Dendermonde, Rosei, Ruyslinck

Zijn debuut maakte Max Dendermonde in 1941 met de dichtbundel Tijdelijk isolement. Korte tijd was hij radiopresentator maar ging daarna weer in de journalistiek (o.a. bij Het Parool en de Groene Amsterdammer). Zijn bekendste boek is De wereld gaat aan vlijt ten onder uit 1954. In 1968 schreef hij het boekenweekgeschenk, Kom eens om een keizer.

Bij Eylders, 16 mei 1942

Wie eenzaam is , moet niet naar Eylders gaan :
te midden van de dichters en de dwazen.
Ziet men zich daar gespiegeld in de glazen ,
Een dwaas , zich schamend zonder kleren aan
.

Maar wie niet eenzaam is ,durft naakt te staan ,
Durft dapper mee te drinken en te dazen,
En die verstaat achter de grote frazen
Het zuur van afzonderlijk bestaan.

Wie altijd naakt is zal nooit eenzaam zijn,
die kent zichzelf,is met zichzelve samen ,
een vriendenpaar,te sterk voor het venijn,

te krachtig voor de hatelijke namen,
die daar bij Eylders op het Leidseplein ,
zich vaak bij bier op listig leed beramen;


Een ander leven

Ik droomde vannacht sinds lange tijd van mollige Puck
Die als zo’en eeuwige tijd dood is en begraven
En onze dochter (te jong) nu ook; ze kwam vragen
Geheimzinnig helder, toch los en menselijk,

Of ik goed voor Liset had gezorgd al die jaren
Was het mij die zes en dertig zomers gelukt
Diep te begrijpen waar de moeilijkheden lagen?
Had ik me niet- schrijvend en reizend- te vaak uitgedrukt?
Boos riep ik: je hebt me vies in de steek gelaten
In dat rot jaar toen ik nog maar een jongen was
Het was jou kind ook. Ik miste je. Ik ben verraden

Je hebt nu, zei ze lachend, een andere slager
Melkboer, moed, bomen, vrouw, nageslacht, plicht en gras,
Begrijp je dat? Ik huilde schuldig, maar ontladen.  

Max Dendermonde (17 juni 1919 – 24 maart 2004)

 

De Oostenrijkse schrijver en dichter Peter Rosei is de zoon van een spoorwegambtenaar en een winkelierster. Hij groeide op in Wenen waar hij het gymnasium bezocht en het baccalaureaat behaalde. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Wenen. In 1968 promoveerde hij. Van 1969 tot 1971 was hij de secretaris en manager van de Weense schilder Ernst Fuchs. Daarna leidde hij korte tijd een uitgeverij van schoolboeken. Sinds 1972 werkt en woont hij als schrijver in Wenen. In de jaren 1975 tot 1981 woonde hij in Bergheim bij Salzburg.

Werk: o.a Verzauberung (1997), Naturverstrickt (1998), Liebe & Tod (2000), Dramatisches (2002 – 2004), Wien Metropolis (2005)

 

 

 

Viel Früher

 

Wenn du mit der Hand den Tuchzipfel über
die Schulter ziehst, die Brust li
egt auf
dem Arm, faßt die andre Hand nach unten,
dort das Tuch gut festzuhalten.
Wissen
möchte ich, woran ich hänge, was es ist.

 

Gestern brach ein Baum entzwei, es stürmte; ja.
Sei so freundlich: Töte mich! – In den Wolken
öffnet sich kein Loch, aber hinten hebt sich
groß das Grün des Landes, die fernren Schalen
glänzten rot, die Morgenhäutchen; dann Meeres-
wellen.

 

Ich gäb’s gern; was gäb’ ich drum?
Alles. Fische sinken abwärts, schwimm ich
mit. Dort, da unten, brennen Burgen, rot und lautlos.
Deine Finger tauchen auf:
korallrot. – Plötzlich endet das Gedicht.

 

 

 

 

Frage

 

Was denn drinnen ist? Rotes Spritzen?
Die Windhosen ziehn vorüber: Dies zur
Warnung, Passagier! Bei Gott, mein Mes-
ser trifft dich! Mus zerrinnt um den
Mund, an dem Kindsgesicht waren Haare,
einstmals tranken wir heiße Milch mit
Preiselbeeren, Blättchen klebten an
der Schale, in ders dampfte.

 

Wenn der Wellenkiel sich spannt, seine
Knochenstege zeigt am Grat: Wie das
Boot drüberspringt! Bewahr den Mut!
Aus dem Amper schwappt es hoch, mein
Freund: Mit dem Knöchel klopf ich ans
Gehäuse! Wieviel? Aus dem Gang trat
dieser Mann hervor, zielte kurz und
schoß den Sperling tot.

 

Die Kappen der Schuhe sind nicht
aufgedreht: so stehen die Schuhe fest
auf ihren Sohlen.
Sie werfen einen
Schatten: Prima Schuhwerk!

 

 

 

Peter Rosei (Wenen, 17 juni 1046)

 

Ward Ruyslinck is een pseudoniem voor Raymond Karel Maria de Belser. Hij werd geboren op 17 juni 1929 in Berchem, vlakbij Antwerpen. Hij is opgegroeid in een veilig Katholiek gezin. Toen de tweede wereldoorlog uitbrak, vluchtten ze naar Frankrijk om de Duitsers te ontlopen. Na een paar weken keerden ze echter weer terug. Toen werd in 1943 hun huis gebombardeerd, maar niemand raakte gewond. Toen overleed zijn 19 jarige broer. Hoewel hij nog een kind was, werd hij al vroeg uit de kinderwereld weggerukt. Door de wrede gebeurtenissen en de zinloosheid van de oorlog begon hij aan het bestaan van een rechtvaardige God te twijfelen.

Ward Ruyslinck is vooral geliefd bij jongeren met zijn eerste twee boeken, De ontaarde slapers (1957) en Wierook en tranen (1958)

Citaten: 

“Je kunt misschien wel aan de greep van mensen ontsnappen, maar niet aan de greep van een stuk papier waarop je je handtekening hebt gezet. Gezegeld papier is machtiger dan de loop van een geweer.” 

 

‘Ik heb ooit gezegd dat ik de illusie koester dat de mens voor verbetering vatbaar is, maar in de afgelopen zeven jaar ben ik tot een andere conclusie gekomen.'(Hervormd Nederland, 28-8-1999)

 

“Als je één enkele verlustigt, ben je koningin van de wellust, maar als je velen genot geeft, ben je een hoer.”

Ward Ruyslinck (17 juni 1929)