Peter Buwalda, Theodor Fontane, Miklós Bánffy, Peter Lund, Joshua Clover, Paul Bowles, Rudyard Kipling, Douglas Coupland

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit: De kleine voeten van Lowell George (Bestekla)

“Vorige week wilde ik een column schrijven over de eerste werkdag, als fenomeen, maar ook de mens erachter. De methode-Geert Mak, kun je zeggen, waarbij je ogenschijnlijk ontspannen iets over de eerste werkdag van je schoonmaakster vertelt, maar eigenlijk de Grote Geschiedenis op het canvas van je column slingert. (Zie: Geert Mak, De eeuw van mijn hulp.)
Dus begon ik over Carmen, mijn eigen hulp, en haar eerste werkdag, met de bedoeling om van daaruit, als een raket die trappen afstoot, voort te spuiten naar andere, historische eerstewerkdagen.
Totaal mislukt. Die column ging alleen maar over stofzuigen en ramenlappen.
Terwijl er dus een hele aardige eerste werkdag in de startblokken stond, snuivend als een renpaardje, te weten die van Ingrid. Op haar eerste kantoordag haastte ik me de trappen af, ik werkte in die tijd nog als asbestspecialist bij Uitgeverij L.J. Veen, afdeling debuten. In mijn kielzog donderde het hele kantoorpand, al gauw een mannetje of vijftig, de receptie in, een onvertoonde kantoorstampede richting uitgang. In onze oren loeide de sirene die iedereen kende van de jaarlijkse brandoefening.
Nu was er geen oefening. Nu was er brand.
Achter de receptie zat Ingrid, andere Ingrid, moet ik zeggen, waarom iets helder navertellen als het ook troebel en mistig kan. Andere Ingrid was een echte Jordanese, in wier keukentje Maartje en Marie-Anne altijd koffie zetten. In zo’n grote kantoorkan, met een parasol als filter en een kilo Douwe Egberts. Ik kreeg klachten: zet ook eens koffie, lul de behanger.
Dus ik dacht: oké, ik zet ook eens koffie. Ik stond alweer een roman te puntlassen, toen Ingrid belde, de andere dus, de Jordanese. ‘Peterrrr…’ fleemde ze zangerig, ‘je koffie is klaarrrrr…! Hij ligt in de bestek- laaaa…!’
Ik erheen, jezus, wat nú weer – bleek ik vergeten de oude koffie uit die vijfliterkan te gieten. Alles overgelopen. De hele bestekla tot de rand vol met kokende koffie. Iemand een lepeltje?
Maar het gaat me om ándere andere Ingrid, je kunt wel zeggen de echte, want zij en ik kwamen nog samen te wonen, later. Nu zag ik haar voor het eerst, en ze bloosde. Niet vanwege mij, maar omdat ze op de alarmknop had gedrukt. Ze stond achter de receptie, even kletsen met andere ándere andere Ingrid, zo gaat dat op je eerste werkdag – je hebt nog niks te doen, je had net zo goed thuis kunnen blijven, maar ja, dan schuift alles op tot in de urn.”

 

 
Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)

 

De Duitse dichter en schrijver Theodor Fontane werd geboren in Neuruppin op 30 december 1819. Zie ook alle tags voor Theodor Fontane op dit blog.

Uit: Meine Kinderjahre

„Freilich, wenn ich, was möglich, es dieser Procedur verdanken sollte, daß ich immer noch einen bescheidenen Bestand von Haar habe, so habe ich nicht umsonst gelitten und bitte reumüthig ab. Neben dieser sorglichen Behandlung der Kopfhaut, stand eine gleich fürsorgliche Behandlung des Teint. Aber auch diese Fürsorge lief auf Anwendung zu scharf einschneidender Mittel hinaus. Wenn bei Ostwind oder starker Sonnenhitze die Haut aufsprang, hatte meine Mutter das unfehlbare Heilmittel der Citronenscheibe zur Hand. Es half auch immer. Aber Coldcream oder Aehnliches wäre mir doch lieber gewesen und hätt es wohl auch gethan. Uebrigens verfuhr die Mama mit gleicher Unerbittlichkeit gegen sich selbst und wer muthig in die Schlacht vorangeht, darf auch Nachfolge fordern.
Ich wurde, wie schon erwähnt, während der Zeit, wo wir die Miethswohnung inne hatten sieben Jahr alt, gerade alt genug, um allerlei zu behalten, weiß aber doch herzlich wenig aus jener Zeit. Nur zweier Ereignisse erinnere ich mich, wobei wahrscheinlich eine starke Farbenwirkung auf mein Auge, mein Gedächtniß unterstützte. Das eine dieser Ereignisse war ein großes Feuer, bei dem die vor dem Rheinsberger Thore gelegenen Scheunen abbrannten. Es war aber, wie ich gleich vorweg zu bemerken habe, nicht der Scheunenbrand selbst, der sich mir einprägte, sondern eine sich unmittelbar vor meinen Augen abspielende Scene, zu der das Feuer, dessen Schein ich nicht mal sah, nur die zufällige Veranlassung gab.“

 

 
Theodor Fontane (30 december 1819 – 20 september 1898)
Cover

 

De Hongaarse schrijver en politicus Miklós Bánffy (graaf van Losoncz) werd geboren op 30 december 1873 in Kolozsvár, op dat moment gelegen in het koninkrijk Hongarije. Zie ook alle tags voor Miklós Bánffy op dit blog.

Uit: The Transylvanian Trilogy (Vertaald door Patrick Thursfield en Katalin Banffy-Jelen)

“That this agreement had been made was not, until now, public knowledge and indeed had been expressly denied during the summer when Laszlo Voros, Minister of the Economy in Fejervary’s so-called ‘Bodyguard’ government, had first announced the existence of the Pactum, the settlement of differences between the royal nominees and the elected representatives. These denials had then been in somewhat vague terms, but now the matter had been brought out into the open. The new government’s problem was how openly to face the situation provoked by the People’s Party representative, offer a solution that would content the opposition, and at the same time keep their word to the King.
Everyone’s face was saved by the intervention of Ferenc Kossuth, who boldly risked his reputation in the discussion in the committee when he declared that no Pactum existed since secret agreements of that sort were unconstitutional. This was a dangerous statement to make since everyone knew that for the King to have made the new appointments, agreement must have been reached on specific points such as this; but it sounded well and so dignity had been maintained by oratory. As a result it was planned that the House would reject the impeachment proposal and instead give its approval to an official statement which branded Fejervary and his cabinet as ‘disloyal counsellors of the King and nation’ and delivered them to the ‘scornful judgement of history’. It was further decided that this official statement should be everywhere displayed on posters.
The formula was a good one and all the committee members had left the meeting satisfied in their own ways; the radicals because the hated ‘Bodyguard’ government would be publicly degraded, and the new cabinet because they were no longer faced with a constitutional obligation to initiate an impeachment which would be most embarrassing to them.”

 

 
Miklós Bánffy (30 december 1873 – 5 juni 1950)

 

De Duitse schrijver en regisseur Peter Lund werd geboren op 30 december 1965 in Flensburg. Zie ook alle tags voor Peter Lund op dit blog.

Uit: Das Wunder von Neukölln

„Johannes:
Das sagst du. Deswegen arbeitest du ja auch bei der TAZ.
Dorothea:
Dafür bezahlen wir zweimal irn Jahr hundert Mark an die S.0.S.-Kinderdörfer und kaufen fußgemalte Postkarten. Mehr muß definitv nicht sein.
Johannes:
Aber-
Dorothea:
Wir haben nichts mit diesem Mädchen zu tun. Nichts!
Du weißt nicht einmal, woher sie deine Visitenkarte hat.
Johannes:
Vielleicht ist das ein Zeichen?
Dorothea:
Daß du dich nicht erinnerst, wo du sie angebaggert hast?
Johannes: ehrfürchtig
Ich fühle mich aufgefordert. Wir tun eh’ viel zu wenig.
Dorothea:
WIR?
Johannes:
Ich. Ich als Journalist hab immerhin einige Möglichkeiten.
Dorothea:sehr zuckersüß
Du könntest eine Spendenkampagne in’s Leben rufen.“

 

 
Peter Lund (Flensburg, 30 december 1965)
Flensburg in de kersttijd

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Joshua Clover werd geboren op 30 december 1962 in Berkeley, California. Zie ook alle tags voor Joshua Clover op dit blog.

 

I want to read at the white house

I want to read at the white house.
I want to read poems at the white house.
I want to read poems at the white house with all the pomp available.
With celebratory music and all my beloveds watching.
With Baraka and DiPrima and Roque Dalton behind me
I want to read at the white house.
I want to read poems at the white house wearing my favorite clothes probably a hoodie or perhaps my Belgian suit.
Belgium is a failed state in the heart of Europe which is something to aspire to.
I like Belgium and one day I might like to read poems at the palace of the nation but for now I want to read poems at the white house.
I want to read poems and sing karaoke and I will probably tell a few nervous jokes.
It will be like all the other readings.
We will be there together.
I want to read poems at the white house and then like any house reading we will all clean up together.
We will clean up the mess we have made together.
All that rubble and all those ashes. These are my conditions.

 


Joshua Clover (Berkeley, 30 december 1962)

 

De Amerikaanse schrijver, dichter en componist Paul Bowles werd geboren in New York op 30 december 1910. Zie ook alle tags voor Paul Bowles op dit blog.

 

Uit: Next to nothing: collected poems

Yes, I said we would need the machine-guns by next March,
but I also warned against saying life was easy.
I mixed hoops and coffins, cradles and needles
while the lights twinkled on far-off Monte Tomas.
We sat in a park that smelled of pine trees,
and that night there were voices in the corridors
and I remembered the empty face of the blind man as, he sang.

                                                         Tu misma tienes la culpa
                                                   de lo que has hecho conmigo.

