Nu de Tour de France is begonnen en de meet vandaag in Valkenburg lag is het tijd voor een passend gedicht. En dan ontsnap je niet uit het peloton van Willie Verhegghe.
Dichter en prozaïst Willie Verhegghe werd op 22 juni 1947 te Denderleeuw geboren. Hij studeerde journalistiek aan het Pershuis te Brussel en was tot 2003 verbonden aan het Departement WVC, afdeling Muziek, Letteren en Podiumkunsten, eveneens te Brussel.
Hij was redactiesecretaris van Open Deur, het maandblad van het voormalige Ministerie van Cultuur te Brussel en schreef recensies voor Vooruit, De Morgen, Ons Erfdeel, Knack, Wij, Poëziekrant en Het Volk. Hij is vast medewerker aan het Amsterdamse wielertijdschrift ‘De Muur’.
RENNERS STERVEN NIET
– in memoriam Remi Van Vreckom –
Renners sterven niet,
ze verdwijnen alleen maar uit het zicht
eens zij de laatste finish hebben overschreden
en de snelheid van het leven
hen met stijve spieren achterlaat.
Want koersen blijven ze,
ook al vallen hart en wielen stil,
zij gaan in duizend hoofden door
met duwen en nooit doodgaan,
hun zweet geeft blijvend glans
aan het asfalt.
Weet dat
wanneer de aarde hen dan toch
met tegenzin bedekt,
hun naam voor altijd
als een echo tussen bergen
zal weerklinken.
Willie Verhegghe (Denderleeuw, 22 juni 1947)
Christine Lavant werd geboren op 4 juli 1915 als Christine Thonhauser. Zij was het negende kind van een mijnwerkersgezin in St. Stefan im Lavanttal in Oostenrijk. Armoede, depressies en ongeluk in de liefde maken haar leven tot een lijdensweg. Dit voortdurende lijden vormt de kern van Christine Lavants poëzie. Nadat een roman die zij onder haar burgerlijke naam naar een uitgever had gestuurd in 1932 werd afgewezen verbrandde zij al haar literaire werk en nam zij pas in 1945 weer de pen op onder het pseudoniem Lavant. Gestorven is zij op 7 juni 1973 in Wolfsberg / Kärnten.
Die Nacht geht fremd an mir vorbei
Die Nacht geht fremd an mir vorbei
in Mondlicht und in Finsternis,
der Wind, der mich vom Aste riß,
ließ mich verdrossen wieder frei
und gab mir keinen Namen.
Ein Stein mit Feuersamen
erzählt mir viel von einem Stern
und daß er selbst den großen Herrn
in seinem Innern hätte.
Da steh ich auf und glätte
ehrfürchtig jeden Bug an mir
und bitt’ den Stein: Laß mich bei dir
ein wenig wärmer werden!
Er aber sagt: Wärm dich allein!
und brennt verzückt in sich hinein
und ist nicht mehr auf Erden.
So geht es mir mit jedem Ding,
es mag mich niemand haben,
und selbst der Baum, an dem ich hing,
trägt lieber Kräh’ und Raben.
Christine Lavant (4 juli 1915 – 7 juni 1973)
Portret van Werner Berg
Christian Fürchtegott Gellert werd op 4 juli 1715 in Hainichen in het Ertsgebergte geboren als zoon van een predikant. Ondanks de armoedige omstandigheden in het kinderrijke gezin bezocht hij de Fürstenschule in Meißen. Daarna studeerde hij theologie, literatuur en filosofie. Hij voltooide zijn studie niet, maar sloot zich wel aan bij de kring rondom Hij werd medewerker van de “Bremer Beiträge” en verkreeg later toch nog een leerstoel voor poëzie en retorica aan de universiteit van Leipzig. Gellerts werk, geheel schatplichtig aan het gedachtegoed van de Verlichting, was met zijn nuchtere stijl vooral didactisch van aard en toegankelijk voor een groot publiek.
Der Tanzbär
Ein Bär, der lange Zeit sein Brot ertanzen müssen,
Entrann, und wählte sich den ersten Aufenthalt.
Die Bären grüßten ihn mit brüderlichen Küssen,
Und brummten freudig durch den Wald.
Und wo ein Bär den andern sah:
So hieß es: Petz ist wieder da!
Der Bär erzählte drauf, was er in fremden Landen
Für Abenteuer ausgestanden,
Was er gesehn, gehört, getan!
Und fing, da er vom Tanzen redte,
Als ging er noch an seiner Kette,
Auf polnisch schön zu tanzen an.
Die Brüder, die ihn tanzen sahn,
Bewunderten die Wendung seiner Glieder,
Und gleich versuchten es die Brüder;
Allein anstatt, wie er, zu gehn:
So konnten sie kaum aufrecht stehn,
Und mancher fiel die Länge lang danieder.
Um desto mehr ließ sich der Tänzer sehn;
Doch seine Kunst verdroß den ganzen Haufen.
Fort, schrien alle, fort mit dir!
Du Narr willst klüger sein, als wir?
Man zwang den Petz, davonzulaufen.
Sei nicht geschickt, man wird dich wenig hassen,
Weil dir dann jeder ähnlich ist;
Doch je geschickter du vor vielen andern bist;
Je mehr nimm dich in acht, dich prahlend sehn zu lassen.
Wahr ists, man wird auf kurze Zeit
Von deinen Künsten rühmlich sprechen;
Doch traue nicht, bald folgt der Neid,
Und macht aus der Geschicklichkeit
Ein unvergebliches Verbrechen.
Christian Fürchtegott Gellert (4 juli 1715 – 13 december 1769)