Richard Blanco

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

América

III.
By seven I had grown suspicious—we were still here.
Overheard conversations about returning
had grown wistful and less frequent.
I spoke English; my parents didn’t.
We didn’t live in a two-story house
with a maid or a wood-panel station wagon
nor vacation camping in Colorado.
None of the girls had hair of gold;
none of my brothers or cousins
were named Greg, Peter, or Marcia;
we were not the Brady Bunch.
None of the black and white characters
on Donna Reed or on the Dick Van Dyke Show
were named Guadalupe, Lázaro, or Mercedes.
Patty Duke’s family wasn’t like us either—
they didn’t have pork on Thanksgiving,
they ate turkey with cranberry sauce;
they didn’t have yuca, they had yams
like the dittos of Pilgrims I colored in class.

IV.
A week before Thanksgiving
I explained to my abuelita
about the Indians and the Mayflower,
how Lincoln set the slaves free;
I explained to my parents about
the purple mountain’s majesty,
“one if by land, two if by sea,”
the cherry tree, the tea party,
the amber waves of grain,
the “masses yearning to be free,”
liberty and justice for all, until
finally they agreed:
this Thanksgiving we would have turkey,
as well as pork.

V.
Abuelita prepared the poor fowl
as if committing an act of treason,
faking her enthusiasm for my sake.
Mamá set a frozen pumpkin pie in the oven
and prepared candied yams following instructions
I translated from the marshmallow bag.
The table was arrayed with gladiolas,
the plattered turkey loomed at the center
on plastic silver from Woolworth’s.
Everyone sat in green velvet chairs
we had upholstered with clear vinyl,
except Tío Carlos and Toti, seated
in the folding chairs from the Salvation Army.
I uttered a bilingual blessing
and the turkey was passed around
like a game of Russian Roulette.
“DRY,” Tío Berto complained, and proceeded
to drown the lean slices with pork fat drippings
and cranberry jelly—“esa mierda roja,” he called it.
Faces fell when Mamá presented her ochre pie—
pumpkin was a home remedy for ulcers, not a dessert.
Tía María made three rounds of Cuban coffee
then Abuelo and Pepe cleared the living room furniture,
put on a Celia Cruz LP and the entire family
began to merengue over the linoleum of our apartment,
sweating rum and coffee until they remembered—
it was 1970 and 46 degrees—
in América.
After repositioning the furniture,
an appropriate darkness filled the room.
Tío Berto was the last to leave.

 

Maine en toch Miami

De zachte harp van vallende sneeuw die door
mijn dennenbomen tokkelt wiegt mij tot rust, en toch
hoor ik nog steeds de bongo van onweersbuien
tikken op het dak van mijn vreemde jeugd, dansend
op de woede van de wolken, die mijn verdriet weg regenden .
Hoewel de sneeuw geruisloos smelt in het gegorgel
van mijn kreek blijft de stem van mijn grootmoeder
bevroren in mijn oren, en noemt me nog steeds een mietje
mij lovend als haar beste vriend. Ook al
verbaas ik me elke keer over de abracadabra van de lente
dat mijn lila bloemen verschijnen, ik verdwijn nog steeds terug
in de magie van zomeravonden op de veranda,
met de maan die de verhalen van mijn grootvader verlichtte
over zijn verloren Cuba, zijn woorden meegesleept
met de rook van zijn tabak en de geur
van zijn jasmijnboom die de nacht met
zijn kleine, geurige sterren deed bloeien. Ondanks de dagsterren
die achter de lavendelwolken gluurden die de bergtoppen
in mijn raam bij zonsondergang inbakerden , sta ik nog steeds
op bij de zon van mijn jeugd boven de zee na
een nachtje slapen op een zandbed, dromend van of
bang voor wie ik wel of niet zou worden.
Hoewel ik moedig genoeg werd om te trouwen
Met een man die alleen van mij kan houden in zijn Engels:
darling, sweetheart, honey, beantwoord ik zijn liefde
meer in mijn Spaans dat ik in zijn oren fluister als
hij slaapt: amorcito, tesoro, ceilo. Na alle
gehaktbroodjes en appeltaarten die we hebben gebakken
in onze keuken zit ik nog steeds met de herinnering
aan de tafel van mijn moeder, het verlies proevend van haar
met uien gesmoorde vaca frita en romige taart.
Hoe smaakvol mijn sierkussens ook
perfect passen bij mijn chique vloerkleden en de stijlvolle
kunst aan mijn muren, het valt soms allemaal uit elkaar,
net zoals ik, totdat ik me de jongen die ik was herinner
altijd zou moeten zijn, alleen spelend met
zijn Lego in de familiekamer, nog steeds betoverd
door de vreugde van zijn pure zelf en zijn creaties:
perfect of niet, mooi of niet, onsterfelijk of
zo sterfelijk als het overvloedige leven dat ik hier heb opgebouwd,
ook al blijf ik leven terwijl mijn vader sterft
in ons oude huis, zijn hoofd in mijn hand
voor een slokje thee en een kus op zijn voorhoofd…
ons laatste afscheid in het huis dat nog steeds leeft
in dit huis waar ik verder leef o
m ook te sterven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e februari ook mijn blog van 15 februari 2019 en ook mijn blog van 15 februari 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Maskerade (Toon Hermans), Richard Blanco

