Paolo Giordano, Jens Fink-Jensen

De Italiaanse schrijver Paolo Giordano werd geboren in Turijn op 19 december 1982. Zie ook alle tags voor Paolo Giordano op dit blog.

Uit: Tasmanië (Vertaald door Manon Smits)

“In november 2015 belandde ik in Parijs om de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties bij te wonen. Ik zeg ‘belandde’, maar dat betekent niet dat ik die situatie niet zelf had opgezocht. Integendeel, de milieukwestie speelde al tijden een hoofdrol in mijn gedachten en alles wat ik las. Maar als er geen klimaatconferentie was geweest, had ik waarschijnlijk wel een ander excuus verzonnen om op pad te gaan, een gewapend conflict, een humanitaire crisis, wat dan ook, zolang ik maar kon opgaan in iets anders en groten dan mijn eigen zorgen. Misschien is dat wel het hele eiereneten, en is de obsessie van sommige mensen met dreigende rampen, die belangstelling voor tragedies die we aanzien voor onbaatzuchtigheid en die denk ik de kern van dit verhaal zal vormen, niet meer dan dat: de behoefte om bij elke lastige stap in ons leven iets nóg lastigers te vinden, iets nóg urgentere en dreigendere waarmee we ons persoonlijk lijden kunnen verzachten. En misschien heeft het wel helemaal niks met onbaatzuchtigheid te maken. Het was een vreemde tijd. Mijn vrouw en ik hadden meerdere pogingen gedaan om een kind te krijgen, we hadden wel drie jaar doorgezet en ons aan steeds vernederender medische behandelingen onderworpen. Of preciezer gezegd: vooral zij had zich aan die behandelingen onderworpen, want waar het mij betrof ging het er vanaf een bepaald moment voornamelijk om de rol van gekwelde toeschouwer te spelen. Ondanks onze blinde vastberadenheid en een behoorlijke financiële investering had het plan niet gewerkt. De injecties gonadotrofine niet, de ivf-behandelingen niet en evenmin drie wanhopige reizen naar het buitenland waarover we tegen niemand een woord hadden gezegd. De goddelijke boodschap die deze herhaalde mislukkingen bevatten was duidelijk: dit is gewoon niet voor jullie weggelegd. Aangezien ik weigerde dat te accepteren, had Lorenza ook voor mij besloten. Op een nacht, toen haar tranen al waren opgedroogd of zonder dat ze überhaupt had gehuild (dat zal ik nooit weten), deelde ze me mee dat ze niet meer van plan was om. Ze bezigde die onafgemaakte uitdrukking, ik ben niet meer van plan om. Ik draaide me op mijn zij, waarmee ik haar op mijn beurt de rug toekeerde, en voelde de stijgende woede opkomen over een keuze die me oneerlijk en eenzijdig leek.”

 

Paolo Giordano (Turijn, 19 december 1982)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

De zee van dromen

1
De zee heeft vlam gevat
Drijvend goud spoelt aan op het strand
De parasols openen zich uit om dit wonder te bedekken
Zo goed als ze kunnen

Binnenkort zal de zon verdwijnen in de golven
Het vuur zal uitdoven
En het goud zal gevonden worden
In de dromen van duizenden

2
De zee knaagt aan de kust
Zand dat van de klif naar beneden tuimelt
Ingekapselde tijd verpulverd
Versteende massa gebroken

Een glimp van de eeuwigheid Zo kort
Dat alles wat ik op tijd kan zeggen
Is
ik ben hier

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e december ook mijn blog van 19 december 2018 en eveneens mijn blog van 19 december 2015 deel 2.

