen aanvaardde

en wat is gegeven als teken
de berg de rivier en de afgrond
zorg dat de adem dit opvat
en het bloed in het lichaam het afrondt

ook al dragen zonen uw naam
naar het steeds betere land
gij wijst de weg waar te gaan
want gij zijt Absoloms hand


Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook alle tags voor Jan Slauerhoff op dit blog.

Nog

Dichten doe ik nog, maar als in droom,
In een droom waarover ’t voorgevoel
Van te ontwaken in een werklijkheid
Die geladen is met ramp op ramp
Hangt als een zwaar onontkoombaar onweer
Dat in laatste stilt zijn donder uitbroedt
Over ’n lieflijk maar al rottend landschap.
Tussen zwammenwoekring bloeien bloemen,
Pluimen rijzen uit vergrauwde grassen,
Maar de meren spieglen vuile wolken
En het bos kromt al zijn volle kronen.

En ikzelf loop in mijn droom, dat landschap,
Eerst nog vergezeld, dan plotseling eenzaam,
Tegelijk loer ik van achter stammen
Om mijzelf van schrik te doen ontwaken
Maar ik ben verlamd – ik wil gaan roepen
Dat het onweer komt en de verwoesting
En daarna de doodlijke verdorring!

En ik roep, maar angst versmoort mijn kreet.
Ook ’t geluid is hier gestorven?

Hoor

Als een beek, onder toelopend rotsdak,
Die zo snel stroomt dat zij niet kan spieglen
De bedreiging die erboven hangt,
Ruist het dwars door ’t droomland, van verbazing,
Dat ik dood voorzie en door moet dichten
En de beek, ontsprongen uit die bron,
Roept met stroomversnelling, stemverheffing,
Maar zo diep dat ‘k niet kan onderscheiden
Of ’t is van verontwaardiging of toejuiching:

‘Dichten doe je nog?’

 

Ultra Mare

Hier is de wereld niets dan waaiend schuim,
De laatste rotsen zijn bedolven
Na de verwekking uit de golven,
Die breken, stuivend in het ruim.

Het laatste schip wordt weerloos voortgesmeten,
Het zwerk is ingezonken en asgrauw.
Zal ik nu eindelijk, vergaan, vergeten,
Verlost zijn van verlangen en berouw?

 

Outcast

’t Breed grauw gelaat van de Afrikaanse kust,
Na eeuwen van een ondoorgrondelijk wee
Gekomen tot een onaantastbre rust,
Staart steil terneer op de gekwelde zee.

Ons blijft ’t verneedrend smachten naar de ree.
Geen oceaan heeft onze drift geblust,
En niets op aard, ook zwerven niet, geeft rust,
En de enige toevlucht de prostituee.

Bij haar die achter iedre haven wacht
– Altijd een andre en toch steeds dezelfde –
Wordt ons heimwee tijdlijk ter dood gebracht.

En ook de sterrenheemlen die zich welfden
Over ons trekken, andre iedre nacht,
Zijn eindlijk saamgeschrompeld tot één zelfde.

 
Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)
Borstbeeld in Leeuwarden

 

De Colombiaanse dichter, schrijver, hoogleraar en journalist Sergio Esteban Vélez werd geboren op 15 september 1983 in Medellín. Zie ook alle tags voor Sergio Esteban Vélez op dit blog.

Wilde

For that daring
to love your way,
they cursed you,
they condemned your body,
they spit on you,
believing that they could
spin your essence,
but nothing accomplished
to overcome your genius:
not the cold
that blushed your skin
and hurt your bones;
nor the superhuman days
who surrendered your eyelids
and sealed your breath;
nor dishonor
that punched your ego;
nor loneliness,
that caused your depression;
the pseudo-spiritual anathemas
they could not either
nor the contempt of those who liked
the supraexcellence
of your verb.

Now not even,
fearing sacrilege,
I could pronounce
your name,
Do not repeat your verses.