 

 

Pour le retour du Carnaval….door Philippe Walle, 2023

 

Maskerade

Dit is de tijd van het grote vermommen,
voor armen en rijken, voor wijzen en dommen,
we sieren het lijfje, de voetjes, de kop,
en zetten er prachtige mijtertjes op.

Omhangen de knoken met T-shirts en ‘swetters’
en schrijven de borst en de ruggen vol letters,
we klunzen en strikken, met helmen en hakken,
met bloezen en biezen, met kralen en jakken.

De een kiest de smoking, de ander de vodden,
drapeert zeer zorgvuldig de ‘modische’ todden,
de een in de jurk van het strikt progressieve,
de ander is listig vermomd in het lieve.

Er zijn er die lopen in ziekelijke slepen,
neurotische moppen en ruiten of strepen,
er zijn er die vaak tot in lengte van dagen
het kinderlijk kleed van de onschuld nog dragen.

Maar dat is de mens, zie hem gaan, sla hem gade.
Wie schuilt er achter deze unieke façade?
Zo was hij gisteren en zo is hij morgen,
het eigenste ik blijft angstvallig verborgen.

De mens is een kei in de kunst van ’t vermommen,
het hoort bij het spel van ‘wie hoog is of laag’,
een dier is een dier, en de blommen zijn blommen,
maar Jansen. ..Wie Jansen is …da’s nog een vraag.

 

Toon Hermans (17 december 1916 – 22 april 2000)
Carnaval in Sittard, de geboorteplaats van Toon Hermans

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Sindsdien onvoltooid

Ik schrijf dit al sinds
de zomer waarin mijn grootvader
mij leerde hoe ik een grassprietje
tussen mijn duimen moest houden
en het moest laten fluiten, sinds
ik voor het eerst leerde groen
te maken van blauw en geel,
papier in sneeuwvlokken veranderde, geloofde
dat een zeeschelp de zee echode,
en dat er geen einde aan de zee kwam.

Ik schrijf dit al sinds
er een mus mijn klas binnen vloog
en tegen het raam te pletter sloeg,
op een bedje van tissues werd gelegd
in een schoenendoos bij de schommels, sinds
de ochtend dat ik voor het eerst
op de wastafel in de badkamer stond om te kijken
hoe mijn vader zich schoor, sinds onze ogen
elkaar ontmoetten in die mistige spiegel, sinds
mijn moeder de splinter
uit mijn duim trok, mijn bloed kuste.

Ik schrijf dit al sinds
de vrouw met wie ik sliep in die nacht
van mijn vaders wake, sinds
mijn grootmoeder mij voor het eerst
flikker noemde en ik zweeg, sinds
ik haar vergaf haar en mijn lichaam
hard tegen Michael drukte
op de dansvloer bij Twist, sinds
de jaren die ik doorbracht met een martini
en mannen waarvan ik wist dat ik er niet van kon houden.

Ik schrijf dit al sinds
de nacht dat ik stopte langs de weg
bij Big Sur en mijn ogen vielen op
de waanzin van de sterren, sinds
die maanden bij het keukenraam
kijkend naar de sneeuw die naar beneden kwam
als neerslag van een wanhoop waar ik
geen woord voor had, sinds ik gestopt ben
met zoeken naar een naam en ik
mezelf tiktak in een hangmat terugvond
niets vragend van de hemel.

Ik schrijf dit al sinds
de lente, dat ik de kleine blaadjes bestudeerde
op de eiken, trillend als motten,
in contrast met de eeuwenoude veldstenen
ontdaan van sneeuw, maar voor altijd
werk in uitvoering, sinds vanavond
met de bevochten maan achter
de takken die de wereld bespioneren –
hetzelfde als hij altijd al was – perfect
onvoltooid, mijn bril en pen
weer rustend op het nachtkastje.

