Jaap Harten

De Nederlandse dichter en schrijver Jacobus Cornelis (Jaap) Harten werd geboren in Blaricum op 22 september 1930. Harten werd door een jarenlange vriendschap met actrice Else Mauhs (1885-1959) aangezet tot schrijven. In 1954 debuteerde hij met de dichtbundel “Studio in daglicht”. In 1964 verscheen met de verhalenbundel “Operatie Montycoat” zijn eerste proza. Harten was gefascineerd door de stad Berlijn, wat een belangrijke rol speelde in de roman “De getatoeëerde Lorelei“ (1968). Over Mauhs publiceerde hij in 1984 de biografische roman “Else Mauhs”, de ontvoering van een legende. Harten woonde in Den Haag en werkte bij het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. Hij leefde samen met de kunstschilder Oskar Lens (1930-2017), die hij reeds kende vanuit zijn jeugd. Van zijn vader, de importeur van VolvoTrucks, erfde hij een grote geldsom. Lens en hij richtten daarvan in 1988 het Jaap Harten Fonds op, een stichting die projecten in de Nederlandse kunst en letteren ondersteunt.

Uit: De getatoeëerde Lorelei.

“In het wapen van Berlijn staat een beer. Nu wil ik daar niet mee spotten, want vroeger (en niet eens zo lang geleden ook) hebben in de Berlijnse bossen, in Grunewald, Spandau en Jungfernheide, wilde beren rondgelopen, en de echte Pruis vindt het geen belediging met een wilde, ruigbehaarde beer vergeleken te worden. Toch zou men, sprekend van Berlijn, eerder geneigd zijn aan de adelaar te denken; die koele roofvogel met zijn dreigende vleugels, die in twee wereldoorlogen verminkende explosieven op Europa heeft laten vallen. Dit verhaal speelt in Berlijn, in de tijd van de republiek van Weimar. Een tijd van vergeelde foto’s met matelots, Bubikoppen en een verbannen keizer ergens in een kleine plaats in Nederland. Het geld duizelingwekkend gedevalueerd. Er wa was een groot tekort aan arbeid; er heerste vrijwel overal grote ontevredenheid. In MUnchen, maar soms ook in Berlijn, schilderden mannen in bruine hemden hakenkruizen op de muren. Je hoorde de naam Hitler meer en meer noemen. Hij was nog niet aan de macht, maar het gevaar sloop naderbij, concretiseerde zich hier en daar in geschreeuwde leuzen en vechtpartijen. Om kort te zijn: het was 1930.
De Lorelei sleepte zich voort, een gedeukte parasol kribbig in haar rechterhand omhoog houdend, langs éen van de zandpaden aan de oever van de Wannsee, op weg naar het Teehaus. Ze naderde twee jongens, die haar met vriendelijke spot bekeken. `Und nun guck her, ich werde dir etwas zeigen. Die grosse Hure, die Hure Babylon, die dort am Wasser entlang geht,’ zei Kraut tegen Charleston-Charly, die loom naast hem in het gras lag. Hij zei het te luid, maar waarschijnlijk had hij het zo bedoeld. De Lorelei, die het tweetal dicht genaderd was en zijn woorden gehoord moest hebben, keek hem evenwel schw5.rmerisch aan en gaf hem, hoewel ze deksels goed wist dat het een vergeelde theatertruc was, een tikje met haar parasol. `Kognak, um Gotteswillen!’ De schaarse schmink die ze opgesmeerd had begon het al te begeven.”

 
Jaap Harten (Blaricum, 22 september 1930)

Richard Powers, Raymond Radiguet, Geoffrey Hill, Bert Schierbeek, Aster Berkhof, Karin Fellner, Mirjam Pressler

De Amerikaanse schrijver Richard Powers werd geboren op 18 juni 1957 in Evanston, Illinois. Zie ook alle tags voor Richard Powers op dit blog.