You will find yourself among people.
There is no help for this
nor should you want it otherwise.
The passages where no one waits are dark
and hard to navigate.
The wet walls touch your shoulders on each side.
When the trees were there I cared that they were there.
And now they are gone, does it matter?
The passages where no one waits go on
and give no promise of an end.
You will find yourself among people,
Faces, clothing, teeth and hair
and words, and many words.
When there was life, I said that life was wrong.
What do I say now? You understand?

 

 
Paul Bowles (30 december 1910 – 18 november 1999)
Cover

 

De Britse schrijver en dichter Joseph Rudyard Kipling werd geboren op 30 december 1865 in Bombay, India. Zie ook alle tags voor Rudyard Kipling op dit blog.

 

The City of Sleep

Over the edge of the purple down,
Where the single lamplight gleams,
Know ye the road to the Merciful Town
That is hard by the Sea of Dreams –
Where the poor may lay their wrongs away,
And the sick may forget to weep?
But we – pity us! Oh, pity us!
We wakeful; ah, pity us! –
We must go back with Policeman Day –
Back from the City of Sleep!

Weary they turn from the scroll and crown,
Fetter and prayer and plough –
They that go up to the Merciful Town,
For her gates are closing now.
It is their right in the Baths of Night
Body and soul to steep,
But we – pity us! ah, pity us!
We wakeful; oh, pity us! –
We must go back with Policeman Day –
Back from the City of Sleep!

Over the edge of the purple down,
Ere the tender dreams begin,
Look – we may look – at the Merciful Town,
But we may not enter in!
Outcasts all, from her guarded wall
Back to our watch we creep:
We – pity us! ah, pity us!
We wakeful; ah, pity us! –
We that go back with Policeman Day –
Back from the City of Sleep!

 

 
Rudyard Kipling (30 december 1865 –18 januari 1936)
Portret door John Collier, ca. 1891

 

De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Zie ook alle tags voor Douglas Coupland op dit blog.

Uit: Worst. Person. Ever.

“Dear Reader . . .
Like you, I consider myself a reasonable enough citizen. You know: live life in moderation, enjoy the occasional YouTube clip of frolicking otters and kittens, perhaps overtip a waitress who goes to the trouble of tarting herself up a bit or maybe just make the effort to try to be nice to the poor—yay, poor people!
I suppose, in general, I enjoy traveling through life with a certain Jason Bourne–like dashingness. Oh, no! An assassin is rappelling down the side of the building, armed with a dozen box cutters! What are we going to do? It’s Raymond Gunt! We’re saved!
That’s my name, Raymond Gunt, and welcome to my world. I don’t know about you, but I believe that helping others is a way of helping yourself; what goes around comes around—karma and that sort of guff. So, seeing that I’m such a good soul and all, I really don’t know how to explain the most recent month of my life. There I was, at home in West London, just trying to live as best I could—karma, karma, karma, sunshine and lightness!— when, out of nowhere, the universe delivered unto me a searing-hot kebab of vasectomy leftovers drizzled in donkey jizz.
Whuzzat?! Hello, universe? It’s me, Raymond! What the fuck!
I am left, dear reader, with no other option than to believe that when my world turned to shit last month, it was not in fact me who had done anything wrong. Rather it was the universe, for I, Raymond Gunt, am a decent chap who always does the right thing.
And as I look back to try to figure out when the universe and I veered away from each other, I think it definitely had to be that ill-starred morning when I made the mistake of visiting my leathery cumdump of an ex-wife, Fiona.
Fi.
It was a blighted Wednesday off Charing Cross Road. After about fifty ignored e-mails, Fi deigned to allow me to come to her office, in a gleaming steel-and-limestone executive tombstone that straddles one of those tiny streets near Covent Garden. The building’s lobby was redeemed by being filled with heaps of that 1990s art about death and fucking—pickled goats, fried eggs and tampons—and there was a faint hissing sound as I passed through it and into the elevator, the sound of my soul being sucked out of me, ever so nicely, thank you.”

 

 
Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Peter Buwalda, Theodor Fontane, Miklós Bánffy, Peter Lund, Joshua Clover, Paul Bowles, Rudyard Kipling, Douglas Coupland

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit: De kleine voeten van Lowell George (Poltergeist)

“In mijn eentje bewoon ik een groot, smerig kasteel.
Daarom heb ik op advies van de Gemeente Reinigingsdienst een schoonmaakster in de arm genomen. Gisteren had Carmen haar eerste werkdag. Ze zou er om elf uur zijn. Op een laag vuilnis van anderhalve meter lag de kasteelheer kalm urinerend op haar te wachten.
Ze was laat. Onder de bacteriën ging een voorzichtig gejuich op.
Om halftwaalf ging de telefoon. Iemand meldde in plat-Roemeens met Engelse invloeden dat ze verdwaald was – wat ik niet zo gek vond. Geen idee wie lang geleden mijn straat van huisnummers heeft voorzien, maar het was geen genie. Of juist wel. Een wilde denker die precies hier, in deze eenvoudige wijk, het numerieke stelsel omver wilde werpen, wat hem uitstekend gelukt is, want niemand kan er iets vinden, ook TomTom niet.
‘I stand before nummero two-five-eight,’ zei Carmen. Feitelijk, zie boven, was dat geen informatie.
Ze kon bij de buren staan, maar ook in Zaanstad.
‘Stay standing,’ zei ik, waarna ik in concentrische cirkels Noord-Holland begon af te fietsen. Na twintig minuten ontwaarde ik op een stoep een vrouw met een emmer en een dweilmop.
‘Carmen?’
‘Sir Peter?’
‘Zeg maar lord.’
We fietsten slingerend door Amsterdam-Noord, Carmen achterop, wapperend met haar dweil, ik automobilisten dollend, samen fluitende het Turks Fruit-melodietje van opgebaarde Toots – tot we voor mijn kasteel stonden. Meteen zaten we in een heel andere film, namelijk The Exorcist. Carmens blik, hoe ze naar mijn slaapkamerraam staarde: alsof daarboven een hele grote bacterie op bed lag, hees ‘stof’ brullend, en ‘nooit meer poetsen’, dit alles in het Latijn der kerkvaderen. Ik zag die bacterie al de complete stofzuiger keihard in het kletsnatte gat tussen zijn beentjes rammen, dat hing nu wel in de lucht.”


Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)

Lees verder “Peter Buwalda, Theodor Fontane, Miklós Bánffy, Peter Lund, Joshua Clover, Paul Bowles, Rudyard Kipling, Douglas Coupland”

Peter Buwalda, Paul Bowles, Theodor Fontane, Miklós Bánffy, Peter Lund, Joshua Clover, Rudyard Kipling, Douglas Coupland, Willy Spillebeen

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit: Bonita Avenue

“De rector magnificus zou samen met Ruska door de Sovjet-Unie en China naar Japan zijn gereisd en onderweg Russische eethuizen aan spaanders hebben geslagen; hij zou na zijn grote wiskundige doorbraak in een Amerikaans gekkenhuis elektroshocks hebben gekregen; er zouden kinderen uit een eerder huwelijk bestaan die voor galg en rad waren opgegroeid. Je hoefde maar wat beter naar de foto te kijken en de verwarring gleed van het papier zo op je schoot. Iedereen kon zien dat wat Sigerius’ oren al aankondigden, zich onder de keurige tweedelige pakken, meestal saai donkerblauw, soms lichtgrijs of met een krijtstreep, gewoon voortzette, zich intensiveerde, het lichaam dat zo ongepast onthuld werd zag er schokkend taai en pezig uit, hard, onverwoestbaar, ‘droog’ om in sporttermen te spreken. Je moest je een mening vormen over dat lijf, net als over de duidelijk zichtbare tatoeages op de linkerborst: op Sigerius’ hart prijkten in goedkope, donkerblauwe zeemansinkt twee Japanse karakters – ‘judo’, wist Aaron. Er ging een onthutsende werking uit van die brandmerken, niet alleen waren tatoeages anno 1995 tamelijk zeldzaam, ze waren ook nog gewoon doodordinair. Ondertussen rijmden ze volmaakt met Sigerius’ lichamelijkheid, de aapman die tijdens ondernemingsraadvergaderingen graag op de achterste poten van zijn stoel balanceerde tot hij zich moest vastgrijpen aan de tafelrand; die in koffiepauzes als een trapezewerker zijn schouders losdraaide, rondkijkend alsof hij nog voor de hervatting zijn gesprekspartners wilde aftuigen – duistere sleutelgaten waren het waardoor de campus glimpen opving van een afgeschafte Sigerius, een rabauw, een mannetjesputter die zijn jongensboekcarrière was begonnen met twee Europese judotitels, een vechtjas voor wie de Olympische Spelen van München het hoogtepunt in zijn leven hadden moeten worden.
In interviews lazen ze dat hun rector in 1972 net als Ruska kanshebber was op eremetaal, maar dat krap een maand voor het toernooi het noodlot toesloeg. Om een puddingbroodje te kopen was Sigerius de Utrechtse Biltstraat overgestoken, en met de zachte custardsmaak al in zijn mond werd hij geschept door een scooter, die zijn ijzeren treeplank dwars over zijn onderbeen schoof: krak, einde topsportcarrière. Waar geen journalist, geen student, geen wetenschapper genoeg van kreeg, was de theorie dat zónder dat nooit gegeten puddingbroodje het werkelijke wonder van Sigerius’ loopbaan zich niet zou hebben voltrokken.”