Ik schrijf dit al sinds
mijn ogen minder begonnen te zien,
mijn knieën meer pijn deden, sinds
ik begon takjes, veren op te rapen,
en zonder reden mooie steentjes
te verzamelen op de veranda, waar
ik zit te lezen en naar de zonsondergang kijk,
zoals mijn grootvader elke dag deed,
me hem herinner en hoe ik
een grassprietje kan laten fluiten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2023 en ook mijn blog van 13 februari 2022 en ook mijn blog van 13 februari 2019 en eveneens mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en deel 3.

Richard Blanco

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

América

I.
Although Tía Miriam boasted she discovered
at least half a dozen uses for peanut butter—
topping for guava shells in syrup,
butter substitute for Cuban toast,
hair conditioner and relaxer—
Mamá never knew what to make
of the monthly five-pound jars
handed out by the immigration department
until my friend, Jeff, mentioned jelly.

II.
There was always pork though,
for every birthday and wedding,
whole ones on Christmas and New Year’s Eve,
even on Thanksgiving day—pork,
fried, broiled, or crispy skin roasted—
as well as cauldrons of black beans,
fried plantain chips, and yuca con mojito.
These items required a special visit
to Antonio’s Mercado on the corner of Eighth Street
where men in guayaberas stood in senate
blaming Kennedy for everything—“Ese hijo de puta!”
the bile of Cuban coffee and cigar residue
filling the creases of their wrinkled lips;
clinging to one another’s lies of lost wealth,
ashamed and empty as hollow trees.

 

Burning in the Rain

Someday compassion would demand
I set myself free of my desire to recreate
my father, indulge in my mother’s losses,
strangle lovers with words, forcing them
to confess for me and take the blame.
Today was that day: I tossed them, sheet
by sheet on the patio and gathered them
into a pyre. I wanted to let them go
in a blaze, tiny white dwarfs imploding
beside the azaleas and ficus bushes,
let them crackle, burst like winged seeds,
let them smolder into gossamer embers—
a thousand gray butterflies in the wind.
Today was that day, but it rained, kept
raining. Instead of fire, water—drops
knocking on doors, wetting windows
into mirrors reflecting me in the oaks.
The garden walls and stones swelling
into ghostlier shades of themselves,
the wind chimes giggling in the storm,
a coffee cup left overflowing with rain.
Instead of burning, my pages turned
into water lilies floating over puddles,
then tiny white cliffs as the sun set,
finally drying all night under the moon
into papier-mâché souvenirs. Today
the rain would not let their lives burn.

 

Papa’s brug

‘s Morgens, weer naar het westen rijdend, weg van de zon
die opkomt in de spleet van de achteruitkijkspiegel, terwijl ik klim
over platen beton en tot een brug gebogen staal,
die een boog vormen met al zijn parabolische y-kwadraat pracht.
Ik stijg omhoog om de glinsterende gezichten van gebouwen te ontmoeten
boven boomtoppen, ineengevlochten in een lapje groen,
vergeet dat de rivier beneden loopt, erop staat om te stromen
en de aarde te schuren, korrel voor korrel te verplaatsen.

En een paar hellende seconden elke ochtend
ben ik twaalf jaar oud en sta ik met mijn vader
bij het raam op de tiende verdieping van zijn ziekenhuiskamer,
starend naar dezelfde brug als een mammoetbot
dat pijn doen door de zwaartekracht van zijn eigen dichte gewicht.
Het glas getemperd door een lauw licht dat de stad deed herleven
terwijl ik keek en aflas hoe hij sliep, me afvragend
of hij zelfs maar dromen kon in zo’n droomloos wit:

Viel hij? Vloog hij? Wie was hij, wie
was ik onder zijn ogen, fladderend als de vogels
over de daken en vroege sterren die wegkwijnden,
de spitsauto’s die door de lanen reden
zoals de kleine bloedcellen door zijn ader, de i.v.
naar beneden cirkelend als een sliert heldere drop
die zijn onderarm voedde, gekneusde parel en lavendel, kleuren
van de ochtendnevel en de pillen op zijn tong.

De hechtingen genazen, terwijl de kamer steriel bleef
met de gebruikelijke stilte tussen ons. Gedurende drie dagen
serveerde ik hem water of sap in slappe papieren bekers,
bladerde door geluidloze soapseries en spelshows,
en vulde de menukaarten in met de stempel Zoutlood Dieet.
Drie nachten lang heb ik platte en vreemde kussens vastgeklemd
rond zijn lichaam als een gevallen S in de vorm van het bed
en op zijn plaats gemetseld door lagen stijf katoen.