Your mind knew the truth
and it was more free
that the atrophied consciences,
of masked corruption
of the deaf sheep,
and the naive illogicals,
that were
outside.

And it flourished
with more momentum
your greatness,
and your soul grew
towards the unfading
eternal
dimension

 
Sergio Esteban Vélez (Medellín, 15 september 1983)
Portret door Carlos Ribero, 2010

 

De Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie werd geboren op 15 september 1977 in Enugu. Zie ook alle tags voor Chimamanda Ngozi Adichie op dit blog.

Uit: Half of a Yellow Sun

“Ugwu, sah.””Ugwu. And you’ve come from Obukpa?””From Opi, sah.””You could be anything from twelve to thirty.” Master narrowed his eyes. “Probably thirteen.” He said thirteen in English.”Yes, sah.”Master turned back to his book. Ugwu stood there. Master flipped past some pages and looked up. “Ngwa, go to the kitchen; there should be something you can eat in the fridge.””Yes, sah.”Ugwu entered the kitchen cautiously, placing one foot slowly after the other. When he saw the white thing, almost as tall as he was, he knew it was the fridge. His aunty had told him about it. A cold barn, she had said, that kept food from going bad. He opened it and gasped as the cool air rushed into his face. Oranges, bread, beer, soft drinks: many things in packets and cans were arranged on different levels and, and on the topmost, a roasted shimmering chicken, whole but for a leg. Ugwu reached out and touched the chicken. The fridge breathed heavily in his ears. He touched the chicken again and licked his finger before he yanked the other leg off, eating it until he had only the cracked, sucked pieces of bones left in his hand. Next, he broke off some bread, a chunk that he would have been excited to share with his siblings if a relative had visited and brought it as a gift. He ate quickly, before Master could come in and change his mind. He had finished eating and was standing by the sink, trying to remember what his aunty had told him about opening it to have water gush out like a spring, when Master walked in. He had put on a print shirt and a pair of trousers. His toes, which peeked through leather slippers, seemed feminine, perhaps because they were so clean; they belonged to feet that always wore shoes.”What is it?” Master asked.”Sah?” Ugwu gestured to the sink.Master came over and turned the metal tap. “You should look around the house and put your bag in the first room on the corridor. I’m going for a walk, to clear my head, i nugo?””Yes, sah.” Ugwu watched him leave through the back door. He was not tall. His walk was brisk, energetic, and he looked like Ezeagu, the man who held the wrestling record in Ugwu’s village.Ugwu turned off the tap, turned it on again, then off. On and off and on and off until he was laughing at the magic of the running water and the chicken and bread that lay balmy in his stomach. He went past the living room and into the corridor. There were books piled on the shelves and tables in the three bedrooms, on the sink and cabinets in the bathroom, stacked from floor to ceiling in the study, and in the store, old journals were stacked next to crates of Coke and cartons of Premier beer. Some of the books were placed face down, open, as though Master had not yet finished reading them but had hastily gone on to another.”

 
Chimamanda Ngozi Adichie (Enugu, 15 september 1977)

 

De Britse schrijfster Agatha Christie werd geboren in Torquay (Devon) op 15 september 1890. Zie ook alle tags voor Agatha Christie op dit blog.