 
Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)

Lees verder “Peter Buwalda, Paul Bowles, Theodor Fontane, Miklós Bánffy, Peter Lund, Joshua Clover, Rudyard Kipling, Douglas Coupland, Willy Spillebeen”

Peter Buwalda, Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover, Rudyard Kipling

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit:Van en over alles en iedereen. Portretten en polemieken van Joost Zwagerman

“Uitgangspunt van de afdeling ‘Collega’s van God’ is de paradox, die volgens Zwagerman zou bestaan tussen een regulier geloof, zoals bijvoorbeeld de katholieke kerk dit uitdraagt, en de hoogstpersoonlijke invulling van het religieus besef van een kunstenaar. Collectieve dogmatiek tegenover hyperindividuele devotie. Het zijn juist de laatste geloofsbetuigingen, waar Zwagerman zijn hoop op vestigt om te komen tot een beter begrip van ‘Wie of Wat Hij dan wel wezen mag’.
Collega’s van God in navolging van Gerard Reve, die met zijn volstrekt eigenzinnige belijdenis van het katholieke geloof wel eens zo genoemd is; in tegenstelling tot de ‘lugubere combinatie van blijheid, bekeringsdrift en door bijbel en dogma ingegeven onverzoenlijkheid’, aldus Zwagerman, gaat het bij deze kunstenaars om geheel unieke Godsbeelden, die hen tot Scheppers van een eigen metafysica maakt. Een verre van gemakzuchtige thematiek dunkt mij. Maar te veel nadruk op deze in de inleiding uiteengezette ‘link’ is onterecht.
Zwagermans boek staat vol met vlugge, hapklare en toch zo nu en dan diepgaande stukjes. Zijn stijl is zeker niet van humor verstoken, alhoewel hij soms doordraaft. (Hij presteert het om Prince’ geilheid te illustreren met een kleine twintig koosnaampjes voor de muzikant, waaronder ‘hoerige relnicht’, ‘porno Prince’, ‘demonischdevote allesneuker’ en ‘eunuchachtige geilneef’.) Vorig jaar in een interview met Vooys, vertelde Zwagerman dat hij bezig was met de voorbereiding van Collega’s van God. Hij noemde zichzelf een gezegend criticus, daar hij, in tegenstelling tot een full-time recensent, slechts incidenteel een artikel schrijft en dan ook nog over werk waarvoor hij geheel warm loopt. Of dit nu pop of filosofie is maakt weinig uit, zoals blijkt uit de essays in de bundel. Van alle personen die hij portretteert, is Zwagerman gecharmeerd zo niet idolaat.
Opvallend zijn natuurlijk de keuzes die hij maakt: Madonna naast Arthur Schopenhauer, low culture naast high culture.Het is een tweedeling die verder door te voeren is. Toen ik ‘Collega’s van God’ las, kreeg ik de indruk, dat Zwagerman twee typen essays had geschreven. Het tweede type is sterk toegespitst op het werk van de geportretteerde, waarbij zijdelings wat biografische informatie wordt verstrekt. Dit geldt voor de artikelen over J.D. Salinger, Schopenhauer en Reve; de volksschrijver incluis alle drie vertegenwoordigers van high culture. Wat Zwagerman kwijt wil over de schrijverslevens van bovengenoemden, staat in dienst van zijn meestal interessante beschouwingen van het talig universum dat zij schiepen. De bijzondere levenshouding die op een bijzondere wijze uit het werk spreekt, maakt hen intrigerend voor Zwagerman. Dit weet hij op zijn beurt intrigerend te maken voor de lezer.”

 
Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)

Lees verder “Peter Buwalda, Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover, Rudyard Kipling”

If (Rudyard Kipling)

 

Bij Vaderdag

 

 
John Koch, Father and Son, 1955

 

If

If you can keep your head when all about you
Are losing theirs and blaming it on you;
If you can trust yourself when all men doubt you
But make allowance for their doubting too;
If you can wait and not be tired by waiting,
Or, being lied about, don’t deal in lies,
Or, being hated, don’t give way to hating,
And yet don’t look too good, nor talk too wise;

If you can dream — and not make dreams your master;
If you can think — and not make thoughts your aim;
If you can meet with triumph and disaster
And treat those two imposters just the same;
If you can bear to hear the truth you’ve spoken
Twisted by knaves to make a trap for fools,
Or watch the things you gave your life to, broken
And stoop and build ‘em up with worn-out tools;

If you can make one heap of all your winnings
And risk it on one turn of pitch-and-toss,
And lose, and start again at your beginnings
And never breathe a word about your loss;
If you can force your heart and nerve and sinew
To serve your turn long after they are gone,
And so hold on when there is nothing in you
Except the Will which says to them: ‘Hold on!’;

If you can talk with crowds and keep your virtue,
Or walk with kings — nor lose the common touch;
If neither foes nor loving friends can hurt you;
If all men count with you, but none too much;
If you can fill the unforgiving minute
With sixty seconds’ worth of distance run’
Yours is the Earth and everything that’s in it,
And — which is more — you’ll be a Man, my son!

 


Rudyard Kipling (30 december 1865 – 18 januari 1936)
Bombay, Centraal Station. Kipling werd geboren in Bombay.

 

Zie voor de schrijvers van de 21e juni ook mijn blog van 21 juni 2014 deel 1, deel 2 en deel 3.

Douglas Coupland, Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Rudyard Kipling, Georg von der Vring

De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Zie ook alle tags voor Douglas Coupland op dit blog.

Uit: Generation A

“How can we be alive and not wonder about the stories we use to knit together this place we call the world? Without stories, our universe is merely rocks and clouds and lava and blackness. It’s a village scraped raw by warm waters leaving not a trace of what existed before.

Imagine a tropical sky, ten miles high and a thousand years off on the horizon. Imagine air that feels like honey on your forehead; imagine air that comes out of your lungs cooler than when it entered.

Imagine hearing a dry hiss outside your office building’s window. Imagine walking to the window’s louvered shutters and looking out and seeing the entire contents of the world you know flow past you in a surprisingly soothing, quiet sluice of gray mud: palm fronds, donkeys, the local Fanta bottler’s Jeep, unlocked bicycles, dead dogs, beer crates, shrimper’s skiffs, barbed wire fences, garbage, ginger flowers, oil sheds, Mercedes tour buses, chicken delivery vans.

…corpses

…plywood sheets

…dolphins

…a moped

…a tennis net

…laundry baskets

…a baby

…baseball caps

…more dead dogs

…corrugated zinc

Imagine a space alien is standing with you there in the room as you read these words. What do you say to him? Her? It? What was once alive is now dead. Would aliens even know the difference between life and death?”

 

Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december 1961)

Lees verder “Douglas Coupland, Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Rudyard Kipling, Georg von der Vring”

Christmas in India (Rudyard Kipling)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

De Geboorte van Christus, Hans Baldung (Grien), 1484/85 tot 1545

 

 

Christmas in India

Dim dawn behind the tamerisks — the sky is saffron-yellow —
As the women in the village grind the corn,
And the parrots seek the riverside, each calling to his fellow
That the Day, the staring Easter Day, is born.
O the white dust on the highway! O the stenches in the byway!
O the clammy fog that hovers over earth!
And at Home they’re making merry ‘neath the white and scarlet berry —
What part have India’s exiles in their mirth?

Full day begind the tamarisks — the sky is blue and staring —
As the cattle crawl afield beneath the yoke,
And they bear One o’er the field-path, who is past all hope or caring,
To the ghat below the curling wreaths of smoke.
Call on Rama, going slowly, as ye bear a brother lowly —
Call on Rama — he may hear, perhaps, your voice!
With our hymn-books and our psalters we appeal to other altars,
And to-day we bid “good Christian men rejoice!”

High noon behind the tamarisks — the sun is hot above us —
As at Home the Christmas Day is breaking wan.
They will drink our healths at dinner — those who tell us how they love us,
And forget us till another year be gone!
Oh the toil that knows no breaking! Oh the Heimweh, ceaseless, aching!
Oh the black dividing Sea and alien Plain!
Youth was cheap — wherefore we sold it.
Gold was good — we hoped to hold it,
And to-day we know the fulness of our gain!

Grey dusk behind the tamarisks — the parrots fly together —
As the sun is sinking slowly over Home;
And his last ray seems to mock us shackled in a lifelong tether.
That drags us back howe’er so far we roam.
Hard her service, poor her payment — she in ancient, tattered raiment —
India, she the grim Stepmother of our kind.
If a year of life be lent her, if her temple’s shrine we enter,
The door is shut — we may not look behind.

Black night behind the tamarisks — the owls begin their chorus —
As the conches from the temple scream and bray.
With the fruitless years behind us and the hopeless years before us,
Let us honor, O my brother, Christmas Day!
Call a truce, then, to our labours — let us feast with friends and neighbours,
And be merry as the custom of our caste;
For, if “faint and forced the laughter,” and if sadness follow after,
We are richer by one mocking Christmas past.

 

Rudyard Kipling(30 december186518 januari1936)

Portret in Bateman’s, Kiplings huis in Burwash, East Sussex

 


Zie voor de schrijvers van de 26e december ook
mijn vorige blog van vandaag en ook mijn derde blog van vandaag en ook mijn tweede blog van vandaag en eveneens mijn eerste blog van vandaag.

Douglas Coupland, Rudyard Kipling, Georg von der Vring,Willy Spillebeen

De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008 en ook mijn blog van 30 december 2009.