Toen hij werd aangespoord om te lopen, pakte ik zijn hand,
samen stapten we naar het raam en hij sprak
–Op een dag zul je weten hoe je zulke bruggen moet bouwen–
vandaag steek ik deze stad over, deze brug, die nog steeds
de stille afstand tussen ons overspant met de herinnering
aan een vader en zoon, hand in hand, heimelijk verliefd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e februari ook mijn blog van 15 februari 2019 en ook mijn blog van 15 februari 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Richard Blanco

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Until we could (Fragment)

I knew me as much as us, and yet we couldn’t…

Though I forgave your blue eyes turning green
each time you lied, but kept believing you, though
we learned to say good morning after long nights
of silence in the same bed, though every door slam
taught me to hold on by letting us go, and saying
you’re right became as true as saying I’m right,
till there was nothing a long walk couldn’t resolve:
holding hands and hope under the street lights
lustering like a string of pearls guiding us home,
or a stroll along the beach with our dog, the sea
washed out by our smiles, our laughter roaring
louder than the waves, though we understood
our love was the same as our parents, though
we dared to tell them so, and they understood.

Though we knew, we couldn’t—no one could.

When the fiery kick lines and fires were set for us
by our founding mother-fathers at Stonewall,
we first spoke defiance. When we paraded glitter,
leather, and rainbows made human, our word
became pride down every city street, saying:
Just let us be. But that wasn’t enough. Parades
became rallies—bold words on signs and mouths
until a man claimed freedom as another word
for marriage and he said: Let us in, we said: love
is love, proclaimed it into all eyes that would
listen at every door that would open, until noes
and maybes turned into yeses, town by town,
city by city, state by state, understanding us
and the woman who dared say enough until
the gavel struck into law what we always knew.

 

Ergens richting Parijs

De via’s van Italië worden herinnering bij elke bocht
en klik van de treinwielen, bij elk spoorweg-
knooppunt dat we achterlaten, de duomo’s komen weer terug
in mijn verbeelding, ik verbeeld me al Parijs-
een fantasie van licht en marmer die zal ophouden
wanneer de trein stopt in Gare de l’Est en ik in
het daglicht stap. In deze ruimte tussen steden,
tussen het gedroomde en het dromen, is er
geen kaart – geen legenda, geen oude straatnamen
of pijlen om te volgen, geen rode stip die me verzekert:

je bent hier – en nergens anders. Als ik niet weet
waar ik ben, dan ben ik alleen deze hartslagen,
mijn ademhaling, de bergen die stijgen en dalen
als een golf die door het raam van de trein rolt.
Ik ben alleen met de maan op haar pad, starend
als een blanco pagina, getint en wit als de sneeuw
op de toppen die haar licht weerkaatsen. ik ben deze
eenzaamheid, nooit mooier, de boog van de ruimte
waar ik een paar uur doorheen reis, niets
aanraak en niets bewaar, met niets
om de nacht te ontkennen, de donkere dennen die wijzen
naar de sterren, dit leven, altijd in beweging en kalm.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e februari ook mijn blog van 15 februari 2019 en ook mijn blog van 15 februari 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Close, close all night (Elizabeth Bishop), Richard Blanco

 

Bij Valentijnsdag

 

Romeo en Julia op het balkon door Julius Kronberg, 1886

 

Close, close all night

Close, close all night
the lovers keep.
They turn together
in their sleep,

Close as two pages
in a book
that read each other
in the dark.

Each knows all
the other knows,
learned by heart
from head to toes.

 

Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979)
Worcester, Massachusetts. De geboorteplaats van Elizabeth Bishop

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Verbranden in de regen

Op een dag zou mededogen vereisen
dat ik mezelf bevrijd van mijn verlangen om mijn vader
te herscheppen, toe te geven aan de verliezen van mijn moeder,
minnaars te wurgen met woorden, hen te dwingen
om voor mij op te komen en de schuld op zich te nemen.
Vandaag was die dag: ik gooide ze, blad
na blad op het terras en verzamelde ze
tot een brandstapel. Ik wilde ze laten verdwijnen
in een gloed, kleine witte dwergen die imploderen
naast de azalea’s en ficusstruiken,
ze laten knetteren, barsten als gevleugelde zaden,
ze laten smeulen tot ragfijne sintels –
duizend grijze vlinders in de wind.

Vandaag was die dag, maar het regende, bleef
regenen. In plaats van vuur, waterdruppels
die aan deuren klopten, ramen tot natte
spiegels makend die mij reflecteerden in de eiken.
De tuinmuren en stenen zwollen
in spookachtigere tinten van zichzelf,
de windgong giechelde in de storm,
een koffiekopje dat overliep van de regen.
In plaats van te verbranden, veranderden mijn pagina’s
in waterlelies die over plassen dreven,
in kleine witte kliffen toen de zon onderging,
om tot slot de hele nacht onder de maan op te drogen
tot souvenirs van papier-maché. Vandaag
zou de regen hun levens niet laten verbranden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor de schrijvers van de 14 februari ook mijn blog van 14 februari 2019 en ook mijn blog van 14 februari 2016 deel 2 en ook deel 3.