Uit: Murder on the Orient Express

“Dubosc had overheard part of a conversation between him and the stranger. “You have saved us, mon cher,” said the General emotionally, his great white moustache trembling as he spoke. “You have saved the honour of the French Army – you have averted much bloodshed! How can I thank you for acceding to my request? To have come so far–”
To which the stranger (by name M. Hercule Poirot) had made a fitting reply including the phrase – “But indeed, do I not remember that once you saved my life?” And then the General had made another fitting reply to that, disclaiming any merit for that past service; and with more mention of France, of Belgium, of glory, of honour and of such kindred things they had embraced each other heartily and the conversation had ended.
As to what it had all been about, Lieutenant Dubosc was still in the dark, but to him had been delegated the duty of seeing off M. Poirot by the Taurus Express, and he was carrying it out with all the zeal and ardour befitting a young officer with a promising career ahead of him.
“To-day is Sunday,” said Lieutenant Dubosc. “Tomorrow, Monday evening, you will be in Stamboul.”
It was not the first time he had made this observation. Conversations on the platform, before the departure of a train, are apt to be somewhat repetitive in character.
“That is so,” agreed M. Poirot.
“And you intend to remain there a few days, I think?”
“Mais oui. Stamboul, it is a city I have never visited. It would be a pity to pass through – comme a.” He snapped his fingers descriptively. “Nothing presses – I shall remain there as a tourist for a few days.”
“La Sainte Sophie, it is very fine,” said Lieutenant Dubosc, who had never seen it.
A cold wind came whistling down the platform. Both men shivered. Lieutenant Dubosc managed to cast a surreptitious glance at his watch. Five minutes to five – only five minutes more!”

 
Agatha Christie (15 september 1890 – 12 januari 1976)
Scene uit de gelijknamige film uit 2017

 

De Turkse schrijver Orhan Kemal (eig. Mehmet Raşit Öğütçü) werd geboren op 15 september 1914 in Ceyhan. Zie ook alle tags voor Orhan Kemal op dit blog.

Uit: The Idle Years (Vertaald door Cengiz Lugal)

We saw Hasan Hüseyin the night we got back to Adana. We found out that my girlfriend had gone off with a sailor. Gazi’s had got engaged to her cousin who worked as a farmhand in a nearby village, and the Cretan café owner had been busted for dealing hashish and was doing time.
‘How about that?’ mused Gazi. ‘Would you believe it?’
As for me… ‘What are you thinking?’ Hasan asked me.
‘Don’t mind him,’ said Gazi. ‘He just can’t let things go. I don’t know what it is with him – you can’t dwell on these things.’
It was nearly midnight by the time I left them. I went over to the old sycamore tree, where we used to light matches and signal our girlfriends.
It seemed to be waiting patiently, resigned to whatever fate might bring.
I leaned against its trunk. In the distance I saw the two brightly lit windows. It all looked exactly the way we had left it. I gave a loud whistle. I noticed two shadows pause at one of the windows. My second whistle created more of a stir. One of the shadows seemed to climb on the sofa. A lamp signalled ‘Coming!’ My face began to twitch, and my left ear started to hum. I thought of how she would break down and apologize… How on earth was she going to explain what she had done to me? How, I wondered? Just how?
She came and stood in front of me without even saying ‘Welcome back.’ We stood silently for a while.
‘Is it true?’ I asked eventually.
She remained quiet.
‘So it is true?’
Still nothing.
‘How did you meet him?’ I asked.
She still didn’t say a word.
‘So,’ I said, ‘I don’t have a chance.’
She raised her head and looked up to the stars, then folded her arms in front of her chest.
‘There’s no way he could love you the way I do,’ I said. ‘You’re going to regret this, believe me. You’re really going to regret it.’
She shrugged.
I flicked away the last of my cigarette and left.”

 
Orhan Kemal (15 september 1914 – 2 juni 1970)
Hier met echtgenote en kinderen

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e september ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Lucebert, Jan Slauerhoff, Sergio Esteban Vélez, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Orhan Kemal, Gunnar Ekelöf, James Fenimore Cooper, Claude McKay

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Lucebert op dit blog.

de rivier

uit al haar armen brandt de rivier onder de rotsen
en onder de kleine zon boven de bossen
spuwt naar tellurische wortels naar de staart van de wolk
en met gesperde muil dwars door deinende scherven zij zwermt
met grillige warmte over de wereld

de duisternis dicht bij haar buik buigen gulzige bloemen
en daar is een hol en een poel en het kraken en zoemen
van een paar draken in de avond niet veraf op een graf
staande een uil staart naar een glazen galg daar grof
gebouwde rotsen omringen de melodische afgrond

ach altijd en altijd hangen natte tongen aan de trieste bergen
gespleten tongen getande tongen en opgeblazen
ronkende tongen en in de dalen in de stenen en lemen cocons
academisch zingende mannen manmoedig wanhopig
zingende mannen en vrouwen vaag draperend de ruimte

maar een adder de lichtgeaderde rivier spartelt en
knaagt aan het wenende vlees van de wind
wat geeft dat klagen? sneeuw sneeuwt over vervaarlijke
en ook over bedaagde ogen en alles raakt los in de nacht
voort stromende argeloos tomeloos maar niet verlost
van de klagende nacht