 

Uit: JPod

 

“Oh God. I feel like a refugee from a Douglas Coupland novel.”
“That asshole.”
“Who does he think he is?”
“Come on, guys, focus. We’ve got a major problem on our hands.”
The six of us were silent, but for our footsteps. The main corridor’s muted plasma TVs blipped out the news and sports, while ­co-­workers in ­long-­sleeved blue and black ­T-­shirts ­oompah-­loompahed in and out of ­laminate-­access doors, elevated walkways, staircases and elevators, their missions inscrutable and squirrelly. It was a rare sunny day. Freakishly articulated sunbeams highlighted specks of mica in the hallway’s designer granite. They looked like randomized particle ­events.
Mark said, “I can’t even think about what just happened in there.”
John Doe said, “I’d like to do whatever it is people statistically do when confronted by a jolt of large and bad news.”
I suggested he ingest five milligrams of Valium and three shots of hard liquor or four glasses of domestic ­wine.
“Really?”
“Don’t ask me, John. Google it.”
“And so I shall.”
Cowboy had a jones for cough syrup, while Bree fished through one of her many pink vinyl Japanese handbags for lip gloss – phase one of her ­well-­established pattern of pursuing sexual conquest to silence her inner ­pain.
The only quiet member of our group of six was Kaitlin, new to our work area as of the day before. She was walking with us mostly because she didn’t yet know how to get from the meeting room to our cubicles. We’re not sure if Kaitlin is boring or if she’s resistant to bonding, but then again none of us have really cranked up our ­charm.“
 

 


Douglas Coupland (
Rheinmünster-Söllingen, 30 december  1961)

Douglas Coupland in 1992

 

Lees verder “Douglas Coupland, Rudyard Kipling, Georg von der Vring,Willy Spillebeen”

Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover, Norbert Hummelt, Douglas Coupland, Rudyard Kipling, Willy Spillebeen, Daniil Charms, Georg von der Vring, Heinrich Hart, Betty Paoli, Maurice Bedel

De Amerikaanse schrijver, dichter en componist Paul Bowles werd geboren in New York op 30 december 1910. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007 en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Uit: The Sheltering Sky

 

„The difference is partly one of time, he would explain. Whereas the tourist generally hurries back home at the end of a few weeks or months, the traveler, belonging no more to one place than to the next, moves slowly, over periods of years, from one part of the earth to another. Indeed, he would have found it difficult to tell, among the many places he had lived, precisely where it was he had felt most at home. Before the war it had been Europe and the Near East, during the war the West Indies and South America. And she had accompanied him without reiterating her complaints too often or too bitterly.

At this point they had crossed the Atlantic for the first time since 1939, with a great deal of luggage and the intention of keeping as far as possible from the places which had been touched by the war. For, as he claimed, another important difference between tourist and traveler is that the former accepts his own civilization without question; not so the traveler, who compares it with the others, and rejects those elements he finds not to his liking. And the war was one facet of the mechanized age he wanted to for get.

In New York they had found that North Africa was one of the few places they could get boat passage to. From his earlier visits, made during his student days in Paris and Madrid, it seemed a likely place to spend a year or so; in any case it was near Spain and Italy, and they could always cross over if it failed to work out. Their little freighter had spewed them out from its comfortable maw the day before onto the hot docks, sweating and scowling with anxiety, where for a long time no one had paid them the slightest attention. As he stood there in the burning sun, he had been tempted to go back aboard and see about taking passage for the continuing voyage to Istanbul, but it would have been difficult to do without losing face, since it was he who had cajoled them into coming to North Africa. So he had cast a matter-of-fact glance up and down the dock, made a few reasonably unflattering remarks about the place, and let it go at that, silently resolving to start inland as quickly as possible.“

 

paulbowles

Paul Bowles (30 december 1910 – 18 november 1999)

 

De Duitse schrijver Theodor Fontane werd geboren in Neuruppin op 30 december 1819. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

Uit: Der Stechlin

 Im Norden der Grafschaft Ruppin, hart an der mecklenburgischen Grenze, zieht sich von dem Städtchen Gransee bis nach Rheinsberg hin (und noch darüber hinaus) eine mehrere Meilen lange Seenkette durch eine menschenarme, nur hie und da mit ein paar Dörfern, sonst aber ausschließlich mit Förstereien, Glas- und Teeröfen besetzte Waldung. Einer der Seen, die diese Seenkette bilden, heißt »der Stechlin«. Zwischen flachen, nur an einer einzigen Stelle steil und kaiartig ansteigenden Ufern liegt er da, rundum von alten Buchen eingefaßt, deren Zweige, von ihrer eignen Schwere nach unten gezogen, den See mit ihrer Spitze berühren. Hie und da wächst ein weniges von Schilf und Binsen auf, aber kein Kahn zieht seine Furchen, kein Vogel singt, und nur selten, daß ein Habicht drüber hinfliegt und seinen Schatten auf die Spiegelfläche wirft. Alles still hier. Und doch, von Zeit zu Zeit wird es an ebendieser Stelle lebendig. Das ist, wenn es weit draußen in der Welt, sei’s auf Island, sei’s auf Java zu rollen und zu grollen beginnt oder gar der Aschenregen der hawaiischen Vulkane bis weit auf die Südsee hinausgetrieben wird. Dann regt sich’s auch hier, und ein Wasserstrahl springt auf und sinkt wieder in die Tiefe. Das wissen alle, die den Stechlin umwohnen, und wenn sie davon sprechen, so setzen sie wohl auch hinzu: »Das mit dem Wasserstrahl, das ist nur das Kleine, das beinah Alltägliche; wenn’s aber draußen was Großes gibt, wie vor hundert Jahren in Lissabon, dann brodelt’s hier nicht bloß und sprudelt und strudelt, dann steigt statt des Wasserstrahls ein roter Hahn auf und kräht laut in die Lande hinein.«

Das ist der Stechlin, der See Stechlin.

Aber nicht nur der See führt diesen Namen, auch der Wald, der ihn umschließt. Und Stechlin heißt ebenso das langgestreckte Dorf, das sich, den Windungen des Sees folgend, um seine Südspitze herumzieht. Etwa hundert Häuser und Hütten bilden hier eine lange, schmale Gasse, die sich nur da, wo eine von Kloster Wutz her heranführende Kastanienallee die Gasse durchschneidet, platzartig erweitert. An ebendieser Stelle findet sich denn auch die ganze Herrlichkeit von Dorf Stechlin zusammen; das Pfarrhaus, die Schule, das Schulzenamt, der Krug, dieser letztere zugleich ein Eck- und Kramladen mit einem kleinen Mohren und einer Girlande von Schwefelfäden in seinem Schaufenster. Dieser Ecke schräg gegenüber, unmittelbar hinter dem Pfarrhause, steigt der Kirchhof lehnan, auf ihm, so ziemlich in seiner Mitte, die frühmittelalterliche Feldsteinkirche mit einem aus dem vorigen Jahrhundert stammenden Dachreiter und einem zur Seite des alten Rundbogenportals angebrachten Holzarm, dran eine Glocke hängt.”

Fontane_neurupp

Theodor Fontane (30 december 1819 – 20 september 1898)
Standbeeld, gemaakt door Max Weise, in Neuruppin

 

 

De Duitse schrijver en regisseur Peter Lund werd geboren op 30 december 1965 in Flensburg. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Uit: No Sex

 

1. Szene (Ausschnitt)

Eine heruntergekommene Altbauküche, rechts halb angeschnitten ein Raum, der später Freddys Zimmer sein wird. Freddy und Sanya sitzen auf dem Küchentisch. Lange Pause.

FREDDY

(schüchtern) Fang du an.

SANYA

(fröhlich) Nein, du.

FREDDY

Nun mach schon.

SANYA

(sehr fröhlich) Du sagst doch immer, daß ich zuviel rede. (Freddy guckt strafend.) Nun sag schon: Ich bin Freddy, und das ist Blabla und so weiter.

FREDDY

Ich bin Freddy, und das ist Sanya –

SANYA

(ihn unterbrechend) Und ich rede zuviel.

FREDDY

Und wir haben ein Problem –

SANYA

Ich bin Türkin.

FREDDY

(aus dem Konzept gebracht) Darum geht es doch gar nicht.

SANYA

(ernsthaft) Aber das ist ein Problem.

FREDDY

Also, als Sanya und ich uns vor vier Wochen kennenlernten –

SANYA

Nicht unser Problem.

FREDDY

Da haben wir uns noch gedacht –

SANYA

Mein Problem.

FREDDY

Also, vor vier Monaten –

SANYA

Drei. Drei Monate und 22 Tage, um genau zu sein.

FREDDY

Möchtest du lieber erzählen?

SANYA

(fröhlich) Nein, nein. Du machst das ganz fabelhaft.

FREDDY

Kennengelernt haben wir uns also vor drei Monaten und zweiundzwanzig Tagen.

SANYA

Da sind wir zusammengezogen!

FREDDY

Mein’ ich ja.

SANYA

Kennengelernt  haben wir uns erst viel später.

FREDDY

Also, als wir zusammengezogen sind, war noch alles in Ordnung.

SANYA

Und dann haben wir uns kennengelernt, und jetzt haben wir ein Problem.“

 

lund_peter

Peter Lund (Flensburg, 30 december 1965)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Joshua Clover werd geboren op 30 december 1962 in Berkeley, California. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

I come across the paving stones

The brief capital of disturbances.
And within that city lies the city
Utopia with its little sojourns
And orange sodas, Utopia with
Its watermelons and televisions.
Inside, city that holds the happiest
Disturbances of my youth behind gold
Façades. Staggering up from the river
Full of forget in the flare of evening
One sees a city where the negative
Held its court. And inside that, city which
Is little more than a theory of red
In everyday life: red suburbs, rouge
Of nostalgia, series of scrawled changes.

 

 

Early Style

 

Ruins is utopia

From the perspective of

Before melancholy

And sex at the level of

Language promenading

Around the littoral of first

Failures of the codex

Colored morning

Pointing out over this

Being being being-left-empty

 

Joshua_Clover

Joshua Clover (Berkeley, 30 december 1962)

 

De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren op 30 december 1962 in Neuss. Zie ook mijn blog van 24 juni 2009.

monolog

 

nacht ist es. drüben huschen die schatten, wir liegen wach.

woher diese innere unruhe stammt, weiß man nicht, oder?

ist es das sonnenlicht mitten im winter, das uns irgendwie

 

fertig macht? fängt jetzt das herzklopfen wieder an? hörst

du denn noch meine armbanduhr ticken? worüber denkst du

im dunkeln nach? einmal, ich wohnte noch nicht in berlin,

 

sah ich riesige schwärme krähen über der stadt am himmel

ziehen. ich ging allein durch die leere mitte, werderscher

markt, am außenamt, u. die straßen zogen mich weiter, ich

 

war nur immer zum gehen verdammt. einmal, da lebte noch

meine mutter u. wir spazierten am bahndamm entlang, da

kamen die alten gedanken wieder u. gingen mir ständig neu

 

durch den sinn, so daß ich ihr nicht gut zuhören konnte,

aber sie redete so vor sich hin. u. eine krähe rief aus den

zweigen zu einer anderen krähe im gras, was meine mutter

 

nicht gerne hörte, denn es erinnerte sie an was. drüben sehen

wir wieder die schatten, riesenhaft huschen sie an der wand

u. ich kann die unruhe spüren u. ich brauche jetzt deine hand.