Jan Siebelink, Richard Blanco

De Nederlandse schrijver Jan Siebelink werd geboren op 13 februari 1938 in Velp. Zie ook alle tags voor Jan Siebelink op dit blog.

Uit: De buurjongen

Mensen vertelden later dat ze zonder aanwijsbare reden stil waren blijven staan en naar boven hadden gekeken.
Het was een broeierig hete dag in juli. Waar je de zon vermoedde was de grijze lucht zo licht dat die doorschijnend leek. Je zag de insecten van ver aan komen vliegen.
Een peillood daarin neergelaten zou de bodem nooit bereiken. Een oneindigheid die tot nadenken stemde.
Ze was zeker niet dreigend of onheilspellend.
Anderen stapten van hun fiets, keken ook omhoog.
Het ongewoon schelle licht deed pijn aan de ogen.
Allen hadden het gevoel dat iets stond te gebeuren,
een onthulling zou plaatsvinden. Een gave van boven.
Die geelsmeulende zon.
Hun gevoel had hen niet bedrogen. Een rijzige gestalte daalde neer.
Verwonderd bleef men kijken. Sommigen dachten aan de wederkomst van Christus. Stond er niet geschreven: ‘Zie, Hij zal op de wolken verschijnen, de muren van Jericho zullen scheuren, en de volkeren op aarde zullen worden gericht.’
Anderen haastten zich verbijsterd naar huis om hun naasten te waarschuwen over het naderende oordeel. De graven stonden op het punt te worden geopend en het kaf zou van het koren worden gescheiden.
Enkelen, die bleven, in de ban van de verschijning, wis- ten met zekerheid te vertellen dat de gestalte, omstraald door licht, een knap en regelmatig gezicht had, en zijn handen zegenend had uitgestrekt.
De zon kwam in alle hevigheid door, de lucht golfde, contouren vervaagden.
Wie nog keek, begon over het warme weer dat maar aanhield. De zomers van vroeger kwamen weer terug. De ouderen onder hen, de sterken, van rond de tachtig, herinnerden zich de hete zomer van ’48 toen koningin Wilhelmina afstand deed van de troon.
Nog lang gingen geruchten dat de Christus met een kleine schare in de grensstreek rondtrok, zieken genas, duivels uitdreef, doden opwekte. Geroemd was zijn gave van het menselijk woord. Wie hem hoorde, raakte betoverd.
Hij was gekleed in blinkend en smetteloos fijn linnen en wie een blik op hem wierp, gooide zich ter aarde en riep: ‘Amen. Halleluja.’

 

 Jan Siebelink (Velp, 13 februari 1938)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Misschien

voor Craig

Misschien waren het de billboards die het paradijs
beloofden misschien die negenenvijftig mijl
met jouw hand in de mijne, misschien mijn sexy
cabrio, het dak neergeklapt, misschien de wind
met zijn vingers in je haar, zon op je dijen
en blote borst, misschien was het gewoon de rit
over de zee in tweeën gedeeld door de snelweg

naar Key Largo, of het idee van Key Largo.
Misschien was ik eindelijk op de juiste plek
op het juiste moment met de juiste persoon.
Misschien was er eindelijk een huis, een hond
genaamd Chu, een gazon om te maaien, buren,
etentjes, en was jij er, voor altijd geobsedeerd
door kruiswoordpuzzels en Carl Young,
lezend in het donker bij het maanlicht,
elke avond bij mijn bed. Misschien. Misschien
waren het de wolken die pauzeerden aan de horizon,
de verblindende velden van gouden zaaggras,
de mangrove-eilanden verstrengeld, onafscheidelijk
zoals wij konden zijn. Misschien had ik iets moeten
zeggen, je iets moeten beloven,
je vragen om een tijdje te blijven, misschien.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2019 en ook mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en deel 3.

Vastelaovend (Wiel Rouland), Richard Blanco

 

Bij Carnaval (Vasteloavend)

 

Maastrichtse vastelaovendsposter door Famke Rousseau, 2020

 

Vastelaovend

Langsaam begint ’t bloud te kriebele,
dae sjoone tied is weier dao.
Dan viere veer drie daag vastelaovend
dat sjteit òs toch zoo nao.

Pekskes waere opgesjtreeke,
’t maske wurt nog ‘ns gepas.
Nog effe kieke in de sjpeigel
en dan begint de groote sjpas.

Drie daag maake veer òs laam,
me heurt zoo gout wie geine klaage.
Drie daag zònger òngerlinge sjtried,
me kènt weier get van-ein verdraage.

