Vandaag twee dichters die, toevallig net als ik zelf, allebei een link met de Maas hebben. Arnold Sauwen werd geboren te Stokkem op 22 maart 1857. Hij was achtereenvolgens onderwijzer te Essene en Rekem, om tenslotte in 1880 in Antwerpen te belanden. Hier behoorde Pol De Mont tot zijn vriendenkring. Hij was medestichter van de kunstkring “Wees U zelf”. In 1882 verscheen zijn eerste dichtbundel “Langs de Maas”. Hij huwde in 1886, gaf het onderwijs op en begon een succesrijke papierhandel. Na de dood van zijn zoontje verminderde zijn literaire creativiteit. Pas in 1912 verscheen een nieuw dichtwerk: “De stille delling“. Ondertussen had hij zich terug in zijn geboortestreek gevestigd. Sauwen zou men tot de Vlaamse Tachtigers kunnen rekenen. Arnold Sauwen overleed te Brasschaat op 11 mei 1938.
Het vaderhuis
Ginder in de delling
onder ‘t blaargeruis
van die hoge beuken,
ligt mijn vaderhuis.
Lang reeds dood is mijn vader,
moeder wordt zo oud,
en de ganse hoeve is
aan mijn zorg vertrouwd.
Gij, de bloem der meiden,
knap, van leden struis,
wilt gij met mij wonen
in mijn vaderhuis?
Moeder heet u welkom
aan de stille haard;
gans mijn liefde zijt gij,
en haar zegen waard.
Ligt de hoeve verre,
van het dorp, zo wijd;
strekken rond de velden
eenzaam, wijd en zijd;
‘k Voer u met de huifkar
naar de kerk ter mis,
als de klokken luiden
en het zondag is
‘k Leid, bij stille avond
u ter loverbank,
als de velden slapen
van de meidauw blank;
Als de hoge beuken
stil, met zacht geruis,
rond de gevel wiegen
van mijn vaderhuis.
Arnold Sauwen
Arnold Sauwen (22 maart 1857 – 11 mei 1938)
Over Ida Gerhardt schreef ik op deze blog al op 4 mei. Omdat zij vandaag 101 zou zijn geworden hier een gedicht dat gevoelens van nostalgie bij mij oproept. Zowel omdat de betreffende radioberichten nu niet meer bestaan, als ook omdat ik twaalf jaar geleden enige tijd vlakbij de sluis van Grave gewoond heb.
RADIOBERICHT
Te Grave beneden de sluis
voorbij de zware deuren
mag mij het water sleuren
en kantelen met geruis.
– Grave beneden de sluis.
‘Wij geven de waterstand.’
O God, hoe kon het gebeuren –
gesloten het venster, de deuren,
gebannen uit liefde en huis.
– Grave beneden de sluis.
‘Wij geven de waterstand.’
Grave, dat is groen land
en water, dat draagt mij thuis.
‘Grave beneden de sluis.’
Grave, beneden de sluis.
De jonge Ida Gerhardt