 

lente-suite voor lilith

introductie:

als babies zijn de dichters niet genezen
van een eenzaam zoekend achterhoofd
velen hebben liefde uitgedoofd
om in duisternis haar licht te lezen

in duisternis is ieder even slecht
de buidel tederheid is spoedig leeg
alleen wat dichters brengen het te weeg
uit poelen worden lelies opgedregd

kappers slagers beterpraters
alles wat begraven is
godvergeten dovenetels laat es
aan uw zwarte vlekken merken dat het niet te laat is

wie wil stralen die moet branden
blijven branden als hij liefde meent
om in licht haar duisternis op handen
te dragen voor de hele goegemeent

1
o-o-oh
zo god van slanke lavendel te zien
en de beek koert naar de keel
en de keel is van de anemonen
is van de zee de monen zingende bovengekomen

kleine dokter jij drinkende huid van bezien
zie een mond met de torens luiden de tong
een wier van geluid de libbelen tillende klei

en jij
wassen jij klein en vingers in de la in de ven
lavendel in de lente love lied
laat zij geuren
pagodegeuren
lavendelgoden
geuren

 
Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)
Lucebert: Prinsenpaar, 1962

Lees verder “Lucebert, Jan Slauerhoff, Sergio Esteban Vélez, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Orhan Kemal, Gunnar Ekelöf, James Fenimore Cooper, Claude McKay”

Dolce far niente, Alfred Tomlinson, Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Orhan Kemal, Gunnar Ekelöf

 

Dolce far niente

 

 
Gustavo Silva Nuñez poseert voor een door hem geschilderde zwemmer, 2015.

 

Swimming Chenango Lake

Winter will bar the swimmer soon.
He reads the water’s autumnal hestitations
A wealth of ways: it is jarred,
It is astir already despite its steadiness,
Where the first leaves at the first
Tremor of the morning air have dropped
Anticipating him, launching their imprints
Outwards in eccentric, overlapping circles.
There is a geometry of water, for this
Squares off the clouds’ redundances
And sets them floating in a nether atmosphere
All angles and elongations: every tree
Appears a cypress as it stretches there
And every bush that shows the season,
A shaft of fire. It is a geometry and not
A fantasia of distorting forms, but each
Liquid variation answerable to the theme
It makes away from, plays before:
It is a consistency, the grain of the pulsating flow.
But he has looked long enough, and now
Body must recall the eye to its dependence
As he scissors the waterscape apart
And sways it to tatters. Its coldness
Holding him to itself, he grants the grasp,
For to swim is also to take hold
On water’s meaning, to move in its embrace
And to be, between grasp and grasping, free.
He reaches in-and-through to that space
The body is heir to, making a where
In water, a possession to be relinquished
Willingly at each stroke. The image he has torn
Flows-to behind him, healing itself,
Lifting and lengthening, splayed like the feathers
Down an immense wing whose darkening spread
Shadows his solitariness: alone, he is unnamed
By this baptism, where only Chenango bears a name
In a lost language he begins to construe —
A speech of densities and derisions, of half-
Replies to the questions his body must frame
Frogwise across the all but penetrable element.
Human, he fronts it and, human, he draws back
From the interior cold, the mercilessness
That yet shows a kind of mercy sustaining him.
The last sun of the year is drying his skin
Above a surface a mere mosaic of tiny shatterings,
Where a wind is unscaping all images in the flowing obsidian,
The going-elsewhere of ripples incessantly shaping.

