Stefan Brijs, Gilbert Adair, Paul Rudnick, William Gaddis

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk. Zie ook alle tags voor Stefan Brijs op dit blog.

Uit: Post voor mevrouw Bromley

“Martin was veranderd. Dat viel me meteen op toen hij in de deuropening verscheen en opgewonden verkondigde dat het oorlog was. Het was woensdagochtend 5 augustus 1914. Ik zat te lezen in Paradise Lost. Zijn komst verraste me meer dan zijn woorden. Ik wist niet wat te zeggen.

‘Dat is verdomd goed nieuws, niet?’ vroeg hij, verbaasd dat ik zijn enthousiasme niet spontaan deelde, en als om me te overtuigen voegde hij eraan toe: ‘We zullen die Duitsers eens ’n lesje leren!’

Zijn stem was zwaarder geworden en hij praatte nog platter dan voorheen. Ook had hij meer kleur in zijn gezicht en op zijn hoofd stond een andere pet dan ik me herinnerde. Het muisgrijze, mouwloze vestje droeg hij nog wel, maar het zat een stuk strakker om zijn romp dan toen hij het van mij had gekregen — zijn borst en schouders waren opmerkelijk breder geworden van het harde werk in de dokken. Maar verder was hij nog altijd even klein als de laatste keer dat we elkaar hadden gezien, zowat een jaar eerder. Daarna was ik nog enkele keren bij hem thuis langsgegaan, maar hij was er nooit.

‘Hij is vast weer met die lui van Cunningham op pad,’ verontschuldigde zijn moeder zich dan in zijn plaats. ‘Straks komt ie weer vol schrammen en blauwe plekken thuis. Hij is geen haar beter dan Shakespeare.’

Shakespeare was de hond die Martin op een koude dag uit het Wenlock Basin had gehaald. Hij was als enige van een nest pups ontsnapt uit een jutezak, kort voor die helemaal onderging. Met gevaar voor eigen leven was Martin het donkere water in gesprongen en had hem gered van de verdrinkingsdood.

Shakespeare werd grootgebracht met melk van Martins moeder, die toen net van Molly en Poppy was bevallen. In een koffielepel, die ze onder haar tepel hield, liet mevrouw Bromley, iedere keer nadat ze een van de tweelingmeisjes had gezoogd, een paar druppels vallen, waarmee Martin en ik naar de toen nog slechts een vuistgrote pup liepen om hem te voeren.”

 

Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

Lees verder “Stefan Brijs, Gilbert Adair, Paul Rudnick, William Gaddis”

Stefan Brijs, Gilbert Adair, Paul Rudnick, William Gaddis

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006  en ook mijn blog van 29 december 2007 en ook mijn blog van 29 december 2008 en ook mijn blog van 29 december 2009.

Uit: Kruistochten

“De laatste drie jaar van zijn leven woonde Willem Frederik Hermans te Etterbeek, deelgemeente van Brussel. Hij betrok er een statig herenhuis aan de Atrebatenstraat, nummer 61. De kans dat de grote Nederlandse schrijver wist dat er in diezelfde straat een Vlaamse schrijver had gewoond en was overleden – zestig jaar voordat hij zelf in 1994 Brussel verliet om in Utrecht te gaan sterven – mag klein worden geacht. Of de naam van die schrijver al iets bij hem zou hebben opgeroepen, is evenzeer twijfelachtig. Toch zou Hermans het amusant hebben gevonden, te weten dat er jarenlang dagelijks een mager mannetje, gehuld in een lange, blauwe overjas, door de straat had gelopen, steeds een boek op een paar centimeter van zijn dikke brillenglazen houdend en enkel opkijkend als het hevige gerinkel tot hem doordrong van de tram waaronder hij dreigde terecht te komen. Dat mannetje was Paul Kenis, op 28 april 1930 ingetrokken aan de Atrebatenstraat, nummer 158, en aldaar overleden in de vroege ochtend van 28 juli 1934.
Paul Kenis was verslaafd aan lezen. Al van in de vroege ochtend, wanneer hij net ontwaakt was, nam hij een boek in de hand, las er tijdens het ontbijt onverstoorbaar in voort, pauzeerde ook niet bij het snoeren van zijn veters en hield zijn lectuur vol tot hij op zijn werk arriveerde, waar hij eenieder erover aansprak. Richard Minne, die in 1920 met Paul Kenis op het ministerie van Economische Zaken werkte, schreef in In 20 lijnen (Vooruit, 20.7.1954): “Van negen tot twaalf en van twee tot vijf: formulieren en nog eens formulieren met namen, woonplaatsen en kapitaalbedragen invullen. Als ik me niet bedrieg moest dat iets te maken hebben met schadevergoedingen wegens oorlogsgebeurtenissen. Enfin soit, Kenis zat rechtover mij en middenin mijn woonplaatsen en mijn kapitaalsbedragen, viel hij soms plat uit: ‘Hebt ge dàt en dàt gelezen? … Nee? … Maar wat hebt gij dan wèl gelezen?” Zijn passie resulteerde uiteindelijk in het werk Een overzicht van de Vlaamsche letterkunde na ‘Van Nu en Straks’ (1930, De Wilde Roos-Amsterdam), dat Kenis vier jaar voor zijn dood voltooide en dat door menig literatuurkenner werd geprezen.“

Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

Lees verder “Stefan Brijs, Gilbert Adair, Paul Rudnick, William Gaddis”

Stefan Brijs, William Gaddis, Brigitte Kronauer, Carmen Sylva,Tobias Sommer, Björn Kuhligk, Marco Kugel

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006  en ook mijn blog van 29 december 2007 en ook mijn blog van 29 december 2008.