Elsa Morante

De Italiaanse schrijfster Elsa Morante werd geboren in Rome op 18 augustus 1912. Morante begon in de jaren dertig met het schrijven van korte verhalen en publiceerde haar eerste boek in 1941, een verzameling verhalen getiteld “Il Gioco Segreto”. In datzelfde jaar huwde ze de cineast en schrijver Alberto Moravia. Samen met haar echtgenoot vluchtte ze aan het einde van de oorlog (ze waren beide joods) naar het zuidelijke platteland van Italië. Die gebeurtenis is ook kenmerkend voor haar verdere werk. Enkele van haar boeken zijn verfilmd. Haar laatste roman, “Aracoeli”, verscheen in 1982, drie jaar voor haar dood. Morante stond bekend als een onorthodoxe Italiaans auteur. Gedurende haar schrijfcarrière stond ze erom bekend dat ze tegen vele heilige huisjes schopte. In haar beroemdste roman bijvoorbeeld, “De Geschiedenis”, laakt ze de ideologieën van haar landgenoten tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Uit: Leugens en tovenarij (Vertaald door Manon Smits)

“Het is nu al twee maanden geleden dat mijn adoptiemoeder, mijn enige vriendin en beschermster, is gestorven. Toen zij me na het verlies van mijn beide ouders in huis nam en adopteerde, stond ik net aan het begin van mijn meisjestijd; vanaf dat moment (meer dan vijftien jaar geleden) hebben we altijd bij elkaar gewoond. Het bericht over haar dood heeft zich inmiddels door haar hele kennissenkring verspreid; en nu er allang een eind is gekomen aan de toevallige bezoekjes in de eerste dagen, van mensen die het nog niet wisten en haar wilden komen opzoeken, meldt zich niemand meer bij dit oude appartement waar ik alleen ben achtergebleven. Amper een week na de begrafenis heeft ook ons enige dienstmeisje, dat sinds kort bij ons werkte, met een smoesje haar ontslag ingediend, waarschijnlijk omdat ze niet goed tegen de verlatenheid en de stilte kon binnen onze muren, waar voorheen altijd bezoek en geroezemoes was. En hoewel de erfenis van mijn beschermster me in staat stelt om in enige welstand te leven, wil ik geen nieuwe hulp aannemen. Sinds enkele weken leef ik dus teruggetrokken hierbinnen, zonder dat ik nog een menselijk gezicht zie, behalve dat van de huisbewaarster, die de opdracht heeft me mijn boodschappen te brengen; en dat van mezelf, weerkaatst in de vele spiegels van mijn woning. Af en toe, terwijl ik doelloos door de kamers dwaal, komt mijn spiegelbeeld me plotseling tegemoet; eerst krijg ik een schok bij het zien van een schim die zich door deze doodse eenzame wateren beweegt, en dan, als ik besef dat ik het ben, blijf ik roerloos naar mezelf staan staren, alsof ik een kwal aanschouw. Ik bekijk die tengere, nerveuze figuur in haar gebruikelijke vaalrode jurk (ik heb niets met rouwkleding), de zwarte vlechten die op haar hoofd prijken in een ouderwets, slordig kapsel, haar ziekelijke gezicht met de tamelijk donkere huid, en de grote, gloeiende ogen, die elk moment betoveringen en verschijningen lijken te verwachten. En dan vraag ik me af wie is die vrouw? Wie is die Elisa? Niet zelden wend ik mijn gezicht af van de spiegel, zoals ik als kind ook al deed, in de hoop dat ik zodra ik opnieuw kijk een heel andere ik weerspiegeld zal zien; want nu mijn tweede moeder is gestorven, de enige die me graag complimentjes gaf en me zelfs mooi vond, komt mijn aloude haat jegens mijn eigen persoon weer bij me op, en neemt met de dag toe. Toch moet ik toegeven dat die vertrouwde persoon er weliswaar niet erg beminnelijk uitziet, maar ook niet zedeloos of onfatsoenlijk. Het vuur in haar ogen, zo zwart als die van een halfbloed, heeft niets ordinairs; ze heeft nu eens de rusteloze levendigheid die je kunt aantreffen in de ogen van een wilde jongen, nu eens de mystieke vastberadenheid van een denker. Dat vormloze wezen met de naam Elisa kan het ene moment overkomen als een kinderlijk oudje en dan weer als een in de groei geknakt kind, maar uit al haar trekken, dat valt niet te ontkennen, spreekt haar schuchterheid, haar eenzaamheid en haar fiere kuisheid.”

 

Elsa Morante (18 augustus 1912 – 25 november 1985)