 

Hummelt

Norbert Hummelt (Neuss, 30 december 1962)

 

De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Uit: Hey Nostradamus!

 

I believe that what separates humanity from everything else in this world — spaghetti, binder paper, deep-sea creatures, edelweiss and Mount McKinley — is that humanity alone has the capacity at any given moment to commit all possible sins. Even those of us who try to live a good and true life remain as far away from grace as the Hillside Strangler or any demon who ever tried to poison the village well. What happened that morning only confirms this.
It was a glorious fall morning. The sun burned a girly pink over the mountain ranges to the west, and the city had yet to generate its daily smog blanket. Before driving to school in my little white Chevette, I went into the living room and used my father’s telescope to look down at the harbor, as smooth as mercury, and on its surface I could see the moon dimming over East Vancouver. And then I looked up into the real sky and saw the moon on the cusp of being over-powered by the sun.
My parents had already gone to work, and my brother, Chris, had left for swim team hours before. The house was quiet — not even a clock ticking — and as I opened the front door, I looked back and saw some gloves and unopened letters on the front hallway desk. Beyond them, on the living room’s gold carpet, were some discount warehouse sofas and a lamp on a side table that we never used because the light bulb always popped when we switched it on. It was lovely, all that silence and all that calm order, and I thought how lucky I was to have had a good home. And then I turned and walked outside. I was already a bit late, but I was in no hurry.
Normally I used the garage door, but today I wanted a touch of formality. I had thought that this morning would be my last truly innocent glance at my childhood home — not because of what really ended up happening, but because of another, smaller drama that was supposed to have unfolded.
I’m glad that the day was as quiet and as average as it was. The air was see-your-breath chilly, and the front lawn was crunchy with frost, as though each blade had been batter fried. The brilliant blue and black Steller’s jays were raucous and clearly up to no good on the eaves trough, and because of the frost, the leaves on the Japanese maples had been converted into stained-glass shards.“

 

coupland

Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december  1961)

 

De Britse schrijver en dichter Joseph Rudyard Kipling werd geboren op 30 december 1865 in Bombay, India. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007 en en ook mijn blog van 30 december 2008.

The White Man’s Burden

Take up the White Man’s burden–
Send forth the best ye breed–
Go bind your sons to exile
To serve your captives’ need;
To wait in heavy harness,
On fluttered folk and wild–
Your new-caught, sullen peoples,
Half-devil and half-child.

Take up the White Man’s burden–
In patience to abide,
To veil the threat of terror
And check the show of pride;
By open speech and simple,
An hundred times made plain
To seek another’s profit,
And work another’s gain.

Take up the White Man’s burden–
The savage wars of peace–
Fill full the mouth of Famine
And bid the sickness cease;
And when your goal is nearest
The end for others sought,
Watch sloth and heathen Folly
Bring all your hopes to nought.

Take up the White Man’s burden–
No tawdry rule of kings,
But toil of serf and sweeper–
The tale of common things.
The ports ye shall not enter,
The roads ye shall not tread,
Go mark them with your living,
And mark them with your dead.

Take up the White Man’s burden–
And reap his old reward:
The blame of those ye better,
The hate of those ye guard–
The cry of hosts ye humour
(Ah, slowly!) toward the light:–
“Why brought he us from bondage,
Our loved Egyptian night?”

Take up the White Man’s burden–
Ye dare not stoop to less–
Nor call too loud on Freedom
To cloke your weariness;
By all ye cry or whisper,
By all ye leave or do,
The silent, sullen peoples
Shall weigh your gods and you.

Take up the White Man’s burden–
Have done with childish days–
The lightly proferred laurel,
The easy, ungrudged praise.
Comes now, to search your manhood
Through all the thankless years
Cold, edged with dear-bought wisdom,
The judgment of your peers!

Kipling

Rudyard Kipling (30 december 186518 januari 1936)

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Willy Spillebeen werd geboren in Westrozebeke op 30 december 1932. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007 en en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Aarde

 

Aarde mijn vrouw. In je voren
viel het zaad, rijpt het graan.
Jouw schoot is de hoeve waarover
de tijd in seizoenen gaat:
gestalten van licht en schaduw,
veel licht, dat vloeit, overstroomt,
en brandt als bloed in de aders,
dan zand wordt of stollend lood.

 

Aarde mijn vrouw. Hoe geuren
de bossen, een houtduif koert.
Haar roep is het moe losscheuren
uit je schoot en de stilte bloeit
diep in het water van de avond.
Aarde, je lijf smaakt naar brood.
Vrouw, die ik aarzelend nader,
jouw schoot wordt mijn bloeiende dood.

 

spillebeen

Willy Spillebeen (Westrozebeke, 30 december 1932)

 

De Russische dichter en schrijver Daniil Charms (pseudoniem van Daniil Ivanovitsj Joevatsjov) werd geboren in  Sint-Petersburg op 30 december 1905. Zie ook mijn blog van 30 december 2007  en en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

The Red-Haired Man 

 

There was a red-haired man who had no eyes or ears.

Neither did he have any hair, so he was called red-haired theoretically.

 

He couldn’t speak, since he didn’t have a mouth. Neither did he have a nose.

He didn’t even have any arms or legs. He had no stomach and he had no back and he had no spine and he had no innards whatsoever. He had nothing at all!

 

Therefore there’s no knowing whom we are even talking about.

In fact it’s better that we don’t say any more about him.

 

 

PUSHKIN AND GOGOL

 

GOGOL: (Falls onto stage from the wings and lies quietly.)

PUSHKIN: (Enters, stumbles over Gogol and falls.) The Devil! It seems I’ve stumbled over Gogol!

GOGOL: (Rises.) How disgusting! You can’t even rest. (Walks, stumbles over Pushkin and falls.) It seems I’ve stumbled over Pushkin!

PUSHKIN: (Rising) Not a minute of peace! (Walks, stumbles over Gogol and falls.) The Devil! It seems I’ve stumbled over Gogol again!

GOGOL: (Rising) Always drunk! (Walks, stumbles over Pushkin and falls.) How disgusting! Again it’s Pushkin!

PUSHKIN: (Rising) Hooliganism! Sheer hooliganism! (Walks, stumbles over Gogol and falls.) The Devil! Again it’s Gogol!

GOGOL: (Rising) This is sheer mockery! (Walks, stumbles over Pushkin and falls.) Again it’s Pushkin!

PUSHKIN: (Rising) The Devil! Really, the Devil! (Walks, stumbles over Gogol and falls.) Gogol!

GOGOL: (Rises.) Disgusting! (Walks, stumbles over Pushkin and falls.) Pushkin!

PUSHKIN: (Rising) The Devil! (Walks, stumbles over Gogol and falls off stage.) Gogol!

GOGOL: (Rising) Disgusting! (Exits.)

(From off stage is heard Gogol’s voice: “Pushkin!”)

 

kharms01

Daniil Charms (30 december 1905 – 2 februari 1942)

 

De Duitse dichter, schrijver en schilder Georg von der Vring werd geboren op 30 december 1889 in Brake (Oldenburg). Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

 Oktoberrose

Oktoberrose, schöne
Und letzte Künderin,
Wo sind des Sommers Töne,
Wo seine Lieder hin?

Ob ich an dich gedenke,
Ob sich dein Duft bewahrt,
Die herbstlichen Geschenke
Sind all von deiner Art.

Es kommt eine Wind von Osten,
Der weht dich aus der Zeit.
Die Gartentore rosten
Vor deiner Ewigkeit.

Vor Ostern

Der volle Mond rollt übern Berg,
ich hab es wohl gesehen,
auch sah ich einen Baum als Zwerg
weit in der Ebene stehen.

Die Nacht im März ist klar und kalt.
Viel Gräser müssen frieren.
Ach möchten doch die Veilchen bald
das junge Gras verzieren.

Dass ich vor Tag und wo ich steh
am Zaun viel blaue Nester seh
und Laub, sie zu umhüllen,
und Küsse, die sie füllen.

VonDerVring

Georg von der Vring (30 december 1889 – 1 maart 1968)

 

De Duitse schrijver en criticus Heinrich Hart werd geboren op 30 december 1855 in Wesel. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Uit: Ein Lyriker à la mode (Samen met zijn broer Julius)

 

Diese Massenproduktion müßte Bedenken erregen auch dann, wenn wir es mit lauter Meisterschöpfungen zu thun hätten, weil selbst des Guten zu viel geschehen kann, in Wirklichkeit jedoch stehen wir einer Sündfluth todter Mittelmäßigkeit gegenüber. Das hat ein anderes Preisausschreiben an den Tag gebracht. Eine Aufforderung nämlich der “Deutschen Zeitung” in Wien, ein Lied zu schreiben, das den für die Wahrung ihres Deutschthums kämpfenden Österreichern zur Volkshymne werden könnte, eine Aufforderung also, die mancherlei Unkenntniß verräth, von poetischem Schaffen sowohl, wie von der Natur des Volksgeistes, hat gleichwohl nicht mehr und nicht weniger als 1500 Gedichte ins Leben gerufen. Und von diesen 1500 wurden drei für preiswürdig erkannt, welche, sobald sie veröffentlicht erschienen, von der gesammten Kritik fast einstimmig als Erzeugnisse dilettantischer Mache verurtheilt sind. Nun mag es zugegeben werden, daß unter den nichtgekrönten Liedern dieses oder jenes die gekrönten weit überragte, aber die Mehrzahl muß ohne Zweifel, – die geachteten Namen der Preisrichter lassen wohl das Zugeständniß eines Fehlers, aber nicht einer völligen Verkehrtheit zu, – noch unter das Niveau der auserwählten eingeordnet werden. Ein maßloses Ueberwuchern von Mittelmäßigkeit und Dilettantismus läßt sich demnach schwerlich läugnen, ebensowenig die Gefahr, welche jede einseitige Ueberwucherung zur Folge hat, es fragt sich nur, was die Gefahr in diesem Falle bedeutet. Unmittelbar ist es zunächst die Literatur, die Poesie, welche zu leiden hat. Allerdings kann der Unterschied zwischen wahrer und dilettantischer Poesie nicht durch eine Gleichung bestimmt, nicht wie an einem Skelett demonstrirt werden, denn das, was metrische Zeilen zu einem Gedicht macht, dieses innerste Sein der Poesie, steht über dem Erkennen, – wohl aber giebt es einzelne Eigenschaften, welche jedem Kunstwerk unerläßlich sind. Das sind Wahrheit der Empfindung, innige Verschmelzung von Form und Inhalt und eigenartige Persönlichkeit; Mangel an einer dieser Eigenschaften charakterisirt den Dilettanten.“

 

Hart

Heinrich Hart (30 december 1855 – 11 juni 1906)
Boekomslag, Heinrich en Julius Hart

 

 De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Betty Paoli (eig. Barbara Elisabeth Glück ) werd geboren op 30 december 1814 in Wenen. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

Im Winter

Wiesengrund und Bergeshöh’
Liegen wie begraben,
Auf dem schimmernd weißen Schnee
Tummeln sich die Raben.