Uit: The Time of Our Singing

„In some empty hall, my brother is still singing. His voice hasn’t dampened yet. Not altogether. The rooms where he sang still hold an impression, their walls dimpled with his sound, awaiting some future phonograph capable of replaying them.
My brother Jonah stands fixed, leaning against a piano. He’s just twenty. The sixties have only begun. The country still dozes in its last pretended innocence. No one has heard of Jonah Strom but our family, what’s left of it. We’ve come to Durham, North Carolina, the old music building at Duke. He has made it to the finals of a national vocal competition he’ll later deny ever having entered. Jonah stands alone, just right of center stage. My brother towers in place, listing a little, backing up into the crook of the grand piano, his only safety. He curls forward, the scroll on a reticent cello. Left hand steadies him against the piano edge, while right hand cups in front of him, holding some letter, now oddly lost. He grins at the odds against being here, breathes in, and sings.
One moment, the Erl-King is hunched on my brother’s shoulder, whispering a blessed death. In the next, a trapdoor opens up in the air and my brother is elsewhere, teasing out Dowland of all things, a bit of ravishing sass for this stunned lieder crowd, who can’t grasp the web that slips over them:

Time stands still with gazing on her face,
Stand still and gaze for minutes, hours, and years to her give place.
All other things shall change, but she remains the same,
Till heavens changed have their course and time hath lost his name.

Two stanzas, and his tune is done. Silence hangs over the hall. It drifts above the seats like a balloon across the horizon. For two downbeats, even breathing is a crime. Then there’s no surviving this surprise except by applauding it away. The noisy gratitude of hands starts time up again, sending the dart to its target and my brother on to the things that will finish him.“

Richard Powers (Evanston, 18 juni 1957)

Lees verder “Richard Powers, Raymond Radiguet, Geoffrey Hill, Bert Schierbeek, Aster Berkhof, Karin Fellner, Mirjam Pressler”

Apollinaire, Romains en Isherwood

De Franstalige schrijver en dichter Guillaume Apollinaire is in Parijs geboren op 26 augustus 1880 als zoon van een ongehuwde moeder van Poolse afkomst en een Italiaanse officier. In Parijs ontmoet hij de groten van zijn tijd: Picasso, De Vlaminck, Henri Matisse, George Braque, Dufy, Van Dongen en Henri Rousseau. Daar ontwikkelt hij zijn grote schrijftalent. Hij ontmoet Marie Laurencin, maar ook zij verlaat hem om met een ander te trouwen. Hij beschrijft dit in Le poète assassiné (De vermoorde dichter). In 1913 verschijnt zijn dichtbundel Alcools. Vele bundels volgen. In november 1918 sterft hij aan de Spaanse griep en wordt begraven op Père-Lachaise. Na zijn dood wordt Calligrammes uitgegeven, gedichten die Apollinaire in de loopgraven heeft geschreven. Het werk van Apollinaire is van grote invloed geweest op Dada.

Nocturne

Le ciel nocturne et bas s’éblouit de la ville
Et mon cœur bat d’amour à l’unisson des vies
Qui animent la ville au-dessous des grands cieux
Et l’allument le soir sans étonner nos yeux

Les rues ont ébloui le ciel de leurs lumières
Et l’esprit éternel n’est que par la matière
Et l’amour est humain et ne vit qu’en nos vies
L’amour cet éternel qui meurt inassouvi

 

Automne

Dans le brouillard s’en vont un paysan cagneux
Et son boeuf lentement dans le brouillard d’automne
Qui cache les hameaux pauvres et vergogneux

Et s’en allant là-bas le paysan chantonne
Une chanson d’amour et d’infidélité
Qui parle d’une bague et d’un coeur que l’on brise

Oh! l’automne l’automne a fait mourir l’été
Dans le brouillard s’en vont deux silhouettes grises

 

Guillaume Apollinaire (26 augustus 1880 – 9 november 1918)

 

De Franse schrijver Jules Romains, pseudoniem van Louis Henri Farigoule, werd geboren op 26 augustus 1885 in  La Chapuze in het kanton Saint-Julien-Chapteuil. Zijn vader was leraar en zelf studeerde hij filosofie en biologie aan de Sorbonne. Later bekleedde hij leerstoelen in Brest, Nice en Parijs. In 1936 werd hij voorzitter van de internationale PEN Club. Dat was niet onomstreden omdat hij contacten had met een organisatie die dichtbij het nationaal-socialisme stond. Naar aanleiding van de bezetting van Frankrijk door Nazi-Duitsland emigreerde hij naar de VS en ging hij in New York wonen. In 1946 keerde hij naar Frankrijk terug en in het zelfde jaar werd hij lid van de Académie française.