Uit: Twee levens

Luister. Je bent een man. Achtentwintig jaar oud. Zes maanden getrouwd. Een meter drieëntachtig lang. Drie kilo te zwaar, volgens je vrouw. Je hebt een bleke huid. Blond haar dat al begint te dunnen. Korte vingers met afgebeten nagels.
Sinds je huwelijk woon je in een oud rijtjeshuis. In een plaats die twijfelt tussen dorp en stad. Van hieruit pendel je elke dag naar het kantoor waar je werkt. Honderdtwintig kilometer ver, twee uur heen, twee uur terug, files inbegrepen. Jij had liever in een flat gewoond, vijf minuten lopen van je werk, maar je vrouw was verliefd geworden op dit huis en vooral op de plankenvloer in de woonkamer en de balken aan het plafond in de slaapkamer. Ook wonen haar ouders in de buurt.
Het is nu tien voor halfacht ’s avonds. 24 december. Van het jaar 2000. Het laatste jaar van deze eeuw, hoewel niet iedereen het daarmee eens is. Volgens sommigen eindigde de twintigste eeuw op 31 december 1999 om middernacht, toen jij op kantoor voor je computer zat, in spanning de met veel tamtam aangekondigde millenniumbug afwachtend. Er gebeurde niets toen de zes nullen op je zeventien inch-scherm verschenen. Ja, vuurwerk was er, maar alleen in de omlijsting van je raam op de zeventiende verdieping van het kantoorgebouw, dat je om twee uur die ochtend verliet.
‘Zet eens wat kerstmuziek op,’ roept je vrouw vanuit de keuken.
Je vrouw heet Nancy Winters. Ze is twee jaar jonger dan jij. Ze verkoopt verzekeringen aan bedrijven en andere grote klanten. Voor de maatschappij waarvoor jij ook werkt. Jij bent software engineer, zoals dat heet. Haar vader is jouw chef. Hij is bovendien hoofdaandeelhouder. De sierlijke letter W in het logo van de maatschappij slaat op Winters. Vanavond heeft je vrouw haar vader en haar moeder uitgenodigd om te komen eten. Je gesprekken met je schoonouders verlopen vormelijk. Meneer en mevrouw moet je zeggen. En hem in een discussie altijd gelijk geven. En haar vooral voor aandacht.
Ze krijgen vanavond fondue. Dat kan moeilijk mislukken. Je hebt een elektrisch fonduestel gekocht waarin je alleen wat olie hoeft te doen. Verder heb je bij de slager een kant-en-klare schotel vlees gehaald, op de versmarkt wat groen en bij de wijnhandelaar een paar flessen dure rode wijn. Zo ontloop je elk risico op commentaar. Hij kan niets aanmerken op de wijn, zij niets op jouw kookkunst of vooral het gebrek eraan.”

brijs_stefan

Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

 

 

De Amerikaanse schrijver Paul M. Rudnick werd geboren op 29 december 1957 in Piscataway, een voorstad van New York. Tegen de tijd dat hij aan de universiteit van Yale ging studeren wist hij al dat hij homosexueel was. Hij behaalde er een BA in theaterwetenschappen. Hij besloot niet verder te studeren, maar schrijver te worden. Zijn eerste stuk Poor Little Lambs kwam in 1982 op de planken. Er volgden twee satirische romans Social Disease (1986) over het nachtleven in New York en I’ll Take It (1989) over de Amerikaanse obsessie met kopen. Verder werk : I Hate Hamlet, Jeffrey, The Most Fabulous Story Ever Told, Valhalla en The New Century

 

Uit: The Gospel of Debbie

 

October 5

I saw him in the marketplace! Everyone says that he’s the son of God, but I don’t care one way or the other because he’s just so cute!!! O.K., he’s not hot like a gladiator or a centurion, but he’s really sensitive and you can tell that he thinks about things and then goes, “Be nice to people,” and I’m like, that is so true, and I wonder if he’s seeing anyone!


October 21

Everyone says that he’s just totally good and devoted to all humanity and that he was sent to save us and that’s why he doesn’t have time for a girlfriend, although I swear I saw Mary Magdalene doodling in the sand with a stick, writing “Mrs. Jesus Christ” and “Merry Xmas from Mary and Jesus Christ and All the Apostles,” with little holly leaves all around it. And I’m like, Mary, are you dating Jesus? and she says, no, he’s just helping me, and I’m like, you mean with math? and she’s like, no, to not be such a whore. And I said, but that is so incredibly sweet, and we both screamed and talked about whether we like him better when he’s healing the lame or with a ponytail.


December 25

I wanted to get him the perfect thing for his birthday, so I asked Matthew and he said, well, myrrh is good, but then Luke said, oh please, everyone always gives him myrrh, I bet he wishes those wise men had brought scented candles, some imported marmalade, and a nice box of notecards. So I go, O.K., what about accessories, like a new rope belt or clogs or like I could make him a necklace with his name spelled out in little clay letters? and Mark said, I love that, but Luke rolled his eyes and said, Mark, you are just such an Assyrian. So I go to see Mary, Jesus’ mom, and she said that Jesus doesn’t need gifts, that he just wants all of us to love God and be better people, but I asked, what about a sweater? and she said medium.“

 

Rudneck

Paul Rudnick (Piscataway, 29 december 1957)

 

De Amerikaanse schrijver William Gaddis werd op 29 december 1922 geboren in New York. Zie ook mijn blog van 29 december 2006 en ook mijn blog van 29 december 2007 en ook mijn blog van 29 december 2008.

 

Uit: A frolic of his own

 

Justice? – You get justice in the next world, in this world you have the law.

Well of course Oscar wants both. I mean the way he talks about order? She drew back her foot from the threat of an old man paddling by in a wheelchair, – that all he’s looking for is some kind of order?

Make the trains run on time, that was the. . .

I’m not talking about trains, Harry.

I’m talking about fascism, that’s where this compulsion for others end up. The rest of it’s opera.

No but do you know what he really wants?

The ones showing up in court demanding justice, all they’ve got their eye on’s that million dollar price tag.

It’s not simply the money no, what they really want. . .