Doerde ’t daoròm mer get langer,
zoo’ne daag of driehònderdviefensestig.
Dan waor ’t laeve vööl aantrèkkelikker,
dan waor ’t alleney neit zoo lestig!

 

Wiel Rouland (1943 – 2018)
De Sint-Dionysiuskerk in Schinnen, de geboorteplaats van Wiel Rouland

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Moeder kiest producten

Ze krabt aan de sinaasappels en ruikt dan aan de schil,
perst een avocado net genoeg om de rijpheid te beoordelen,
polijst de McIntoshes op zoek naar kneuzingen.

Ze selecteert met verdikte handen, vingers
die zijn opgezwollen met geschiedenis rond het witte goud
van een trouwring die ze nu als weduwe draagt.

In tegenstelling tot de gearchiveerde foto’s van jonge, slanke vingers
gevangen rond zwart-witte oranjebloesem,
strekken haar gevlekte handen zich nu uit naar de kleuren.

Ik zie alle folklore van haar jeugd, de velden,
het fruit dat ze ooit zelf van de boom plukte,
de pezige wortels die ze uit de grond trok.

En nu, tussen de ingestorte dozen met yucca,
door afbrokkelende piramides van gouden mango’s,
beweegt ze zich met hetzelfde instinct en dezelfde vaardigheid.

Dit is hoe ze de dood en haar zoon overleeft,
door deze nederige plichten die nooit zullen veranderen,
door die leefgewoonten waardoor een leven een leven blijft.

Ze houdt rode druiven omhoog om me te vragen wat ik ervan denk
en wat ik ervan denk is dit, een nieuw gedicht over haar-
de druiven zien eruit als stoffige robijnen in haar handen,

wat ik zeg is dit: ze zien er mooi uit, heel mooi.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e februari ook mijn blog van 15 februari 2019 en ook mijn blog van 15 februari 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Dolce far niente, John Ashbery, Richard Blanco, Stacie Cassarino, Silas Weir Mitchell

 

Dolce far niente

 

 
Nr. 512 door Roel Rolleman, 1982

 

The Painter

Sitting between the sea and the buildings
He enjoyed painting the sea’s portrait.
But just as children imagine a prayer
Is merely silence, he expected his subject
To rush up the sand, and, seizing a brush,
Plaster its own portrait on the canvas.

So there was never any paint on his canvas
Until the people who lived in the buildings
Put him to work: “Try using the brush
As a means to an end. Select, for a portrait,
Something less angry and large, and more subject
To a painter’s moods, or, perhaps, to a prayer.”

How could he explain to them his prayer
That nature, not art, might usurp the canvas?
He chose his wife for a new subject,
Making her vast, like ruined buildings,
As if, forgetting itself, the portrait
Had expressed itself without a brush.

Slightly encouraged, he dipped his brush
In the sea, murmuring a heartfelt prayer:
“My soul, when I paint this next portrait
Let it be you who wrecks the canvas.”
The news spread like wildfire through the buildings:
He had gone back to the sea for his subject.

Imagine a painter crucified by his subject!
Too exhausted even to lift his brush,
He provoked some artists leaning from the buildings
To malicious mirth: “We haven’t a prayer
Now, of putting ourselves on canvas,
Or getting the sea to sit for a portrait!”

Others declared it a self-portrait.
Finally all indications of a subject
Began to fade, leaving the canvas
Perfectly white. He put down the brush.
At once a howl, that was also a prayer,
Arose from the overcrowded buildings.

They tossed him, the portrait, from the tallest of the buildings;
And the sea devoured the canvas and the brush
As though his subject had decided to remain a prayer.

 

 
John Ashbery (28 juli 1927 – 3 september 2017)
De High Falls in Rochester, New York, de geboorteplaats van John Ashbery

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Until we could (Fragment)

I knew it then, in that room where we found
for the first time our eyes, and everything—
even the din and smoke of the city around us—
disappeared, leaving us alone as if we stood
the last two in the world left capable of love,
or as if two mirrors face-to-face with no end
to the light our eyes could bend into infinity.

I knew since I knew you—but we couldn’t..

I caught the sunlight pining through the shears,
traveling millions of dark miles simply to graze
your skin as I did that first dawn I studied you
sleeping beside me: Yes, I counted your eyelashes,
read your dreams like butterflies flitting underneath
your eyelids, ready to flutter into the room. Yes,
I praised you like a majestic creature my god forgot
to create, till that morning of you suddenly tamed
in my arms, first for me to see, name you mine.
Yes to the rise and fall of your body breathing,
your every exhale a breath I took in as my own
wanting to keep even the air between us as one.