Mag die Sonne auch ihr Licht
Fernehin entsenden,
Es erquickt und wärmet nicht,
Kann nur schmerzlich blenden.

Dicht vor meinem Fenster steht
Eine schlanke Linde,
Mit Demanten übersä’t
Stöhnet sie im Winde.

An die Scheiben pocht sie leis’,
Leis’ wie Glöckchen läuten;
Was sie sagen will, ich weiß
Mir es wohl zu deuten.

Arme Linde! Tag und Nacht
Scheinst du mir zu klagen:
»Dürft ich doch, statt todter Pracht,
Wieder Blüthen tragen!«

paoli

Betty Paoli (30 december 1814 – 5 juli 1894)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 30 december 2008.

 

De Franse dichter en schrijver Maurice Bedel werd geboren op 30 december 1883 in Parijs.

Paul Bowles, Rudyard Kipling, Theodor Fontane, Joshua Clover, Willy Spillebeen, Daniil Charms, Peter Lund, Douglas Coupland, Georg von der Vring, Maurice Bedel, Heinrich Hart, Betty Paoli

De Amerikaanse schrijver, dichter en componist Paul Bowles werd geboren in New York op 30 december 1910. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007.

 

Uit: The Stories of Paul Bowles

 

„The melting snow dripped from the balconies. People hurried through the little street that always smelled of frying fish. Now and then a stork swooped low, dragging his sticklike legs below him. The small gramophones scraped day and night behind the walls of the shop where young Amar worked and lived. There were few spots in the city where the snow was ever cleared away, and this was not one of them. So it gathered all through the winter months, piling up in front of the shop doors.

 

But now it was late winter; the sun was warmer. Spring was on the way, to confuse the heart and melt the snow. Amar, being alone in the world, decided it was time to visit a neighboring city where his father had once told him some cousins lived.

 

Early in the morning he went to the bus station. It was still dark, and the empty bus came in while he was drinking hot coffee. The road wound through the mountains all the way.

 

When he arrived in the other city it was already dark. Here the snow was even deeper in the streets, and it was colder. Because he had not wanted to, Amar had not foreseen this, and it annoyed him to be forced to wrap his burnous closely about him as he left the bus station. It was an unfriendly town; he could tell that immediately. Men walked with their heads bent forward, and if they brushed against a passer-by they did not so much as look up. Excepting the principal street, which had an arclight every few meters, there seemed to be no other illumination, and the alleys that led off on either side lay in utter blackness; the white-clad figures that turned into them disappeared straightway.

 

“A bad town,” said Amar under his breath. He felt proud to be coming from a better and larger city, but his pleasure was mingled with anxiety about the night to be passed in this inimical place. He abandoned the idea of trying to find his cousins before morning, and set about looking for a fondouk or a bath where he might sleep until daybreak.

 

Only a short distance ahead the street-lighting system terminated. Beyond, the street appeared to descend sharply and lose itself in darkness. The snow was uniformly deep here, and not cleared away in patches as it had been nearer the bus station. He puckered his lips and blew his breath ahead of him in little clouds of steam. As he passed over into the unlighted district he heard a few languid notes being strummed on an oud. The music came from a doorway on his left. He paused and listened. Someone approached the doorway from the other direction and inquired, apparently of the man with the oud, if it was “too late.”

 

bowl

Paul Bowles (30 december 1910 – 18 november 1999)

 

 

De Britse schrijver en dichter Joseph Rudyard Kipling werd geboren op 30 december 1865 in Bombay, India. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007.

 

Uit: The Light That Failed

 

The children had discovered that their lives would be unendurable without pistol-practice. After much forethought and self-denial, Dick had saved seven shillings and sixpence, the price of a badly constructed Belgian revolver. Maisie could only contribute half a crown to the syndicate for the purchase of a hundred cartridges. ‘You can save better than I can, Dick,’ she explained; ‘I like nice things to eat, and it doesn’t matter to you. Besides, boys ought to do these things.’

Dick grumbled a little at the arrangement, but went out and made the purchase, which the children were then on their way to test. Revolvers did not lie in the scheme of their daily life as decreed for them by the guardian who was incorrectly supposed to stand in the place of a mother to these two orphans. Dick had been under her care for six years, during which time she had made her profit of the allowances supposed to be expended on his clothes, and, partly through thoughtlessness, partly through a natural desire to pain,–she was a widow of some years anxious to marry again,–had made his days burdensome on his young shoulders.

Where he had looked for love, she gave him first aversion and then hate.

Where he growing older had sought a little sympathy, she gave him ridicule. The many hours that she could spare from the ordering of her small house she devoted to what she called the home-training of Dick Heldar. Her religion, manufactured in the main by her own intelligence and a keen study of the Scriptures, was an aid to her in this matter. At such times as she herself was not personally displeased with Dick, she left him to understand that he had a heavy account to settle with his Creator; wherefore Dick learned to loathe his God as intensely as he loathed Mrs. Jennett; and this is not a wholesome frame of mind for the young. Since she chose to regard him as a hopeless liar, but an economical and self-contained one, never throwing away the least unnecessary fib, and never hesitating at the blackest, were it only plausible, that might make his life a little easier. The treatment taught him at least the power of living alone,–a power that was of service to him when he went to a public school and the boys laughed at his clothes, which were poor in quality and much mended. In the holidays he returned to the teachings of Mrs. Jennett, and, that the chain of discipline might not be weakened by association with the world, was generally beaten, on one account or another, before he had been twelve hours under her roof.“

 

rudyard_kipling

Rudyard Kipling  (30 december 186518 januari 1936)

 

 

De Duitse schrijver Theodor Fontane werd geboren in Neuruppin op 30 de
cember 1819. Fontanes ouders waren hugenoten, die vanuit Zuid-Frankrijk waren overgekomen en in Neuruppin een apotheek hadden geopend. Daar, en eveneens in Swinemünde, bracht Fontane zijn jeugd door. Hij beëindigde de school vroegtijdig om in Leipzig en later Berlijn als apothekersleerling te werken. In Berlijn kwam hij in 1842 met Georg Herwegh in contact; zijn eerste gedichten waren geïnspireerd door de Vormärz. Zijn eerste successen kwamen echter als lid van het collectief Tunnel über der Spree: de Preußenlieder waren ballades over verdienstelijke figuren. In 1850 huwde hij; hij maakte een aantal reizen naar Engeland. Na zijn terugkeer wierf de Pruisische staat hem als journalist aan; hij werd in 1860 redacteur bij de Kreuzzeitung, een conservatieve krant. Hij werd populair met een reeks verhalen over de streek, die in episoden gepubliceerd werden: de Wanderungen durch die Mark Brandenburg, waarbij hij historische anekdotes over de regio in zeer groot detail beschreef. De Wanderungen bleven van 1862 tot 1882 bestaan. Hij realiseerde zich dat Pruisen in feite nog geen boekcultuur van grote maatschappelijke romans bezat en begon ze dus zelf te schrijven. In totaal schreef hij op late leeftijd nog 16 romans; enerzijds misdaadverhalen, anderzijds burgerlijke familiegeschiedenissen waarvoor hij naar stof uit de Wanderungen teruggreep. Zijn romans luidden het naturalisme in; in zijn theaterrecensies gaf hij zijn goedkeuring aan de nieuwe generatie dramatici, zoals Gerhart Hauptmann.