 

 
Alfred Tomlinson (8 januari 1927 – 22 augustus 2015)
Stoke-on-Trent, Old Town Hall. Alfred Tomlinson werd geboren in Stoke-on-Trent.

Lees verder “Dolce far niente, Alfred Tomlinson, Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Orhan Kemal, Gunnar Ekelöf”

Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Claude McKay, Orhan Kemal, Karl Philipp Moritz

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Lucebert op dit blog.

gedicht

I
van vaste duisternissen ik laat mij een lied zingen
van hoe de mensen webben spinnen en sterven
van savonds versierde hyenaas en cocons in de ochtend
van zwaar slapen aanblazen en van de vraatzucht

II
hoe in de heldere natuur eender werken de dingen en wezens
bruisend zich rekken de takken en huilende vallen de stenen
een denkende mier of een denkende ster en een slang
zacht vertrekt uit zijn zwangere staart als de beken
uit hun drabbig foedraal zoals de leliën ook en
van verdriet of van vrede blauw zijn de bloemende bergen

III
altijd en overal anders zijn de mensen want anders
dragen zij de aarde: vaak door de slaafse spreekbuis
hinkend zij dragen de aarde of vallend van de statietrap
zij torsen de aarde maar nooit en te nimmer zij nemen
de aarde aan als een wind in ’t gezicht in het web

IV
door donkerte nader zij komen met allen en alles
en daar gelijk is het oor aan de mond het hoofd aan het hart
aan alles aan allen gelijk het licht zij vloeien het toe

 

 
Lucebert, Het geschenk, 1986

 

V
maar daaraan terstond zij maken bodemloze fotoos van de almacht
als was de nacht hun moeder niet de avond niet hun vader
zij steken de zon in de mond verorberen de wolken
zij beduimlen de bliksem met hun smeulende tongen
en bootsen de maan na met hun pluimstrijkende ogen
of gaan wonen in hoge wisselstromen onttronend de diepte

VI
spook en talisman zij trouwen en bouwen hun huizen daarom
maar buiten zij breken graag de glazen derwisch van het water
en gehaast zij plukken de magnetische springveren
die van het vuur en de maandragende paarden der zee
blazen zij op en het steen het steen zij besmetten het met
rokende rivieren of sluizen en aldus ook hun mummies
zij sluimren of mijmren niet maar zij stomen zij bonzen

VII
oh de moede man die de sleutels der dubbelzinnigheid smolt
of wegwierp dat hij staat voor de zo vaak vertoonde kasten en laden
die zo gehoond gelijk zij geloofd zijn dat hij er staat en vraagt
naar een deur om daar door te gaan

VIII
zie dan voor zijn vetgemeste spiegel wil hij vliegen en zweven
hoor dan door zijn mulle microfonen wil hij van vrede lachen en zingen
deze die eens de sleutels der dubbelzinnigheid smeedde
hem opent geen vrede

 
Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)

Lees verder “Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Claude McKay, Orhan Kemal, Karl Philipp Moritz”

Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Claude McKay, Orhan Kemal

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Lucebert op dit blog.

Vrede is eten met muziek

Vredig eten is goed eten
Want lekker eten doet men alleen in rust en vrede
Voor een goede spijsvertering is het een vereiste
Dat men elk hapje minstens vijftienmaal kauwt
Daarom eet men met muziek ook beter
Want onder vrolijke tonen bewegen de kaken vanzelf
Harmonieus en met de kaken ook de slokdarm
En later zelfs de overige dertig meter
Lange darmen in de buik

Vrede is goed eten met goede muziek
Met marsmuziek kan men beter lopen dan eten
Als men dan ook maar vredig loopt
En niet meemarcheert met een troep soldaten
Tegen andere soldaten
Dan is marsmuziek net zo bedorven
Als besmet voedsel

Maar bij dansmuziek is het zeker goed eten
Want dansen is geen vechten
Wie danst houdt rekening met andere dansers
Zoals men onder het eten niet alle
Lekkere hapjes alleen verorbert maar die deelt
Met overig disgenoten.