Yes to all of you. Yes I knew, but still we couldn’t..

I taught you how to dance Salsa by looking
into my Caribbean eyes, you learned to speak
in my tongue, while teaching me how to catch
a snowflake in my palms and love the grey
clouds of your grey hometown. Our years began
collecting In glossy photos time-lining our lives
across shelves and walls glancing back at us:
Us embracing in some sunset, more captivated
by each other than the sky brushed plum and rose.
Us claiming some mountain that didn’t matter
as much our climbing it, together. Us leaning
against columns of ruins as ancient as our love
was new, or leaning into our dreams at a table
flickering candlelight in our full-mooned eyes.

 

 
Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

De Amerkiaanse dichteres en schrijfster Stacie Cassarino werd geboren op 15 februari 1975 in Hartford, Connecticut. Zie ook alle tags voor Stacie Cassarino op dit blog.

 

In the Kitchen

It’s right before you drive away:
our limbs still warm with sleep,
coffee sputtering out, the north
wind, your hips pressing me
hard against the table. I like it hard
because I need to remember this.
I want to say harder. How we must
look to the road that’s gone,
to the splayed morning of cold
butter and inveterate greed.
Light comes and goes in the field.
Oranges in a bowl, garlic, radio.
In the story of us, no one wins.
Isolation is a new theme
someone says. By now
I’ve invented you. Most people
don’t like to touch dead things.
That’s what my friend tells me
when I find my fish on the floor.
It must have wanted an out.
Sometimes my desire scares me.
Sometimes I watch football
and think: four chances
is enough to get there. But
we don’t have helmets.
I want to say harder,
I can take it, but
there’s no proof I can.

 

Northwest

I admit, I am afraid of isolation,

and of the way the land breaks off here
into pieces,

and of the woman who says forever
moving her tongue along my skin
like she means it.

If I believe her, I will suffer.
If I don’t believe her, I will suffer.

Who has never wanted to be unneeding?

One year since I’ve seen the mountains
or had proof love could be enough.
The mind loves hope.

Dumb heart, come down from the walnut tree.
All the distance is ultimately a lie.

In Alaska, the heart was a fourteen-pound King.
In Seattle, she held a fishing pole to the sky.
She waited.

I will remember this version of me.
I will remember loganberry, fishscales, the future,
the letter that says:
love can sidewind.

Dear god, it is years since I’ve prayed.
I understand the birds are holy.
I understand the body leads us to love, or

this is one way of knowing the world.

 

 cassarino
Stacie Cassarino (Hartford, 15 februari 1975)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en arts Silas Weir Mitchell werd geboren op 15 februari 1829 in Philadelphia, Pennsylvania, als zoon van de arts John Kearsley Mitchell. Zie ook alle tags voor Silas Weir Mitchell op dit blog.

 

A Camp In Three Lights

Against the darkness sharply lined
Our still white tents gleamed overhead,
And dancing cones of shadow cast
When sudden flashed the camp-fire red,

Where fragrant hummed the moist swamp-spruce,
And tongues unknown the cedar spoke,
While half a century’s silent growth
Went up in cheery flame and smoke.

Pile on the logs! A flickering spire
Of ruby flame the birch-bark gives,
And as we track its leaping sparks,
Behold in heaven the North-light lives!

An arch of deep, supremest blue,
A band above of silver shade,
Where, like the frost-work’s crystal spears,
A thousand lances grow and fade,

Or shiver, touched with palest tints
Of pink and blue, and changing die,
Or toss in one triumphant blaze
Their golden banners up the sky,

With faint, quick, silken murmurings,
A noise as of an angel’s flight,
Heard like the whispers of a dream
Across the cool, clear Northern night.

Our pipes are out, the camp-fire fades,
The wild auroral ghost-lights die,
And stealing up the distant wood
The moon’s white spectre floats on high,

And, lingering, sets in awful light
A blackened pine-tree’s ghastly cross,
Then swiftly pays in silver white
The faded fire, the aurora’s loss.