What they really want, your fascists, Oscar, everybody I mean what it’s really all about. She tapped a defiant foot against the tinkling marimba rhythms seeping into the waiting room somewhere over near the curtains, where the wheelchair had collided with a radiator and come to rest. Trains? fascism? Because this isn’t about any of that, or even ’the opulence of plush velvet seats, brilliant spectacle and glorious singing’ unless that’s just their way of trying to be taken seriously too – because the money’s just a yardstick isn’t it. It’s the only common reference people have for making other people take them as seriously as they take themselves, I mean that’s all they’re really asking for isn’t it? Think about it, Harry.

I’ve thought about it, now look. How long do we have to wait? I’ve got to be in court in an hour.

He’s been in therapy they said, it shouldn’t be long. The nurse said he’s in a highly agitated state.

Ever see him when he wasn’t?

Well my God can you blame him? She was digging deep. . .“

 

Gaddis

William Gaddis (29 december 1922 – 16 december 1998)
Portret door John Ullman

 

De Duitse schrijfster Brigitte Kronauer werd geboren op 29 december 1940 in Essen. Zie ook mijn blog van 29 december 2006  en ook mijn blog van 29 december 2007 en ook mijn blog van 29 december 2008.

 

Uit: Zwei schwarze Jäger

 

Die elegante Frau, wie sie erschrocken am Fenster sitzt! Und was für ein kerzengerader Oberkörper! Sie ist seit ein paar Minuten immer bleicher geworden, verblichen all die schöne Jugendlichkeit, an die doch auch Sie auf den ersten Blick geglaubt haben. Da hilft das Rouge, so vorbildlich auf den Wangenknochen aufgetragen, überhaupt nichts.

Ganz weiß ist Helene Pilz geworden. Der Mann bemerkt nichts davon. Er hat ja auch das echte und künstliche Blühen ihres Teints zu Anfang weder unterschieden, noch wenigstens wahrgenommen. „Da“, sagt sie, wie leicht betrunken oder gegen eine große Erschöpfung ankämpfend, „auf der anderen Straßenseite kannst du sie alle begutachten, Frau Bernadotte, Frau Lemnitz, Frau Rottmann, Frau Becher-Hahn. Kein Wunder, daß Frau Mülleis, Wally Mülleis, die große Ausnahme hier, in diesem Gremium fehlt.“

Hört er das denn nicht? Er sitzt tiefer als sie, das liegt an dem hölzernen Podest, auf dem ihr Stuhl steht. Eine kleine Rampe führt zu ihr hoch und zu ihm auf den normalen Fußboden runter. Der Mann muß ein guter Sportler sein, etwas Durchtrainiertes, auf dem Sprung Stehendes geht von ihm aus, trotz der ersten grauen Haare, die Sie oben auf seinem Kopf sehen. Er hat seine Stirn gegen den nackten Oberarm der Frau gepreßt. Wirkt es nicht unfreiwillig bußfertig?

Auch der Frau, wenn sie den Blick vom Fenster wendet, entgeht das Grau zwischen dem Schwarz nicht.
Sie berührt die Strähnen mit der freien Hand. Im ersten Moment wollte sie ihm wohl fünffingrig und roh in die dicken Locken fahren. Dann hat sie es sich mitten in der Bewegung anders überlegt und findet ihre Kursänderung, die sie selbst überrascht, gravierend. Vor Kummer beginnt sie zu lächeln, spielt nur sehr behutsam mit diesem und jenem Haar. Auch Sie werden sich fragen, ob solche Vorsicht nicht übertrieben ist, und ob, natürlich, die Frau in Wahrheit mit Erinnerungen tändelt, und ob nicht die es sind, die sie geistesabwesend nach ihren verschiedenen Tönungen zählt und sortiert. Die Maserung ist anscheinend etwas Neues für sie. Das Haupthaar selbst ist es nicht. Da kennt sie wohl alle Wirbel. Ihr betrübtes Lächeln bleibt ihm verborgen.“

 

kronauer_lesung

Brigitte Kronauer (Essen, 29 december 1940)

 

De Duitse schrijfster Carmen Sylva werd geboren op 29 december 1843 in Neuwied als prinses Pauline Elisabeth Ottilie Luise zu Wied. Zie ook mijn blog van 29 december 2007 en ook mijn blog van 29 december 2008.

Conversation

Wer war die Schönste auf dem Balle?
Weß schöne Frau kam jüngst zu Fall?
Das beste Pferd in welchem Stalle?
Das meiste Geld in welcher Kralle?
Die vorher schliefen, horchen Alle.

Lorelei

Das Wasser kraust sich noch immer dort,
Doch gleiten die Menschen darüber fort,
Sie hören das heimliche Locken nicht,
Sie schauen nicht mehr der Hexe Gesicht,
Denn in der Schule, da wird es gelehrt,
Der Hexenglauben sei ganz verkehrt.
Doch droben liegt sie, die Lorelei,
Und läßt die kleinen Krämer vorbei,
Und lacht der Klugen, der Welt, der Zeit,
Und liebt und leidet in Ewigkeit.

Sylva

Carmen Sylva (29 december 1843 – 2 maart 1916)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Duitse dichter en schrijver Tobias Sommer werd geboren op 6 juli 1978 in Bad Segeberg (Schleswig-Holstein). Hij publiceerde in literaire tijdschriften (entwürfe, Zeichen und Wunder, DUM, Belletristik) en bloemlezingen. In 2005 verscheen de verhalenbundel  Meer über uns, in 2007 de gedichtenbundel zu viele Tragflächen. Zie ook mijn blog van 6 juli 2009.