 

 
Lucebert, En zij wendden zich af van het kruis, 1985

 

Van de econoom

onverschrokken bij braindrain de schoonprater
springt van nest naar vogel en blijft opgetogen
in de spaghetti van glossolalie lepelen

bepaalde aspecten moeten worden meegenomen
als je niet bepaalde effecten voorkomt
maar kunnen ook blijven liggen als vorm van antwoord
zoals de schepping ook is bepaald die met mensen in de supermarkt
al te toevallige offers heeft afgewend daar komen we onszelf tegen
in de ethiek van het economisch leven

zorgvuldig produceren en consumeren
er is een omslag ontstaan in de omgang
een kwestie van gewenning
invulling van verantwoordelijkheden meer vulsel
dat uitspruit tot vullus
toegevoegde waarde
strijkstok van strijkages

 
Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994) Lucebert, verkleed als Keizer der Vijftigers, 1954

Lees verder “Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Claude McKay, Orhan Kemal”

Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Lucebert op dit blog.

 

 

Over schilders IV

het atelier staat wijd open
maar eerst worden van licht de tere benen
gebroken voordat de bezoeker zo kan staan
als de schilder zijn bezoeker droomt

maar vaak is de bezoeker in het atelier
een haan met haar en veel
zitvlees met stemverheffing
geen schilderij kan hem aan

soms ook komt als op kousevoeten
de beschouwende bezoeker die diep in gedachten
wat mee- nee wat napenseelt
omdat juist die kompositie die kleur niet past
bij zijn kiekeboe-museumcarrière of kamer
bij zijn kiekeboe-ega of zijn kiekeboe-kantoor

al die gasten waren toch gewaarschuwd
op het palet blijft het eeuwig een smeerboel
parasieten beulen zelfs de koddebeier van ’t heelal
alles roert in de verf fervent en met verve

et la belle peinture o la la dat is het móóie schilderen
dat is uit de knieën van geknielde spuiten tranen
omdat zij zich schamen voor het bloed dat niet is te stuiten

 

 

Lucebert, Orpheus en de dieren, 1952

 

 

 

kleine strateeg

de kleine zonnetafel was immens
waaraan ik als kind mijn dromen speelde
de bergen hier de dalen daar
en het gevaar daartussen met zijn woeste baard

alles was toen geel onder gelukkige ogen
geen schaduw werd er ingedeeld
zelfs de despoot bleef onbewogen en in stilte
aan de altijd zingende slaven uitgespeeld

 

Slaap

De oude wind beweent met as de gouden zee
daarop traag en treurend drijft de dag weg
het sterft het streng en trouw gesprek en een zucht
verheft zich tussen de donkere doornen
wit schichtig de tred van de maan

In de diepte en onder zwijgzaamheid
trekken toekomstige handen naar
het werk aan waters en aan de wortel.

In wolken echter rusten
nu overbodige ogen uit
hun ijle vleugels sluiten alom
in het sterstijve licht.

 

 

Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)

Lees verder “Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie”

Menno ter Braak, Achim von Arnim, Jonathan Carroll, Gerrit Jan Zwier

De Nederlandse schrijver Menno ter Braak werd geboren op 26 januari 1902 in Eibergen. Zie ook alle tags voor Menno ter Braak op dit blog.

 

Uit: Dr. Dumay verliest…

“Het was behaaglijk in de klas; buiten de zon, die voorbij, gelukkig niet in het lokaal scheen, binnen schriftelijk werk, lichte zuchten van schrijvende wezens, die hun pen niet goed vasthouden en zich al werkende vervelen. Een enkele maal vroeg iemand iets, om iets te vragen. In de verte sloeg de torenklok. Twintig minuten voorbij, constateerde Dumay tevreden, hoewel de aangename temperatuur van de omgeving hem eigenlijk niet naar andere dingen deed verlangen. Over een half uur zou het tijd zijn om koffie te gaan drinken, zonder haast; er volgde een vrije middag.