 

 
Silas Weir Mitchell (15 februari 1829 – 4 januari 1914)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e februari ook mijn blog van 15 februari 2018 en ook mijn blog van 15 februari 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Richard Blanco, Stacie Cassarino, Elke Heidenreich, Chrystine Brouillet, Hans Kruppa, Douglas Hofstadter, Wilhelm Jensen, Demetrius Vikelas, Tobias Amslinger

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

Uit:For All of Us, One Today

“Days before our field trip to the science center, Mrs. Bermudez tells our class the sun is actually hundreds of times larger than the earth. We move around it. We’re nothing, zooming through dark space, she says, matter-of-factly, as if it didn’t matter that we were no longer the center of our own little worlds. We, with crayons in our hands coloring dittos of the sun and our nine planets. We, at our desks but also helplessly zooming through cold, empty space. I don’t want to believe her; the sun is the size of a sunflower, I insist. I draw lemon-yellow petals around it and color its center sienna brown. The first time I see a lion I am nine years old, my grandfather’s hands holding me back from the cage I want to open. I can still feel his grip and the lion’s eyes staring at me like tiny, amber planets behind bars, asking me to set him free. My first kiss was under the shade of moonlit palms in Janet Carballo’s backyard, exactly two days before the end of the school year. But I’m still feeling the powdery skin behind her earlobes, smelling her strawberry lip gloss and the orange blossoms in the air already thick with summer. I never saw a comet until I was twenty-four, cupped in the darkness of the Everglades and the arms of a man I loved. It was past midnight on a Sunday, I remember; I didn’t go to work the next day. I’m still sleeping with the mangroves and the ibis, under a masterpiece of stars. The comet’s tail a brushstroke of pure, genius light.
These are more than memories. They are what lives—and relives—inside our bodies, in every cell and heartbeat. The undiscovered DNA of our souls imprinted with the minute details of those eternal moments that change our lives, our stories, forever. Sometimes they’re subtle, sometimes dramatic, but we know nothing will ever be the same the instant we experience them. And quite often they are unexpected.
On the afternoon of December 12, while casually driving back to my home in Maine, I receive a phone call with the news that I have been chosen as inaugural poet. Bewildered, I first wonder if it could be some cruel joke a friend might be playing on me. You mean like Robert Frost? Like Maya Angelou? I ask, wanting confirmation that what I just heard is true. Yes. Yes, I’m told, as I keep driving down the interstate in a daze, trying to speak, trying to fathom what has just happened. But I know. My body knows it’s the most important moment of my life as a poet, a day by which I will mark the rest of my life, the day I learned that I will be named the fifth poet ever in our history to be US Inaugural Poet.

 

 
Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)
Hier bij de 2e inauguratie van president Obama in 2013

Lees verder “Richard Blanco, Stacie Cassarino, Elke Heidenreich, Chrystine Brouillet, Hans Kruppa, Douglas Hofstadter, Wilhelm Jensen, Demetrius Vikelas, Tobias Amslinger”

Richard Blanco, Elke Heidenreich, Chrystine Brouillet, Hans Kruppa, Douglas Hofstadter, Wilhelm Jensen, Demetrius Vikelas

De Amerikaanse dichter Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Mother Picking Produce

She scratches the oranges then smells the peel,
presses an avocado just enough to judge its ripeness,
polishes the Macintoshes searching for bruises.

She selects with hands that have thickened, fingers
that have swollen with history around the white gold
of a wedding ring she now wears as a widow.

Unlike the archived photos of young, slender digits
captive around black and white orange blossoms,
her spotted hands now reaching into the colors.

I see all the folklore of her childhood, the fields,
the fruit she once picked from the very tree,
the wiry roots she pulled out of the very ground.

And now, among the collapsed boxes of yucca,
through crumbling pyramids of golden mangos,
she moves with the same instinct and skill.

This is how she survives death and her son,
on these humble duties that will never change,
on those habits of living which keep a life a life.

She holds up red grapes to ask me what I think,
and what I think is this, a new poem about her-
the grapes look like dusty rubies in her hands,

what I say is this: they look sweet, very sweet.

 

Contemplations at the Virgin de la Caridad Cafetería, Inc.

Que será, el café of this holy, incorporated place,
the wild steam of scorched espresso cakes rising
like mirages from the aromatic waste, waving
over the coffee-glossed lips of these faces

assembled for a standing breakfast of nostalgia,
of tastes that swirl with the delicacy of memories
in these forty-cent cups of brown sugar histories,
in the swirling froth of café-con-leche, que será,

what have they seen that they cannot forget—
the broad-leaf waves of tabaco and plaintains
the clay dust of red and nameless mountains,
que será, that this morning I too am a speck;

I am the brilliant guitar of a tropical morning
speaking Spanish and ribboning through potions
of waist-high steam and green cane oceans,
que será, drums vanishing and returning,

the African gods that rule a rhythmic land
playing their music: bongó, bembé, conga;
que será, that cast the spells of this rumba,
this wild birthright, this tropical dance

with the palms of this exotic confusion;
que será, that I too should be a question,
que será, what have I seen, what do I know—
culture of café and loss, this place I call home.

 


Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

Lees verder “Richard Blanco, Elke Heidenreich, Chrystine Brouillet, Hans Kruppa, Douglas Hofstadter, Wilhelm Jensen, Demetrius Vikelas”