 

Glatteis

 

Ich reibe ein Geräusch

in meinen Filter

der Radiosprecher lispelt

er allein wird wissen

warum

Zahlen erreichen Grenzen

die sich im Wasser vor mir

verfärben

ich zähle nicht

die verbrannten Körner

und ziehe die Schlaufe enger

seine Stimme jongliert auf

einer Unfassbarkeit

zwei Kammern teilen eine Straße

auf der Geschmack Opfer fordert

Dampftropfen auf meiner Tasse

Tränen kann man nicht hören

aber er spricht weiter

während ich meinen Tee trinke

morgens aus dem Fenster blickend

zwischen dem Lidstrich

der Schulbus 

 

tobias_sommer

Tobias Sommer (Bad Segeberg, 6 juli 1978)

 

De Duitse dichter en schrijver Björn Kuhligk werd geboren op 19 februari 1975 in Berlijn. Hij debuteerde in 1995 met de dichtbundel Dann ziehe ich los, Engel suchen. Sindsdien publiceerde hij regelmatig in literaire tijdschriften, bloemlezingen en op internet. Hij is mede-uitgever van verzamelbundels, waarin jonge schrijvers voorgesteld worden. Ook leidt hij de werkgroep „open poems“van de Literaturwerkstatt Berlin. Zie ook mijn blog van 19 februari 2009.

Er hat seine Rituale

Er trinkt nach jedem guten Essen
einen Schwarzen mit Genickschuß
er pinkelt nur im Sitzen, wenn er
besoffen oder verliebt ist

in der Zeitung liest er vom Krieg
und bestimmt danach seine Kleidung
auf dem Weg zur Arbeit, zwischen Trasse
und Zäunen, kann er das Lama riechen

die letzte Geliebte warf eine Tasse
da stand sein Name drauf
ein Geschenk der Eltern
er ist der Idiot der Familie

er hat sein Schiff in der Flasche
die kann er schütteln oder auch nicht
er hat einen merkwürdigen Namen
und atmet zu flach, Gott steht ihm bei

 

bjoern_kuhligk

Björn Kuhligk (Berlijn, 19 februari 1975)

 

 

De Duitse dichter Marco Kugel werd geboren op 11 december 1979 in Stuttgart. Hij studeerde Duitse literatuur, kunst- en mediawetenschappen en geschiedenis in Konstanz. Jarenlang werkte hij als regie-assistent, cameraman en camera-assistent. Sinds 2005 studeerde hij mediakunst aan de Hochschule für Gestaltung in Karlsruhe. Hij publiceerde o.a.  in het Jahrbuch der Lyrik 2006. Zie ook mijn blog van 11
december 2009.
 

 fliehkraft

 da breitet sich wind aus in flecken in staub
tragend die reflexionskörper reagieren sinne darauf
immer wider den wind fruchtbar gemacht brauchen vögel braucht
was oben sein will um hinterhersegeln zu können brauchen wir erde
stehen leicht eindruck machend sehen die luft zum beispiel
weil sie uns etwas beschleunigt den boden unter den füssen
wegzieht so stark können geschwindigkeiten gemacht
die alles biegen und alles ziehen auch kleine luftzirkulationen
der sense hinterher leichte wirbel biegen die stümpfe von grashalmen
frisch nach dem schnitt der richtung der sense hinterher so stark
kanns kleinstes geschnittenes noch biegen und ziehen aber diese flecken sind staub
ist kein gras darunter sonst könnt man sagen grün wär die luft gewesen aber es sind
nur blasshelle flecken gelöst vom boden unter unseren füssen vielleicht
es gibt diese fliehkräfte von der erde fort

marco-kugel

Marco Kugel (Stuttgart, 11 december 1979)

Stefan Brijs, William Gaddis, Brigitte Kronauer, Carmen Sylva

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006  en ook mijn blog van 29 december 2007.

Uit: Korrels in Gods grote zandbak

Turnhouters, weest fier op uw schrijvers, weest fier op uw stad!’

Met deze woorden eindigde Remi Sterkens, groot kenner van de Kempische literatuur, op 15 juli 1937 een voordracht over ‘Turnhout in de letterkunde van de 19de eeuw’.

Tijdens het schrijven van dit boek moest ik er vaak aan denken. Zelf afkomstig uit de Kempen, maar uit het oostelijke deel, stond ik er versteld van hoeveel schrijvers uit de schoot van Turnhout zijn voortgekomen. Heel de Limburgse Kempen samen telt minder ‘letterkundigen’ dan die ene provinciestad in de Antwerpse Kempen. De reden werd mij snel duidelijk: het onderwijs en in het bijzonder dat van de paters jezuïeten. De meeste Limburgse schrijvers waren noodgedwongen autodidact wegens een gebrek aan goede scholen en koppelden talent aan doorzettingsvermogen. Maar hun stemmen reikten zelden verder dan de provinciegrens. Zij waren predikers in een verlaten zandvlakte.

Turnhout had het geluk om dichter bij Antwerpen te liggen, ook al zullen weinige rasechte Turnhoutenaren dat ooit als een zegen beschouwd hebben. Maar als het in Antwerpen regende, dan druppelde het in Turnhout en als er in Turnhout een wind opstak, dan was er toch een bries te voelen in Antwerpen, zeker op cultureel en politiek vlak. Een gemeente als Hasselt bleef in die zin van alles verstoken en was als hoofdstad van Limburg al bij al niet meer dan een dorp met te veel inwoners.

Turnhout keek op naar het grote Antwerpen maar wilde er tegelijk niet voor onder doen. Dat was vooral te merken aan het onderwijs. Rijksscholen, gemeentescholen, katholieke scholen. Het aanbod was groot, de kwaliteit hoog. Geen enkele jonge Turnhoutenaar, ongeacht de sociale klasse, hoefde uit te wijken naar Antwerpen, en leerlingen uit andere Kempische gemeenten kozen ook vaak de weg naar het Turnhoutse onderwijs. De ‘betere’ meisjes gingen naar de Zusters van het Heilig Graf en de ‘betere’ jongens naar het Sint-Jozefcollege van depaters jezuïeten.“

Stefan_brijs

Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

 

 

De Amerikaanse schrijver William Gaddis werd op 29 december 1922 geboren in New York. Zie ook mijn blog van 29 december 2006 en ook mijn blog van 29 decem
ber 2007.