Hij liep met over de borst gekruiste armen heen en weer en telde zijn passen. Niet om het tellen, maar omdat hij zich daaraan gewend had; ondertusschen hield hij de jongens, die verdachte bewegingen maakten, in het oog. Bij het open raam gekomen zag hij naar buiten. Over het plein, waaraan het gymnasium gebouwd was, bewogen zich hier en daar menschen; de lucht was scherp, de menschen waren duidelijk als op de schilderijen van de primitieven; een werkman schoor het plantsoen kaal; zijn pet had hij op een paaltje gehangen. Het is een amusante tijd, de lente; de leeraren beginnen het land te krijgen, maar de groote vacantie is in het zicht, daarover spreken zij met warmte in hun stem. Zij leven op de vacanties, zij weten precies: over zooveel weken en zooveel dagen, dan is het zoover, dan trekken we de deur achter ons dicht voor zooveel weken en zooveel dagen, en pas dan en dan, ’s morgens zóó laat, moeten we weer vroeg opstaan en elkaar een hand geven en vragen, waar we alzoo geweest zijn, of we ook zulk beroerd weer hebben gehad, en zeggen, dat er weer een nieuwe cursus begint.

Dumay voelde neiging om een klein sprongetje te maken, een heel klein sprongetje, meer niet; maar hij liet het na, voor zijn prestige, en hervatte zijn teloefening. Vijf passen tot den bordewisscher. Toen bedacht hij, dat Marie dien middag kwam theedrinken. Marie was slank en geestig, maar dat was zij nu al drie jaar lang, en zij kwam, onafwendbaar; het was trouwens gezellig, dat zij kwam. Echt iemand, om Marie te heeten; niet Maria, of Mary, maar Marie; een magere, lange naam, niet zoo lang als Margriet weliswaar, maar langer dan Maria en minder mollig dan Mary…. Nog achttien thema’s te corrigeeren over de trappen van vergelijking.”

 

Menno ter Braak (26 januari 1902 – 14 mei 1940)

Lees verder “Menno ter Braak, Achim von Arnim, Jonathan Carroll, Gerrit Jan Zwier”

Jan Slauerhoff, Lucebert, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Jan Slauerhoff op dit blog.

 

De laatste herfst

Ver stond de strakke lucht
Als een grijszijden scherm
Gespannen voor de dood.
Aan deze zijde een vlucht
Vogelen met gekerm,
Onze hoofden over, vlood.

De grond bekroop wat groen.
Schril staken stengels riet.
De wereld stond ontbladerd
Uitstervend in seizoen,
Dat zon voorgoed verliet,
Weer tot de maan genaderd.
Wij vonden nog een zoen.
Ergens zijn wij ons toen
Ontweken of genaderd?

 

Eenzaamheidsverlangen

Ik wilde alleen zijn met mijn droefenis
En ik verborg mij in ’t gewoekerd gras.
Maar tevergeefs: mijn droefenis verried mij,
Mijn smartkreet overstemt de roep der vogels.
Waarom kan men niet lijden ongehoord
En ongezien, terwijl men toch alleen,
Alleen de lange levensweg moet gaan,
En toch nooit eenzaam leven kan: altijd
Zijn broeders, zusters, zonen, dochters, ouders
Aanwezig en bewijzen zorg en aandacht.
Ontvlucht men in de tempel, dan moet men
Voorouders aandacht wijden, offers brengen,
Om door demonen niet omringd te worden.
Ach, alles, eer en welstand, wilde ik offren
Om met mijn droefenis alleen te zijn.

 

De wijze

Mijn huis is vuil, mijn kinderen, talrijk, krijsen.
De varkens wroeten ronkend in de hof.
Maar bergen, blauw en ver verheven, eisen
Mijn aandacht op, die stijgt uit stank en stof.

Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)

Lees verder “Jan Slauerhoff, Lucebert, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie”