Afgelopen vrijdag schreef ik over de bewondering die Simon Vestdijk had voor Dante Gabriel Rossetti. Hij geldt in Nederland ook als de ontdekker van de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson. Wie Vestdijks artikel in Forum uit 1933 over haar in het geheel wil nalezen heeft geluk. Het staat integraal op internet: Over de dichteres Emily Dickinson. Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886) wordt beschouwd als één van de belangrijkste Amerikaanse schrijfsters. Daarnaast werden ook veel brieven van Dickinson gepubliceerd. Dickinson werd geboren in Amherst in Massachusetts de plaats, waar zij haar hele leven zou blijven wonen en werken. De dichteres leed een kluizenaarsbestaan en trouwde nooit, maar onderhield een uitvoerige correspondentie met een kleine groep mensen. Hoewel ze als eenling door het leven ging, bracht zij veel tijd buitenshuis door. De schoonheid en de rust van het landschap waren dan ook belangrijke thema’s in haar werk, maar ook de liefde en vooral de dood zijn belangrijke thema’s. Emily Dickinson schreef ongeveer 1800 gedichten, waarvan er zes tijdens haar leven tegen haar zin werden gepubliceerd. Haar zuster Lavinia verzorgde de uitgave van het werk van de grote dichteres na haar dood. Love II YOU left me, sweet, two legacies,— A legacy of love A Heavenly Father would content, Had He the offer of; You left me boundaries of pain Capacious as the sea, Between eternity and time, Your consciousness and me. Nature LX The Grass so little has to do – A Sphere of simple Green – With only Butterflies to brood And Bees to entertain – And stir all day to pretty Tunes The Breezes fetch along – And hold the Sunshine in its lap And bow to everything – And thread the Dews, all night, like Pearls – And make itself so fine A Duchess were too common For such a noticing – And even when it dies – to pass In Odors so divine – Like Lowly spices, lain to sleep – Or Spikenards, perishing – And then, in Sovereign Barns to dwell – And dream the Days away, The Grass so little has to do I wish I were a Hay – Emily Dickinson Met Frank van der Goes, Willem Kloos en enkele andere letterkundigen, richtte Albert Verwey in 1885 het tweemaandelijkse literaire tijdschrift De Nieuwe Gids op, waarvan de eerste aflevering in oktober van dat jaar verscheen en waaraan Verwey behalve als redacteur ook als redactiesecretaris meewerkte. Zijn poezie wordt nogal eens verstandelijk en abstract genoemd, maar mét Kloos was hij de inspirator van de Tachtigers. De Nieuwe Gids zou tot 1943 blijven bestaan. Verwey was van 1924 tot en met 1935 in Leiden hoogleraar Nederlandse letterkunde. Ik heb mijn hart ú tot een huis gewijd Ik heb mijn hart ú tot een huis gewijd, Ik sloeg mijn ziel dit zoete donker om, O kom, mijn lief, die nog zoo verre staat… O kom, mijn zoete Gloed, mijn sombre Nacht! Albert Verwey Bas Belleman (1978) studeerde Cultuur- en Wetenschapsstudies aan de Universiteit van Maastricht. Hij is columnist voor dagblad De Gelderlander en medewerker van Filosofie Magazine. Bij Uitgeverij 521 debuteerde hij met de dichtbundel Nu nog volop ventilatoren in de Sandwich-reeks. Zijn bundel werd genomineerd voor de Buddingh’-prijs voor het beste poëziedebuut van 2003. Zijn nieuwste dichtbundel Hout is nu verschenen.
En midden in het binnenst heiligdom,
Waar de outerkaars in ’t donker gloeit, verbeid
Ik u, mijn lief, mijn zoet sieraad alom!
Alleen om ú te ontmoeten, die me altijd
Belooft te komen, in ’t geheim, na stom
Eerbiedig beiden eenen kleinen tijd.
‘k Verwacht in ’t donker ginds uw licht gelaat…
Ik-zelf ben een visioen van nacht en gloed!
’t Mysterie is ondoofbaar, – doch ik wacht
Met beving, daar ik eenmaal sterven moet.
de aanklagers hebben piepschuimen horens.
als ze honger hebben breken ze een stuk af
en eten het op als een rijstwafel.
de houten rechter met zijn hamer vergroeid
loddert mij aan terwijl de aanklagers koortsachtig pleiten:
– hij maakt grappen met rabarber en daar lachen wij niet om.
– bij scrabble rekent hij zuivelproducten fout.
– hij checkt zijn feiten met een bijl.
– en daarna gaat hij duiden.
– hij schopt ruzie met pinguïns
– die daar te dronken voor zijn.
vol geloof tast ik naast me, waar jij zou moeten staan,
stralenkrans als een bef over je borsten heen gevouwen.
maar er ligt alleen een handboei.
mijn enige hoop is dat ze op een vormfout stuiten.
wat kan ik anders doen dan wegrennen tot ik uitglijd?
halverwege de kalverstraat krijgen ze me te pakken.
Bas Belleman
Een bespreking is al te vinden op De Recensent
Bas Belleman