 

Uit: Letzte Instanz (A Frolic of His Own, vertaald door Nikolaus Stingl)

 

„–Frank Gribble, Ace Worlwide Fidelity, darf ich hereinkommen? im schwarzenAnzug, –na, wie gehts uns denn? Darf ich mich setzen?, und schon saß er, legte sich eine Aktenmappe aus Kunstleder platt auf den Schoß, –ich hoffe, Sie haben keine Schmerzen?, und holte einen gelben Notizblock hervor, –Also, wir wollen Ihre kostbare Zeit nicht allzu sehr in Anspruch nehmen, Mister Crease. Wenn Sie mir einfach erzählen könnten, waspassiert ist. –Natürlich kann ich, ich…–In ihren eigenen Worten.–Ja, natürlich. Die Zündung hat nicht funktioniert. Deshalb musste ich zum Anlassen des Wagens die Motorhaube öffnen und ein Kabel von der Zündspule an den Plus-Pol der Batterie halten. –Kurzschließen nennt man das wohl. Wir bekommen ständig Meldungen über Autos, die auf diese Weise gestohlen werden, bitte fahren sie fort.–Es handelt sich um mein eigenes Auto, Mister Gribble.–Aber ja, ja, ich wollte damit nicht…–Der Wagen stand auf Park. Ich habe das Kabel an die Batterie gehalten, der Wagen ist angesprungen, hat auf Drive geschaltet und mich angefahren.–Aha. Dann können wir also annehmen, dass sie vor dem Wagen gestanden haben? Warum haben sie vor dem Wagen gestanden, Mister Crease.–Weil neben dem Wagen eine Schlammpfütze war, Mr. Gribble, und ich es nicht für ratsam hielt, Wasser und Strom in Verbindung zubringen. Aber das ist sowieso allesunerheblich. Der Wagenbesitzer ist ja versichert, nicht?–Aber soweit ich verstanden habe, sind sie der Besitzer.–Ich bin außerdem das Unfallopfer, Mister Gribble. Normalerweise wäre es nun wohl so, dass die Versicherung des Besitzers sich an den Fahrer hält, aber…–Aber soweit ich verstanden habe, ist niemand gefahren. –Womit Ihnen vermutlich nur die Alternative bliebe, den Hersteller aufProdukthaftung zu verklagen. Der Wagen hat ohne fremdes Zutun von Park auf Drivegeschaltet, oder? Wenn er von Anfang an auf Drive gestanden hätte, wäre er überhaupt nicht angesprungen. Res ipsa loquitur, Mister Gribble, so eindeutig, wie wenn ihnen derKronleuchter auf den Kopf fällt.–Tja, also ein bisschen schwierig könnte es schon werden, vielleicht wenn wir ein paar ähnliche Fälle ausgraben könnten und dann müssten wir natürlich auch den Wagenuntersuchen.–Den Wagen untersuchen, selbstverständlich, ich will schließlich nur Gerechtigkeit.–Untergestellt ist er an Ihrem, am Unfallort, im Moment kann ich die Adresse nicht, was ist es überhaupt für ein Wagen?–Ein Sosumi.–Ich habe es ernst gemeint, Mister Crease.–Ich auch! Es ist ein japanischer Wagen, ein Sosumi. –Ach so. mein Gott, ja, Entschuldigung, es ist so schwer, heutzutage auf demLaufenden zu bleiben. Letzte Woche ist eine ganze Familie in einem Isuyu ums Lebengekommen, den hab ich auch nicht gekannt. Ich denke, wir haben dann vorläufig alles soweit erledigt, Mister Crease, ich will Sie auch nicht ermüden. Sie hören umgehend von uns, ich glaube nicht, dass es mit Ihren Krankenhausrechnungen hier ein Problem gibt, vielleicht kann ich sogar noch die Miete für den Fernseher darin unterbringen, ohne dass es jemand merkt, alles kein Thema. Im Augenblick müssen wir nur zusehen, dass Sie die allerbeste Pflege bekommen, wenn Sie bitte eben rasch hier unterschreiben, dann sind Sie ruckzuck wieder auf den Beinen und können, hier ist ein Stift…–Baseball spielen?“

gaddis

William Gaddis (29 december 1922  – 16 december 1998)

 

De Duitse schrijfster Brigitte Kronauer werd geboren op 29 december 1940 in Essen. Zie ook mijn blog van 29 december 2006  en ook mijn blog van 29 december 2007.

 

Uit: Die Kleider der Frauen

„Dunkel erinnere ich mich an eine gewisse Frau John, dunkel, wie sie es selbst ja auch war.

Eigentlich keine gewisse, sondern eine sehr ungewisse Frau. Das lief aber auf dasselbe hinaus. “Frau John kommt, Frau John kommt”, hieß es, wenn sie ihren Besuch durch einen kleinen Boten ankündigen ließ. Sofort wurde im Wohnzimmer abgestaubt. Ungewiß deshalb, weil man als Kind nichts Genaues über sie wissen konnte. Nein, über Frau John nicht! Und so war immer die Reihenfolge. Zuerst der Ruf: “Frau John kommt!”,

dann das Abstauben, das Eintreffen der Tanten und Nachbarinnen, Frau Johns Absätze im Flur, zum Schluß das falsche “Endlich!” der zurückbleibenden Frauen und erst dann der Spruch von Frau Petz.

Frau John schien Pianistin zu sein, vielleicht auch nur Schauspielerin, irgendeine Künstlerin oder die Direktrice einer vornehmen Bar. Immer trug sie, die äußerst schlanke Person, was besonders an ihren wendigen Hüften auffiel und wohl den Neid der Tanten erregte, ein schwarzes Kostüm, ein Hütchen aus Filz und Federn und eine Perlenkette im tiefen Ausschnitt. Damals wußte ich noch nicht, daß es ein Zeichen für etwas sein sollte. Es waren ein, zwei oder sogar drei Perlenschnüre, und sie wurden treulich von den Anwesenden, meiner Mutter, den Tanten und Freundinnen, lauthals bewundert. Das aber merkte ich natürlich schon: Wie sie das Bewundern spielten, und ihnen das Übertreiben Spaß machte und die Frau John dieses Spiel von ihnen strikt verlangte, sonst wäre sie dann leider nicht mehr gekommen.

Sie ging immer zu früh von uns weg und nahm die gute Laune mit. Die Zurückgebliebenen sagten trotzdem: “Endlich!”, aber nur, um sich über ihren Verlust und den entschwundenen teuren Duft” zu beruhigen. Ich selbst machte es nicht anders. “Endlich!” sagte ich, worauf die Tanten sehr lachten, hoch über ihren großen Brüsten, und ihre Verdrossenheit vergaßen. Ich horchte dem straffen Ton von Frau Johns Absatzgeklapper auf den Flurkacheln nach, einem ganz leisen Schmatzen. Die Absatzplättchen wurden vom Boden kurz angesogen, um sich dann umso stolzer abzustoßen und dabei zu entfernen. Tsitt tsitt, tsött tsött, plöck plock, plock plöck.”

kronauer

Brigitte Kronauer (Essen, 29 december 1940)

 

Zie voor onderstaande schrijfster ook mijn blog van 29 december 2007.

De Duitse schrijfster Carmen Sylva werd geboren op 29 december 1843 in Neuwied als Pauline Elisabeth Ottilie Luise zu Wied.

William Gaddis, Brigitte Kronauer, Carmen Sylva, Stefan Brijs

De Amerikaanse schrijver William Gaddis werd op 29 december 1922 geboren in New York. Zie ook mijn blog van 29 december 2006.

 

Uit: JR

 

Yes no but of course in terms of the ongoing situation down to the bank the inferences of a story like this one are ahm…Yes the suggestion of ahm, of an overabundance of home improvement loans and mortgage risks calculated to undermine confidence in terms of the ahm, investment confidence on the part of investors that is to say which is hardly fair to…and yes well in the case of home mortgages like this which are insured by County Land and Title there should be no…no yes I know the premiums are high but of course the element of ahm…Yes no I wasn’t going to say risk of course but… “

 

 

gaddis

William Gaddis (29 december 1922  – 16 december 1998)

 

De Duitse schrijfster Brigitte Kronauer werd geboren op 29 december 1940 in Essen. Zie ook mijn blog van 29 december 2006.

 

Uit: Errötende Mörder

 

Er, Jobst Böhme, sah durch einen Spalt auf die Straße, die von seinem Geschäft aus leicht bergab zum Marktplatz führte. Seine Mutter hatte ihn vor bald einundvierzig Jahren unehelich in größter Verlegenheit zur Welt gebracht, als kleines Mädchen aber einstmals fröhlich in den Trümmern des Zweiten Weltkriegs ›Soldat auf Urlaub‹ mit einem Stock als Gewehr über der Schulter und ›Heimkehr aus dem Krieg‹ mit demselben Stock als Krücke gespielt, alles ohne größere Unglücke. Ihr Vater war, wie dessen Bruder, in der Nähe von Stalingrad vermutlich erfroren, vergilbte Todesangst, Todesfälle, von denen die Eltern der beiden Söhne nichts erfahren hatten, da sie zuvor in den Bombardierungen des Ruhrgebiets um gekommen waren, verbrannt, erstickt oder von Steinen erschlagen. Man besaß darüber keine Information oder erinnerte sich nicht mehr.

Dem Urenkel dieser beiden, Jobst, gehörte im gut- und teilweise großbürgerlichen, etwas oberhalb des Stroms gelegenen Vorort einer norddeutschen Großstadt, in dem es seit einiger Zeit Mode oder gar Zwang geworden war, zu den Hochzeiten Feuerwerke zu veranstalten (»Feuerwerke am Fließband, es zischt und knallt das ganze Wochenende, sobald es dunkel wird. Die merken gar nicht, wie ordinär das ist«, lachte Jobst im privaten Kreis und schickte das Wort »großkotzig« etwas leiser hinterher), ein florierendes, nicht unelegantes Geschäft für Büroartikel und Anverwandtes. Da er durch Erbschaft Besitzer des Hauses war, mußte er keine ruinösen Mieterhöhungen befürchten. Ihn konnten die sich täglich vermehrenden Galgen der Immobilienfirmen, inzwischen fast vor jedem zweiten Haus und Gebäude, nicht schrecken.”

 

kronauer

Brigitte Kronauer (Essen, 29 december 1940)

 

De Duitse schrijfster Carmen Sylva werd geboren op 29 december 1843 in Neuwied als Pauline Elisabeth Ottilie Luise zu Wied. Ze was de dochter van de Duitse prins Hermann zu Wied en Marie van Nassau-Weilburg. Ze ontmoette in 1861 te Berlijn voor het eerst prins Karel van Hohenzollern-Sigmaringen, de latere vorst (1866) en koning (1881) Carol I van Roemenië. Op 15 november 1869 traden zij in het huwelijk en op 27 september 1870 beviel Elisabeth van haar enige kind, Maria, die echter reeds vier jaar later stierf. Als vorstin/koningin was zij vooral op sociaal en cultureel gebied actief, zo moedigde ze vrouweneducatie aan en stichtte verschillende liefdadigheidsorganisaties. Haar vertalingen uit het Roemeens droegen bij tot een beter begrip van Roemenië in het buitenland. Gedurende de Russisch-Turkse Oorlog van 1877/78 wijdde zij zich aan de verzorging van gewonden en stelde ze een orde in die dergelijk werk beloonde. Onder het pseudoniem Carmen Sylva schreef ze gedichten, vertellingen, sprookjes, romans en vertalingen (van o.a. Pierre Loti). Ze publiceerde in het Duits, Roemeens, Frans en Engels, terwijl in de meeste Europese talen – waaronder het Nederlands – vertalingen van haar werk verschenen. Vooral haar haar werk geïnspireerd op het landschap en de folklore van Roemenië genoot bekendheid. Haar aforismenbundel Les Pensées d’une reine (1882) werd in 1888 door de Académie française bekroond.

 

Aforismen:

 

Sei stolz und frei beim Fühlen und Denken:
Gott hat dir Herzensfreudigkeit gegeben,
um alles rings mit Fülle zu beleben
und Kraft genug, dein Erdenschiff zu lenken.

 

                          *

 

Der Sturm sprach einst: “Ich kenne
die Welt; denn ich zerpflücke sie.”
Da sprach der Reif: “Ich kenne
die Welt; denn ich erdrücke sie.”
Die Sonne lacht: “Ich kenne
sie besser; denn ich beglücke sie.”

 

 

                         *

 

Ein Geheimnis ist wie ein Loch im Gewande. Je mehr man es zu verbergen sucht, desto mehr zeigt man es.

 

Carmen_Sylva

Carmen Sylva (29 december 1843 – 2 maart 1916)

 

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2006.

Uit: Arend

Drie weken na zijn verwekking mat hij reeds zes millimeter, ruim het dubbele van zijn leeftijdsgenootjes. Omstreeks die tijd begon zijn moeder te braken, niet alleen ’s ochtends na het opstaan, maar zowat elk ogenblik van de dag, vaak zonder dat zij het voelde opkomen. Van genoegen zou Arend zich in zijn handen hebben gewreven, mochten deze zich toen reeds ontwikkeld hebben. Tot op zijn veertigste dag nam hij zelfs aan dat de uitsteeksels aan weerszijden van zijn bovenlichaam nooit tot handen zouden uitgroeien, maar tot krachtige vleugels die hem ver boven het aardse bestaan moesten voeren.”

Brijs

Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

Stefan Brijs, Alphonse de Lamartine, Samuel T. Coleridge, Patrick Kavanagh

Op vrijdag 10 november maakt juryvoorzitter H.K.H. Prinses Laurentien bekend welk boek bekroond is met de AKO Literatuurprijs 2006. Hier schenk ik de komende tijd al wat aandacht aan de kandidaten op de shortlist. De vierde is Stefan Brijs.

 

Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk (Belgisch-Limburg), waar hij ook jarenlang woonde en naar school ging. In 1990 studeerde hij af als onderwijzer en begon als opvoeder aan zijn vroegere middelbare school te werken. Van 1994 tot 1997 woonde hij in Zonhoven, daarna vestigde hij zich opnieuw in Genk.

Sinds 1999 schrijft Stefan Brijs voltijds – hij had op dat ogenblik drie boeken gepubliceerd en verscheidene essays en recensies geschreven voor de boekenbijlagen van De Morgen en De Standaard. Begin 2003 verruilde hij Genk voor Koningshooikt, een deelgemeente van Lier.

 

Uit: De engelenmaker

 

Sommige inwoners van Wolfheim beweren nog altijd dat ze eerst het driestemmige gehuil van de baby.s op de achterbank hadden gehoord en pas later het motorgeluid van de taxi zelf die het dorp binnenreed. Toen de taxi voor de oude dokterswoning aan de Napoleonstrasse 1 halt hield, stopten de vrouwen prompt met het vegen van de stoepen, kwamen de mannen met hun glas nog in de hand uit café Terminus, staakten de meisjes hun hinkelspel en liet op het dorpsplein lange Meekers zich de bal ontfutselen door de doof geboren Gunther Weber, die hem voorbij de achteromkijkende Seppe van de bakker in doel schoot. Dat was op 13 oktober 1984. Een zaterdagmiddag. In de kerktoren luidde op dat ogenblik de klok driemaal.

De passagier stapte uit de taxi en wat iedereen meteen opviel, was de vuurrode kleur van zijn haar en van zijn baard. De diepgelovige Bernadette Liebknecht sloeg haastig een kruisteken en een paar huizen verder bracht de bejaarde Juliette Blérot de hand voor haar mond en mompelde: .Mijn god, helemaal zijn vader..

Drie maanden eerder waren de inwoners van het kleine Belgische dorp, dat vlak bij het drielandenpunt al zijn hele bestaan knel zat tussen de stevige dijen van het Nederlandse Vaals en het Duitse Aken, op de hoogte gebracht van de terugkeer van Victor Hoppe. De magere klerk van notaris Renard uit Eupen was het vergeelde bordje ZU VERMIETEN voor de verkommerde villa komen weghalen en had Irma Nüssbaum die aan de overkant woonde, verteld dat Herr Doktor plannen had om naar  Wolfheim terug te keren. Meer bijzonderheden had hij niet, zelfs eendatum kon hij nog niet noemen.

 

Voor de dorpsbewoners was het een raadsel waarom Victor Hoppe na bijna twintig jaar naar Wolfheim terugkeerde. Het laatste wat iemand over hem had vernomen was dat hij in Bonn als arts werkte, maar die informatie stamde van heel wat jaren terug. Er werden dan ook allerlei

redenen voor zijn komst verzonnen. De ene meende dat hij geen werk meer had, de andere hield het op zware schulden, Florent Keuning uit de Albertstrasse dacht dat hij alleen kwam om zijn huis op te knappen en te verkopen en Irma Nüssbaum suggereerde dat de dokter misschien een

gezinnetje had gesticht en de drukte van de stad wilde ontvluchten. Daarmee zat zij in elk geval het dichtst bij de waarheid, hoewel ze achteraf grif toegaf dat het ook voor haar een schok was toen bleek dat Doktor Hoppe vader was van een misvormde drieling van slechts een paar weken oud. “

 

STEFANBRIJS

Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

 

Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790  in een Franse katholieke en royalistische adellijke familie in Mâcon.. Hij had een gelukkige jeugd die hij vanaf 1797 doorbracht op het buitengoed van zijn ouders in Milly, aan de Saône. Tijdens zijn vroege jeugd werd hij door zijn moeder onderwezen. Tijdens zijn middelbare studies zat hij op internaat bij de jezuïeten aan het college van de “Pères de la Foi” te Belley, tot 1809, waar hij zich weinig gelukkig voelde. Lamartine was zeer aangeslagen door de dood van zijn geliefde Julie Charles in december 1817 en zou haar onder de naam Elvire een plaats geven in zijn eerste dichtbundel Méditations poétiques, uitgegeven in maart 1820. In die bundel staat ook het gedicht Le Lac, waarschijnlijk het meest bekende gedicht van Lamartine, dat eveneens op zijn liefdesrelatie met Julie Charles en haar overlijden geïnspireerd zou zijn. Zijn eerste dichtbundel was een succes en maakte Lamartine meteen populair. Lamartine wordt algemeen aanzien als de vader van de Franse Romantiek

L’ Automne

Salut ! bois couronnés d’un reste de verdure !
Feuillages jaunissants sur les gazons épars !
Salut, derniers beaux jours ! le deuil de la nature
Convient à la douleur et plaît à mes regards !

Je suis d’un pas rêveur le sentier solitaire,
J’aime à revoir encor, pour la dernière fois,
Ce soleil pâlissant, dont la faible lumière
Perce à peine à mes pieds l’obscurité des bois !

Oui, dans ces jours d’automne où la nature expire,
À ses regards voilés, je trouve plus d’attraits,
C’est l’adieu d’un ami, c’est le dernier sourire
Des lèvres que la mort va fermer pour jamais !

Ainsi, prêt à quitter l’horizon de la vie,
Pleurant de mes longs jours l’espoir évanoui,
Je me retourne encore, et d’un regard d’envie
Je contemple ses biens dont je n’ai pas joui !

Terre, soleil, vallons, belle et douce nature,
Je vous dois une larme aux bords de mon tombeau;
L’air est si parfumé ! la lumière est si pure !
Aux regards d’un mourant le soleil est si beau !

Je voudrais maintenant vider jusqu’à la lie
Ce calice mêlé de nectar et de fiel !
Au fond de cette coupe où je buvais la vie,
Peut-être restait-il une goutte de miel ?

Peut-être l’avenir me gardait-il encore
Un retour de bonheur dont l’espoir est perdu ?
Peut-être dans la foule, une âme que j’ignore
Aurait compris mon âme, et m’aurait répondu ?…

La fleur tombe en livrant ses parfums au zéphire;
À la vie, au soleil, ce sont là ses adieux;
Moi, je meurs; et mon âme, au moment qu’elle expire,
S’exhale comme un son triste et mélodieux.

LAMARTINE
Alphonse de Lamartine (21 oktober 1790 – 28 februari 1869)

 


De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 als zoon van een dominee. In 1795 leerde hij de dichter William Wordsworth kennen. Coleridge verhuisde naar Nether Stowey in Somerset, waar Wordsworth ook woonde met zijn zuster Dorothy. Hun vriendschap en samenwerking leidde tot de publicatie van het belangrijke werk Lyrical Ballads in 1798. Dit werk wordt in Engeland beschouwd als het begin van de periode van de Romantiek. In deze bundel was ook Coleridge’ lange gedicht ‘The Rime of the Ancient Mariner’ opgenomen.
 

Recollections of Love

I
How warm this woodland wild Recess !
Love surely hath been breathing here ;
And this sweet bed of heath, my dear !
Swells up, then sinks with faint caress,
As if to have you yet more near.

II
Eight springs have flown, since last I lay
On sea-ward Quantock’s heathy hills,
Where quiet sounds from hidden rills
Float hear and there, like things astray,
And high o’er head the sky-lark shrills.

III
No voice as yet had made the air
Be music with your name ; yet why
That asking look ? that yearning sigh ?
That sense of promise every where ?
Belovéd ! flew your spirit by ?

 

COLERIDGE

Samuel T. Coleridge (21 oktober 1772 – 25 juli 1834) 

 

De Ierse dichter Patrick Kavanagh werd geboren op 21 oktober 1904 in County Monaghan als zoon van een boer/schoenmaker. In 2000 stelde de krant The Irish Times een lijst samen van de meest geliefde Ierse gedichten, en er waren 10 gedichten van Kavanagh in de top 50. Na W.B. Yeats was hij hierdoor de meest populaire dichter in de lijst. Zijn gedicht On Raglan Road is bekend geworden als een lied, gezongen door onder andere Van Morrison, Luke Kelly, Mark Knopfler en Sinéad O’Connor. Naast gedichten schreef hij ook een autobiografie, The Green Fool, die in 1938 werd uitgebracht, maar wegens laster werd deze al snel weer uit de handel genomen. een opvolger, Tarry Flynn (1948) was realistischer dan de vorige autobiografie, en deze stond kort op de zwarte lijst.

Inniskeen Road: July Evening

 

The bicycles go by in twos and threes –

There’s a dance in Billy Brennan’s barn tonight,

And there’s the half-talk code of mysteries

And the wink-and-elbow language of delight.

Half-past eight and there is not a spot

Upon a mile of road, no shadow thrown

That might turn out a man or woman, not

A footfall tapping secrecies of stone.

 

I have what every poet hates in spite

Of all the solemn talk of contemplation.

Oh, Alexander Selkirk knew the plight

Of being king and government and nation.

A road, a mile of kingdom. I am king

Of banks and stones and every blooming thing.

 

PATRICK KAVANAGH

Patrick Kavanagh (21 oktober 1904 – 30 november 1967)