 

Uit: Effie Briest

 

Solche Karten trafen nun täglich ein, aus Innsbruck, aus Verona, aus Vicenza, aus Padua, eine jede fing an: »Wir haben heute vormittag die hiesige berühmte Galerie besucht«, oder wenn es nicht die Galerie war, so war es eine Arena oder irgendeine Kirche »Santa Maria« mit einem Zunamen. Aus Padua kam, zugleich mit der Karte, noch ein wirklicher Brief. »Gestern waren wir in Vicenza. Vicenza muß man sehen wegen des Palladio; Geert sagte mir, daß in ihm alles Moderne wurzele. Natürlich nur in bezug auf Baukunst. Hier in Padua (wo wir heute früh ankamen) sprach er im Hotelwagen etliche Male vor sich hin: ‘Er liegt in Padua begraben’, und war überrascht, als er von mir vernahm, daß ich diese Worte noch nie gehört hätte. Schließlich aber sagte er, es sei eigentlich ganz gut und ein Vorzug, daß ich nichts davon wüßte. Er ist überhaupt sehr gerecht. Und vor allem ist er engelsgut gegen mich und gar nicht überheblich und auch gar nicht alt. Ich habe noch immer das Ziehen in den Füßen, und das Nachschlagen und das lange Stehen vor den Bildern strengt mich an. Aber es muß ja sein. Ich freue mich sehr auf Venedig. Da bleiben wir fünf Tage, ja vielleicht eine ganze Woche. Geert hat mir schon von den Tauben auf dem Markusplatz vorgeschwärmt, und daß man sich da Tüten mit Erbsen kauft und dann die schönen Tiere damit füttert. Es soll Bilder geben, die das darstellen, schöne blonde Mädchen, ‘ein Typus wie Hulda’, sagte er. Wobei mir denn auch die Jahnkeschen Mädchen einfallen. Ach, ich gäbe was drum, wenn ich mit ihnen auf unserem Hof auf einer Wagendeichsel sitzen und unsere Tauben füttern könnte. Die Pfauentaube mit dem starken Kropf dürft ihr aber nicht schlachten, die will ich noch wiedersehen. Ach, es ist so schön hier. Es soll auch das Schönste sein. Eure glückliche, aber etwas müde Effi.«

Frau von Briest, als sie den Brief vorgelesen hatte, sagte:

»Das arme Kind. Sie hat Sehnsucht.«

»Ja«, sagte Briest, »sie hat Sehnsucht. Diese verwünschte Reiserei …«

»Warum sagst du das jetzt? Du hättest es ja hindern können. Aber das ist so deine Art, hinterher den Weisen zu spielen. Wenn das Kind in den Brunnen gefallen ist, decken die Ratsherren den Brunnen zu.«

»Ach, Luise, komme mir doch nicht mit solchen Geschichten. Effi ist unser Kind, aber seit dem 3. Oktober ist sie Baronin Innstetten. Und wenn ihr Mann, unser Herr Schwiegersohn, eine Hochzeitsreise machen und bei der Gelegenheit jede Galerie neu katalogisieren will, so kann ich ihn daran nicht hindern. Das ist eben das, was man sich verheiraten nennt.«

»Also jetzt gibst du das zu. Mir gegenüber hast du’s immer bestritten, immer bestritten, daß die Frau in einer Zwangslage sei.«

»Ja, Luise, das hab ich. Aber wozu das jetzt. Das ist wirklich ein zu weites Feld.«

 

fontane

Theodor Fontane (30 december 1819 – 20 september 1898)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Joshua Clover werd geboren op 30 december 1962 in Berkeley, California. Hij studeerde aan de Boston University en nam deel aan de Iowa Writer’s Workshop. Hij doceert English Literature and Critical Theory aan de University of California. Clover schrijft ook regelmatig bijdragen voor de Village Voice, The New York Times en het magazine Spin.

 

 

The map room    

 

We moved into a house with 6 rooms: the Bedroom,

the Map Room, the Vegas Room, Cities

in the Flood Plains, the West, & the Room Which Contains All

of Mexico.  We honeymooned in the Vegas Room where

lounge acts wasted our precious time.  Then there was the junta’s

high command, sick dogs of the Map Room, heel-

prints everywhere, pushing model armies into the unfurnished

West.  At night: stories of their abandoned homes in the Cities

in the Flood Plains, how they had loved each other

mercilessly, in rusting cars, until the drive-in went under.

From the Bedroom we called the decorator & demanded

a figurehead… the one true diva to be had

in All of Mexico: Maria Felix [star of The Devourer, star

of The Lady General].  Nightly in Vegas, “It’s Not Unusual”

or the Sex Pistols medley.  Nothing ever comes back

from the West, it’s a one-way door, a one-shot deal,–

the one room we never slept in together.  My wife

wants to rename it The Ugly Truth.  I love my wife for her

wonderful, light, creamy, highly reflective skin;

if there’s an illumination from the submerged Cities,

that’s her.  She suspects me of certain acts involving Maria Felix,

the gambling debts mount…but when she sends the junta off to Bed

we rendezvous in the Map Room & sprawl across the New World

with our heads to the West. I sing her romantic melodies from the Room

Which Contains All of Mexico, tunes which keep arriving

like heaven, in waves of raw data, & though I wrote

none of the songs myself & can’t pronounce them, these are my

    greatest hits

 

joshuaclover

Joshua Clover (Berkeley, 30 december 1962)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Willy Spillebeen werd geboren in Westrozebeke op 30 december 1932. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007.

 

 Geen ploeg staat stil

 Geen ploeg staat stil

 voor een mens die sterft.

 Al snuift het paard

 de pulpen geur

 van aardappelloof en grond.

 Al staart de man

 soms vragend om

 een vogel volgend

 die naar zee vliegt.

 Hij heeft geen spiegel

 bij de hand

 maar hij wéét het wel

 onder zijn vel

 staat de doodskop kil.

 Het paard in gerinkel

 van bellen stapt voort

 en de man gaat weerbarstig

 achterna

 – moeders gezicht

 was verschrikkelijk wit

 als licht in water –

 Maar dra bestaan licht

 en water niet meer.

 Ik kijk blind en omvat

 met vingers van brandhout

 het houten handvat.

 Ju mijn paard.

 

Spillebeen

Willy Spillebeen (Westrozebeke, 30 december 1932)

 

De Russische dichter en schrijver Daniil Charms (pseudoniem van Daniil Ivanovitsj Joevatsjov) werd geboren in  Sint-Petersburg op 30 december 1905.

 

Ich weiß warum die Wege

 

Ich weiß warum die Wege
wenn sie sich losreißen von der Erde
mit den Vögeln spielen.
Mir ist bestens bekannt
wohin der Soldat stirbt
wenn er sein letztes Wort gerufen hat.
Die Bleiknöpfe seines Mantels
werden Zeichen
für das was neu sich vor ihm auftut.
Ein zartes Ästchen Wind
bläst in sein Grab.
Mit riesigen Schwüngen der Rippen
fängt der Soldat die Lufträder ein
die das Blut kreisen lassen zur Verlängerung des Lebens.
Nicht schwer ist auszurechnen
wie oft in der Minute das Herz schlägt des Feindes und des Kriegers.
Ferner sei euch das Mittel entdeckt
zur Erforschung der Himmelsbalkone
in denen das Pendel der sechsten Zeit
irdische Grüße versteckt.
Ich will euch den Weg der Rettung weisen.

 

 

Uit: Traktat mehr oder weniger nach der Lektüre Emersons

 

1. Über Geschenke

Unvollkommene Geschenke sind solche Geschenke: zum Beispiel: wir schenken jemandem zum Namenstag den Deckel eines Tintenfasses. Und wo ist das Tintenfaß selbst? Oder wir schenken ihm ein Tintenfaß mit Deckel. Und wo ist der Tisch, auf dem das Tintenfaß stehen sollte? Wenn der Beschenkte schon einen Tisch hat, so wird das Tintenfaß zum vollkommenen Geschenk. Stets vollkommene Geschenke sind Schmuckstücke für den nackten Körper, wie zum Beispiel Ringe, Armreifen, Colliers usw. (vorausgesetzt natürlich, der Beschenkte ist kein Krüppel), oder Geschenke wie, zum Beispiel, ein Stäbchen, an dessem einem Ende eine kleine Holzkugel befestigt ist, am anderen Ende dagegen ein hölzerner Würfel. Ein solches Stäbchen kann man in Händen halten oder, wenn man es weglegt, dann ist vollkommen gleichgültig

 

charms3

Daniil Charms (30 december 1905 – 2 februari 1942)

 

De Duitse schrijver en regisseur Peter Lund werd geboren op 30 december 1965 in Flensburg. Na het gymnasium studeerde hij architectuur in Berlijn. In 1987 met het schrijven en regiseren van eigen theaterstukken. In de periode 1996 – 2004 had hij de leiding over de Neuköllner Oper. Zowel als regisseur als als schrijver heeft Lund een voorliefde voor de musical. Hierbij schrikt hij er echter niet voor terug om actuele thema’s als terrorisme ((„Held Müller“) op het toneel te brengen.

 

Uit: ELTERNABEND

 

1. Szene (Ausschnitt)

Ein Schülerladen. Zu kleine Tische, zu kleine Stühle, eine Kuschelecke mit

überdimensionalen, angeschmuddelten Stofftieren. Eine Ecke mit Musikinstrumenten und

Rhythmusgeräten. Spielzeug nach Belieben, Kinderbilder, etc.

Irene, eine etwas abgekämpfte Mitdreißigerin, die sich um ihr Äußeres bewußt wenig

kümmert, allein auf der Bühne. Sie arrangiert ein kümmerliches Buffet.

Irene: ruft nach hinten

Und- nervös?

Dennis: off

Nein. Warum?

Irene:

Mußt du nicht sein.

Irene klaut ein Partywürstchen. Dennis, der neue Erzieher, ein sympathischer, etwas

langweilig wirkender großer Junge um die dreißig kommt mit Fladenbrot aus der Küche.

Irene mit vollem Mund

Wir fressen keinen.

Dennis:

Ich hab doch gerade hier zwei Flaschen Wasser hingestellt?

Irene:

Hab ich noch mal in die Küche gebracht. Damit es nicht zu warm wird.

Dennis:

Wie viele kommen denn normalerweise zu so was?

Irene:

Ich kann’s auch wieder hinstellen.

Dennis:

Nicht nötig. Mehr als zehn?

Irene:

Also, ich bin da!

Dennis:

Doch nicht mehr als zehn, oder?

Irene:

Soll ich‘s wieder hinstellen?

Dennis:

Echt nicht nötig.

 

Lund

Peter Lund (Flensburg, 30 december 1965)

 

De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in  Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Op zijn vierde keerde zijn familie terug naar Vancouver in Canada, waar hij verder opgroeide. In 1979 haalde Coupland zijn diploma op de Sentinel Secondary School in West Vancouver. In 1984 studeerde hij af aan de Emily Carr College of Art and Design in Vancouver, waarna hij naar Hawaii reisde, het Europese Design Instituut in Milaan en naar het Hokkaido College of Art and Design in Sapporo in Japan. Hij genoot succes als beeldhouwer en had een tentoonstelling in Vancouver, getiteld ‘The Floating World’. Hij kreeg een baan als schrijver bij een nieuwsblad. Coupland verwierf bekendheid als schrijver met zijn roman ‘Generation X’ in 1991. Zijn interesse in ‘Generation X’ bleek al toen hij in 1988 een artikel voor de Vancouver Magazine er over schreef. Hij continueerde het project, aanvankelijk als strip met striptekenaar Paul Leroche, maar toen hem werd verzocht er een handboek over te schrijven, maakte hij er een boek van. Nadien werd hij gezien als de woordvoerder voor zijn generatie, iets wat hij altijd verwierp. Hij sprak voor zichzelf, niet voor een generatie.

