De Nederlandse schrijver en dichter Kees Ouwens werd op 27 juni 1944 geboren in Zeist. Kees Ouwens debuteerde in 1968 met “Arcade“. Ouwens schreef ook proza, maar verwierf vooral een plaats in de Nederlandse literatuur als experimenteel dichter. Kees Ouwens beschouwde het schrijven als een zoektocht. Hij speelde met taal en spotte met grammaticale regels. Hierdoor was zijn werk moeilijk te doorgronden en werd zijn werk alleen door echte liefhebbers gelezen. In 2002 verschenen zijn gedichten in de verzamelbundel “Alle gedichten tot dusver“. Een jaar later bundelde uitgever Meulenhoff zijn verhalend proza in “Alle romans tot dusver”. Hier zal het echter bij blijven, want een nieuwe roman en dichtbundel bleven onvoltooid. In 1976 ontving Ouwens de Van der Hoogprijs. Hij werd in 2002 onderscheiden voor zijn gehele oeuvre met de Constantijn Huygensprijs. Ook ontving hij de VSB-prijs voor “Mythologieën“. Kees Ouwens overleed in augustus 2004 op 60-jarige leeftijd na een langdurig ziekbed in Heemstede.
Exil
Ik ontwierp mij
want ik bemoederde het woord
zoogde de letter
verschoonde het leesteken
en trainde het woord zindelijk
Hun zichtbaarheid was violentie
hun aanblik decimeerde mijn verte
hun schriftuur beletterde mijn verstomming
en hun lectuur belas mij de school
Hun beroerten waren de spelfout van hun vernoeming
hun furie doorbrak de linie van
de reguliere zin
van mijn exil was hun alfabet de
berijming
De Omstandigheden
Langzaam maar zeker werd het donker.
En stil. Ik bevond mij in een ruimte.
Ik stond. Daarna lag ik.
Vervolgens sloot ik de ogen.
Nu werd ik slaperig.
Toen het geheel donker was, ontwaakte ik,
waarna ik opstond.
Doelloos trad ik in de buitenlucht.
Daar hoorde ik een stem, die toevallig de mijne was.
Onwillekeurig sprak ik.
Van plezier daarom kletste ik mij met de vlakke hand
op de dijen.
Vervolgens besloot ik te gaan huilen.
De nacht gaf mijn tranen een verrassend aspect.
In het maanlicht werden zij parels.
Bovendien maakte de stilte mijn snikken goed verstaanbaar.
De omstandigheden waren dus gunstig.
Dat maakte me gelukkig.
het begin is er maar is het ik het
zich laten ontbieden? dat de misoogst
van het u, is: ik? de misoogst van het
u: het ik? tegen je pleit ook dan dat
het schone: is: schoon: is: een -isme: is:
dit: is: dat: dood ga je toch: ruim voor de
dood een plaats in: begin alvast met omzien
naar voren, sterf af: wees: wezenlijk,
is: ideaal, is: een idealisme, is: wezenrijk. het
wezen is een idealisme, is: wezenlijk (realisme). rest
wat onspreekbaar is: dat het begin op niets terugvoert
dan dat, daarmee al teveel gezegd is, het, aanvankelijk,
aanvangt (zijn aanvankelijkheid) (dit: dat het werkelijke,
zijn bewijslast afwerpend, je doorstaat: omverplaatst:
bewijst)
de omstreek is ook dan niet sprekend opgevoerd of
toenmalig. de geboortestreek is niet ook beschamend
de eerste die je tegenkomt is de enige die je daarna
nog tegenkomt: de natuur, en je houdt haar staande:
dat je morgen er weer zult zijn, alvast gisteren
was je er vandaag, morgen ben je er
nu al. hoe waar achteraf gesproken hield je nadien het
onvolprezen
Tekening: Siegfried Woldhek