Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Czernowitz was een verzamelplaats van allerlei volkeren en culturen: er woonden Tsjechen, Polen, Russen, Roemenen, joden en zigeuners. Door de meertaligheid van zijn omgeving maakte Celan zich het Jiddisch, Roemeens, Duits, Russisch, Frans en Hebreeuws eigen. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. Celans jeugd werd getekend door antisemitisme. Tijdens de Russische en later Duitse bezetting werd hij tot drie keer gedwongen van school en universiteit te wisselen. Na het uitbreken van de oorlog werden meer dan 3000 vooraanstaande joden uit de streek vermoord, 45.000 mensen werden gedwongen in een getto te leven. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. In 1950 voltooide hij een studie germanistiek en taalwetenschap, nadat hij in 1938 kort medicijnen, in 1939 romanistiek had gestudeerd. In Parijs was Celan werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Aanvankelijk werd Celan vanwege zijn poëzie bejubeld, maar vooral later werd hij negatief bejegend. Celan reageerde met wantrouwen en teleurstelling. Dat hij overlevende van een volkerenmoord was, veroorzaakte bij hem gevoelens van schuld en wanhoop. De hevige depressies en spanningen die zulks met zich meebracht, leidden er uiteindelijk toe dat hij op vermoedelijk 20 april 1970 zijn leven zelf beëindigde door in de Seine te springen.
Corona
Aus der Hand frißt der Herbst mir sein Blatt: wir sind Freunde.
Wir schälen die Zeit aus den Nüssen und lehren sie gehen:
die Zeit kehrt zurück in die Schale.
Im Spiegel ist Sonntag,
im Traum wird geschlafen,
der Mund redet wahr.
Mein Aug steigt hinab zum Geschlecht der Geliebten:
wir sehen uns an,
wir sagen uns Dunkles, wir lieben einander wie Mohn und Gedachtnis,
wir schlafen wie Wein in den Muscheln,
wie das Meer im Blutstrahl des Mondes.
Wir stehen umschlungen im Fenster, wir sehen uns zu von der Straße:
es ist Zeit, daß man weiß!
Es ist Zeit, daß der Stein sich zu blühen bequemt,
daß der Unrast ein Herz schlägt.
Es ist Zeit, dass es Zeit wird.
Es ist Zeit.
Blume
Der Stein.
Der Stein in der Luft, dem ich folgte.
Dein Aug, so blind wie der Stein.
Wir waren
Hände,
wir schöpften die Finsternis leer, wir fanden
das Wort, das den Sommer heraufkam:
Blume.
Blume – ein Blindenwort.
Dein Aug und mein Aug:
sie sorgen
für Wasser.
Wachstum.
Herzwand um Herzwand
blättert hinzu.
Ein Wort noch, wie dies, und die Hämmer
schwingen im Freien.
Psalm
Niemand kneedt ons nogmaals uit aarde en leem,
niemand beleest onze stof.
Niemand.
Uw naam zij geprezen. Niemand.
Om uwentwille
zullen wij bloeien.
U
tegemoet.
Een niets
waren wij, zijn wij, zullen
wij blijven, bloeiend:
de niets -, de
niemandsroos.
Met
de stijl zielshelder,
de meeldraad hemelswoest,
de bloemkroon rood
van ’t purperwoord dat wij zongen
boven, o boven
de doorn.
Vertaald doorFrans Roumen
Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)
De Amerikaanse schrijfster en dichteres Jennifer Michael Hecht werd geboren op 23 november 1965 in New York. Zij prompveerde in de wetenschapsgeschiedenis aan de Columbia University in 1995 en studeerde daarna nog enige tijd in Caen en Angers. Tegewoordig doceert zij poëzie en filosofie en is verbonden aan het New York Institute for the Humanities. Hechts wetenschappelijke artikelen verschenen in talrijke bladen en tijdschriften. Ook schreef zij recensies voor The New York Times, The Washington Post en The American Scholar. In 2002 won zij met haar poëziedebuut The Next Ancient World de Norma Farber First Book Award from the Poetry Society of America en de Fore Word Magazine’s award for Poetry Book of the Year.
Blind Love
Lady says, Doc, I think I need glasses.
Teller says, You sure do, Lady, this is a bank.
Lady wanders out, it’s winter, wonders whether
other things have got mistaken, too.
At home she ambles through the house
with the sudden feeling that it all has been
rewritten. Notices a shadow as ivy peels from brick,
clatter of silverware drawer, a quarter
on her bathroom floor. As on a vase the piper
plays not to the ear but to the more endeared
inner listener, so, quiet in an April afternoon,
late sun erupts a riot into her
room.
Coin and cutlery grow red; wood glows golden in the hall.
Outside, ivy tendrils find new purchase on the wall.
History
Even Eve, the only soul in all of time
to never have to wait for love,
must have leaned some sleepless nights
alone against the garden wall
and wailed, cold, stupefied, and wild
and wished to trade-in all of Eden
to have but been a child.
In fact, I gather that is why she leapt and fell from grace,
that she might have a story of herself to tell
in some other place.
Jennifer Michael Hecht (New York, 23 november 1965)
De Duitse dichter, schrijver en essayist Marcel Beyer werd op 23 november 1965 in Tailfingen / Württemberg geboren.
Uit: Wasserstandsbericht…
„ Vorhin habe ich am Telefon erzählt, wie ich spät abends auf dem Weg vom Atelier zurück nach Hause als einer der letzten über die Elbbrücke gekommen bin, zwei sind während des Tages gesperrt worden, an der dritten standen die Polizeiwagen mit Blaulicht hinter der Sperre, und auch die vierte war bereits mit Absperrungen versehen, dazwischen eine Lücke, ich habe das Verbotsschild nicht beachtet, hinter mir kein weiterer Wagen mehr. Ich habe von den Umleitungen am Vormittag erzählt, von den vier Stunden auf dem Bahndamm, durch die Stadt, von Lachen, Strömen und dem Druck der Kanalisation. Nachdem ich aufgelegt hatte, bin ich noch einmal vor die Tür gegangen, mit Wegwerfkamera, doch ohne Taschenlampe.
Schon ab der nächsten Kreuzung ist die Straßenbeleuchtung ausgefallen. Selbst in den Fenstern kein Licht. Ich folge den Straßenbahnschienen, so bietet sich mir eine gewisse Orientierung in der Dunkelheit, denn seltsamerweise leuchten die Werbetafeln an den Haltestellen noch, vielleicht Restenergie aus der Solaranlage, vielleicht ein eigenes Netz, nun einzige Lichtflächen in der Nacht, alle paar hundert Meter. Eine Leuchttafel zeigt einen überschwemmten Zwinger, der mit hellen Kohlensäurepunkten durchsetzte leichte blaue Schimmer läßt Mauerwerk, Bodenplatten und Kies im Hof verschwimmen.“
Marcel Beyer (Tailfingen, 23 november 196