Werk, oa: Knock, toneelstuk (1923),  Les Hommes de bonne volonté romanserie (1932-1947)

La chapelle

Entre deux piliers noirs sculptés dans le mystère,
Qui portent noblement la charge des arceaux,
La chapelle d’un saint se creuse, solitaire,
Comme un golfe antique où dorment les vaisseaux.

Et tant d’âmes déjà, mouettes immortelles
Que chassait sur les flots le vent de haute mer,
A l’abri de ces murs vinrent plier leurs ailes,
Qu’un peu de duvet blanc s’éternise dans l’air.

Si de l’ombre s’étale en nappes sur les pierres,
C’est qu’elles ont reçu depuis quatre cent ans
La fumée odorante et fine des prières,
Et les larmes de l’homme et les larmes du temps.

Un antique vitrail rêve près de la voûte
D’où ruisselle, roulant des constellations,
Claire comme la foi que ne trouble aucun doute,
Une rivière lente et calme de rayons.

Le vitrail généreux fait à toutes les choses
Qu’il soulève et qu’il tire à lui comme un aimant,
L’aumône de ses ors, de ses bleus, de ses roses,
Et jette à leur détresse un bout de firmament.

Et quand je passe là, plein d’angoisse, il me semble
Que, si le beau vitrail voulait s’ouvrir un peu,
Je verrais, à travers un arc-en-ciel qui tremble,
Tout proche, devant moi, frôlant mon âme, Dieu.

Jules Romains (26 augustus 1885 – 14 augustus 1972)

 

De Brits-Amerikaanse schrijver Christopher William Bradshaw Isherwood werd geboren op 26 augustus 1904 in Disley in het graafschap Cheshire in Engeland als zoon van een officier. Naar eigen zeggen ontdekte hij al op tienjarige leeftijd dat hij homosexueel was. Hij studeerde geschiedenis en medicijnen in Cambridge en Londen. Van 1929 tot 1933 leefde hij als leraar moderne talen in Berlijn, eerst aan het Institut für Sexualwissenschaft van Magnus Hirschfeld, toen in Berlijn – Kreuzberg en tenslotte vanaf december 1930 in Berlijn – Schöneberg, Nollendorfstraße 17, waar nu een gedenkplaat aan Isherwood herinnert. De romans Goodbye To Berlin en Mr Norris Changes Trains grijpen terug op Isherwoods belevenissen in het Berlijn van de jaren twintig. De stof voor de musical Cabaret is er grotendeels aan ontleend. Nadat hij uitgebreide reizen gemaakt had in Europa en naar China (1938) emigreerde Isherwood in 1939 naar de VS. Hij woonde in Calefornië en werkte als script schrijver voor de studio’s van Hollywood. In die tijd leerde hij de filosofie van de Vedanta kennen die zijn leven lang belangrijk voor hem bleef. In 1946 werd hij Amerikaans staatsburger. Isherwood had vijfendertig jaar lang een relatie met de dertig jaar jongere schilder Don Bachardy waarmee hij onder andere zijn novelle Meeting By The River omwerkte voor toneel. Op latere leeftijd engageerde Isherwood zich nog voor de Amerikaanse Gay Rights Movement.

On His Queerness

 

When I was young and wanted to see the sights,

They told me: ‘Cast an eye over the Roman Camp

If you care to.

But plan to spend most of your day at the Aquarium –

Because, after all, the Aquarium –

Well, I mean to say, the Aquarium –

Till you’ve seen the Aquarium you ain’t seen nothing.’

 

So I cast my eye over

The Roman Camp –

And that old Roman Camp,

That old, old Roman Camp

Got me

Interested.

 

So that now, near closing-time,

I find that I still know nothing –

And am still not even sorry that I know nothing –
About fish.

 

Zijn meest geciteerde tekst is wellicht het begin van Goodbye to Berlin (1939): “I am a camera with its shuter open, quite passive, recording, not thinking. Recording the man shaving at the window opposite and the woman in the kimono washing her hair. Some day, all this will have to be developed, carefully printed, fixed.”

Christopher Isherwood (26 augustus 1904 – 4 januari 1986)
Portret door Don Bachardy, 12 juli 1979