 

Uit: Life After God

 

„It was years ago. I had been going through a patch of intense brooding and had made a big hubbub about severing most of my ties to my past. I had moved into a rent-by-the-week cold water downtown hotel room on Granville Street and had cut my hair off, stopped shaving, and had thorns tatooed on my right arm. I spend my days lying on my bed staring at the ceiling, listening to the drunked brawls in other rooms, the squawk of other TVs and the smashing of other mirrors. My fellow tenants were a mixture of pensioners, runaways, drug dealers and so forth. The whole ensemble had made a suitable glamourous backdrop for my belief that my poverty, my fear of death, my sexual frustration, and my inability to connect with others would carry me off into some sort of Epiphany. I had lots of love to give — it’s just that no one was taking it then. I had thought I was finding consolation in solitude, but to be honest I think I was only acquiring a veneer of bitterness.

My neighbors across the hall at this time were a headbanger couple. Cathy and Pup-Tent. Cathy was a seventeen-year-old runaway from Kamloops up north; Pup-Tent was a bit older and from back East. They both had the ghostly complexions, big hair and black leather wardrobe that heavy metal people like so much. They tended to live at night and sleep late into the afternoon, but sometimes I would see Pup-Tent being the very picture of enterprise down on Granville Street, selling hash cut with Tender Vittles to treeplanters on city leave. Or I would see Cathy, selling feather earrings in the rain on Robson Street. Sometimes I would see them both at the corner grocery store where they would be shopping for Kraft dinner, grenadine syrup, peeled carrot sticks, Cap’n Crunch, After Eight dinner mints and Lectric Shave. We would nod in a neighborly way and occasionally we would meet in the pub at the Yale Hotel where we would get to talking, and it was via these encounters that I got to know them. They would sit there drawing skulls and crossbones on each other’s transdermal nicotine patches and drink draft beers.“

 

Coupland

Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december  1961)

 

 

De Duitse dichter, schrijver en schilder Georg von der Vring werd geboren op 30 december 1889 in Brake (Oldenburg). Hij volgde van 1904 tot 1910 de lerarenopleiding in Oldenburg en leerde daar de jonge (latere uitgever) Peter Suhrkamp kennen. Nog tijdens zijn opleiding publiceerde hij in eigen beheer zijn eerste gedichtenbundel Muscheln. Na het succes van zijn roman „Soldat Suhren”, die bekend staat als de eerste literaire verwerking van WO I in de Duitse literatuur, verstigde hij zich als zelfstandig schrijver en schilder in Tessin, Wenen, en vanaf 1930 in Stuttgart.

 

Nie genug

 

Bei meines Lebens Narretein

Da ward ich einmal klug,

Ich liebt’ mich in dein Herz hinein,

Und tat’s doch nie genug.

                                                           

Dein Mund so schön, dein Auge klar,

War alles, was ich frug,

Bis daß ich gar verwandelt war,

Und war’s doch nie genug.   

 

  Du wurdest unsre Mutter dann,

Die meine Kinder trug,

Ich saß bei dir und sah dich an,

Und tat’s doch nie genug.

  

 Und als das Unheil lauerte,

Und als der Tod dich schlug,

Da weint’ ich hin und trauerte,

Und tat’s doch nie genug.

 

Wie dank ich’s dir? Das Leben hier

Ist eines Vogels Flug.

Was ich noch bringe, bring ich dir,

Doch nie und nie genug.

 

 

Schwarz

 

Nacht ohne dich.
Wer wird mein Herz bewahren?
Der Mond erblich.
Die Vogelwolken fahren.
Vorüberstrich
Ein Schwarm von schwarzen Jahren.

 

vring

Georg von der Vring (30 december 1889 – 1 maart 1968)

 

De Franse dichter en schrijver Maurice Bedel werd geboren op 30 december 1883 in Parijs. Hij studeerde medicijnen en publiceerde zijn eerste dichtbundel  Le Cahier de Phane in 1913. Voor zijn eerste roman Jérôme 60° latitude nord ontving hij in 1927 de Prix Goncourt. In 1948 werd hij president van de Société des Gens de Lettres.

 

Uit: Reines de France Berthe au grand pied

 

“Chaque vigneron ici fait métier d’artisan. Voici le bourrelier; il n’a qu’un oeil mais il voit clair : il découvrirait à vingt pas un virebec occupé à tourner en forme de cigare une feuille de sa vigne. Plus loin, c’est le maréchal; les nouures de ses bras n’ont-elles pas des mouvements de vieux cep ? Poussard, le menuisier, est à son établi; allons écouter le chant de sa varlope. Et voici M. le curé; il ne vigneronne pas, toutefois son teint de rose, son regard est rieur, sa bouche est en fleur : ce sont les signes d’une heureuse nature où le vin, sois-en sûre, a sa modeste part. (…) Je ne te présente pas des princes de la pensée, des héros de l’action; je te présente des hommes. Chacun fait au mieux ce qu’il fait et brode sur le canevas de la tradition un point de sa façon : à ce point tu reconnaîtras la manière des hommes libres de chez nous…”

 

bedel

Maurice Bedel (30 december 1883 – 16 oktober 1954)

 

De Duitse schrijver en criticus Heinrich Hart werd geboren op 30 december 1855 in Wesel. Samen met zijn broer Julius bezocht hij het gymnasium in Münster, waar zij samen al met publiceren begonnen en het scholierenblad Herz und Geist uitgaven. In 1877 verscheen het eerste literaire tijdschrift van de broers Deutsche Dichtung. In dat jaren vertrokken zij ook naar Berlijn. Zij sloten zich aan bij de beweging van het naturalisme en verkeerden in kunstenaarskringen. Ook hier weer gaven zij een tijdschrift uit, Kritischen Waffengänge, dat van grote betekenis is geweest voor het naturalisme in Duitsland.

 

Uit: Heinrich Hart, Julius Hart – Über Paul Lindau als Kritiker

 

Ist es ein Wunder, daß bei solchen Thatsachen die Kritik dem Publikum nichts mehr gilt, soll man sich da über den Sacher-Masoch’schen Cynismus wundern, der die Aufgabe aller Beurtheilung dahin zusammenfaßt, daß sie viel, recht viel Lärm zu machen und die Reclametrommel zu rühren habe? Doch nein! Es ist an der Zeit, daß sich die Besseren unter uns aufraffen gegenüber den Männern, die nur schreiben um zu schreiben, nur kritteln um zu verdienen, denen die Literaturentwicklung unseres Volkes kein Heiliges ist, für das man Gunst und Genuß aufopfert, für das man Angriffe kleinlichster Art und alle Wuth der Coterie getrost erleidet, sondern denen nichts höher steht, als ihr erbärmliches Ich, mag auch das Piedestal ein Kehrichthaufen sein. Es ist Zeit, daß die Redaktionen von ihren kritischen Mitarbeitern etwas mehr verlangen, als fingerfertige Schreibkunst, nämlich Ernst, Wahrhaftigkeit und Neigung, es ist Zeit, daß der alte Schlendrian wieder falle, der in ebenso leichtfertigem Loben wie gewissenlosem Absprechen besteht, daß er ersetzt werde durch eine ästhetisch geschulte Kritik, in welcher kein Satz vorhanden, der nicht begründet ist, in welcher jedes Urtheil belehrend, veredelnd und anregend auf Künstler und Leser wirkt. Wenn das geschehen wird, dann werden vielleicht zehntausend Recensionen jährlich weniger geschrieben werden, aber was wir lesen, wird von Berufenen herrühren, nicht von blasirten Schwätzern und Paul Lindau wird sich wieder auf das ihm eigene Gebiet beschränken, auf “harmlose”, “überflüssige” Plaudereien.“

 

Heinrich_Hart

Heinrich Hart (30 december 1855 – 11 juni 1906)

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Betty Paoli (eig. Barbara Elisabeth Glück ) werd geboren op 30 december 1814 in Wenen. Van 1843 tot 1848 was zij gezelschapsdame voor Fürstin Maria Anna Schwarzenberg. Met haar maakte zij reizen door Duitsland en Nederland. Ook brachtt zij in 1843 enkele maanden in Venetië door. Na de dood van de vorstin probeerde zij haar brood als journaliste te verdienen, maar in 1850 keerde zij naar Wenen terug. Haar eerste gedichten verschenen 1832/33 in Praagse en Weense kranten. Sinds 1855 leefde zij als zelfstandig schrijfster ten huize van haar vriendin Ida Fleischl-Marxow, haar man Carl en hun vier zonen in Wenen.

 

 

Vorsatz

Es hielt mich lang ein finst’rer Bann gebunden,
Bis Meister Schicksal seinen Hammer schwang
Und von dem schweren Streich die Form zersprang,
Der sich mein wahrhaft Selbst nun blank entwunden.

Was And’re tödtet, machte mich gesunden,
Mich machte die Erkenntniß frei vom Zwang;
Wornach ich sehnend und verzweifelnd rang,
Den Trost, ich hab’ ihn in mir selbst gefunden:

Des Selbstgefühles ritterliche Wehre,
Den kühnen Trotz gen irdisches Verderben,
Das feste Halten an der eig’nen Ehre!

Und soll mein Himmel sich noch dunkler färben,
Erlieg ich einst dein giftgetränkten Speere,
Will ich, wie Roma’s Kaiser, stehend sterben.

 

paoli

Betty Paoli (30 december 1814 – 5 juli 1894)